TOELICHTING
Algemeen
Inleiding
Deze regeling wijzigt de Regeling lozen buiten inrichtingen (hierna: Rlbi). De Rlbi
wordt daardoor aangevuld met regels met betrekking tot eisen aan een zuiveringsvoorziening
voor toiletwater aan boord van pleziervaartuigen. Toiletwater dat door een zuiveringsvoorziening
aan boord is geleid die voldoet aan de gestelde eisen mag daardoor voortaan worden
geloosd. Indien er geen zuiveringsvoorziening aan boord is die aan de eisen voldoet
verandert er niets; dat toiletwater mag zoals voorheen niet worden geloosd.
Zuivering van toiletwater aan boord
Het lozen van ongezuiverd toiletwater op een oppervlaktewater is al sinds 2009 verboden
op grond van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren, welke wet in de Waterwet is
opgegaan. Echter, omdat de lozing via een afsluitklep onder het wateroppervlak plaatsvindt,
is dit vrijwel onzichtbaar en is het verbod nauwelijks te handhaven. Op dit moment
wordt daarom veel toiletwater van pleziervaartuigen nog ongezuiverd in het oppervlaktewater
geloosd. Dit blijkt uit metingen in het oppervlaktewater, maar ook uit het feit dat
de daarvoor bestemde ontvangstinstallaties weinig gebruikt worden; in Friesland slechts
gemiddeld 3,5 keer per week.
De lozing van ongezuiverd toiletwater in oppervlaktewater levert een gezondheidsrisico
op voor de mensen die daarin zwemmen. Er zijn in Nederland zo’n 200.000 pleziervaartuigen
die in het water liggen. Daarvan zijn er naar schatting 50.000 die geen toilet aan
boord hebben of bijvoorbeeld alleen een chemisch toilet of droogtoilet, waarbij de
opvarenden gebruik maken van voorzieningen op de wal. Een deel van de resterende 150.000
pleziervaartuigen heeft een toilet zonder opvangtank; na gebruik wordt het toiletwater
direct via de afsluitklep – illegaal – onder water geloosd. Een deel van de pleziervaartuigen
heeft een toilet met opvangtank. Die opvangtank kan via een slang worden leeggepompt
bij een ontvangstinstallatie. Volgens de ANWB Wateralmanak deel II (2018) zijn er
493 van zulke installaties bij de (jacht)havens in Nederland. Maar de opvangtank kan
op een gegeven moment ook – illegaal worden geleegd via de afsluitklep onder water.
Vanwege het nog ontbreken van eisen aan de zuivering was tot nu toe ook lozing van
wél aan boord gezuiverd toiletwater niet toegestaan. Wel bevat artikel 3.9, tweede
lid, van het Besluit lozen buiten inrichtingen een wettelijke grondslag om eisen te
stellen aan een zuiveringsvoorziening. Indien een zuiveringsvoorziening aan de eisen
voldoet mag het toiletwater na zuivering worden geloosd op het oppervlaktewater.
Voor veel eigenaren van pleziervaartuigen heeft een installatie waarbij het toiletwater
aan boord wordt gezuiverd en vervolgens wordt geloosd, de voorkeur boven een opvangtank.
Dit is gebleken uit onderzoek dat de Hiswa in 2012 en 2013 heeft uitgevoerd, onder
meer door middel van een enquête.
Belangrijk knelpunt is dat een opvangtank – in vergelijking met de internationaal
meest gangbare zuiveringsvoorzieningen voor pleziervaartuigen – relatief veel volume
inneemt. Bovendien kan een volle opvangtank geuren gaan verspreiden en zorgt deze
voor extra ballast. Daarnaast zijn de ontvangstinstallaties niet altijd snel en gemakkelijk
te gebruiken.
Met de onderhavige wijziging van de Rlbi wordt lozing van aan boord gezuiverd toiletwater
mogelijk, mits de zuiveringsvoorziening zodanig functioneert dat het gezuiverde toiletwater
na lozing geen risico voor de volksgezondheid vormt. Om die reden wordt uitgegaan
van de microbiologische eisen van de Zwemwaterrichtlijn (2006/7/EG) aan oppervlaktewater
waarin gezwommen wordt. Die eisen gelden voor aangewezen zwemwaterlocaties. Omdat
in Nederland ook veel buiten die locaties gezwommen wordt en dat doorgaans ook toegestaan
is (tenzij er bijvoorbeeld veiligheidsrisico’s zijn) is het ter bescherming van de
volksgezondheid gewenst dat die kwaliteitseisen ook buiten die locaties zoveel mogelijk
worden toegepast en derhalve wordt aangesloten bij het minimum beschermingsniveau
van de Zwemwaterrichtlijn. Hierbij speelt mee dat de pleziervaart en het zwemmen in
oppervlaktewater ‘s zomers vaak in elkaars nabijheid plaatsvinden. Daarnaast wordt
in de onderhavige regeling via het instrument van typegoedkeuring met certificaat
en onderhoudsvoorschriften zo goed mogelijk geborgd dat de installatie goed functioneert
en bestendig blijft functioneren tijdens het gebruik, onder meer door de apparatuur
gedurende langere tijd te testen. Bij het toezicht kan dan getoetst worden op de aanwezigheid
van het bij de typegoedkeuring behorende certificaat en het voldoen aan de installatie-,
gebruiks- en onderhoudsvoorschriften.
