TOELICHTING
I. Algemeen
Deze regeling bevat de zogenaamde tweede tranche van de Regeling uitvoering Crisis-
en herstelwet (hierna: Ru Chw).
Met artikel I wordt de Ru Chw gewijzigd en aangevuld.
In onderdeel A wordt aan het experiment met ontwikkelingsgebieden, bedoeld in artikel 2.2 van de
Crisis- en herstelwet (hierna: Chw), een gebied toegevoegd. Het gaat om het deelgebied
Maasterras in de gemeente Dordrecht. Dit gebied wordt als deelgebied van het project
Spoorzone daarnaast toegevoegd aan het experiment met het bestemmingsplan met verbrede
reikwijdte, omdat op voorhand duidelijk is dat beide instrumenten noodzakelijk zijn
om de in het deelgebied gewenste ontwikkelingen te realiseren.
In onderdeel B worden acht gebieden toegevoegd aan het experiment van het bestemmingsplan met verbrede
reikwijdte in artikel 7c van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet (hierna:
Bu Chw). Met dit experiment wordt vooruitgelopen op het omgevingsplan uit de Omgevingswet
(Stb. 2016, 156). Het gaat om gebieden in de gemeenten Beemster, Bergen (L), Doesburg, Dordrecht,
Lelystad, Nieuwegein, Schiedam en Zoetermeer.
In onderdeel C worden vijf gebieden toegevoegd aan het experiment van het bestemmingsplan met verbrede
reikwijdte voor het hele grondgebied van de gemeente in artikel 7g van het Bu Chw.
Met dit experiment wordt vooruitgelopen op het omgevingsplan uit de Omgevingswet.
Het gaat om de gemeenten Arnhem, Doetinchem, Ermelo, Leiden en Veenendaal.
In onderdeel D wordt een gebied toegevoegd aan het experiment van de vereenvoudigde bouwtoets in
artikel 6g van het Bu Chw. Met dit experiment beoordeelt de gemeente voor bepaalde
bouwwerken niet meer vooraf of het bouwwerk voldoet aan de voorschriften van het Bouwbesluit
2012. De gemeente Doesburg wordt aan dit experiment toegevoegd.
In artikel II wordt de inwerkingtreding geregeld.
Bij deze regeling worden in hoofdzaak projecten en gebieden toegevoegd aan experimenten
waarvoor nog nadere besluitvorming noodzakelijk is voordat het experiment daadwerkelijk
kan worden toegepast. Daarbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan het vaststellen
van een bestemmingsplan, zoals dat ook voor de projecten en gebieden die bij deze
regeling worden toegevoegd het geval is. Voor deze zogenaamde indirecte experimenten
volgt uit de beleidsregel (Stcrt. 2019, 36718) dat de betrokkenheid van de gemeenteraad respectievelijk provinciale staten, omwonenden
en andere belanghebbenden voldoende geborgd is in de fase van nadere besluitvorming.
In dit geval betekent dit dus de voorbereiding van het bestemmingsplan volgens de
uniforme openbare voorbereidingsprocedure, bedoeld in afdeling 3.4 van de Algemene
wet bestuursrecht.
Alleen de toevoeging van het gebied Beinum in de gemeente Doesburg aan het experiment
van de vereenvoudigde bouwtoets is te kwalificeren als een direct experiment. Door
deze toevoeging zal het bevoegd gezag voor een aantal bouwwerken niet langer meer
vooraf in het kader van de vergunningprocedure beoordelen of het desbetreffende bouwwerk
voldoet aan de voorschriften van het Bouwbesluit 2012. Op grond van de beleidsregel
moet uit de aanmelding van een direct werkend experiment blijken dat de gemeenteraad
betrokken is geweest en dat omwonenden en andere belanghebbenden in kennis zijn gesteld
van de aanmelding. In Doesburg heeft het college de raad geïnformeerd middels een
raadsinformatiebrief. In de aanmelding en in de raadsinformatiebrief is opgenomen
dat samen met belanghebbenden wordt gewerkt aan de invulling voor dit gebied. De gemeente
heeft hier inmiddels al de eerste concrete stappen gezet door het uitzetten van een
bewonersenquête. De aanmelding van de gemeente Doesburg voldoet hiermee aan de beleidsregel.
