Regeling van de Minister voor Rechtsbescherming van 23 september 2019, nr. 2699493, houdende vaststelling van de Regeling model huisregels private instellingen voor de verpleging van ter beschikking gestelden

De Minister voor Rechtsbescherming,

Gelet op artikel 3.4 van de Wet forensische zorg;

BESLUIT:

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. de wet:

de Wet forensische zorg;

b. de Minister:

de Minister voor Rechtsbescherming.

Artikel 2

  • 1. Het hoofd van de private instelling met een aanwijzing, bedoeld in artikel 3.3, eerste lid, van de wet stelt in aanvulling op de bij of krachtens de wet en de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden gegeven regels, met inachtneming van het model opgenomen in de bijlage en de daarbij gegeven aanwijzingen huisregels voor zijn instelling vast.

  • 2. Het hoofd van de private instelling met een aanwijzing, bedoeld in artikel 3.3, eerste lid, van de wet zendt de huisregels voor zijn instelling aan de Minister. Een wijziging van de huisregels zendt het hoofd van de instelling binnen een maand naar de Minister.

Artikel 3

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 4

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling model huisregels private instellingen voor de verpleging van ter beschikking gestelden.

Deze regeling zal met toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister voor Rechtsbescherming, S. Dekker

BIJLAGE MODEL HUISREGELS

Inhoudsopgave

1

Algemene bepalingen

   

2

Toezicht

   

3

Plaatsing en overplaatsing

   

4

Verpleging, behandeling en evaluatie

4.1

Inrichting verblijfsruimte

4.2

Instellingsbeleid inzake inspectie verblijfsruimte

4.3

Verplegings- en behandelingsplan

4.4

Evaluatieverslag

4.5

Wettelijke aantekeningen

4.6

Verpleegdedossier

   

5

Controle en geweldgebruik

5.1

Instellingsbeleid wijze van legitimeren door verpleegden

5.2

Instellingsbeleid inzake onderzoek aan het lichaam en kleding

5.3

Instellingsbeleid inzake urinecontrole

5.4

Instellingsbeleid inzake onderzoek in het lichaam

5.5

Instellingsbeleid inzake gedwongen geneeskundige behandeling

5.6

Instellingsbeleid inzake gebruik mechanische middelen

5.7

Instellingsbeleid verboden voorwerpen

5.8

Instellingsbeleid inzake gebruik geweld

   

6

Bewegingsvrijheid binnen de instelling

6.1

Opnameprocedure

6.2

Beleid inzake bewegingsvrijheid binnen de instelling

6.2

Instellingsbeleid inzake intensieve zorg

6.3

Instellingsbeleid inzake afzondering

6.4

instellingsbeleid inzake separatie

   

7

Contact met de buitenwereld

7.1

Algemeen

7.2

Post

7.2.1

Verzending en ontvangst geprivilegieerde post

7.3

Bezoek

7.3.1

Geprivilegieerd bezoek

7.4

Telefoneren

7.4.1

Geprivilegieerd telefoneren

7.5

Contacten met de media

   

8

Verzorging, activiteiten, werkzaamheden en arbeid

8.1

Algemeen

8.2

Geestelijke verzorging

8.3

Medische verzorging

8.4

Voeding, kleding en schoeisel

8.5

Organisatie sociale verzorging en hulpverlening in de instelling

8.6

Geld in de instelling

8.7

Arbeid

   

9

Onderbrenging van een kind in de instelling

   

10

Disciplinaire straffen

   

11

Verlof/proefverlof

11.1

Verlof

11.2

Procedures voorafgaand aan verlofverlening

11.3

Bijwonen gerechtelijke procedures

11.4

Proefverlof

11.5

Voorwaardelijke beëindiging van de verpleging

   

12

Informatie en hoorplicht

12.1

Informatieplicht

12.2

Hoorplicht

12.3

Mededeling beslissingen

   

13

Bemiddeling

   

14

Beklag

   

15

Beroep

15.1

Beroep van beslissingen waartegen beklag open staat

15.2

Beroep van beslissingen waartegen geen beklag open staat

   

16

Medezeggenschap en vertegenwoordiging

16.1

Verpleegdenraad

16.2

Vertegenwoordiging

   

17

Beëindiging verblijf van met hun instemming opgenomen verpleegden

   

18.

Beloningsysteem verpleegden

Model Huisregels

1. Algemene bepalingen

Definities en gebruikte begrippen in de instelling.

2. Toezicht

In de huisregels wordt informatie verstrekt over:

  • het toezicht door de commissie van toezicht en diens werkwijze;

  • de taak en het spreekuur van de maandcommissaris;

  • de taak en de werkwijze van de beklagcommissie;

  • de taak van de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming;

In de private instellingen kan tevens worden verwezen naar de toezichthoudende taak van het bestuur dan wel de raad van toezicht van de instelling.