Bij het opstellen van de voorschriften voor de typegoedkeuring is – op een sterk vereenvoudigde
en voor pleziervaart aangepaste wijze (zodat uitvoeringslasten en nalevingskosten
zoveel mogelijk worden beperkt) – aangesloten bij de systematiek van hoofdstuk 18
(boordzuiveringsinstallaties) van de Europese standaard tot vaststelling van de technische
voorschriften voor binnenschepen (verder: de Europese standaard1). Daarnaast is ook gekeken naar de voorschriften die de United States Coast Guard
heeft ontwikkeld voor pleziervaartuigen op binnenwateren in de Verenigde Staten. Het
systeem van typegoedkeuring met certificaat dient de rechtszekerheid, uitvoerbaarheid
en handhaafbaarheid en biedt zo eenvoudig mogelijke nalevingsmogelijkheden voor de
eigenaren van pleziervaartuigen.
Eigenaren van pleziervaartuigen krijgen met deze regelgeving de mogelijkheid om in
plaats van een opvangtank een zuiveringsvoorziening in te bouwen. Dit zal naar verwachting
leiden tot een vermindering van lozingen van ongezuiverd toiletwater in oppervlaktewater,
hetgeen weer positief is voor de gezondheid van degenen die in dat oppervlaktewater
zwemmen. De eigenaren zijn hier, voor alle duidelijkheid, overigens niet toe verplicht.
Indien zij geen zuiveringsvoorziening inbouwen en gebruiken mag het toiletwater (zoals
voorheen) niet worden geloosd.
Daarnaast wordt in deze regelgeving bepaald dat indien geborgd is dat via het toilet
uitsluitend urine wordt geloosd, dit niet gezuiverd hoeft te worden. Dit om de reden
dat normaliter in urine geen relevante hoeveelheden bacteriën aanwezig zijn.
Normstelling
Lozingen van ongezuiverd toiletwater door pleziervaartuigen leveren met name voor
zwemmers een risico op, omdat deze activiteiten zoals opgemerkt vaak in elkaars nabijheid
plaatsvinden. Om die reden zijn de lozingseisen zoals hiervoor toegelicht geënt op
de microbiologische normen van de Zwemwaterrichtlijn en niet op de eisen van hoofdstuk
18 van de Europese standaard voor binnenschepen. Hoofdstuk 18 van de Europese standaard
heeft betrekking op afvalwaterlozingen door de binnenvaart en is met name gericht
op bescherming van milieu en natuur. Die zuiveringseisen betreffen daarom het biochemisch
zuurstofverbruik, het chemisch zuurstofverbruik en de totaal organisch gebonden koolstof.
Hoofdstuk 18 is ook niet van toepassing op pleziervaartuigen. Het voor pleziervaartuigen
stellen van zuiveringseisen aan biochemisch zuurstofverbruik, chemisch zuurstofverbruik
en totaal organisch gebonden koolstof zou enerzijds geen bescherming bieden voor de
gezondheid van de zwemmers en anderzijds grote barrières opwerpen voor de ontwikkeling
van de kleine en compacte zuiveringsvoorzieningen die in deze situatie wenselijk zijn.
Juridisch kader
De wijzigingsregeling is gebaseerd op artikel 3.9, tweede lid, van het Blbi. Het eerste
lid van dat artikel bepaalt dat het lozen in een oppervlaktewaterlichaam van huishoudelijk
afvalwater, met uitzondering van toiletwater, vanaf een pleziervaartuig als bedoeld
in artikel 1 van de Wet pleziervaartuigen 2016 is toegestaan. Onder “pleziervaartuig”
wordt verstaan: voor sport- en vrijetijdsdoeleinden bedoeld vaartuig, niet zijnde
een waterscooter, ongeacht het type of de wijze van voortstuwing, met een romplengte
van 2,5 tot 24 meter (artikel 1 van de Wet pleziervaartuigen 2016). Het lozen van
bijvoorbeeld douchewater of (af)waswater is dus toegestaan, maar het lozen van toiletwater
niet.
Het tweede lid van artikel 3.9 van het Blbi bepaalt dat, in afwijking van het eerste
lid, het lozen van toiletwater is toegestaan vanaf een pleziervaartuig, indien het
toiletwater voordat het geloosd wordt door een zuiveringsvoorziening wordt geleid,
die voldoet aan bij ministeriële regeling gestelde eisen.
Deze wijzigingsregeling bevat de (output)eisen die aan de zuiveringsvoorziening worden
gesteld. De eisen zijn gesteld in de vorm van kwaliteitseisen van het afvalwater na
de zuivering (het effluent). De zuiveringsvoorziening moet zodanig functioneren dat
bestendig aan deze eisen wordt voldaan. Indien aan de eisen wordt voldaan is het lozen
van het door middel van de zuiveringsvoorziening gezuiverde toiletwater vanaf een
pleziervaartuig toegestaan.
De eisen gelden in Nederland voor ieder pleziervaartuig dat toiletwater na zuivering
wil lozen. Op Europees niveau zijn dergelijke eisen niet gesteld. Richtlijn 2013/53/EU
betreffende pleziervaartuigen en waterscooters is geïmplementeerd in de Wet pleziervaartuigen
2016. Op basis van die richtlijn worden momenteel in Europees verband technische voorschriften
ontwikkeld. Een van die voorschriften is ISO 8099-2 (Small craft - Waste systems -
Part 2: Sewage treatment systems). Van dit document is in maart 2019 een concept uitgebracht
in de vorm van een Draft ISO Standaard (DIS). Het document heeft betrekking op zuiveringsvoorzieningen
in pleziervaartuigen, waarbij uitdrukkelijk is vermeld dat het document niet tot doel
heeft om emissie-eisen te stellen aan het gezuiverde water, mede omdat daarvoor regels
op nationaal niveau gesteld (kunnen) zijn. Voor zover geen geharmoniseerde eisen op
EU-niveau worden vastgesteld kunnen (mede gelet op de verplichtingen van de Kaderrichtlijn
water en het VWEU-verdrag) op nationaal niveau eisen aan lozingen worden gesteld.
