Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 29 augustus 2019, nr. WJZ/18108470, tot wijziging van de Regeling nationale EZ-subsidies en de Regeling openstelling EZK- en LNV-subsidies 2019 in verband met een wijziging van de subsidiemodule Borgstelling MKB-landbouwkredieten

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Gelet op de artikelen 2, eerste lid, 4, 19, tweede lid, 30, vierde en vijfde lid, en 34, eerste lid, van het Kaderbesluit nationale EZ-subsidies;

Besluit:

ARTIKEL I

De Regeling nationale EZ-subsidies wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 2.5.1 wordt in de alfabetische volgorde de volgende begripsbepaling ingevoegd:

aanvullende investering:

nieuwe investering binnen drie jaar na de start van een landbouwonderneming door een starter of de overname van een landbouwonderneming door een overnemer.

B

In artikel 2.5.5, tweede lid wordt na ‘landbouwinnovatie’ ingevoegd ‘of aanvullende investeringen’.

C

Artikel 2.5.6 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. Er wordt borg gestaan voor:

    • a. 70 procent van het kredietbedrag voor zover het krediet niet strekt tot financiering van aanvullende investeringen;

    • b. 90 procent van het kredietbedrag voor zover het krediet strekt tot financiering van aanvullende investeringen.

2. Het tweede lid, onderdeel b, wordt als volgt gewijzigd:

a. In de aanhef vervalt ‘nieuwe investeringen die voor meer dan 50% worden gedaan’.

b. In subonderdeel 1° wordt voor ‘voor de bouw’ ingevoegd ‘nieuwe investeringen die voor meer dan 50% worden gedaan’ en vervalt ‘met een hoger niveau dan Plusstal’.

c. In subonderdeel 2° wordt voor ‘voor een kas’ ingevoegd ‘nieuwe investeringen die voor meer dan 50% worden gedaan’.

d. In subonderdeel 3° wordt ‘voor landbouwinnovaties’ ingevoegd ‘nieuwe investeringen die voor meer dan 50% worden gedaan’.

e. Onder vervanging van de punt aan het slot van subonderdeel 3° door een puntkomma wordt een subonderdeel toegevoegd, luidende:

  • 4°. aanvullende investeringen.

D

Bijlage 2.5.1 wordt als volgt gewijzigd:

1. Artikel 1, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:

a. In de alfabetische volgorde worden de volgende begripsbepalingen ingevoegd:

aansprakelijk vermogen:

eigen vermogen van een starter of overnemer en achtergestelde lening(en) voor zover de totale omvang van dit vermogen en deze lening(en) van belang is voor de verstrekking door een Financier van een financieringsfaciliteit voor aanvullende investeringen;

achtergestelde lening:

krediet waarbij de Financier geld ter leen aan een starter of een overnemer verstrekt die niet door enige vorm van zekerheid is gedekt voor aanvullende investeringen waaruit een achtergestelde vordering voortvloeit;

achtergestelde vordering:

vordering van de Financier als crediteur ten laste van een MKB-landbouwondernemer als debiteur:

  • 1°. die de Financier heeft verkregen door in het kader van een krediet of een deel van een krediet aan de MKB-landbouwondernemer geld ter leen te verstrekken;

  • 2°. die met instemming van de Financier een lagere rang als bedoeld in artikel 277, tweede lid, van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek inneemt dan:

    • alle andere, niet achtergestelde vorderingen op de MKB-landbouwondernemer;

b. De begripsbepaling landbouwinnovatie vervalt.

c. Onder vervanging van de punt aan het slot van de laatste begripsbepaling door een puntkomma wordt de volgende begripsbepaling toegevoegd:

vermogensversterkend krediet: landbouwborgstellingskrediet betreffende een achtergestelde lening waardoor het aansprakelijk vermogen van een starter of overnemer zodanig wordt versterkt dat tevens naar normaal bankgebruik een financieringsfaciliteit voor de aanvullende investeringen door de Financier kan worden verstrekt.