3. Plaatsing en overplaatsing

In de huisregels kan informatie worden verstrekt over de mogelijkheid tot plaatsing in een andere instelling, al dan niet ter observatie (voor 7 weken), of plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis.

4. Verpleging, behandeling en evaluatie

4.1. Inrichting verblijfsruimte

In de huisregels wordt informatie verstrekt over:

  • de toewijzing en de inrichting van de persoonlijke verblijfsruimte.

4.2. Instellingsbeleid inzake inspectie persoonlijke verblijfsruimte

In de huisregels kan informatie worden verstrekt over:

  • de gevallen waarin de persoonlijke verblijfsruimte van een verpleegde kan worden onderzocht op de aanwezigheid van verboden voorwerpen.

4.3. Verplegings- en behandelingsplan

In de huisregels wordt informatie verstrekt over:

  • het verplegings- en behandelingsplan en op welke wijze en binnen welke termijn dat wordt vastgesteld en hoe dat kan worden gewijzigd.

4.4. Evaluatieverslag

In de huisregels wordt informatie verstrekt over:

  • wanneer en op welke wijze het verloop van de verpleging en behandeling wordt geëvalueerd;

  • hoe het evaluatieverslag wordt vastgesteld.

4.5. Wettelijke aantekeningen

In de huisregels wordt informatie verstrekt over:

  • wat de wettelijke aantekeningen inhouden;

  • waartoe zij dienen.

4.6. Verpleegdedossier

In de huisregels wordt informatie verstrekt over:

  • welke gegevens van de verpleegde in het verpleegdedossier worden opgenomen;

  • de mogelijkheid van kennisneming van het verpleegdedossier door de verpleegde en op welke wijze dat kan plaatsvinden;

  • onder welke voorwaarden de kennisneming van het verpleegdedossier kan worden beperkt.

5. Controle en geweldgebruik

5.1. Instellingsbeleid wijze van legitimeren door verpleegden

In de huisregels kan informatie worden verstrekt over:

  • in welke gevallen de verpleegde een legitimatiebewijs bij zich moet dragen en wanneer hij dat moet kunnen tonen.

5.2. Instellingsbeleid inzake onderzoek aan het lichaam of kleding

In de huisregels wordt informatie verstrekt over:

  • in welke gevallen een onderzoek aan het lichaam of aan de kleding kan plaatsvinden;

  • wat een onderzoek aan het lichaam of de kleding kan omvatten;

  • hoe het onderzoek aan het lichaam of de kleding kan worden uitgevoerd;

  • wat er gebeurt met voorwerpen die tijdens het onderzoek worden aangetroffen.

5.3. Instellingsbeleid inzake urinecontrole

In de huisregels wordt informatie verstrekt over:

  • in welke gevallen een verpleegde kan worden verplicht urine af te staan ten behoeve van een onderzoek van die urine op gedragsbeïnvloedende middelen;

  • hoe de afname en het onderzoek gebeuren;

  • het recht van de verpleegde om de uitslag van het onderzoek te vernemen;

  • het recht van de verpleegde om voor eigen rekening een hernieuwd onderzoek van de afgestane urine te laten plaatsvinden.

In de huisregels worden regels gesteld over:

  • wat de gevolgen kunnen zijn van de vaststelling in het onderzoek dat gedragsbeïnvloedende middelen zijn gebruikt;

  • dat als in een hernieuwd onderzoek niet kan worden vastgesteld dat er gedragsbeïnvloedende middelen zijn gebruikt, een zekere tegemoetkoming kan worden gegeven aan de verpleegde.

5.4. Instellingsbeleid inzake onderzoek in het lichaam

In de huisregels wordt informatie verstrekt over:

  • in welke gevallen een onderzoek in het lichaam kan plaatsvinden;

  • door wie dat onderzoek plaatsvindt;

  • wat er kan gebeuren met voorwerpen die tijdens het onderzoek worden aangetroffen.

5.5. Instellingsbeleid inzake gedwongen geneeskundige handelingen

In de huisregels wordt informatie verstrekt, onder welke omstandigheden gedwongen geneeskundige handelingen kunnen worden verricht.

5.6. Instellingsbeleid inzake gebruik mechanische middelen

In de huisregels wordt informatie verstrekt over:

  • in welke gevallen mechanische middelen kunnen worden toegepast;

  • welke mechanische middelen kunnen worden toegepast;

  • door wie mechanische middelen kunnen worden toegepast;

  • voor welke tijdsduur (en verlenging daarvan) mechanische middelen kunnen worden toegepast.