Het genoemde ISO 8099-2 zal dus leiden tot een aantal technische eisen aan de zuiveringsvoorziening
in een pleziervaartuig, zoals de toepassing van afsluiters en ontluchting, de bereikbaarheid
van onderdelen en eisen aan onder meer de vloeistofdichtheid en de mate waarin de
gebruikte materialen bestand zijn tegen chemische stoffen. Dat laat onverlet dat er
op nationaal niveau, nu en in de toekomst, ruimte is om eisen te stellen aan de prestaties
van de zuiveringsvoorziening met het oog op het te lozen toiletwater. Artikel 3.9,
tweede lid, van het Blbi biedt de basis voor het stellen van eisen aan de zuiveringsvoorziening
aan boord van pleziervaartuigen met het oog op de zuivering van het toiletwater. Deze
bepaling biedt echter geen mogelijkheden om andere eisen te stellen, zoals bijvoorbeeld
ten aanzien van de verzegeling van de afsluiter ter voorkoming van het lozen van ongezuiverd
toiletwater. Dergelijke voorschriften zullen daarom pas in het hierna genoemde vervolgtraject
aan de orde komen.
Op weg naar handhaafbare regelgeving
De wijzigingsregeling is een eerste stap in de aanpak van het probleem. De tweede
stap vindt plaats via een wijziging van het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal)
onder de Omgevingswet. Daarbij worden onderhavige voorschriften rond de zuivering
in gebouwd in het Bal, omdat de Rlbi met inwerkingtreding van de Omgevingswet zal
vervallen. Daarnaast is het de bedoeling om in dat wijzigingsbesluit ook voorschriften
op te nemen die gericht zijn op verbetering van de handhaafbaarheid. Voorschriften
die niet in de onderhavige wijziging van de Rlbi konden worden opgenomen omdat de
Wet milieubeheer daar geen wettelijke basis voor biedt. Daarbij wordt op dit moment
aan het volgende gedacht. In het geval er aan boord geen zuiveringsinstallatie aanwezig
is, maar wel een toilet (eventueel met opslagtank) dient de afsluiter, via welke het
toiletwater illegaal onder water geloosd kan worden, in gesloten stand verzegeld te
zijn. Zo wordt bevorderd dat men gebruik maakt van de ontvangstinstallaties die in
tal van jachthavens aanwezig zijn. Bij motie 35 000-J nr. 13 heeft het lid van de Tweede Kamer De Groot (D66) verzocht om een dergelijke verzegeling
in regelgeving te verankeren. Deze motie is aangenomen. Het ligt in de rede dat in
plaats van een verzegeling, ook gekozen kan worden voor een gelijkwaardige oplossing.
Daarbij gaat het er uiteindelijk om dat de toezichthouder kan controleren op welke
locatie de afsluiter geopend is geweest. Dit kan met name een oplossing zijn voor
pleziervaartuigen die regelmatig vanuit de binnenwateren de zee op gaan, waar het
lozingsverbod niet geldt. Uiteraard kunnen deze pleziervaartuigen ook kiezen voor
een zuiveringsinstallatie aan boord, in plaats van een opvangtank. Dan is een verzegeling
(of gelijkwaardige oplossing) natuurlijk niet aan de orde.
Het aldus gewijzigde Bal zal volgens planning op 1 januari 2021 in werking treden.
Daarbij kan eventueel een nog nader te bepalen overgangstermijn vastgesteld worden.
Om toezicht uit te oefenen op de naleving van de regelgeving is het noodzakelijk om
bij het pleziervaartuig binnen te kunnen treden. Daarbij is relevant dat pleziervaartuigen
soms worden beschouwd als woning, waardoor op dit moment de Algemene wet op het binnentreden
van toepassing is. Dit betekent dat als de toezichthouder van de schipper geen toestemming
krijgt om aan boord te gaan, hij bij de betreffende burgemeester voor het uitvoeren
van een inspectie eerst een machtiging moet verkrijgen.
Vanaf de inwerkingtreding van de Omgevingswet (gepland op 1 januari 2021) verandert
die situatie. In de artikelen 18.6 en 18.7 van die wet wordt bepaald dat het bevoegd
gezag (zoals het dagelijks bestuur van het waterschap) bij de aanwijzing van personen
die belast zijn met het toezicht op naleving, kan bepalen dat zij bevoegd zijn een
woning (zijnde een pleziervaartuig) te betreden zonder toestemming van de bewoner,
mits aan de in artikel 18.7, tweede lid, van de genoemde wet gestelde voorwaarden
wordt voldaan. Op dat moment is het totaalpakket dus compleet.
De mogelijkheid van zuivering aan boord is in het geheel een belangrijke stap, zeker
met het perspectief op verplichte verzegeling van de opslagtank (of gelijkwaardige
oplossing). Vanuit dat perspectief zullen mensen wellicht al vóór 1 januari 2021 kiezen
voor zuivering aan boord ter vervanging van de opslagtank, om verplichte verzegeling
te voorkomen.
Verwacht wordt dat met de hierboven beschreven toekomstige aanpassingen van de regelgeving
en het uitvoeren van toezicht op naleving daarvan, de problematiek van ongezuiverde
toiletlozingen van de pleziervaart voor een belangrijk deel kan worden verminderd.
