Regeling van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, van 31 oktober 2019, nr. IENW/BSK-2019/226993, tot wijziging van de Regeling zeevarenden in verband met de uitvoering van het Verdrag betreffende werk in de visserijsector 2007 (Trb. 2016, 113) en de implementatie van Richtlijn (EU) 2017/159 van de Raad van 19 december 2016 tot uitvoering van de op 21 mei 2012 door het Algemeen Comité van de landbouwcoöperaties van de Europese Unie (COGECA), de Europese Federatie van vervoerswerknemers (EFT) en de Vereniging van de nationale organisaties van visserijondernemingen in de Europese Unie (Europêche) gesloten Overeenkomst betreffende de uitvoering van het Verdrag betreffende werk in de visserijsector van de Internationale Arbeidsorganisatie uit 2007 (PbEU 2017, L25)

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,

Gelet op de artikelen 48, 48a en 48c, derde en vierde lid, van de Wet zeevarenden, artikel 5 van de Wet havenstaatcontrole en Richtlijn (EU) 2017/159 van de Raad van 19 december 2016 tot uitvoering van de op 21 mei 2012 door het Algemeen Comité van de landbouwcoöperaties van de Europese Unie (COGECA), de Europese Federatie van vervoerswerknemers (EFT) en de Vereniging van de nationale organisaties van visserijondernemingen in de Europese Unie (Europêche) gesloten Overeenkomst betreffende de uitvoering van het Verdrag betreffende werk in de visserijsector van de Internationale Arbeidsorganisatie uit 2007 (PbEU 2017, L 25);

BESLUIT:

ARTIKEL I

De Regeling zeevarenden wordt als volgt gewijzigd:

A

Aan artikel 1.3 worden twee leden toegevoegd, luidende:

  • 3. De paragrafen 3 en 4 zijn niet van toepassing op vissersvaartuigen.

  • 4. Paragraaf 4a is uitsluitend van toepassing op van een dek voorziene vissersvaartuigen:

    • a. waarvoor het bouwcontract of het contract voor ingrijpende verbouwing op of na 15 november 2019 is gegund;

    • b. waarvoor het bouwcontract of het contract voor ingrijpende verbouwing voor 15 november 2019 is gegund en dat drie of meer jaren na die datum wordt opgeleverd; of

    • c. waarvan, bij gebrek aan een bouwcontract, op of na 15 november 2019:

      • 1. de kiel is gelegd;

      • 2. de bouw als een herkenbaar specifiek type vaartuig begint; of

      • 3. de assemblage is begonnen, die ten minste 50.000 kilogram of 1 procent van de geschatte massa van alle constructiemateriaal omvat, waarbij de kleinste van de twee hoeveelheden bepalend is.

B

Na artikel 4.6 wordt een paragraaf ingevoegd, luidende:

§ 4a. Huisvesting, voorzieningen, voeding en drinkwater ten behoeve van vissers aan boord van vissersvaartuigen

Artikel 4a.1. Stahoogte

In alle accommodatieruimten is voldoende stahoogte. Voor accommodatieruimten waar de vissers geacht worden gedurende langere tijd achtereen te staan is de stahoogte ten minste 200 centimeter.

Artikel 4a.2. Openingen naar en tussen accommodatieruimten
  • 1. Vanuit visruimen en machinekamers zijn geen directe openingen naar slaapruimten, behalve om als nooduitgang dienst te doen.

  • 2. Directe openingen naar slaapruimten vanuit kombuizen, opslagruimten, droogkamers of gemeenschappelijke sanitaire ruimten zijn waar redelijk en uitvoerbaar vermeden, tenzij uitdrukkelijk elders anders is bepaald.

  • 3. In afwijking van het eerste en tweede lid zijn in vissersvaartuigen met een lengte (L) van 24 meter of meer geen directe openingen naar slaapruimten vanuit visruimen, machineruimten, kombuizen, opslagruimten, droogkamers of gemeenschappelijke sanitaire ruimten, behalve ten behoeve van een nooduitgang.

  • 4. Het gedeelte van een schot dat in het derde lid bedoelde ruimten van nachtverblijven scheidt alsmede de buitenwanden, zijn doelmatig vervaardigd van staal of van ander goedgekeurd materiaal en zijn water- en gasdicht.

  • 5. Het derde lid sluit de aanwezigheid van gedeelde sanitaire ruimten tussen twee slaapruimten niet uit.

Artikel 4a.3. Isolatie accommodatieruimten
  • 1. Accommodatieruimten zijn voldoende geïsoleerd.

  • 2. Materialen die zijn gebruikt voor de constructie van interne scheidingswanden, lambrisering en bekleding, evenals vloeren en verbindingselementen zijn geschikt voor het beoogde doel en dragen bij tot een gezonde omgeving.

  • 3. In alle accommodatieruimten is voldoende waterafvoer.

  • 4. Aan het gestelde in het eerste tot en met derde lid wordt in ieder geval voldaan indien norm A3.1, lid 6, onderdelen b en g, van het Maritiem Arbeidsverdrag, zoals die luidde op 15 november 2019, is toegepast.

Artikel 4a.4. Maatregelen tegen vliegen en andere insecten

Alle praktische maatregelen worden getroffen om accommodatieruimten voor de bemanning van vissersvaartuigen te beschermen tegen vliegen en andere insecten, vooral wanneer het vissersvaartuig actief is in door muggen geteisterde gebieden.

Artikel 4a.5. Nooduitgangen

Alle accommodatieruimten zijn voor zover nodig voorzien van nooduitgangen.

Artikel 4a.6. Ventilatie
  • 1. Accommodatieruimten worden geventileerd, rekening houdend met de klimatologische omstandigheden.

  • 2. Het ventilatiesysteem zorgt constant voor voldoende verse lucht wanneer er vissers aan boord zijn.

  • 3. De ventilatievoorzieningen of andere maatregelen zijn zodanig uitgevoerd dat niet-rokers worden beschermd tegen tabaksrook.