5.7. Instellingsbeleid verboden voorwerpen

Het is verboden om de volgende voorwerpen in de instelling in bezit te hebben:

Aard van de voorwerpen

Voorwerpen

drugs vermeld op de lijst 1 en 2 van de Opiumwet

– cannabis (hasj of wiet)

2017, waaronder:

– cocaïne

 

– speed (amfetamine, pep, methamfetamine)

 

– amfetamine

 

– GHB

 

– LSD

 

– Methadon

 

– paddo’s en truffels

 

– XTC

 

– ketamine (special K)

 

– qat/khat

 

– crack

 

– benzodiazepinen/Benzo’s (slaap/kalmeringsmiddelen)

 

– ecodrugs

 

– lachgas

 

– poppers

 

– DXM

 

– PCP

 

– 4-FA/4-FMP

   

wapens en munitie vermeld in de Wet wapens en munitie, waaronder:

 

categorie I

– stiletto’s, valmessen en vlindermessen en andere opvouwbare messen

 

– boksbeugels, ploertendoders, wurgstokken, werpsterren, vilmessen, ballistische messen en geluiddempers voor wapens

 

– pijlen en pijlpunten

 

– katapulten

 

– andere door de Minister voor Rechtsbescherming en Veiligheid aangewezen voorwerpen die een ernstige bedreiging van personen kunnen vormen of die zodanig op een wapen gelijken, dat zij voor bedreiging of afdreiging geschikt zijn

categorie II

– vuurwapens die niet onder een andere categorie vallen

 

– vuurwapens geschikt om automatisch te vuren

 

– stroomstootwapen

 

– voorwerpen, bestemd voor het treffen van personen met giftige, verstikkende, weerloosmakende, traanverwekkende en soortgelijke stoffen

 

– voorwerpen bestemd voor het treffen van personen of zaken door vuur of door middel van ontploffing

categorie III

– vuurwapens in de vorm van geweren, revolvers en pistolen

 

– toestellen die geschikt zijn om projectielen af te schieten (schietpen)

 

– werpmessen

 

– alarm- en startpistolen en -revolvers

categorie IV

– wapens waarvan het lemmet meer dan één snijvlak heeft

 

– degens, zwaarden sabels en bajonetten

 

– wapenstokken

 

– lucht-, gas- en veerdrukwapens

 

– kruisbogen en harpoenen

 

– traanverwekkende middelen (pepperspray, traangas etc.)

 

– en andere voorwerpen waarvan, gelet op hun aard of de omstandigheden redelijkerwijs kan worden aangenomen dat zij zijn bestemd om letsel aan personen toe te brengen of te dreigen en die niet onder een van de categorieën vallen, zoals munitie

geld

– in de vorm van biljetten

 

– in de vorm van munten

– in de vorm van bitcoins

 

– voorwerpen die gelet op het gebruik naar hun aard als betaalmiddel worden ingezet zoals niet op legale in bezit zijnde telefoonkaarten, bankpassen en credit cards.

explosieven

Voorwerpen en grondstoffen bestemd voor het samenstellen van explosieven

alcohol

elke vorm van alcoholbevattende dranken

informatiedragers

elk medium dat wordt gebruikt om informatie op vast te leggen en eventueel te transporteren zoals:

 

– E-reader

 

– USB-stick

 

– IPad

 

– datarecorder

 

– CD-rom

 

– memory card

communicatiemiddelen

een apparaat dat communicatie vergemakkelijkt of onder omstandigheden communicatie mogelijk maakt zoals:

 

– mobiele telefoon (klassieke vorm)

– smartphone

 

– ander communicatiemiddel (b.v. als horloge)

 

– dongel

 

– oplader

 

– GSM-onderdelen die in samenstelling communiceren mogelijk maken

 

– film- videoapparatuur en fotocamera’s

– drone

voorwerpen waarvoor toestemming van het:

– post

hoofd van de instelling noodzakelijk is om deze binnen te

– lectuur

brengen in de instelling, waaronder

– medicatie

 

– huisdieren

overige voorwerpen:

– zaklantaarns, kaarsen, olielampen, verrekijkers en telescopen

– design drugs (nieuwe drugs) en spice

 

– messen en andere steekwapens die niet strafbaar zijn op grond van de Wet wapens en munitie, met uitzondering van de messen die door de instelling zijn verstrekt

– voorwerpen die de schijn hebben als een vuur- of steekwapen te kunnen worden gebruikt (nepmes of nepvuurwapen)

– voorwerpen van discriminerende, aanstootgevende of militante aard, zoals vibrators en sekspoppen

 

– voorwerpen waarvan het hoofd van de instelling in hetzij de huisregels hetzij in een afzonderlijk besluit aan een verpleegde heeft bepaald dat deze in zijn instelling of afdeling verboden zijn

Het hoofd van de instelling is bevoegd ontheffing te verlenen voor een verpleegde dan wel voor een groep van verpleegden.

In de huisregels wordt informatie verstrekt over:

  • de mogelijkheid onder omstandigheden het aanwezig hebben van andere dan de verboden voorwerpen in de persoonlijke verblijfsruimte te verbieden;

  • de mogelijkheid voorwerpen te laten onderzoeken, om vast te stellen of het bezit is toegestaan, voor rekening van de verpleegde aan wie ze toebehoren.