Uitvoerbaarheid
Er zijn in Nederland nog geen zuiveringsinstallaties voor toiletwater aan boord van
pleziervaartuigen op de markt verkrijgbaar, omdat er momenteel geen vraag vanuit de
markt is; vanwege het ontbreken van eisen heeft het momenteel geen zin om zo’n installatie
te gebruiken. Vanwege het ontbreken van eisen zou het momenteel ook na zuivering door
een zuiveringsvoorziening nog steeds niet toegestaan zijn te lozen. In het buitenland
zijn wel zuiveringsinstallaties op de markt en in gebruik, maar zover bekend is het
gezuiverde water daarvan niet getest op de aanwezigheid van Intestinale enterokokken en Escherichia coli.
Aan enkele leveranciers is voorgesteld dat zij hun zuiveringsinstallaties hierop onderzoeken,
maar hieraan is nog geen gevolg gegeven. De indruk bestaat dat gewacht wordt op meer
duidelijkheid over de aan een zuiveringsinstallatie te stellen eisen en inhoud van
de regelgeving. De wijzigingsregeling bevat deze eisen. Deze lijken technisch haalbaar,
zodat er geen reden is om te wachten met de ontwikkeling van een zuiveringsinstallatie
en het op de markt brengen daarvan. Gezien de stand van de techniek en de voortdurende
ontwikkelingen daarin, is het naar verwachting technisch gezien mogelijk om zuiveringsinstallaties
te ontwikkelen die aan de in artikel 2.28 opgenomen eisen kunnen voldoen, om de volgende
redenen:
-
– de eisen aan het effluent worden beperkt tot twee microbiologische parameters, in
casu twee soorten bacteriën;
-
– de normen zijn gesteld als een 90-percentiel (dit houdt in dat niet alle metingen
volledig aan de gestelde waarden moeten voldoen), en
-
– er zijn veel technieken op de markt om genoemde bacteriën te doden of weg te vangen,
zoals biologische zuivering, anodische oxidatie, UV-licht, microfiltratie, ultrafiltratie,
waterstofperoxide, ozon en Advanced Oxydation Technology (AOT), inclusief mogelijke
combinaties van deze technieken.
Handhaafbaarheid
De mogelijkheid om een zuiveringsvoorziening te plaatsen en te gebruiken, zou ertoe
kunnen leiden dat er minder – illegale – lozingen van ongezuiverd toiletwater plaatsvinden,
waarmee de naleving van het lozingsverbod dus verbetert. Als echter uitsluitend naar
de handhaafbaarheid wordt gekeken vormt de onderhavige regeling op zichzelf beschouwd
alleen een eerste stap naar verdere verbetering, zoals ook Rijkswaterstaat constateert
in de HUF-toets die ze heeft uitgevoerd. De hiervoor beschreven toekomstige aanpassingen
van de regelgeving zullen de handhaafbaarheid naar verwachting sterk verder verbeteren.
Daarnaast geeft Rijkswaterstaat aan dat de uitvoerbaarheid van deze regeling niet
gegarandeerd is, omdat de te testen zuiveringsvoorzieningen nog niet in Nederland
verkrijgbaar zijn. Dit is te verklaren doordat tot op heden het gebruik van deze apparatuur
aan boord van pleziervaartuigen verboden is, want volgens de bestaande regelgeving
is ook het lozen van gezuiverd water niet toegestaan. In andere landen is deze zuiveringsapparatuur
echter wel ontwikkeld en verkrijgbaar. De onzekere factor is of het effluent ervan
voldoet aan de twee microbiologische kwaliteitseisen die in de onderhavige regeling
zijn opgenomen. Het staat de leveranciers uiteraard vrij om daar zelf onderzoek naar
te doen, en de – eventueel aangepaste – apparatuur vervolgens voor een typegoedkeuring
aan te bieden. En ook aan ontwikkelaars van zuiveringssystemen wordt met onderhavige
regeling de mogelijkheid geboden om een nieuwe markt aan te boren.
Effecten op de gezondheid van zwemmers
Los van de handhaafbaarheid, vormt een gezuiverde lozing van toiletwater voor zwemmers
een veel kleiner risico dan een – illegale maar niet te controleren – ongezuiverde
toiletlozing.
Voorbereidingsprocedure, internetconsultatie, notificatie
De wijzigingsregeling is voorbereid in een overleg waarin onder meer vertegenwoordigers
van de Hiswa, Waterrecreatie Nederland, de ANWB, het Watersportverbond, het platform
Waterrecreatie, de Nederlandse Jachtbouw Industrie, Rijkswaterstaat en de Unie van
Waterschappen hebben geparticipeerd.
Naar aanleiding van de internetconsultatie zijn ruim 100 reacties ontvangen. Een verslag
op hoofdlijnen is te downloaden via deze link: https://www.internetconsultatie.nl/regeling_zuivering_toiletwater_pleziervaart/berichten
Daarnaast zijn er in het kader van de bestuurlijke consultatie reacties ontvangen
van het Interprovinciaal Overleg en de Unie van Waterschappen. Onder meer Hiswa, het
Watersportverbond, de Nederlandse Vereniging van Toerzeilers, de Nederlandse Jachtbouw
Industrie, het Verbond Nederlandse Motorbootsport, de Unie van Waterschappen en het
Interprovinciaal Overleg zijn positief over de voorgestelde regeling.
In diverse reacties van vooral particulieren werd er – op basis van berichten in de
media – van uitgegaan dat zuivering verplicht zou worden, en dat de opslagtank vervangen
zou moeten worden door een zuiveringsvoorziening. Dit is echter een misvatting: er
wordt met onderhavige regeling uitsluitend een extra mogelijkheid geboden om op legale
wijze van het toiletwater af te komen. Men kan dus kiezen voor een zuivering, maar
ook een opslagtank of andere voorziening aan boord (zoals chemisch toilet of droogtoilet)
behoort tot de mogelijkheden. En uiteraard kan men ook gebruik blijven maken van voorzieningen
op de wal. Wat wel overeind blijft, is het sinds 2009 geldende verbod om ongezuiverd
toiletwater te lozen.