  • 4. In aanvulling op het eerste en tweede lid zijn vissersvaartuigen met een lengte (L) van 24 meter of meer uitgerust met een ventilatiesysteem voor accommodatieruimten dat zodanig is ingesteld dat de lucht van voldoende kwaliteit is en gewaarborgd is dat de luchtcirculatie voldoende is onder alle weers- en klimatologische omstandigheden. Het ventilatiesysteem is te allen tijde in bedrijf wanneer er vissers aan boord zijn.

  • 5. Aan het gestelde in het eerste tot en met vierde lid wordt in ieder geval voldaan indien norm A3.1, lid 7, onderdeel b, en leidraad B3.1.2 van het Maritiem Arbeidsverdrag, zoals die luidde op 15 november 2019, is toegepast.

Artikel 4a.7. Verwarming en airconditioning
  • 1. Accommodatieruimten worden voldoende verwarmd, rekening houdend met de klimatologische omstandigheden.

  • 2. In aanvulling op het eerste lid worden vissersvaartuigen met een lengte (L) van 24 meter of meer, met uitzondering van vissersvaartuigen die uitsluitend in tropische gebieden actief zijn, voldoende verwarmd door middel van een geschikt verwarmingssysteem.

  • 3. Het in het tweede lid bedoelde verwarmingssysteem zorgt, voor zover nodig, onder alle omstandigheden voor warmte en is operationeel wanneer vissers aan boord verblijven of werken en wanneer de omstandigheden dat vereisen.

  • 4. Vissersvaartuigen met een lengte (L) van 24 meter of meer zijn, met uitzondering van vissersvaartuigen die regelmatig actief zijn in gebieden waar de gematigde klimatologische omstandigheden geen airconditioning vereisen, voorzien van airconditioning in accommodatieruimten, op de brug, in de radiokamer en in de gecentraliseerde machinecontrolekamer.

  • 5. Aan het gestelde in het eerste tot en met vierde lid wordt in ieder geval voldaan indien norm A3.1, lid 7, onderdelen b en d, en leidraad B3.1.3, lid 2 en 3, van het Maritiem Arbeidsverdrag, zoals die luidde op 15 november 2019, is toegepast.

Artikel 4a.8. Verlichting
  • 1. Accommodatieruimten zijn van voldoende verlichting voorzien.

  • 2. Indien uitvoerbaar zijn accommodatieruimten met zowel daglicht als kunstlicht verlicht.

  • 3. Slaapruimten kunnen worden afgeschermd van daglicht.

  • 4. In iedere kooi is in aanvulling op de normale verlichting van de slaapruimte voldoende leesverlichting aanwezig.

  • 5. Aan het gestelde in het eerste tot en met vierde lid wordt in ieder geval voldaan indien leidraad B3.1.4, lid 1, van het Maritiem Arbeidsverdrag zoals die luidde op 15 november 2019 is toegepast.

Artikel 4a.9. Noodverlichting
  • 1. Slaapruimten zijn voorzien van noodverlichting.

  • 2. Indien eetruimten, gangen of andere ruimten nooduitgang zijn en niet zijn voorzien van noodverlichting, zijn deze voorzien van permanente nachtverlichting.

  • 3. Vissersvaartuigen met een lengte (L) van 24 meter of meer zijn, in alle delen van de accommodatie waar de bemanning zich vrij kan bewegen, voorzien van verlichting die ten minste zodanig is dat een persoon met een normaal gezichtsvermogen in staat is een normaal gedrukte krant op een heldere dag te lezen.

Artikel 4a.10. Effecten bewegingen vissersvaartuig op slaapruimten
  • 1. Indien het ontwerp, de afmetingen of het gebruik van het vissersvaartuig dat toelaat, zijn slaapruimten zodanig geplaatst dat de gevolgen van bewegingen en versnellingen van het vissersvaartuig tot een minimum beperkt blijven.

  • 2. Slaapruimten zijn achter het aanvaringsschot gelegen.

Artikel 4a.11. Vloeroppervlak slaapruimten
  • 1. Het aantal personen per slaapruimte en het vloeroppervlak per persoon, exclusief de ruimte ingenomen door kooien en kasten, is zodanig dat, rekening houdend met het gebruik van het vaartuig, de vissers aan boord beschikken over voldoende ruimte en comfort.

  • 2. Aan het gestelde in het eerste lid wordt in ieder geval voldaan indien het vloeroppervlak per persoon in een slaapruimte voor scheepsgezellen of in een gecombineerd slaapruimte voor officieren en scheepsgezellen, de ruimte ingenomen door kooien en kasten niet meegerekend, ten minste bedraagt:

    • a. op schepen met een lengte van 13 tot 19 meter: 0,75 vierkante meter;

    • b. op schepen met een lengte van 19 tot 24 meter: 1 vierkante meter.

  • 3. In aanvulling op het eerste en tweede lid is op vissersvaartuigen met een lengte (L) van 24 meter of meer maar minder dan 45 meter het vloeroppervlak van slaapruimten, exclusief de ruimte ingenomen door kooien en kasten, per persoon ten minste 1,5 vierkante meter.

  • 4. In aanvulling op het eerste en tweede lid is op vissersvaartuigen met een lengte (L) van 45 meter of meer het vloeroppervlak van slaapruimten, exclusief de ruimte ingenomen door kooien en kasten, per persoon ten minste 2 vierkante meter.

Artikel 4a.12. Aantal personen per slaapruimte
  • 1. Tenzij uitdrukkelijk anders bepaald, is het toegestane aantal personen per slaapruimte niet meer dan zes.

  • 2. Op vissersvaartuigen met een lengte (L) van 24 meter of meer is het toegestane aantal personen per slaapruimte niet meer dan vier. De Minister kan in bepaalde gevallen uitzonderingen op dit vereiste toestaan, indien het vereiste vanwege de grootte, het type of het beoogde gebruik van het vissersvaartuig naleving onredelijk of onmogelijk maakt.

  • 3. Tenzij uitdrukkelijk anders bepaald en indien uitvoerbaar zijn voor officieren een of meer afzonderlijke slaapruimten aanwezig.

  • 4. Het maximumaantal personen dat in een slaapruimte kan worden ondergebracht is duidelijk leesbaar en onuitwisbaar vermeld op een duidelijk zichtbare plaats in de slaapruimte.