II. Artikelsgewijs
Onderdeel A
Algemeen
Aan het experiment met ontwikkelingsgebieden, bedoeld in artikel 2.2 van de Chw, wordt
een gebied toegevoegd. Zoals in de toelichting bij de eerste tranche van het Bu Chw
(Stb. 2010, 289) is aangegeven, gaat het bij ontwikkelingsgebieden met name om het mogelijk maken
van gewenste maatschappelijke ontwikkelingen die door het ontbreken van milieugebruiksruimte
niet van de grond komen. Te denken valt aan gebieden in transitie en aan intensivering
van ruimtegebruik op en rond bedrijventerreinen. De aanwijzing als ontwikkelingsgebied
maakt het mogelijk dat tijdelijk kan worden afgeweken van bepaalde milieunormen. Een
voorwaarde hiervoor is dat in het bestemmingsplan wordt gewaarborgd dat uiterlijk
binnen tien jaar nadat het bestemmingsplan onherroepelijk is geworden weer aan de
geldende milieunormen wordt voldaan.
Het gebied dat aan het experiment, bedoeld in artikel 2.2 van de wet, wordt toegevoegd,
wordt hieronder beschreven.
Deelgebied Maasterras, gemeente Dordrecht
Het gebied Maasterras is een van de vier deelgebieden van het project Spoorzone. Dit
project omvat een aantal ontwikkelings- en transformatiegebieden langs de spoorlijn
Rotterdam – Breda in de gemeenten Dordrecht en Zwijndrecht. De ontwikkelings- en transformatiegebieden
betreffen vier deelgebieden in de gemeente Dordrecht, te weten Maasterras, 19e Eeuwse
Schil/Stationsomgeving, Leerpark/Gezondheidspark en Amstelwijck. De vier Dordtse deelgebieden
bieden opgeteld de mogelijkheid aan de bouw van circa 5.600 nieuwe woningen en veel
ruimte voor andere functies (stedelijk interactiemilieu, kennisintensieve dienstensector,
recreatieve en horeca-activiteiten, kantoren, campusmilieu, Maakfabriek, onderwijs,
bedrijven). Het deelgebied Maasterras vormt een belangrijke entree van de stad. Hier
is sprake van een duurzame transformatie van een verouderd, gemengd stedelijk gebied
rondom een kleinschalig bedrijventerrein, gelegen in de invloed van meerdere hoofd(spoor)wegen
en een gezoneerd industrieterrein. Deze ligging en de effecten daarvan op de omgeving
maken de transformatieopgave en (gefaseerde) realisatie complex. De aanwijzing als
ontwikkelingsgebied faciliteert en versterkt de ontwikkelingsmogelijkheden van dit
gebied doordat tijdelijk afgeweken kan worden van milieunormen. Voor nog aanwezige
zwaardere bedrijven zal een passende regeling worden getroffen. Ook zal een regeling
worden getroffen voor de geluidwering van omliggende infrastructuur. De gemeente kan
alleen tijdelijk afwijken van milieunormen als in het bestemmingsplan wordt aangetoond
en gewaarborgd dat binnen tien jaar weer aan de geldende normen kan worden voldaan.
Onderdeel B
Algemeen
Aan het experiment van het bestemmingsplan met verbrede reikwijdte in artikel 7c van
het Bu Chw worden acht gebieden toegevoegd. Met dit experiment kunnen gemeenten vooruitlopen
op de in de Omgevingswet beoogde verbreding van het bestemmingsplan tot een omgevingsplan.
De gemeenten waar deze gebieden liggen, hebben voor deze gebieden te kennen gegeven
dat de bestaande regelgeving op het gebied van ruimtelijke ordening beperkingen heeft
voor het bereiken van de gewenste ontwikkelingen in het betreffende gebied.