Daarnaast hadden veel reacties betrekking op het – in de toelichting beschreven –
voornemen om een verzegeling van de afsluiter (of gelijkwaardig alternatief daarvoor)
verplicht te stellen. Voor alle duidelijkheid zij opgemerkt dat de onderhavige regelgeving
geen voorschriften bevat over de verzegeling. De op dit punt ingebrachte opmerkingen
zullen worden betrokken bij het opstellen van de wijziging van het Besluit activiteiten
leefomgeving, waarin dit volgens planning geregeld zal worden.
Regelmatig werd opgemerkt dat passagiersschepen en hotelschepen met maximaal 49 passagiers
op grond van internationale regelgeving (het CDNI) het afvalwater ongezuiverd mogen
lozen. In dat verband is van belang dat naar verwachting eind 2019 zal worden ingestemd
met het voorstel om die grens aanzienlijk te verlagen, naar maximaal 12 passagiers.
Ook bij die schepen is er dus toenemende aandacht voor vermindering van de ongezuiverde
lozingen.
Het commentaar heeft geleid tot aanvulling van artikel 2.28 met een derde lid. Daarin
is vastgelegd dat de zuiveringsvoorziening zodanig moet zijn ontworpen dat er geen
ongezuiverd toiletwater kan worden geloosd op het moment dat de zuivering uitgeschakeld
is of niet in bedrijf is.
Er was ook commentaar op artikel 2.29, eerste lid. Daar was een mogelijkheid gecreëerd
voor het uitvoeren van een gelijkwaardige test, zonder dat duidelijk was aan welke
criteria die test zou moeten voldoen. Vanwege het belang van eenduidigheid en vergelijkbaarheid
van de testresultaten is deze optie geschrapt. Alleen volgens één van de in de bijlage
opgenomen testen kan worden aangetoond dat aan de zuiveringsvoorziening voldoet aan
de eisen, bedoeld in artikel 2.28.
Naar aanleiding van het commentaar is artikel 2.33 aangevuld met een extra lid, inhoudende
dat de installatie-, gebruiks- en onderhoudsvoorschriften aan de toezichthouder moeten
kunnen worden getoond. Dit om de uitoefening van toezicht en de handhaving te vergemakkelijken.
Van diverse kanten is opgemerkt dat het mogelijk zou moeten zijn om enkel urine op
het oppervlaktewater te lozen, zonder dat dit gezuiverd hoefde te worden. Urine bevat
namelijk – zeker vergelijken met feces – normaliter nauwelijks relevante hoeveelheden
bacteriën. Naar aanleiding hiervan is in paragraaf 2.6 een artikel toegevoegd.
Ook is opgemerkt dat deel I van de bijlage gericht is op het testen van een biologische
zuivering, maar dat het denkbaar is dat ook niet-biologische zuiveringen voor een
test worden aangeboden. Daarom is de bijlage is uitgebreid met een deel II over testen
van niet-biologische zuiveringsinstallaties.
Daarnaast zijn naar aanleiding van het commentaar enkele onjuiste artikelverwijzingen
gecorrigeerd. Waar dat zinvol en relevant was zijn de overige ontvangen suggesties
en opmerkingen zoveel mogelijk verwerkt in deze toelichting.
In de geconsulteerde tekst werd uitgegaan van een bevoegde autoriteit, die was gedefinieerd
als Minister van Infrastructuur en Waterstaat of een door de minister aangewezen instantie.
Deze bevoegde instantie zou de typegoedkeuring verrichten en een certificaat afgeven
aan de aanvrager. Nadat de conceptregeling ter consultatie was aangeboden bleek dat
er meerdere instanties geïnteresseerd zijn in het afgeven van certificaten voor typegoedkeuring.
Om dit te faciliteren is de regelgeving aangepast. Ook vanuit het oogpunt van een
aanvrager is het positief dat het mogelijk wordt gemaakt dat meer instanties een certificaat
van typegoedkeuring kunnen verlenen. Een aanvrager krijgt daarmee immers de mogelijkheid
uit meerdere instanties te kiezen. Een certificaat moet worden afgegeven door een
erkende instantie. Een instantie die aan de voorwaarden voldoet kan daartoe een aanvraag
doen conform artikel 2.31 van de regeling. Aangezien deze aanpassing geen ingrijpende
veranderingen teweegbrengt in de rechten en plichten van burgers of bedrijven, is
niet opnieuw geconsulteerd.
De ontwerpregeling is op 26 maart 2019 ingevolge artikel 5 van richtlijn (EU) 2015/1535
van het Europees Parlement en de Raad van 9 september 2015 betreffende een informatieprocedure
op het gebied van technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de
informatiemaatschappij (codificatie)(PbEU 2015, L 241) voorgelegd aan de Europese
Commissie en andere lidstaten. Hierop zijn geen reacties gekomen. De technische voorschriften
in artikelen 2.28 tot en met 2.35, waarin de technische eisen aan de zuiveringsvoorziening,
de type(goed)keuring en het certificaat zijn opgenomen, zijn verenigbaar met de artikelen
34 tot en met 36 van het werkingsverdrag van de Europese Unie (vrij verkeer van goederen),
omdat het gaat om eisen die, via de kwaliteit van het zwemwater, de volksgezondheid
beschermen.