5.8. Instellingsbeleid inzake gebruik geweld

In de huisregels wordt informatie verstrekt over:

  • in welke gevallen en onder welke voorwaarden jegens een verpleegde geweld kan worden gebruikt of vrijheidsbenemende middelen kunnen worden toegepast;

  • wat de vrijheidsbenemende middelen kunnen inhouden.

6. Bewegingsvrijheid binnen de instelling

6.1. Opnameprocedure

In de huisregels wordt informatie verstrekt over:

  • de inkomstprocedure van de instelling.

6.2. Beleid inzake bewegingsvrijheid binnen de instelling

In de huisregels wordt informatie verstrekt over:

  • de mogelijkheid dat de bewegingsvrijheid van verpleegden binnen de instelling zowel per afdeling als per verpleegde kan verschillen;

  • het recht van de verpleegde – behoudens aangeduide gevallen – om in het totaal tenminste vier uur per dag samen met medeverpleegden door te brengen;

  • welke belangen in acht worden genomen door het hoofd van de instelling bij plaatsing op en overplaatsing naar een afdeling;

  • de mogelijkheid voorwaarden te verbinden aan plaatsing op een afdeling die uitbreiding van de bewegingsvrijheid voor de verpleegde met zich meebrengt en wat die voorwaarden kunnen inhouden;

  • de mogelijkheid dat indien de bewegingsvrijheid van een verpleegde niet is beperkt tot de afdeling waar hij verblijft, niettemin een zodanige beperking telkens voor een periode van 4 weken kan worden opgelegd en onder welke omstandigheden dat mogelijk is.

6.3. Instellingsbeleid inzake intensieve zorg (indien aanwezig)

In de huisregels wordt informatie verstrekt over:

  • in welke gevallen een verpleegde op een afdeling voor intensieve zorg kan worden geplaatst;

  • de verplichting van het hoofd van de instelling om telkens na ten hoogste zes maanden te bepalen of voortzetting van het verblijf op de afdeling voor intensieve zorg noodzakelijk is en welke omstandigheden hij daarbij in aanmerking neemt;

  • het recht van de verpleegde die op de afdeling voor intensieve zorg verblijft om tenminste twee maal een half uur per dag samen met een of meer medeverpleegden door te brengen.

Indien er voor de afdeling voor intensieve zorg een standaardregiem van toepassing is, dient dit zoveel mogelijk in de huisregels te worden opgenomen.

6.4. Instellingsbeleid inzake afzondering

In de huisregels wordt informatie verstrekt over:

  • in welke gevallen afzondering mogelijk is;

  • hoe lang de afzondering kan duren;

  • de mogelijkheid de afzondering te verlengen en op welke wijze;

  • de mogelijkheid van afzondering op eigen verzoek en onder welke omstandigheden dat mogelijk is;

  • welke rechten de verpleegde heeft tijdens afzondering.

6.5. Instellingsbeleid inzake separatie

In de huisregels wordt informatie verstrekt over:

  • onder welke omstandigheden separatie mogelijk is;

  • hoe lang de separatie kan duren;

  • door wie de beslissing tot separatie kan worden genomen (tevens bij dringende noodzakelijkheid);

  • de mogelijkheid de separatie telkens te verlengen en op welke wijze;

  • welke rechten de verpleegde heeft tijdens separatie.

7. Contact met de buitenwereld

7.1. Algemeen

In de huisregels wordt informatie verstrekt over:

  • wat onder contact met de buitenwereld wordt begrepen.

7.2. Verzending en ontvangst van brieven en stukken per post

In de huisregels wordt informatie verstrekt over:

  • het recht brieven en stukken per post te verzenden en te ontvangen;

  • voor wiens rekening de kosten komen van de verzending per post;

  • welke controle kan worden uitgeoefend op enveloppen en andere poststukken op bijgesloten voorwerpen en op welke wijze;

  • in welke gevallen en voor welke periode (tevens verlengingsmogelijkheid) controle kan worden uitgeoefend op de inhoud van brieven of andere poststukken;

  • de mogelijkheid dat de uitreiking of verzending van brieven of andere poststukken en bijgesloten voorwerpen wordt geweigerd;

  • hoe wordt gehandeld met niet uitgereikte brieven of andere poststukken of bijgesloten voorwerpen.

Indien een personeelslid of medewerker speciaal is aangewezen om de post te controleren, wordt in de huisregels aangegeven welke functionaris dat is.

7.2.1. Verzending en ontvangst geprivilegieerde post

In de huisregels wordt informatie verstrekt over:

  • welke controle kan worden uitgeoefend op enveloppen en andere poststukken op bijgesloten voorwerpen en op welke wijze;

  • het verbod controle uit te oefenen op de inhoud van deze brieven of andere poststukken.