De gebieden die met deze regeling worden toegevoegd aan het experiment, bedoeld in
artikel 7c van het Bu Chw, liggen in de gemeenten Beemster, Bergen (L), Doesburg,
Dordrecht, Lelystad, Nieuwegein, Schiedam en Zoetermeer. De aangewezen projecten bevinden
zich in verschillende stadia van het planvormingsproces. In sommige gevallen weet
de gemeente al precies welke ontwikkelingen zullen plaatsvinden, waar regelgeving
wringt en zijn er al concrete ideeën over de invulling van het bestemmingsplan met
verbrede reikwijdte. In andere gevallen weet de gemeente wel de ontwikkelingsrichting
die ze mogelijk wil maken en is duidelijk dat het bestaande instrumentarium onvoldoende
ruimte biedt om deze ontwikkeling te realiseren. Deze gemeenten weten echter nog niet
precies wanneer de ontwikkelingen zullen plaatsvinden (organische gebiedsontwikkeling),
of hebben nog geen duidelijkheid welke elementen van de verbrede reikwijdte toegepast
zullen worden in het bestemmingsplan. Daarom levert deze innovatie in wet- en regelgeving
een belangrijke bijdrage aan het vormgeven van de organische gebiedsontwikkeling.
De gebieden die aan het experiment, bedoeld in artikel 7c van het Bu Chw, worden toegevoegd,
worden hieronder beschreven.
Landelijk gebied, gemeente Beemster
Droogmakerij de Beemster dat het gehele grondgebied van de gemeente Beemster omvat,
is in 1999 door UNESCO aangewezen als werelderfgoed. De ambitie van de gemeente is
om een balans te vinden tussen de instandhouding van de uitzonderlijke universele
waarden van het werelderfgoed en de ontwikkelvragen van inwoners en ondernemers. De
gemeente wil daarbij onderzoeken hoe het bestemmingsplan met verbrede reikwijdte agrarische
bedrijven ruimte kan bieden om zich te blijven ontwikkelen en hoe eenvoudiger een
nieuwe functie aan vrijkomende agrarische bebouwing kan worden gegeven. Daarnaast
wil de gemeente bekijken hoe invulling gegeven kan worden aan de duurzaamheidsambities
en de ambities ten aanzien van klimaatadaptatie. Ook wil de gemeente zoveel mogelijk
regels op het gebied van de fysieke leefomgeving samenbrengen in het bestemmingsplan
met verbrede reikwijdte. Zo wil de gemeente het bestemmingsplan met verbrede reikwijdte
gebruiken om regels te integreren en te dereguleren. Uitgaande van het regime en de
kernkwaliteiten van het werelderfgoed als bedoeld in Titel 2.13 van het Besluit algemene
regels ruimtelijke ordening (Barro).
Energielandgoed Wells Meer, gemeente Bergen
De gemeente Bergen (Limburg) heeft de ambitie om in 2030 energieonafhankelijk te zijn.
Daarom wil de gemeente onder meer een energielandgoed realiseren om grootschalig duurzame
energie op te wekken dat een substantiële bijdrage levert aan deze ambitie. Het energielandgoed
is ongeveer 400 hectare groot en hier zal 870 TJ duurzame energie opgewekt worden,
dat ongeveer de helft is van de benodigde energie in de gemeente Bergen. De duurzame
energie zal worden opgewekt met behulp van zonnepanelen en windturbines, maar de gemeente
wil ook ruimte bieden aan andere (innovatieve) manieren om duurzame energie op te
wekken, zoals het opwekken van energie door of met gebruikmaking van waterstof of
biovergisting. Door de omvang en het samenbrengen van verschillende manieren om duurzame
energie op te wekken, in combinatie met educatie en recreatie, zal het gebied een
interessante plek worden om te bezoeken. De technische ontwikkelingen op het gebied
van duurzame energie gaan snel. Daarom wil de gemeente een bestemmingsplan opstellen
dat voldoende ontwikkelingsmogelijkheden biedt voor de toekomst. Het bestemmingsplan
met verbrede reikwijdte biedt die mogelijkheden, zoals de mogelijkheid om onderzoek
te faseren.