Administratieve lasten en nalevingskosten, toetsing ATR
Op dit moment is het verboden om ongezuiverd toiletwater te lozen, dat verandert niet
met de voorliggende wijziging. Wel biedt de wijziging nieuwe mogelijkheden, namelijk
om in plaats van een opvangtank (of bijvoorbeeld een chemisch toilet of droogtoilet)
een zuiveringsinstallatie in te bouwen. Dat is een vrijwillige keuze, die uiteraard
ook financieel gezien positieve of negatieve effecten kan hebben. Wel is te verwachten
dat door deze mogelijkheid te bieden, de kosten van zuiveringsinstallaties zullen
dalen naarmate de vraag stijgt.
De kosten van inbouw van een opvangtank (doorgaans maatwerk, vanwege de beperkte ruimte
aan boord) of van een zuiveringsinstallatie lijken niet ver uiteen te liggen. Afhankelijk
van de specifieke situatie kost een opvangtank enige honderden tot 1.500 euro, en
zou een zuiveringsinstallatie op ongeveer 2.500 euro kunnen uitkomen. De specifieke
kosten van de typegoedkeuring (die voor rekening komen van de fabrikant) zijn (mede
omdat voor dit specifieke type nog geen typegoedkeuringen zijn afgegeven) nog niet
bekend. Als indicatie kunnen worden genoemd de kosten van typegoedkeuringen voor zuiveringsinstallaties
aan boord van binnenvaartschepen, met betrekking tot onder meer chemisch en biologisch
zuurstofverbruik. Met een dergelijke typegoedkeuring is een bedrag van 40.000 tot
50.000 euro gemoeid. ATR heeft besloten geen formeel advies uit te brengen, maar deelt
de analyse dat er geen (omvangrijke) gevolgen zijn voor de regeldruk.
Artikelsgewijze toelichting
Artikel I
A
Aan artikel 1.2, eerste lid, zijn een aantal begrippen toegevoegd. Het gaat om normdocumenten
waarin analysemethoden zijn opgenomen voor de parameters Intestinale enterokokken en Escherichia coli. Daarnaast is een normdocument toegevoegd waarin eisen voor certificatie-instellingen
zijn opgenomen en een normdocument toegevoegd waarin eisen zijn vastgelegd ten aanzien
van de competentie van test- en kalibratielaboratoria.
B
Artikel 2.27
In dit artikel wordt een aantal begrippen gedefinieerd die in de nieuwe paragraaf
2.5 worden gehanteerd. Met name betreft het begrippen in verband met de typegoedkeuring.
Deze zijn voor een belangrijk deel ontleend aan artikel 18.00 van de eerdergenoemde
Europese standaard.
Een fabrikant kan derden machtigen om een aanvraag namens hem in te dienen maar blijft
zelf verantwoordelijk voor de te verstrekken gegevens en de conformiteit van de productie.
In gevallen waarin de zuiveringsvoorziening na haar oorspronkelijke fabricage door
veranderingen en aanvullingen wordt aangepast voor gebruik op een pleziervaartuig,
is de fabrikant degene die verantwoordelijk is voor het eindproduct.
Artikel 2.28
In artikel 2.28 zijn eisen aan de zuiveringsvoorziening opgenomen in de vorm van eisen
aan het effluent van de installatie (eisen aan de kwaliteit van het toiletwater na
zuivering, zoals dat wordt geloosd). In het artikel zijn normwaarden en analysemethoden
voor de kwaliteit van het gezuiverde toiletwater opgenomen. Vanwege de focus op bescherming
van de gezondheid van de zwemmers in het oppervlaktewater is daarbij (zoals in het
algemeen deel toegelicht) gekozen voor het hanteren van de parameters uit bijlage
I van de Europese Zwemwaterrichtlijn (2006/07/EG), zijnde Intestinale enterokokken en Escherichia coli (binnenwateren, aanvaardbare kwaliteit), met onderbouwing van die keuze. Bij de typegoedkeuring
door een erkende instantie wordt beoordeeld of aan de gestelde kwaliteitseisen wordt
voldaan.
In het derde lid is bepaald dat geborgd moet zijn dat niet via de zuiveringsvoorziening
kan worden geloosd in situaties waarbij die voorziening uitgeschakeld is of niet in
bedrijf is. Op het moment dat de zuiveringsvoorziening niet functioneert, mag het
dus niet zo zijn dat er ongezuiverd toiletwater wordt geloosd.
Artikel 2.29
Uit het eerste lid van artikel 2.29 volgt dat ten behoeve van een typegoedkeuring
één van de in de bijlage bij de regeling opgenomen tests moet worden uitgevoerd, afhankelijk
van de zuiveringstechniek. Uit de test moet voldoende aannemelijk worden dat bestendig
(dat wil zeggen in ieder geval gedurende een seizoen, als aan de onderhoudsvoorschriften
wordt voldaan) aan de eisen wordt voldaan. Dat is in elk geval het geval bij een test
die gericht is op een aantal relevante situaties aan boord van een pleziervaartuig.
Voor een verdere toelichting op de testen wordt verwezen naar de toelichting op de
bijlage.
Dat een zuiveringsvoorziening volgens de in de bijlage opgenomen testen voldoet aan
de eisen, bedoeld in artikel 2.28, volgt uit een door een instantie afgegeven certificaat.
Met het oog op het toezicht en de handhaafbaarheid moet een kopie van dit certificaat
van typegoedkeuring kunnen worden getoond aan de toezichthouder. Het aan boord bewaren
is met het oog daarop wenselijk, tezamen met de onderhoudsgegevens. De tekst is deels
ontleend aan artikel 18.05, vijfde lid, van de eerdergenoemde Europese standaard.