Artikel 4a.13. Slaapruimten voor officieren
  • 1. Op vissersvaartuigen met een lengte (L) van 24 meter of meer beschikken officieren waar mogelijk over een aparte slaapruimte, in geen geval zal de slaapruimte voor officieren meer dan twee kooien bevatten.

  • 2. Onze Minister kan in bepaalde gevallen afwijken van het eerste lid, indien de eisen vanwege de omvang, het type of het beoogde gebruik van het vaartuig onredelijk of niet uitvoerbaar zijn.

Artikel 4a.14. Kooien
  • 1. Kooien hebben geschikte afmetingen voor één persoon, de matrassen zijn vervaardigd van geschikt materiaal.

  • 2. Op vissersvaartuigen met een lengte (L) van 24 meter of meer zijn de binnenmaten van kooien ten minste 200 bij 80 centimeter.

Artikel 4a.15. Comfort slaapruimten
  • 1. Slaapruimten zijn zodanig gelegen en ingericht dat een redelijk comfort voor de vissers is gewaarborgd en netheid wordt bevorderd.

  • 2. Slaapruimten zijn ingericht met kooien, individuele kasten voor kleding en andere persoonlijke eigendommen en een geschikt schrijfoppervlak.

  • 3. Slaapruimten op vissersvaartuigen met een lengte (L) van 24 meter of meer zijn voorzien van een schrijftafel met stoel.

  • 4. Indien uitvoerbaar zijn slaapruimten zodanig gelegen of ingericht dat de privacy voor mannen en voor vrouwen voldoende is gewaarborgd.

Artikel 4a.16. Eetruimten
  • 1. Vissersvaartuigen zijn voorzien van geschikte eetruimten, waar mogelijk, gescheiden van de slaapruimten.

  • 2. Eetruimten zijn zo dicht mogelijk bij de kombuis gelegen, maar zijn niet gelegen voor het aanvaringsschot.

  • 3. In aanvulling op het eerste en tweede lid zijn op vissersvaartuigen met een lengte (L) van 24 meter of meer de eetruimten gescheiden van slaapruimten.

Artikel 4a.17. Afmetingen en uitrusting eetruimten
  • 1. De afmetingen en uitrusting van een eetruimte zijn geschikt voor het aantal personen aan boord.

  • 2. Op vissersvaartuigen met een lengte (L) van 12 meter of meer zijn voor vissers te allen tijde een koelkast met voldoende capaciteit en voorzieningen voor het bereiden van warme en koude dranken beschikbaar.

Artikel 4a.18. Aanwezigheid sanitaire voorzieningen
  • 1. Voor alle personen zijn sanitaire voorzieningen aanwezig, bestaande uit toiletten, wastafels, en baden of douches al naar gelang het gebruik van het vissersvaartuig. Deze voorzieningen voldoen ten minste aan de minimumnormen op het gebied van gezondheid en hygiëne en aan redelijke kwaliteitsnormen.

  • 2. Sanitaire voorzieningen zijn zodanig uitgevoerd dat verontreiniging van andere ruimten uitgesloten is.

  • 3. Sanitaire voorzieningen bieden redelijke privacy.

  • 4. Aan het gestelde in het eerste tot en met derde lid wordt in ieder geval voldaan indien norm A3.1, lid 11, onderdelen a tot en met c, van het Maritiem Arbeidsverdrag zoals die luidde op 15 november 2019, is toegepast.

Artikel 4a.19. Eisen sanitaire voorzieningen
  • 1. Koud en warm stromend water zijn in zodanig voldoende mate beschikbaar voor alle vissers en alle overige personen aan boord dat een behoorlijke hygiëne mogelijk is.

  • 2. Sanitaire voorzieningen zijn voorzien van ventilatie met buitenlucht die onafhankelijk is van overige accommodatieruimten.

  • 3. Oppervlakken in sanitaire accommodatieruimten zijn eenvoudig en doeltreffend te reinigen. Vloeren zijn voorzien zijn van een antislip laag.

  • 4. In aanvulling op het eerste tot en met derde lid zijn op vissersvaartuigen met een lengte (L) van 24 meter of meer voor vissers, die niet beschikken over een eigen slaapruimte met bijbehorende sanitaire voorzieningen, ten minste een bad of douche, een toilet en een wasbak per vier of minder personen aanwezig.

  • 5. Aan het gestelde in het eerste tot en met vierde lid wordt in ieder geval voldaan indien norm A3.1, lid 7, onderdeel c, lid 11, onderdelen a tot en met d en f, en leidraad B3.1.7, lid 1 tot en met lid 3, van het Maritiem Arbeidsverdrag zoals die luidde op 15 november 2019, is toegepast.

Artikel 4a.20. Wasvoorzieningen
  • 1. De nodige voorzieningen voor het wassen en drogen van kleding zijn beschikbaar, rekening houdend met het gebruik van het vissersvaartuig.

  • 2. In aanvulling op het eerste lid zijn op vissersvaartuigen met een lengte (L) van 24 meter of meer toereikende voorzieningen voor het wassen, drogen en strijken van kleding beschikbaar.

  • 3. In aanvulling op het eerste lid zijn op vissersvaartuigen met een lengte (L) van 45 meter of meer toereikende voorzieningen voor het wassen, drogen en strijken van kleding beschikbaar die zijn gelegen in een van slaapruimten, eetruimten en toiletten afgescheiden ruimte, die voldoende is geventileerd en verwarmd en is voorzien van waslijnen of andere middelen voor het drogen van kleding.

Artikel 4a.21. Voorzieningen voor zieke en gewonde vissers
  • 1. Wanneer nodig wordt een slaapruimte beschikbaar gemaakt als ziekenverblijf voor een zieke of gewonde visser.

  • 2. Op vissersvaartuigen van meer dan 950 GT die met een bemanning van 15 vissers of meer een reis van meer dan drie dagen maken, en vissersvaartuigen, ongeacht het aantal bemanningsleden en de duur van de reis, met een lengte (L) van 45 meter of meer is een aparte ziekenboeg aanwezig waar medische zorg kan worden verleend.

  • 3. De ziekenboeg is adequaat uitgerust en verkeert te allen tijde in hygiënische staat.