Beinum, gemeente Doesburg
De gemeente Doesburg wil voor de wijk Beinum één integraal plan opstellen waarin alle
bestemmingsplannen, de regels voor welstand en alle verordeningen op het gebied van
de fysieke leefomgeving worden opgenomen. Ook zal onderzocht worden of en zo ja, op
welke wijze duurzame maatregelen in dit plan opgenomen kunnen worden. Het doel van
de gemeente is om vooruitlopend op de inwerkingtreding van de Omgevingswet aan de
slag te gaan met het vereenvoudigen en verminderen van regels, de verkorting van procedures
en het uitbreiden van de digitale dienstverlening. De gemeente Doesburg streeft naar
een faciliterend en uitnodigend plan met voor de burger heldere en leesbare regels.
De gemeente wil het bestemmingsplan met verbrede reikwijdte gebruiken om meer duidelijkheid
te bieden aan de voorzijde door gebruik te maken van algemene regels, deregulering
(minder vergunningen, meer zorgplicht) en flexibiliteit. Hierbij zal samen met belanghebbenden
gezocht worden naar een gewenste balans tussen rechtszekerheid en flexibiliteit. Ook
wordt nadrukkelijk gekeken naar de mogelijkheid om inwoners te betrekken bij besluitvorming
op basis van het omgevingsplan. Het omgevingsplan voor de wijk Beinum zal de basis
vormen voor de implementatie van de Omgevingswet in de gemeente. Dit gebied wordt
in deze regeling ook toegevoegd aan het experiment met de vereenvoudigde bouwtoets.
Spoorzone en scholenlocatie Noordendijk, gemeente Dordrecht
Het project Spoorzone omvat een aantal ontwikkelings- en transformatiegebieden langs
de spoorlijn Rotterdam – Breda in de gemeenten Dordrecht en Zwijndrecht. Voor Dordrecht
betreft dit ruimtelijk gezien vier deelgebieden: Maasterras, 19e Eeuwse Schil/Stationsomgeving,
Leerpark/Gezondheidspark en Amstelwijck. Het deelgebied Maasterras betreft de transformatie
van een verouderd bedrijfsterrein naar een gemengd stedelijk gebied als volwaardige
entree tot de stad. Het deelgebied 19e Eeuwse Schil/Stationsomgeving betreft de transformatie
en verdichting van bestaand stedelijk gebied (met name bedrijven, kantoren, wonen)
naar woongebied met aanvullende gemengde functies. Leerpark/ Gezondheidspark wordt
ontwikkeld tot woningbouw met een aantal grote regionale voorzieningen zoals een ziekenhuis,
een sportboulevard en onderwijsinstellingen. Amstelwijck is één van de binnenstedelijke
woningbouwlocaties waar hoofdzakelijk woningen gebouwd zullen worden. De vier Dordtse
deelgebieden bieden opgeteld de mogelijkheid aan de bouw van circa 5.600 nieuwe woningen
en veel ruimte voor andere functies (stedelijk interactiemilieu, kennisintensieve
dienstensector, recreatieve en horeca-activiteiten, kantoren, campusmilieu, Maakfabriek,
onderwijs, bedrijven). De ligging en de effecten daarvan op de omgeving maken de transformatieopgave
en (gefaseerde) realisatie complex. Het deelgebied Maasterras wordt in deze regeling
ook toegevoegd aan het experiment met het ontwikkelingsgebied.
De scholenlocatie Noordendijk betreft een binnenstedelijke locatie met een aantal
verouderde, deels gesloopte scholen en een aantal andere functies, waaronder een kerk,
een scoutinggebouw en een jachthaven. De gemeente wil deze unieke locatie met buitendijkse
ligging in een zoetwatergetijdenmilieu transformeren naar een uniek woonmilieu in
het duurdere segment. Hierbij is de inpassing van woningen in de groen-blauwe omgeving
en het afstemmen met het gebruik van de jachthaven een opgave.
De gemeente wil voor deze gebieden een bestemmingsplan met verbrede reikwijdte opstellen
dat uitgaat van globaal bestemmen door het stellen van kaders vooraf die in samenwerking
met de markt verder worden uitgewerkt. Hierbij zal gebruik worden gemaakt van de mogelijkheden
om regels te stellen voor het realiseren en in stand houden van een veilige, gezonde
en duurzame fysieke leefomgeving. Het instrumentarium van het bestemmingsplan met
verbrede reikwijdte sluit beter aan bij de wens om globaal te bestemmen, onderzoekslasten
te faseren en gebruik te maken van de bestemmingsplanactiviteit en open normen uitgewerkt
in beleidsregels.