7.3. Bezoek

In de huisregels worden regels gesteld over:

  • de wijze waarop bezoek wordt aangevraagd en binnen welke termijn op de aanvraag door het hoofd van de instelling wordt beslist.

In de huisregels wordt informatie verstrekt over:

  • welke frequentie van bezoek is toegestaan (tenminste gedurende een uur per week);

  • op welke tijden en plaatsen bezoek kan worden ontvangen;

  • op welke grond het mogelijk is het aantal bezoekers te beperken;

  • op welke gronden het mogelijk is de toelating tot de verpleegde van bezoek of van een bepaalde persoon of bepaalde personen te weigeren;

  • op welke gronden toezicht tijdens het bezoek kan worden uitgeoefend, wat dat toezicht inhoudt, dat tevoren aan de verpleegde mededeling wordt gedaan van de aard en reden van het toezicht;

  • de verplichting van iedere bezoeker zich te legitimeren;

  • de mogelijkheid een onderzoek aan de kleding van bezoekers te laten plaatsvinden op voorwerpen die gevaar kunnen opleveren voor de orde en veiligheid in de instelling. Het is voor de bezoeker in ieder geval verboden om de voorwerpen zoals genoemd in paragraaf 5.7. de instelling binnen te brengen;

  • de mogelijkheid dat een onderzoek ook betrekking heeft op door de bezoeker meegebrachte voorwerpen. Het is voor de bezoeker in ieder geval verboden om de voorwerpen zoals genoemd in paragraaf 5.7. de instelling binnen te brengen;

  • wat met dergelijke voorwerpen wordt gedaan door het hoofd van de instelling;

  • de bevoegdheid van het hoofd van de instelling het bezoek binnen de daarvoor bestemde tijd te beëindigen en op welke gronden dat mogelijk is.

7.3.1. Geprivilegieerd bezoek

In de huisregels wordt informatie verstrekt over:

  • wanneer en waar geprivilegieerd bezoek kan plaatsvinden (met uitzondering van de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming en de commissie van toezicht, die te allen tijde toegang tot de verpleegde hebben). Hierbij wordt vermeld het recht op consulaire bijstand voor vreemdelingen (zoals vermeld in het Verdrag van Wenen van 24 april 1963; art. 36) en de verplichting van het hoofd van de instelling aan een dergelijk verzoek van een vreemdeling gehoor te geven.

In de huisregels kan informatie worden verstrekt over:

  • hoe geprivilegieerd bezoek zich dient te legitimeren;

  • de bevoegdheid van geprivilegieerd bezoek zich in beginsel vrijelijk te onderhouden met de verpleegde.

7.4. Telefoneren

In de huisregels wordt informatie verstrekt over:

  • het recht van de verpleegde in beginsel eenmaal per week gedurende 10 minuten een of meer telefoongesprekken te voeren met personen buiten de instelling;

  • de tijden en plaatsen en het voor het gesprek of de gesprekken te gebruiken toestel;

  • de mogelijkheid van toezicht op het telefoongesprek of de telefoongesprekken en in welke gevallen dat kan plaatsvinden;

  • de mogelijkheid het voeren van telefoongesprekken of een bepaald telefoongesprek telkens voor een periode van ten hoogste vier weken te weigeren en in welke gevallen dat mogelijk is;

  • de mogelijkheid een telefoongesprek binnen de daarvoor bestemde tijd te beëindigen en in welke gevallen dat mogelijk is.

7.4.1. Geprivilegieerd telefoneren

In de huisregels wordt informatie verstrekt over:

  • tijden en plaatsen waarop de verpleegde geprivilegieerde telefoongesprekken kan voeren, waarbij tevens vermeld kan worden dat geen ander toezicht wordt uitgeoefend dan noodzakelijk is om de identiteit vast te stellen van de persoon of instantie met wie de verpleegde wenst te telefoneren.

7.5. Contacten met de media

In de huisregels kan informatie worden verstrekt over:

  • de mogelijkheid dat de verpleegde toestemming verkrijgt voor het voeren van een gesprek met een vertegenwoordiger van de media en welke belangen daarbij in acht worden genomen;

  • de mogelijkheid aan de toegang van een vertegenwoordiger van de media tot de instelling voorwaarden te verbinden;

  • toezicht dat kan worden uitgeoefend op het contact met de vertegenwoordiger van de media.

8. Verzorging, activiteiten, werkzaamheden en arbeid

8.1. Algemeen

In de huisregels kan informatie worden verstrekt over:

  • hetgeen onder de onderwerpen die in dit hoofdstuk worden geregeld wordt begrepen.

8.2. Geestelijke verzorging

In de huisregels worden regels gesteld over:

  • wanneer en waar contact met de geestelijk verzorger kan plaatsvinden, of wanneer en waar het bijwonen van bijeenkomsten van godsdienstige of levensbeschouwelijke aard mogelijk is (het laatste tenzij er aanleiding is dit te verbieden).