Artikel 4a.22. Overige voorzieningen

Buiten slaapruimten, maar op een gemakkelijk bereikbare plaats, is een ruimte beschikbaar voor het ophangen van spullen voor gebruik bij slecht weer en andere persoonlijke beschermingsmiddelen.

Artikel 4a.23. Beddengoed, eetgerei en overige verstrekkingen
  • 1. Aan alle vissers aan boord worden eetgerei, beddengoed en ander linnengoed verstrekt.

  • 2. De kosten van het in het eerste lid bedoelde linnengoed kunnen worden ingehouden als exploitatiekosten indien de zee-arbeidsovereenkomst in de zeevisserij, de toepasselijke collectieve arbeidsovereenkomst of de maatschapsovereenkomst op grond waarvan de vissers werk verrichten daarin voorziet.

Artikel 4a.24. Recreatievoorzieningen
  • 1. Vissersvaartuigen met een lengte (L) van 24 meter of meer beschikken over geschikte recreatieve voorzieningen en -diensten voor alle vissers aan boord.

  • 2. Indien geschikt kunnen eetruimten worden gebruikt voor recreatie.

Artikel 4a.25. Communicatievoorzieningen

Alle vissers aan boord krijgen, voor zover mogelijk en binnen redelijke grenzen, toegang tot communicatievoorzieningen tegen een redelijke kostprijs die de totale kostprijs voor de eigenaar van het vissersvaartuig niet overstijgt.

Artikel 4a.26. Kombuis
  • 1. Aan boord zijn kookvoorzieningen en kookgerei beschikbaar. Tenzij uitdrukkelijk anders bepaald en indien uitvoerbaar zijn deze ondergebracht in een afzonderlijke kombuis.

  • 2. Een kombuis, of de kookplaats indien geen afzonderlijke kombuis aanwezig is, is van voldoende afmetingen, goed verlicht, geventileerd en naar behoren uitgerust en onderhouden.

  • 3. In aanvulling op het eerste en tweede lid, beschikken vissersvaartuigen met een lengte (L) van 24 meter of meer over een afzonderlijke kombuis.

Artikel 4a.27. Opslag butaan-propaan voor het koken

Tanks of flessen met butaan- of propaangas voor het koken in een kombuis zijn geplaatst op het open dek en afdoende beschermd tegen externe hittebronnen en andere externe invloeden.

Artikel 4a.28. Opslagvoorzieningen voor levensmiddelen
  • 1. Aan boord is een geschikte plaats met voldoende capaciteit aanwezig voor de opslag van levensmiddelen zodat deze droog, koel en goed geventileerd blijven en bederf wordt voorkomen en worden waar mogelijk koelkasten of andere voorzieningen voor opslag bij lage temperaturen worden gebruikt.

  • 2. Vissersvaartuigen met een lengte (L) van 12 meter of meer beschikken over een provisiekamer, een koelkast en andere voorzieningen voor koele opslag.

Artikel 4a.29. Voeding en drinkwater
  • 1. Aan boord is voldoende voeding en drinkwater aanwezig voor de vissers aan boord gelet op de duur en aard van de reis.

  • 2. Voeding en drinkwater zijn wat betreft voedingswaarde, kwaliteit, kwantiteit en variatie geschikt, waarbij ook rekening is gehouden met de voorschriften en gebruiken omtrent voeding die voortvloeien uit de religie en cultuur van de vissers.

Artikel 4a.30. Hygiëne en netheid
  • 1. Accommodatieruimten worden schoon en bewoonbaar gehouden en zijn vrij van goederen en voorraden die niet tot de persoonlijke eigendommen van de visser behoren en niet bedoeld zijn voor hun veiligheid of redding in geval van nood.

  • 2. Een kombuis en de opslagvoorzieningen voor levensmiddelen worden in een hygiënische staat gehouden.

  • 3. Afval wordt bewaard in goed afgesloten containers en tijdig afgevoerd uit de ruimten waar voedsel wordt bereid.

Artikel 4a.31. Inspectie
  • 1. Aan boord van vissersvaartuigen met een lengte (L) van meer dan 24 meter worden door of op gezag van de schipper een maal per reis doch ten minste een maal per maand inspecties uitgevoerd om te waarborgen dat:

    • a. accommodatieruimten schoon, aanvaardbaar bewoonbaar, veilig en in een goede staat van onderhoud verkeren;

    • b. voedsel- en watervoorraden toereikend zijn; en

    • c. kombuis, ruimten en uitrusting voor de opslag van voedsel hygiënisch zijn en in een goede staat van onderhoud verkeren.

  • 2. De bevindingen van deze inspecties en de getroffen maatregelen om eventuele tekortkomingen te verhelpen worden vermeld in het scheepsdagboek.

Artikel 4a.32. Uitzonderingen

De Minister kan na overleg met de betrokken organisaties van scheepsbeheerders en vissers uitzonderingen op de bepalingen van deze paragraaf toestaan opdat, zonder discriminatie, rekening kan worden gehouden met de belangen van vissers met onderling verschillende en bijzondere religieuze en sociale gewoonten, op voorwaarde dat deze uitzonderingen er niet toe leiden dat de algemene algehele omstandigheden minder gunstig zijn dan die welke voortvloeien uit de toepassing van deze paragraaf.

C

Na artikel 5.10 wordt een paragraaf ingevoegd, luidende:

§5a. Visserij-arbeidscertificaat

Artikel 5a.1. Modellen

Het model voor het visserij-arbeidscertificaat voor vissersvaartuigen is opgenomen in bijlage G.

Artikel 5a.2. Geldigheidsduur certificaten

Een visserij-arbeidscertificaat heeft een geldigheidsduur van ten hoogste 5 jaar.

Artikel 5a.3. Afgifte en verlenging certificaten

De artikelen 5.3 tot en met 5.7 zijn van overeenkomstige toepassing op het visserij-arbeidscertificaat.

D

In artikel 7.2, tweede lid, onderdeel c, wordt na ‘Maritiem Arbeidsverdrag’ ingevoegd ‘of het Verdrag betreffende werk in de visserijsector’.