Als een type zuiveringsvoorziening wijzigt of wordt uitgebreid, zal opnieuw moeten
worden aangetoond dat aan de eisen wordt voldaan. Met een certificaat moet immers
te allen tijde kunnen worden aangetoond dat een zuiveringsvoorziening voldoet aan
de in artikel 2.28 gestelde eisen. Een certificaat van typegoedkeuring kan worden
ingetrokken door de instantie als blijkt dat het certificaat ten onrechte is afgegeven,
als wijzigingen aan het certificaat zijn aangebracht anders dan door de instantie
die het certificaat afgeeft, of als blijkt dat ingebruikname van de zuiveringsvoorziening
leidt tot significante risico’s voor de gezondheid, de veiligheid of het milieu.
Artikel 2.30
In dit artikel wordt het verlenen van een certificaat van typegoedkeuring geregeld.
Een certificaat wordt alleen verleend, als aan de voorwaarden in het eerste lid wordt
voldaan.
In het tweede lid is bepaald dat de instantie een aanvraagprocedure instelt. Het is
aan de instantie om te bepalen op welke manier de aanvraagprocedure wordt ingericht,
er kan bijvoorbeeld gebruik worden gemaakt van een aanvraagformulier maar er zijn
ook andere aanvraagprocedures mogelijk. Van belang is dat in elk geval de gegevens
worden aangeleverd, die zijn opgenomen in het tweede lid. Bij de door een aanvrager
te overleggen gegevens behoren in elk geval de gegevens en documenten waarin de kenmerken
van de zuiveringsvoorziening, met inbegrip van de onderdelen (componenten) en afstellingen
die van invloed zijn op het niveau van de toiletwaterzuivering, evenals de wijzigingen
daarvan, vastgelegd zijn.
In het derde lid komt de situatie aan de orde waarbij het goed functioneren van de
zuiveringsvoorziening afhankelijk is van andere onderdelen van het pleziervaartuig.
De tekst is ontleend aan artikel 18.03 van de Europese standaard. Hierbij wordt ervan
uitgegaan dat de gebruiks- en onderhoudsvoorschriften van de fabrikant worden nageleefd.
Als daaromtrent geen gegevens voorhanden zijn of de toezichthouder vermoedt dat de
voorziening wegens onjuist gebruik of gebrekkig onderhoud niet naar behoren functioneert
kan deze niettemin aangeven dat maatregelen zoals onderhoudsmaatregelen moeten worden
genomen.
Artikel 2.31
Dit artikel betreft de erkenning van de instantie die een certificaat van typegoedkeuring
verleent. De instantie wordt door de minister erkend als aan de voorwaarden in het
tweede lid wordt voldaan. In NEN-EN-ISO/IEC 17065 zijn eisen opgenomen voor certificatie-instellingen
die certificaten toekennen aan (onder andere) producten.
Een instantie kan een aanvraag tot erkenning indienen. Op de aanvraag zijn de regels
van afdeling 4.1.1 van de Algemene wet bestuursrecht onverminderd van toepassing.
Er is geen formulier vastgesteld voor het indienen van de aanvraag, een schriftelijke
aanvraag kan worden gericht aan de minister, ter attentie van de Directie Waterkwaliteit,
Ondergrond en Marien, Postbus 20901, 2500 EX te Den Haag.
Artikel 2.32
Dit artikel regelt het aanbrengen van merktekens op de zuiveringsvoorziening. De tekst
is ontleend aan artikel 18.05 van de Europese standaard.
Artikel 2.33
Dit artikel gaat over de installatie, het gebruik en onderhoud van de zuiveringsvoorziening,
teneinde te waarborgen dat deze goed blijft functioneren. De tekst is ontleend aan
artikel 18.01, negende lid, van de Europese standaard. Het moge duidelijk zijn dat
de werking van de zuivering mede afhankelijk is van de installatie, het gebruik en
het onderhoud van de zuiveringsvoorziening. In situaties waarbij evident is dat niet
aan deze verplichting wordt voldaan, zou dit voor een toezichthouder een handvat kunnen
bieden om handhavend op te treden. Mede in dat licht is in het tweede lid bepaald
dat de installatie-, gebruiks- en onderhoudsvoorschriften moeten kunnen worden getoond
aan de toezichthouder.
Artikel 2.34
Dit artikel stelt eisen aan de technische dienst die door de erkende instantie kan
worden ingeschakeld bij de typegoedkeuring. De tekst is ontleend aan artikel 18.10
van de Europese standaard.
Artikel 2.35
Voor situaties waarbij geborgd is dat er uitsluitend urine wordt geloosd via het toilet
is in dit artikel bepaald dat zuivering niet vereist is. Hiervan is bijvoorbeeld sprake
als er aan boord alleen een urinoir aanwezig is, of als er een droogtoilet is met
aparte opvang en afvoer van de urine. Er hoeft in die situaties dus geen zuiveringsvoorziening
aanwezig te zijn en de urine kan zonder verdere behandeling op het oppervlaktewater
worden geloosd. Urine bevat namelijk – zeker vergeleken met feces – weinig bacteriën.
Indien de urine eerst in contact komt met feces, is deze bepaling niet van toepassing.
C
Bijlage
De bijlage bevat de beschrijving van een test voor biologische zuiveringsvoorzieningen
(onderdeel I) en een test voor niet-biologische zuiveringsvoorzieningen (onderdeel
II).