8.3. Medische verzorging

In de huisregels wordt informatie verstrekt over:

  • de tijden en plaatsen dat de aan de instelling verbonden arts spreekuur houdt;

  • het recht van de verpleegde voor eigen rekening een arts van zijn keuze te raadplegen;

  • de procedure volgens welke medicijnen worden verstrekt.

8.4. Voeding, kleding en schoeisel

In de huisregels wordt informatie verstrekt over:

  • wanneer en waar (op de afdeling) in de instelling wordt gegeten;

  • de (mogelijke) verplichting tijdens het verrichten van werkzaamheden of sport aangepaste kleding of schoeisel te dragen;

  • de wijze waarop en wanneer en waar andere gebruiksartikelen kunnen worden aangekocht dan die welke door het hoofd van de instelling ter beschikking worden gesteld.

8.5. Organisatie sociale verzorging en hulpverlening in de instelling

In de huisregels worden regels gesteld over:

  • het gebruik van de bibliotheek.

In de huisregels kan informatie worden verstrekt over:

  • de mogelijkheden in de instelling terzake van sociale verzorging en hulpverlening, vorming en onderwijs, ontspannings- en sportactiviteiten;

  • de voorwaarden waaronder een tegemoetkoming kan worden verleend in de kosten die aan het volgen van onderwijs en het deelnemen aan andere educatieve activiteiten kunnen zijn verbonden;

  • de tijden dat verblijf in de buitenlucht, gedurende tenminste een uur per dag, mogelijk is.

8.6. Geld in de instelling

In de huisregels wordt informatie verstrekt over:

  • wat onder eigen geld van de verpleegde wordt begrepen;

  • de regels die in de instelling gelden met betrekking tot het beheer van het eigen geld van de verpleegde.

8.7. Arbeid

In de huisregels kan informatie worden verstrekt over:

  • de gevallen waarin een verpleegde verplicht kan worden binnen de instelling werkzaamheden te verrichten;

  • op welke vergoeding daarvoor conform besluit van de Minister voor Rechtsbescherming recht bestaat;

  • dat de verpleegden niet verplicht kunnen worden op zondag werkzaamheden te verrichten.

9. Onderbrenging van een kind in de instelling

In de huisregels worden nadere regels gesteld over:

  • het verblijf van kinderen in de instelling.

Daarbij kan aandacht worden besteed aan de volgende onderwerpen:

  • de mogelijkheid in bepaalde gevallen een kind in de instelling onder te brengen;

  • de toestemming van het hoofd van de instelling die daarvoor vereist is;

  • de voorwaarden die aan de toestemming kunnen worden verbonden;

  • de mogelijkheid dat advies wordt ingewonnen bij de Raad voor de Kinderbescherming;

  • de mogelijkheid dat de toestemming wordt ingetrokken en onder welke omstandigheden dat mogelijk is;

  • het moeten weigeren of intrekken van de toestemming indien onderbrenging van het kind in de instelling in strijd komt met enige op het gezag van het kind betrekking hebbende beslissing;

  • de verblijfsruimte, hoe het kind wordt opgevangen indien de verpleegde deel neemt aan activiteiten in de instelling, faciliteiten enz.

10. Disciplinaire straffen

In de huisregels wordt informatie verstrekt over:

  • in welke gevallen een disciplinaire staf kan worden opgelegd;

  • het schriftelijk verslag aan het hoofd van de instelling en de plicht dit mede te delen aan de verpleegde;

  • welke disciplinaire straffen kunnen worden opgelegd;

  • de mogelijkheid van een schaderegeling naast een disciplinaire straf, terzake van schade aan eigendommen van de instelling of personeelsleden of medewerkers of medeverpleegden.

11. Verlof/proefverlof

11.1. Verlof

In de huisregels wordt informatie verstrekt over:

  • de procedure volgens welke verlof kan worden verleend en welke soorten verlof kunnen worden verleend en eventueel verlengd;

  • de machtiging van de Minister die is vereist;

  • de voorwaarden die aan verlof kunnen worden verbonden;

  • de mogelijkheid dat het verlof wordt ingetrokken.

11.2. Procedure voorafgaand aan verlofverlening

In de huisregels wordt een nadere procedure vastgesteld die voorafgaat aan het verlenen van verlof.

In de huisregels wordt tevens een procedure opgenomen betreffende de wijze en de frequentie van controle op het verlof.

11.3. Bijwonen gerechtelijke procedures

In de huisregels wordt informatie verstrekt over:

  • in welke gevallen de ter beschikking gestelde of anderszins verpleegde in de gelegenheid wordt gesteld een gerechtelijke procedure bij te wonen;

  • de mogelijkheid dat tijdens het verlaten van de instelling toezicht wordt uitgeoefend.