E

In artikel 7.3, vierde lid, onderdeel a, wordt na ‘Maritiem Arbeidsverdrag’ ingevoegd ‘, het Verdrag betreffende werk in de visserijsector’.

F

Na bijlage F wordt een bijlage ingevoegd, luidende:

BIJLAGE G, BEHORENDE BIJ ARTIKEL 5A.1 VAN DE REGELING ZEEVARENDEN

Model Visserij-arbeidscertificaat

Work in Fishing Convention, 2007

Declaration of Work in Fishing Convention Compliance

Issued under the authority of the Government of the Netherlands

by

the Minister of Infrastructure and Water Management

With respect to the provisions of the Work in Fishing Convention, 2007 (hereinafter C188) of the International Labour Organization, which has been ratified by the Netherlands on

November 15th 2019, the following referenced fishing vessel:

Name of Fishing Vessel

IMO number / Identification sign

   

Gross Tonnage (GT)

Length according to ICLL ‘66

   

Port of Registry

Category

   

Name fishing vessel owner

Address fishing vessel owner

   

is maintained in accordance with Part VII of the Convention.

The undersigned declares, on behalf of the abovementioned competent authority, that:

  • a. the fishing vessel has been inspected on compliance with the following matters relating to the provisions on living and working conditions on board fishing vessels of C188:

    • (i) responsibilities of fishing vessel owners, skippers and fishers

    • (ii) minimum age

    • (iii) medical certification

    • (iv) manning, including qualifications of the skipper

    • (v) hours of rest

    • (vi) crew list

    • (vii) fishers work agreement, including, inter alia, social security and protection in cases of work-related sickness, injury or death, as set out in Annex II to C188

    • (viii) repatriation

    • (ix) recruitment and placement of fishers, including private employment agencies

    • (x) payment of fishers

    • (xi) accommodation

    • (xii) food and water

    • (xiii) medical care

    • (xiv) occupational safety and health

  • b. the Netherlands

    • (i) has ratified the Private Employment Agencies Convention, 1997 (hereinafter C181) of the International Labour Organization

    • (ii) allows private employment agencies, that provide the services referred to in paragraph 1(b) of Article 1 of C181, to operate in its fishing sector, and

    • (iii) has allocated the following fishing vessel owner responsibilities under C188 to such agencies: sign the fisher’s work agreement as the fisher’s contracting party and fulfil that party’s obligations under the agreement while the fishing vessel owner shall be liable should the agency default on these obligations;

  • c. the Netherlands has allowed the following flexibility if any.

  • d. the vessel was found in compliance with the provisions of C188 concerning living and working conditions on board fishing vessels.

ARTIKEL II

De Regeling havenstaatcontrole wordt als volgt gewijzigd:

A

Na artikel 3 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 3a

De ambtenaren van de Inspectie Leefomgeving en Transport voeren jaarlijks inspecties dan wel controles uit van vissersvaartuigen ter waarborging van de naleving van het op 14 juni 2007 te Genève tot stand gekomen Verdrag betreffende werk in de visserijsector (Trb.  216, 113).

B

In artikel 21 wordt ‘15 tweede lid, 16, 17, 18 en 20’ vervangen door ‘15, tweede lid, 16 tot en met 18’.

ARTIKEL III

Deze regeling treedt in werking met ingang van 15 november 2019.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, C. van Nieuwenhuizen Wijbenga

TOELICHTING

1. Aanleiding en achtergrond

Met deze wijzigingsregeling is de Regeling zeevarenden (hierna: regeling) gewijzigd in verband met de uitvoering van het Verdrag betreffende werk in de visserijsector1 (hierna: verdrag) en de implementatie van richtlijn nr. 2017/159/EU2 (hierna: richtlijn). De richtlijn treedt in werking tegelijkertijd met het bovengenoemde verdrag, maar moet uiterlijk op 15 november 2019 in Nederlandse regelgeving zijn geïmplementeerd.

De uitvoering en implementatie bestaat uit meerdere onderdelen waaronder een wetswijziging3 en een wijziging van het Schepelingenbesluit die gelijktijdig met deze wijzigingsregeling in werking treden. De voorliggende wijzigingsregeling omvat de accommodatie-eisen voor nieuwe vissersvaartuigen.

2. Hoofdlijnen wijziging Regeling zeevarenden

De wijzigingsregeling omvat de eisen die gesteld worden aan accommodatieruimten op vissersvaartuigen. Deze eisen vloeien voort uit bijlage III van het verdrag en bijlage 2 van de richtlijn. Daartoe is een nieuwe paragraaf 4a in de regeling opgenomen. De eisen zijn overgenomen uit het verdrag en voor zover dat nodig was aangepast vanwege de richtlijn. De aanpassingen van de richtlijn ten opzichte van het verdrag zijn zeer beperkt. Het betreft in hoofdzaak het ontbreken van drie grondslagen om als verdragspartij te mogen afwijken van het verdrag. Deze grondslagen zijn niet in de richtlijn opgenomen. Voor een verdere toelichting over de verschillen tussen de richtlijn en het verdrag wordt verwezen naar paragraaf 1.2 van de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel houdende implementatie van het verdrag en van de richtlijn. Er is sprake van strikte implementatie.

Paragraaf 4a van deze wijzigingsregeling is alleen van toepassing op van een dek voorziene vissersvaartuigen die gebouwd of ingrijpend verbouwd zijn op of na 15 november 2019 of waarvan, bij gebrek aan een bouwcontract, op of na 15 november 2019 de kiel is gelegd. Dit is de datum waarop de richtlijn moet zijn geïmplementeerd. Voor bestaande vissersvaartuigen blijft het Schepelingenbesluit van toepassing. De opname van accommodatie eisen voor vissersvaartuigen in de regeling is in lijn met de eisen voor de handelsvaart. In een later stadium zal bezien worden of overheveling van de bestaande accommodatie eisen naar de regeling mogelijk is.