Boswijk, gemeente Lelystad
De gemeente Lelystad is bezig met de voorbereidingen op de inwerkingtreding van de
Omgevingswet en richt zich daarbij onder meer op het bijeenbrengen van alle regels
voor de fysieke leefomgeving. Voor dit experiment heeft de gemeente het gebied ‘de
Boswijk’ gekozen. Met het bestemmingsplan met verbrede reikwijdte wil de gemeente
initiatieven stimuleren en regeldruk verminderen (uitnodigingsplanologie). Zo wil
de gemeente onderzoeken of meer gebruik gemaakt kan worden van meld- in plaats van
vergunningplichten en of binnenplanse afwijkingsbevoegdheden vervangen kunnen worden
door direct werkende planregels. Door het plan flexibel in te richten, kan ruimte
worden geboden aan nieuwe ontwikkelingen. Daarnaast is de gemeente voornemens de resultaten
uit een pilot gericht op het levensloopbestendig maken van een aantal buurten in Boswijk
mee te nemen in het bestemmingsplan met verbrede reikwijdte. Ook wil de gemeente regels
met betrekking tot veiligheid, gezondheid en duurzaamheid in het nieuwe bestemmingsplan
opnemen.
Binnenstad Nieuwegein, gemeente Nieuwegein
In het Koersdocument City 2017 is de ambitie opgenomen om Nieuwegein City te laten
uitgroeien tot een nog beter functionerende binnenstad en de meest duurzame binnenstad
van Nederland. Nieuwegein heeft de ambitie om in 2040 energieneutraal te zijn en in
2050 klimaatadaptief. Het uitgangspunt voor City is om een passend bouwprogramma toe
te voegen om zo een hoogwaardig mogelijk binnenstadsmilieu te creëren. In het woningbouwprogramma
wordt voor City indicatief uitgegaan van een toevoeging van 700 tot 1.170 woningen.
Er is veel belangstelling vanuit marktpartijen (ontwikkelaars, beleggers, zittende
eigenaren) om de opgaven in City op te pakken. Door samen te werken met onderwijs-
en onderzoeksinstellingen in een consortium wordt onderzoek gedaan naar innovatieve
oplossingen op het snijvlak van (circulair) water, energie en klimaatadaptatie. Nieuwegein
is daarmee een proeftuin voor duurzame binnenstedelijke ontwikkeling zodat concrete
maatregelen, zoals de aanleg van gescheiden afvalwaterstromen, het ontwikkelen van
groene gebouwen en natuurinclusief bouwen, kunnen worden toegepast. Ook op het gebied
van mobiliteit worden nieuwe concepten in City toegepast, zoals een lagere parkeernormering,
het toepassen van deelauto’s en een centrale flexibele parkeervoorziening die kan
worden aangepast op de behoefte aan parkeercapaciteit. Met het bestemmingsplan met
verbrede reikwijdte kan de gemeente de hoge duurzaamheidsambitie vertalen in planregels,
omdat een dergelijk plan betrekking heeft op de gehele fysieke leefomgeving.
Schieveste, gemeente Schiedam
Schieveste is gelegen tussen het station Schiedam en de rijksweg A20. De gemeente
Schiedam wil hier een multifunctioneel hoogstedelijk woonmilieu creëren. Het gebied
zal onder meer ruimte bieden aan de ontwikkeling van circa 3.500 woningen. De gemeente
kiest voor een werkwijze die vooruitloopt op de Omgevingswet. Er wordt ingezet op
een ontwikkelingskader dat marktpartijen uitnodigt om met plannen te komen. De gemeentelijke
ambities dienen als input voor een mengpaneel. Deze aanpak nodigt uit tot de ontwikkeling
van een plan dat zo hoog mogelijk scoort op omgevingskwaliteit. In het bestemmingsplan
met verbrede reikwijdte kan deze systematiek worden toegepast. Daarnaast zet de gemeente
in Schieveste ook in op duurzaamheid. Zo wordt er energieneutraal en gasloos gebouwd.