11.4. Proefverlof

In de huisregels wordt informatie worden verstrekt over:

  • in welke gevallen proefverlof kan worden verleend;

  • de voorwaarden die aan het proefverlof kunnen worden verbonden;

  • de mogelijkheid dat de machtiging tot proefverlof wordt ingetrokken.

11.5. Voorwaardelijke beëindiging van de verpleging

In de huisregels kan informatie worden verstrekt over:

  • de mogelijkheid dat de verpleging voorwaardelijk beëindigd wordt.

12. Informatie en hoorplicht

12.1. Informatieplicht

Bij binnenkomst in de instelling wordt door middel van de huisregels informatie verstrekt aan de verpleegde over:

  • zijn rechten en plichten;

  • de bevoegdheid van de verpleegde een verzoek tot bemiddeling te doen, een klaag- of beroepschrift in te dienen;

  • het recht om de consulaire vertegenwoordiging van zijn land van zijn vrijheidsbeneming op de hoogte te laten stellen, indien de verpleegde een vreemdeling is.

12.2. Hoorplicht

In de huisregels wordt informatie verstrekt over:

  • de gevallen waarin de verpleegde of de ter beschikking gestelde wordt gehoord;

  • de mogelijkheid bij het horen een tolk in te schakelen;

  • in welke gevallen het horen achterwege kan worden gelaten.

12.3. Mededeling beslissingen

In de huisregels wordt informatie verstrekt over:

  • de gevallen waarin de verpleegde een schriftelijke mededeling van een beslissing ontvangt.

13. Bemiddeling

In de huisregels wordt informatie verstrekt over:

  • het recht van de verpleegde zich met het verzoek te bemiddelen te wenden tot de commissie van toezicht;

  • de gevallen waarin bemiddeling kan worden verzocht;

  • de termijn waarbinnen bemiddeling kan worden gevraagd;

  • de termijn waarbinnen de commissie van toezicht tracht een oplossing te bereiken;

  • de wijze waarop de commissie van toezicht kan trachten een oplossing te bereiken;

  • de wijze waarop de bemiddeling wordt afgesloten.

14. Beklag

In de huisregels wordt informatie verstrekt over:

  • de beslissingen waarover de verpleegde bij de beklagcommissie beklag kan doen;

  • op welke wijze beklag kan worden gedaan;

  • wat het klaagschrift dient te vermelden;

  • de termijn waarbinnen het klaagschrift moet worden ingediend;

  • de procedure die wordt gevolgd door de beklagcommissie;

  • het recht van de verpleegde zich te doen bijstaan door een rechtsbijstandverlener of een andere vertrouwenspersoon;

  • het recht van de verpleegde op kennisneming van de gedingstukken;

  • mogelijk uitstel van de behandeling voor bemiddeling;

  • de mogelijkheid van de verpleegde aan de voorzitter van de beroepscommissie te verzoeken de tenuitvoerlegging van de beslissing waarop het klaagschrift betrekking heeft te schorsen;

  • de uitspraken die de beklagcommissie kan doen.

15. Beroep

15.1. Beroep van beslissingen waartegen beklag open staat

In de huisregels wordt informatie verstrekt over:

  • de mogelijkheid van het instellen van beroep tegen de uitspraak van de beklagcommissie;

  • de termijn waarbinnen het beroep moet worden ingesteld;

  • de procedure die wordt gevolgd door de beroepscommissie van de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming;

  • de mogelijkheid schorsing te verzoeken aan de voorzitter van de beroepscommissie;

  • de uitspraken die de beroepscommissie kan doen.

15.2. Beroep van beslissingen waartegen geen beklag open staat

In de huisregels wordt informatie verstrekt over:

  • tegen welke beslissingen beroep kan worden ingesteld;

  • bij welke instantie beroep kan worden ingesteld;

  • de procedure die wordt gevolgd;

  • de uitspraken die kunnen worden gedaan.

16. Medezeggenschap en vertegenwoordiging

16.1. Verpleegdenraad

In de huisregels wordt informatie verstrekt over:

  • de wijze waarop uit en door de verpleegden een verpleegdenraad wordt gekozen;

  • de taak van de verpleegdenraad;

  • hoe de verpleegde zich tot de verpleegdenraad kan wenden;

  • wanneer en waar de verpleegdenraad vergadert.

16.2. Vertegenwoordiging

In de huisregels wordt informatie verstrekt over:

  • welke rechten, toekomend aan de ter beschikking gestelde of de verpleegde, in geval van curatele, mentorschap of minderjarigheid, mede kunnen worden uitgeoefend door vertegenwoordigers.

17. Beëindiging verblijf van met hun instemming opgenomen verpleegden

In de huisregels wordt informatie verstrekt over:

  • onder welke omstandigheden het hoofd van de instelling het verblijf van een met zijn instemming opgenomen verpleegde kan of moet beëindigen.