3. Gevolgen

De effecten van de nieuwe voorschriften met betrekking tot huisvesting aan boord van vissersvaartuigen zijn zeer beperkt. Enerzijds worden voor bestaande schepen de voorschriften van het Schepelingenbesluit gehandhaafd. Anderzijds zijn de verschillen tussen de huisvestingseisen van het verdrag en de richtlijn ten opzichte van het Schepelingenbesluit niet groot. Om aan te tonen dat werd voldaan aan de eisen van het Schepelingenbesluit was een certificaat voor de verblijven vereist. De certificering van de verblijven is op grond van het verdrag nu opgenomen in het visserij-arbeidscertificaat. Per saldo heeft dit verschil tussen het Schepelingenbesluit en deze regeling nauwelijks effect. Andere effecten van deze regeling zijn aan de orde geweest in het kader van de implementatiewet. De wijzigingsregeling is voorgelegd aan het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR). Het ATR deelt de analyse dat er geen (omvangrijke) gevolgen zijn voor de regeldruk. Het ATR heeft om die reden geen formeel advies uitgebracht.

4. Uitvoering en handhaving

De uitvoering en handhaving van de onderhavige regelgeving is in handen van de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT). De ILT heeft een Handhaafbaarheids-, Uitvoerbaarheids- en Fraudebestendigheidstoets (HUF-toets) uitgevoerd inzake de implementatiewetgeving van het verdrag en de richtlijn. Verwezen wordt naar paragraaf 5.1 van het bovengenoemd wetsvoorstel. Het gaat enerzijds om vlaggenstaatverplichtingen. De vlaggenstaat is verantwoordelijk voor de naleving en handhaving van de normen van het verdrag ten aanzien van haar schepen. Anderzijds gaat het om havenstaatverplichtingen.

Een havenstaat is verantwoordelijk voor het controleren van de naleving van het verdrag door schepen onder buitenlandse vlag die zijn havens aandoen. Het doel van havenstaatcontroles is het tegengaan van oneerlijke concurrentie met zogenoemde ‘sub standaard schepen’ waarbij niet voldaan wordt aan de internationale vereisten die voortkomen uit het verdrag.

De vlaggenstaatbepalingen hebben betrekking op schepen onder Nederlandse vlag. Voor zover de verdragsbepalingen betrekking hebben op buitenlandse vissersvaartuigen vindt de implementatie plaats in het kader van de Wet havenstaatcontrole. Artikel 43, tweede lid, van het verdrag regelt dat, indien een vissersvaartuig tijdens de normale exploitatie of om operationele redenen een haven van een verdragsstaat aandoet en die staat een klacht ontvangt of bewijs krijgt dat dit vaartuig niet voldoet aan de vereisten van dit verdrag, die staat een rapport kan zenden aan de regering van de vlaggenstaat van het vaartuig en de nodige maatregelen kan nemen om alle omstandigheden aan boord, die kennelijk gevaarlijk zijn voor de veiligheid of gezondheid, te verbeteren. Voor de uitvoering van dit artikel dient te worden voorzien in bevoegdheden jegens vissersvaartuigen die zich bevinden in een Nederlandse haven en varen onder een andere vlag dan die van de havenstaat Nederland. Bij het uitvoeren van de havenstaatcontroles worden de ‘Guidelines on flag State inspection of working and living conditions on board fishing vessels’, zoals vastgesteld door de Internationale Arbeids Organisatie (IAO), in acht genomen.

5. Financiële gevolgen

De meeste voorschriften heeft Nederland al opgenomen in het huidige Schepelingenbesluit. Dit brengt met zich mee dat er geen of nauwelijks financiële gevolgen zijn die voortvloeien uit de nieuwe accommodatie eisen. Wat betreft de financiële gevolgen vanwege het visserij-arbeidscertificaat wordt verwezen naar paragraaf 5.2 van het bovengenoemd wetsvoorstel.

6. Advies en consultatie

Het ontwerp van deze wijzigingsregeling is voorgelegd aan de meest representatieve organisaties van werkgevers en werknemers in de bedrijfstak zeevisserij: CNV Vakmensen, VisNed, de Nederlandse Vissersbond, de Redersvereniging voor de Zeevisserij, de Stichting Sectorraad Visserij, Stichting LIFE platform Nederland, NetViswerk en het Platform Maritiem. Deze hebben aangegeven zich te kunnen vinden in de voorgestelde wijzigingen. Er is afgezien van brede internetconsultatie omdat het (strikte) implementatie betreft waarin consultatie niet in betekenende mate kan leiden tot aanpassing van het voorstel, zoals bij 1-op-1 implementatie van EU-regelgeving. Dit is conform het kabinetsbeleid opgenomen in de verzamelbrief regeldruk 2011-2015 van 19 september 2011 (Kamerstukken II 2010/11, 29 515 nr. 333 en Kamerstukken 29 279, nr. 62, blz. 4).

7. Inwerkingtreding en overgangsrecht

De regeling treedt met ingang van 15 november 2019 in werking. Dit is de datum waarop de richtlijn moet zijn geïmplementeerd. Deze datum van inwerkingtreding brengt met zich mee dat is afgeweken van het systeem van Vaste Verandermomenten (Kamerstukken II 2008/09, 29 515, nr. 270 en 2009/10, 29 515, nr. 309). Hiertoe is een beroep gedaan op de vierde uitzonderingsgrond: Europese of internationale regelgeving. Deze uitzonderingsgrond biedt de mogelijkheid om af te wijken van het systeem voor Vaste Verandermomenten indien Europese implementatietermijnen onvoldoende ruimte bieden voor toepassing van vaste inwerkingtredingdata. Er is geen noodzaak voor overgangsbepalingen.

ARTIKELSGEWIJS

Artikel I

Onderdeel A

Met dit onderdeel is een onderscheid bewerkstelligd wat betreft de accommodatie eisen voor schepen in de handelsvaart en de visserij. Met artikel 1.3, derde lid, is bepaald dat de paragrafen 3 en 4 niet van toepassing zijn op vissersvaartuigen. Deze paragrafen betreffen huisvesting, voorzieningen, voeding en drinkwater ten behoeve van zeevarenden aan boord van schepen in de handelsvaart en omvatten eisen die voorvloeien uit het Maritiem Arbeidsverdrag4. De eisen voor vissersvaartuigen die voortvloeien uit het verdrag zijn opgenomen in de nieuwe paragraaf 4a. Met artikel 1.3, vierde lid, is bepaald dat deze paragraaf alleen geldt voor vissersvaartuigen. Hierbij moet worden opgemerkt dat deze paragraaf, conform het verdrag, alleen van toepassing is op schepen die zijn gebouwd of waarvan de kiel is gelegd na de inwerkingtreding van deze wijzigingsregeling.