Verder onderzoekt de gemeente onder meer of uitbreiding van het WKO-systeem mogelijk
is.
Seghwaert, gemeente Zoetermeer
De wijk Seghwaert is een bestaande woonwijk in Zoetermeer, waarbij de ruimte grotendeels
is benut. Het huidige bestemmingsplan dient geactualiseerd en gedigitaliseerd te worden.
Vooruitlopend en ter voorbereiding op de Omgevingswet wil de gemeente een bestemmingsplan
opstellen met regels die zien op de fysieke leefomgeving. De gemeente neemt de huidige
regels van het bestemmingsplan over en onderzoekt welke verordeningen en gemeentelijk
beleid dat ziet op de fysieke leefomgeving opgenomen kunnen worden in het bestemmingsplan
met verbrede reikwijdte. Uitgangspunt van de gemeente is om de regels die zien op
de fysieke leefomgeving in één plan op te nemen. Door dit plan in te steken vanuit
activiteiten wordt aangesloten bij de uitgangspunten van de Omgevingswet. De gemeente
zal bij het opstellen van het omgevingsplan ook onderzoeken welke activiteiten met
betrekking tot duurzaamheid worden opgenomen en welke regels hiervoor gaan gelden.
Hierbij wordt gedacht aan het realiseren van duurzame voorzieningen, zoals zonnepanelen,
laadpalen voor elektrische auto’s en warmte-koudeopslag.
Onderdeel C
Algemeen
Aan het experiment van het bestemmingsplan met verbrede reikwijdte voor het gehele
grondgebied in artikel 7g van het Bu Chw worden vijf nieuwe gemeenten toegevoegd.
Dit experiment maakt het mogelijk dat gemeenten toewerken naar een bestemmingsplan
met verbrede reikwijdte voor het gehele grondgebied. Met een bestemmingsplan met verbrede
reikwijdte kunnen gemeenten vooruitlopen op de in de Omgevingswet beoogde verbreding
van het bestemmingsplan tot een omgevingsplan.
De gemeenten Arnhem, Doetinchem, Ermelo, Leiden en Veenendaal worden met deze regeling
toegevoegd aan het experiment, bedoeld in artikel 7g van het Bu Chw. De betreffende
gemeenten bevinden zich in verschillende stadia van het planvormingsproces. In sommige
gevallen weet de gemeente al precies welke ontwikkelingen zullen plaatsvinden, waar
regelgeving wringt en zijn er al concrete ideeën over de invulling van de verbrede
reikwijdte van het bestemmingsplan. In andere gevallen kent de gemeente wel de ontwikkelingsrichting
die ze mogelijk wil maken en is duidelijk dat het bestaande instrumentarium onvoldoende
ruimte biedt om deze ontwikkeling te realiseren. Deze gemeenten weten echter nog niet
precies wanneer de ontwikkelingen zullen plaatsvinden (organische gebiedsontwikkeling),
of hebben nog geen duidelijkheid welke elementen van de verbrede reikwijdte toegepast
zullen worden in het bestemmingsplan. Daarom levert deze innovatie in wet- en regelgeving
een belangrijke bijdrage aan het vormgeven van de organische gebiedsontwikkeling.
De gemeenten die aan het experiment, bedoeld in artikel 7g van het Bu Chw, worden
toegevoegd, worden hieronder beschreven.
Gemeente Arnhem
De gemeente Arnhem wil gefaseerd in een innovatief transitieproces de bestemmingsplannen
en andere regels die zich richten op de fysieke leefomgeving omvormen tot één omgevingsplan.
De gemeente gaat eerst aan de slag met een elftal grote beheergerichte bestemmingsplannen.
Deze plannen worden samengevoegd, geactualiseerd en technisch voorbereid op de Omgevingswet.
Door deze stap verwacht de gemeente na inwerkingtreding van de Omgevingswet stapsgewijs
toe te kunnen werken naar een integraal en digitaal omgevingsplan dat makkelijk raadpleegbaar
is. Met de aanwijzing van het gehele grondgebied kunnen deze bestemmingsplannen, maar
ook de ontwikkelgerichte bestemmingsplannen, die vanaf nu worden opgesteld bijdragen
aan duurzaamheid- of gezondheidsthema's. Door deze samenhangende benadering doet de
gemeente ervaring op met afgestemde en meer transparante en toegankelijke regelgeving.