Test voor biologische zuiveringsvoorzieningen
In het eerste onderdeel de omschrijving van de samenstelling van het toiletwater dat
naar de te testen zuiveringsvoorziening moet worden toegevoerd. De verhouding tussen
de verschillende stoffen is gebaseerd op het te verwachten gemiddelde dagelijkse gebruik
van het boordtoilet door één persoon: 50 gram toiletpapier, 150 gram feces, 1,25 liter
urine en in totaal 5 liter water om door te spoelen.
Bij dat laatste wordt opgemerkt dat in de praktijk vooral oppervlaktewater wordt gebruikt,
maar in het algemeen niet te verwachten is dat de kwaliteit daarvan een belangrijke
invloed zal hebben op het zuiveringsrendement van de voorziening. Teneinde de testcondities
zoveel mogelijk gelijk te houden en uit praktische overwegingen is er daarom voor
gekozen dat het water van drinkwaterkwaliteit moet zijn. Er mag vanuit worden gegaan
dat het door een drinkwaterbedrijf geleverde water deze kwaliteit heeft.
Voor zover volgens de gebruiksvoorschriften van de fabrikant naast zoet oppervlaktewater
ook brak water of zeewater kan worden gebruikt voor de doorspoeling, wordt dit beschouwd
als een uitbreiding van de typegoedkeuring in de zin van artikel 2.31, en zal daar
beschreven procedure doorlopen moeten worden.
Bij de test van een zuiveringsvoorziening een biologische werking wordt een aantal
situaties nagebootst die bij zo’n zuiveringsvoorziening aan boord van een pleziervaartuig
relevant kunnen zijn voor de effectiviteit van de zuivering. Met name gaat het om
de mate waarin de zuiveringsvoorziening al dan niet continu gebruikt wordt, de heersende
temperatuur benedendeks (variërend van 15 tot 40 °C) en de hydraulische belasting.
Met dat laatste wordt bedoeld de mate waarin toiletwater naar de zuiveringsvoorziening
wordt toegevoerd. Daarbij komt een percentage van 100 overeen met de maximale hydraulische
belasting die door de fabrikant is aangegeven. Bij 125% is er dan dus sprake van overbelasting,
bij 50% is er sprake van een onderbelasting.
In theorie zouden ook aspecten zoals beweging en trillingen relevant kunnen zijn,
maar mede omdat die factoren ook niet meegenomen zijn in de testen die in de Europese
standaard zijn beschreven, wordt het niet nodig geacht om hierop te onderzoeken. Bij
het opstellen van de testprogramma’s is mede gekeken naar de aanpak in de Europese
standaard.
Het testprogramma duurt 68 dagen en omvat een aantal fasen, waaronder een gebruiksfase
bij een omgevingstemperatuur van 15 ° C, een fase waarin de voorziening een week lang
niet gebruikt wordt, een gebruiksfase bij een omgevingstemperatuur van 40 °C en een
fase waarin de voorziening drie weken lang niet gebruikt wordt.
Het is uiteraard ook mogelijk dat een pleziervaartuig – en dus ook de zuiveringsvoorziening
– bij lagere temperaturen (in de winter) gebruikt wordt. Hierop hoeft echter niet
getest te worden. Reden hiervoor is dat relatief weinig pleziervaartuigen in de winter
het water opgaan, de bacteriegroei in het oppervlaktewater gering zal zijn en er dan
bovendien maar zeer weinig mensen in het water zwemmen.
In de praktijk zouden twee situaties kunnen voorkomen: er is een tank waarin het te
behandelen toiletwater wordt verzameld voordat het de zuiveringsvoorziening ingaat,
en de situatie dat er geen verzameltank is.
Onderdeel 2 beschrijft het testprogramma voor de situatie dat er geen sprake is van
een verzameltank. In dat geval zou in de praktijk een overbelasting kunnen plaatsvinden,
wat de reden is waarom hier in het testprogramma aandacht aan besteed wordt. In onderdeel
3 is het testprogramma beschreven voor de situatie dat er sprake is van een voorgeschakelde
verzameltank. Daar is geen hydraulische overbelasting te verwachten, zodat dit ook
niet onderzocht hoeft te worden. Bij een situatie met verzameltank moeten er in totaal
20 monsters genomen worden, bij een situatie zonder verzameltank zijn dat er 18.
Test voor niet-biologische zuiveringsvoorzieningen
Dit onderdeel beschrijft de uit te voeren test voor een zuiveringsvoorziening die
geen gebruik maakt van biologische zuivering. Mede omdat het continu gebruik bij een
niet-biologische zuivering minder relevant is voor de werking van de zuivering, is
de testperiode korter.
Artikel II
Overeenkomstig aanwijzing 4.17, vijfde lid, van de Aanwijzingen voor de regelgeving
wordt afgeweken van de minimale invoeringstermijn van twee maanden. Het is niet noodzakelijk
een voorbereidingstijd te bieden voor de regeling in werking treedt, omdat met de
wijzigingsregeling een versoepeling optreedt ten opzichte van eerdere regelgeving.
Waar het eerder niet was toegestaan toiletwater van een pleziervaartuig te lozen,
wordt het met deze wijziging toegestaan toiletwater van een pleziervaartuig te lozen
als dit door een zuiveringsvoorziening wordt geleid die aan technische voorschriften
voldoet. Zowel de fabrikant van zuiveringsvoorzieningen als de eigenaar van een pleziervaartuig
die een dergelijke zuiveringsvoorziening wil aanschaffen worden benadeeld als met
het oog op een voldoende voorbereidingstijd een termijn van ten minste twee maanden
moet worden afgewacht. Door het afwijken van de minimale invoeringstermijn worden
dus ongewenste private nadelen voor de doelgroep voorkomen. Er wordt geen uitzondering
gemaakt op de vaste verandermomenten.
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, C. van Nieuwenhuizen Wijbenga