In het onderstaande schema wordt duidelijk gemaakt welke regels voor de huisvesting, voorzieningen, voeding en drinkwater ten behoeve van vissers aan boord van vissersvaartuigen van toepassing zijn.

Begrip

Gebouwd of kiel gelegd

Toepasselijke regelgeving ten aanzien van huisvesting en voorzieningen, voeding en drinkwater

Vissersschip

Op of na de datum waarop deze regeling in werking is getreden

Paragraaf 4a van de Regeling zeevarenden

Bestaand vissersschip

Op of na 12 mei 1977

Artikelen 68 tot en met 83 Schepelingenbesluit

Oud visserschip als bedoeld in het Schepelingenbesluit

Vóór 12 mei 1977

Artikelen 46 tot en met 64 van het Schepelingenbesluit zoals dat luidde na de inwerkingtreding van het koninklijk besluit van 5 juni 1975, Stb. 327, tenzij op grond van artikel 84 is bepaald dat de artikelen 86 tot en met 81 van het Schepelingenbesluit geheel of gedeeltelijk van toepassing zijn

Onderdeel B

Met dit onderdeel zijn de eisen vastgelegd met betrekking tot de huisvesting, voorzieningen, voeding en drinkwater in vissersvaartuigen. De eisen zijn opgenomen in paragraaf 4a. Deze eisen zijn strikt overgenomen uit bijlage III van het verdrag en de daarmee correspondeerde bijlage II van de richtlijn. In onderstaande implementatietabel is aangegeven in welke artikelen van de regeling de desbetreffende voorschriften zijn opgenomen.

In deze regeling is gebruik gemaakt van het begrip ‘accommodatieruimten’, omdat deze term in het verdrag en de richtlijn wordt gebruikt. Het betreft alle ruimten aan boord waar vissers gedurende hun verblijf aan boord gebruik van (kunnen) maken en waaraan in deze regeling minimumeisen worden gesteld om het welzijn van vissers zeker te stellen. In paragraaf 4a van de regeling zijn veel regels opgenomen die specifiek betrekking hebben op de accommodatie als geheel of op een bepaald type verblijf, bijvoorbeeld slaapruimten (de hutten van de vissers) of de eetruimten.

Op onderdelen is voor de nadere normering over huisvesting en andere voorzieningen voor vissers (alsmede de regels in paragraaf 4a over voeding en drinkwater) in een aantal gevallen aansluiting gezocht bij de regels van het Schepelingenbesluit.

In een aantal andere gevallen is rechtstreeks verwezen naar de normering die ook voor de handelsvaart geldt. Dat geldt met name voor de artikelen 4a.3, 4a.6 tot en met 4a.8 en 4a.18 en 4a.19. In deze artikelen is aangesloten bij hetgeen in de toepasselijke normering van het Maritiem Arbeidsverdrag is opgenomen zoals die luidde op 15 november 2019. Het betreft een statische verwijzing. Dit is nodig om te voorkomen dat eventuele wijzigingen van het Maritiem Arbeidsverdrag direct van toepassing worden op vissersvaartuigen. Eventuele wijzigingen zullen van geval tot geval worden beoordeeld op de toepasbaarheid en de wenselijkheid op vissersvaartuigen.

Voor zover het Schepelingenbesluit regels geeft die verdergaande bescherming bieden aan de zeevarenden dan de voorschriften die het verdrag geeft, zijn die regels van het Schepelingenbesluit overgenomen. Dit is in overeenstemming met artikel 19, lid 8, van de Constitutie van de ILO alsmede artikel 6, tweede lid, van het verdrag en artikel 2, derde lid, van de richtlijn, waarin staat dat ratificering van een ILO-verdrag niet mag leiden tot een verlaging van de bescherming die werknemers al genoten op grond van nationale regelgeving. Dat geldt bijvoorbeeld inzake de vereisten voor afmetingen van de kooien. In het Schepelingenbesluit is opgenomen dat de binnenmaat van een kooi tenminste 200 centimeter moet zijn. Dit terwijl in het verdrag 198 centimeter wordt voorschreven voor de binnenmaat van een kooi. Dat betekent dat in artikel 4a.14 is uitgegaan van een binnenmaat van een kooi van tenminste 200 centimeter.

Artikel 4a.31 bepaalt dat er regelmatig door of op gezag van de schipper inspecties uitgevoerd moeten worden om te waarborgen dat accommodatieruimten schoon, aanvaardbaar bewoonbaar, veilig en in een goede staat van onderhoud verkeren, dat voedsel- en watervoorraden toereikend zij en de kombuis, ruimten en uitrusting voor de opslag van voedsel hygiënisch zijn en in een goede staat van onderhoud verkeren. Zowel het verdrag als de richtlijn vullen niet nader in wat als regelmatig beschouwd kan worden. In de praktijk kan worden aangenomen dat een dergelijke inspectie eens per reis of ten minste eens per maand uitgevoerd zou moeten worden. Daarbij is aangesloten bij hetgeen in artikel 4.6 van deze regeling is bepaald. De bevindingen van de inspectie worden in het scheepsdagboek vermeld. Dit is ook in lijn met de frequentie van bepaalde veiligheidsoefeningen die op grond van het Verdrag van Torremolinos5 en Richtlijn 97/70/EEG6 moeten worden uitgevoerd.

Verhouding met Arbeidsomstandighedenbesluit

Bij de bouw, verbouwing, inrichting en het onderhoud van de verblijven op schepen gelden naast de in deze regeling gegeven specifieke regels, ook de regels met betrekking tot arbeidsomstandigheden, zoals geregeld bij en krachtens de Arbeidsomstandighedenwet.

In de onderstaande tabel is per voorschrift aangegeven in welk artikel van de regeling deze is geïmplementeerd.