Dit leidt tot snellere besluitvorming en eenduidigheid voor initiatiefnemers.
Gemeente Doetinchem
De gemeente Doetinchem bereidt zich al geruime tijd voor op de inwerkingtreding van
de Omgevingswet. Inmiddels is de implementatie van de Omgevingswet gestart, de fase
die de gemeente ‘Ontwerpend Onderzoek’ noemt. De gemeente verwacht in het tweede kwartaal
van 2021 de omgevingsvisie vast te stellen. Deze omgevingsvisie komt tot stand via
een gebiedsgerichte aanpak in elf deelgebieden, waarbij inwoners, ondernemers en maatschappelijke
organisaties samen met de gemeente werken aan de totstandkoming van de omgevingsvisie.
Tijdens dit proces wil de gemeente in kunnen spelen op actuele ontwikkelingen. Het
bestemmingsplan met verbrede reikwijdte vormt een instrument waarmee de gemeente het
inspelen op deze actuele ontwikkelingen kan faciliteren, bijvoorbeeld door globaal
te bestemmen, onderzoekslasten te faseren en gebruik te maken van de bestemmingsplanactiviteit
en open normen uitgewerkt in beleidsregels. De integrale aanpak en verbrede reikwijdte
van het plan passen goed bij de gekozen aanpak van Doetinchem voor de implementatie
van de Omgevingswet, waarbij de gehele fysieke leefomgeving centraal staat.
Gemeente Ermelo
De gemeente Ermelo gaat gefaseerd toewerken naar een bestemmingsplan met verbrede
reikwijdte voor het gehele grondgebied. Het experiment zal allereerst worden toegepast
op de gronden van de Ermelose recreatieterreinen, een grote economische sector binnen
de gemeente. De recreatieondernemers ervaren de regels in de huidige bestemmingsplannen
als belemmerend om mee te kunnen groeien met de veranderende vraag van recreanten.
Via het bestemmingsplan met verbrede reikwijdte wil de gemeente recreatieondernemers
meer faciliteren (uitnodigingsplanologie). Daarnaast wil de gemeente recreatieterreinen
met een transformatieopgave planologische mogelijkheden bieden om te herontwikkelen.
Op deze manier kunnen de recreatieterreinen vernieuwd en daarmee ook verduurzaamd
worden.
Gemeente Leiden
De gemeente Leiden heeft recent de Omgevingsvisie Leiden 2040 vastgesteld. In de Omgevingsvisie
staan opgaven voor woningbouw (ruim 8.000 reguliere woningen en ongeveer 2.700 studentenwoningen),
economische ontwikkeling, bereikbaarheid, duurzaamheid, klimaatadaptatie en sociale
inclusiviteit. De verschillende opgaven zijn sterk met elkaar verbonden en vereisen
een integrale aanpak. De gemeente wil daarom de ambities die uit de omgevingsvisie
spreken, vertalen naar een bestemmingsplan verbrede reikwijdte voor het gehele grondgebied.
De verstedelijkingsopgave kan sneller en beter worden gefaciliteerd in een bestemmingsplan
met open normen, andere mogelijkheden voor kostenverhaal en uitgestelde onderzoekslasten.
Bovendien hoeft niet elke nieuwe ontwikkeling afzonderlijk aangemeld te worden. De
aanwijzing biedt de kans om alvast te oefenen met de mogelijkheden van het omgevingsplan.
Ook kan praktische ervaring worden opgedaan met de doorvertaling van de omgevingsvisie
naar het omgevingsplan.
Gemeente Veenendaal
De gemeente Veenendaal bereidt zich al enige tijd voor op de komst van de Omgevingswet.
In het eerste kwartaal van 2020 verwacht de gemeente de omgevingsvisie vast te stellen.
Ook analyseert de gemeente de verordeningen voor het samenstellen van één verordening
voor de fysieke leefomgeving. Hiermee zijn de beleidsmatige uitgangspunten gereed
en is de gemeente klaar voor een verdere uitwerking in programma’s en het omgevingsplan.