18. Beloningsysteem verpleegden

18.1.

Het hoofd van de instelling stelt een beloningsysteem in, met inachtneming van het navolgende `model beloningsysteem verpleegden'.

18.2.

Het hoofd van de instelling treft zoveel als mogelijk adequate voorzieningen om verpleegden in staat te stellen opdrachten of werkzaamheden in het kader van de behandeling te verrichten.

18.3. Model beloningsysteem verpleegden

Het hoofd van de instelling kan verpleegden opdrachten/werkzaamheden in het kader van de behandeling laten verrichten.

In het beloningsysteem van de instelling wordt vermeld welke beloning is gekoppeld aan welke opdrachten/werkzaamheden.

Het hoofd van de instelling stelt voor iedere verpleegde vast, in hoeverre deze in staat is opdrachten/werkzaamheden te verrichten in het kader van zijn behandeling.

De betrokken verpleegde kan in dit verband door het hoofd van de instelling hetzij als `geschikt voor opdrachten/werkzaamheden in het kader van de behandeling' hetzij als `ongeschikt voor opdrachten/werkzaamheden in het kader van de behandeling' worden aangemerkt.

In het verplegings- en behandelingsplan wordt opgenomen of de verpleegde als geschikt of ongeschikt voor het verrichten van opdrachten/werkzaamheden in het kader van de behandeling is aangemerkt.

De prestaties van de verpleegde ter zake van de verrichte opdrachten/werkzaamheden worden periodiek beoordeeld. Een beoordeling vindt in ieder geval plaats voorafgaand aan het moment dat betaling van de beloning zal plaatsvinden.

Desgewenst kan daarbij een puntensysteem worden gebruikt, waarbij punten kunnen worden gegeven op onderdelen van het werkgedrag (zoals: ijver, verantwoordelijkheidsgevoel, samenwerkingsgerichtheid, verzuim, werkweigering etc.). Een onderdeel van het puntensysteem kan zijn, dat er financiële bonussen gegeven kunnen worden.

Indien een verpleegde door het hoofd van de instelling in dit verband als ongeschikt voor het verrichten van opdrachten/werkzaamheden in het kader van de behandeling is aangemerkt, hanteert de instelling het volgende uitgangspunt: de verpleegde die op zichzelf bereid is opdrachten/werkzaamheden in het kader van de behandeling te verrichten krijgt – ongeacht de arbeidsinspanning ten aanzien van (eventueel) aangepaste opdrachten/werkzaamheden – een uitkering bestaande uit een bepaald deel, tenminste 70%, van hetgeen hij had kunnen verdienen (uitgezonderd eventuele financiële bonussen) in het geval van gehele geschiktheid.

TOELICHTING

De Wet forensische zorg (Stb. 2018, 38) is per 1 januari 2019 in werking getreden. Dit heeft tot gevolg dat er enkele technische wijzigingen in de Regeling model huisregels private instellingen voor de verpleging van ter beschikking gestelden (voorheen: Regeling model huisregels justitiële TBS-inrichtingen) zijn doorgevoerd. Allereerst is de grondslag voor het vaststellen van huisregels ex artikel 7 Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden komen te vervallen. De nieuwe grondslag voor het vaststellen van huisregels voor private instellingen met een bijzondere aanwijzing is neergelegd in artikel 3.4 van de Wfz. Met een private instelling met een bijzondere aanwijzing wordt bedoeld een private instelling voor de verpleging van ter beschikking gestelden als bedoeld in artikel 3.3, eerde lid, van de Wfz. Daarnaast gaat de Wfz niet meer uit van een ‘inrichting’ maar van een ‘instelling’. Ook hier is de onderhavige regeling op aangepast.

Bij Wet van 22 mei 2019 (Stb. 2019, nr. 200) zijn het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafrecht BES gewijzigd in verband met het strafbaar stellen van het in justitiële inrichtingen binnenbrengen van verboden goederen. In de memorie van toelichting1 bij deze wet is kenbaar gemaakt dat de modellen huisregels van de justitiële inrichtingen worden gewijzigd en dat daarin standaardlijsten van voorwerpen worden opgenomen die in inrichtingen verboden zijn en derhalve niet mogen worden binnengebracht. Met onderhavige regeling wordt de Regeling model huisregels private instellingen voor de verpleging van ter beschikking gestelden vastgesteld.

De lijst met verboden voorwerpen wordt ook gepubliceerd op de internetsite van DJI, zodat ook voor bezoekers kenbaar is welke voorwerpen niet mogen worden binnengebracht in de instelling. Tevens zullen bezoekers bij de ingang van instellingen, voordat zij de instelling betreden, worden gewezen op de lijst met verboden voorwerpen.

De Minister voor Rechtsbescherming, S. Dekker


X Noot
1

TK 2017–2018, 34 982, nr. 3

Naar boven