Transponeringstabel

Rz

§4a Huisvesting, voorzieningen, voeding en drinkwater

C 188

Bijlage III accommodatie

Ontwerp en constructie

Richtlijn

Bijlage II accommodatie

Ontwerp en constructie

artikel

voorschrift

voorschrift

1

1.1

1

2

1.3, lid 4

2/9/11/12

3/8/10/11

1.3.d

3

4

4

1.3.e

5

5

1.3.f

6

6

7

7

8

9

8

10

9

4a.1

13/14

12/13

15

Geen optie in richtlijn

4a.2

16/17

14/15

4a.3

18

16

4a.4

19

17

4a.5

20

18

4a.6

23/24/25

21/22/23

4a.7

26/27/28

24/25/26

4a.8

29/30/31/34

27/28/29/32

4a.9

32/33

30/31

4a.10

35

33

4a.11

36/37/38

34/35/36

39

Geen optie in richtlijn

4a.12

40/41/42/44

37/38/39/41

4a.13

43

40

4a.14

45/46

42/43

47

Geen optie in richtlijn

4a.15

48/49/50

44/45/46

4a.16

51/52/53

47/48/49

4a.17

54/55

50/51

4a.18

56/57

52/53

62

Geen optie in richtlijn

4a.19

58/59/60/61

54/55/56/57

4a.20

63/64/65

58/59/60

4a.21

66/67

61/62

4a.22

68

63

4a.23

69

64

4a.24

70

65

4a.25

71

66

4a.26

72/73/74

67/68/69

4a.27

75

70

4a.28

76/77

71/72

4a.29

78

73

79

74

4a.30

80/81/83

75/76/77

4a.31

83

78

4a.32

84

79

     

Regeling geluidniveaus aan boord van vissersvaartuigen

   

2 tot en met 8

21/22

19/20

Onderdeel C

Met dit onderdeel is paragraaf 5a opgenomen dat uitvoeringsregels betreft met betrekking tot het visserij-arbeidscertificaat.

Onderdeel D

Met dit onderdeel in artikel 7.2, tweede lid, onderdeel c, is bewerkstelligd dat de klachtenprocedure aan boord het klachtrecht in artikel 43 van het verdrag ten aanzien van de vermoedelijke schending van het verdrag niet mag beperken.

Onderdeel E

Met dit onderdeel in artikel 7.3, vierde lid, onderdeel a, is bewerkstelligd dat de klachtenprocedure ook van toepassing is op klachten over schending van het verdrag.

Onderdeel F

Met dit onderdeel is het format opgenomen van het visserij-arbeidscertificaat.

Artikel II

Onderdeel A

Met dit onderdeel is de bevoegdheid geregeld voor het doen van havenstaatcontrole op buitenlandse vissersvaartuigen die een Nederlandse haven aandoen. Daarmee kan gecontroleerd worden op de naleving van het verdrag. Hiermee is invulling gegeven aan artikel 44 van het verdrag waarin is opgenomen dat vissersvaartuigen die onder de vlag varen van een Staat, die het verdrag niet heeft bekrachtigd geen gunstiger behandeling ontvangen dan de vissersvaartuigen die onder de vlag varen van een lid dat het wel heeft bekrachtigd

Onderdeel B

Met dit onderdeel is artikel 21 gewijzigd in die zin dat artikel 20 is geschrapt uit de lijst van artikelen die niet van toepassing zijn op buitenlandse vissersvaartuigen die een Nederlandse haven aandoen. Dit artikel betreft het klachtrecht van een persoon of organisatie die een legitiem belang heeft bij de veiligheid van een schip, met inbegrip van de veiligheids- en gezondheidsrisico’s voor de bemanning, leef- en werkomstandigheden aan boord en de voorkoming van verontreiniging. Daarmee is invulling gegeven aan artikel 43 van het verdrag.

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, C. van Nieuwenhuizen Wijbenga


X Noot
1

Het op 14 juni 2007 door de Internationale Arbeidsconferentie te Genève tijdens haar zesennegentigste zitting aangenomen Verdrag betreffende werk in de visserijsector (IAO-Verdrag nr. 188) (Trb. 2016, 113).

X Noot
2

Richtlijn (EU) 2017/159 van de Raad van 19 december 2016 tot uitvoering van de op 21 mei 2012 door het Algemeen Comité van de landbouwcoöperaties van de Europese Unie(COGECA), de Europese Federatie van vervoerswerknemers(EFT) en de Vereniging van de nationale organisaties van visserijondernemingen in de Europese Unie (Europêche) gesloten Overeenkomst betreffende de uitvoering van het Verdrag betreffende werk in de visserijsector van de Internationale Arbeidsorganisatie uit 2007 (PbEU 2017, L25).

X Noot
3

Het voorstel van wet houdende implementatie van het Verdrag betreffende werk in de visserijsector (Trb. 2011, 152) en van Richtlijn (EU) 2017/159 van de Raad van 19 december 2016 tot uitvoering van de op 21 mei 2012 door het Algemeen Comité van de landbouwcoöperaties van de Europese Unie (COGECA), de Europese Federatie van vervoerswerknemers (EFT) en de Vereniging van de nationale organisaties van visserijondernemingen in de Europese Unie (Europêche) gesloten Overeenkomst betreffende de uitvoering van het Verdrag betreffende werk in de visserijsector van de Internationale Arbeidsorganisatie uit 2007 (PbEU 2017, L 25) (Kamerstukken II 2018/19, 35 194 nr. 2).

X Noot
4

Het op 23 februari 2006 in Genève tot stand gekomen Maritiem Arbeidsverdrag, 2006 (Trb. 2007, 93) en de bij dat verdrag behorende bindende protocollen en aanhangselen.

X Noot
5

Het op 2 april 1977 te Torremolinos tot stand gekomen Verdrag voor de beveiliging van vissersvaartuigen (Trb. 1980, 139).

X Noot
6

Richtlijn 97/70/EG van de Raad van 11 december 1997 betreffende de invoering van een geharmoniseerde veiligheidsregeling voor vissersvaartuigen waarvan de lengte 24 m of meer bedraagt (PbEU 1998, L34).

Naar boven