Met het bestemmingsplan met verbrede reikwijdte wil de gemeente gebiedsgericht toewerken
naar de nieuwe planologische basis (omgevingsplan voor het gehele grondgebied) en
gebruikt zij het omgevingsplan om de gemeentelijke organisatie voor te bereiden op
het werken in de geest van de Omgevingswet. De in de omgevingsvisie opgenomen doelstellingen
en opgaven op het gebied van klimaat-, gezondheids- en duurzaamheidsaspecten worden
planologisch vertaald en geborgd. Hierbij denkt de gemeente aan energieneutraal en
aardgasvrij bouwen en verbouwen en het opnemen van maatregelen in het omgevingsplan
in het belang van klimaatadaptatie. Ook gebruikt de gemeente het experiment om zicht
en grip te krijgen op de doorwerking van een omgevingsplan naar vergunningverlening,
toetsing en handhaving.
Onderdeel D
Algemeen
Aan het experiment van de vereenvoudigde bouwtoets in artikel 6g van het Bu Chw wordt
een gebied toegevoegd. Met dit experiment kan de gemeente innovatief met de regelgeving
voor vergunningen omgaan. Door de bouwtoets van een vergunningaanvraag te vereenvoudigen
zorgt dit experiment voor een vermindering van de regeldruk en lastenverlichting.
Voor een nadere toelichting op artikel 6g wordt kortheidshalve verwezen naar de nota
van toelichting bij de vijfde tranche van het Bu Chw (Stb. 2013, 77). Het gebied dat met deze regeling wordt toegevoegd aan het experiment, bedoeld in
artikel 6g van het Bu Chw, ligt in de gemeente Doesburg. Het gebied dat aan het experiment,
bedoeld in artikel 6g van het Bu Chw, wordt toegevoegd, wordt hieronder beschreven.
Beinum, gemeente Doesburg
De gemeente Doesburg wil voor de wijk Beinum één integraal plan opstellen waarin alle
bestemmingsplannen, de welstandsnota en alle verordeningen op het gebied van de fysieke
leefomgeving worden opgenomen. De gemeente wil het bestemmingsplan met verbrede reikwijdte
gebruiken om vooraf meer duidelijkheid te bieden door gebruik te maken van algemene
regels, deregulering (minder vergunningen, meer zorgplicht) en flexibiliteit. Dit
gebied wordt in deze regeling ook toegevoegd aan het experiment met het bestemmingsplan
met verbrede reikwijdte.
Door gebruik te maken van de mogelijkheden van artikel 6g van het besluit zal de gemeente
concreet toepassing geven aan de gewenste vereenvoudiging. Hierdoor wordt voor een
aantal bouwwerken, opgenomen in het tweede lid van artikel 6g, niet langer meer vooraf
in het kader van de vergunningprocedure door het bevoegd gezag beoordeeld of het desbetreffende
bouwwerk voldoet aan de voorschriften van het Bouwbesluit 2012. Doel van dit experiment
is een vermindering van de regeldruk en lastenverlichting.
Artikel II (inwerkingtreding)
In artikel II wordt de inwerkingtreding geregeld. Er wordt afgeweken van de systematiek
van vaste verandermomenten en een invoeringstermijn van drie maanden omdat door onmiddellijke
inwerkingtreding voor de doelgroep (verschillende overheden) aanmerkelijke publieke
nadelen worden voorkomen. De in deze regeling betrokken overheden hebben zelf verzocht
om bij regeling te worden toegevoegd aan bij AMvB mogelijk gemaakte experimenten.
Enkele zijn ook al begonnen met de procedures die moeten leiden tot besluiten waarin
uitvoering wordt gegeven aan de experimenten waaraan de projecten middels deze regeling
worden toegevoegd. Zij zullen worden benadeeld als de besluitvormingsprocedure voor
deze projecten wordt vertraagd door toepassing van de regeling inzake vaste verandermomenten
en een invoeringstermijn van drie maanden. De regeling bevat verder geen regels waaraan
administratieve lasten verbonden zijn voor burgers en bedrijven of andere nadelen
als gevolg van de afwijking.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
K.H. Ollongren