2. In artikel 3, onderdeel k, wordt na ‘landbouwborgstellingskredieten’ ingevoegd ‘met inbegrip van vermogensversterkende kredieten’.

3. Na het artikel 7a dat niet uit leden bestaat wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 7b. Criteria kredietovereenkomst: vermogensversterkend krediet voor aanvullende investeringen

In afwijking van artikel 5 verleent de Staat uitsluitend een landbouwborgstellingskrediet zijnde een vermogensversterkend krediet indien de door de Financier te verstrekken achtergestelde lening betrekking heeft op aanvullende investeringen uiteengezet in een investeringsplan en waarbij geldt dat:

  • a. die aanvullende investeringen geen investeringen in grond betreffen;

  • b. die aanvullende investeringen geen overdracht van productierechten als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel aa, van de Meststoffenwet betreft;

  • b. die aanvullende investeringen geen investeringen voor het starten van de landbouwonderneming door de starter of de overname van de landbouwonderneming door de overnemer betreffen;

  • c. door de verstrekking van het vermogensversterkend krediet de continuïteitsperspectieven van de landbouwonderneming van de starter of de overnemer worden verbeterd;

  • d. het plan mede gericht is op of aansluit bij de LNV-visie ‘Waardevol en Verbonden’, bijlage bij Kamerstukken II 2017/18, 35 000 XIV, nr. 5.

4. Het artikel 7a dat uit twee leden bestaat vervalt.

5. Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:

a. Onder vernummering van het tweede tot en met vierde lid tot het derde tot en met vijfde lid, wordt een lid ingevoegd, luidende:

  • 2. De Financier kan voorafgaand aan de in het eerste lid bedoelde melding een investeringsplan voor aanvullende investeringen voorleggen aan de minister voor nadere informatie over de daarin opgenomen toepassing door de Financier van de in artikel 7b opgenomen criteria.

b. Het vierde lid dat begint met ‘Voor zover’ en eindigt met ‘landbouwborgstellingskrediet’ vervalt.

6. Artikel 13 wordt als volgt gewijzigd:

a. Het vierde lid komen te luiden:

  • 4. In afwijking van artikel 12, eerste lid, geldt als maximale omvang van het vermogensversterkend krediet een bedrag van € 2.500.000 indien:

    • a. het aanvullende investeringen betreft;

    • b. uit het investeringsplan dat ten grondslag ligt aan de kredietovereenkomst blijkt dat wordt voldaan aan de eisen gesteld in artikel 7b.

b. In het vijfde lid vervalt ‘nieuwe’ telkens voor ‘investeringen’.

c. In het zesde lid dat begint met ‘Voor de toepassing van’ en eindigt met ‘bepalend’ wordt ‘het eerste tot en met vierde lid’ vervangen door ‘het eerste tot en met vijfde lid’.

d. Het zesde lid dat begint met ‘Voor de toepassing van’ en eindigt met ‘genomen’ wordt vernummerd tot zevende lid.

e. In het zevende lid (nieuw) wordt ‘het eerste tot en met vierde lid’ vervangen door ‘het eerste tot en met vijfde lid’.

7. Artikel 14 wordt als volgt gewijzigd:

a. Onder vernummering van het derde tot en met achtste lid tot vierde tot en met negende lid, wordt een lid ingevoegd, luidende:

  • 3. Indien het een vermogensversterkend krediet betreft geldt in afwijking van het eerste lid dat het vermogensversterkend krediet op de laatste datum waarop het lineair moet zijn afgelost, maar uiterlijk na verloop van 12 jaar, nihil bedraagt.

b. In het vijfde lid (nieuw) wordt ‘het tweede lid’ vervangen door ‘het tweede en derde lid’.

c. In het zesde lid (nieuw), aanhef, wordt ‘het eerste en tweede lid’ vervangen door ‘het eerste tot en met derde lid’.

d. In het zevende lid (nieuw) wordt ‘het vijfde lid’ vervangen door ‘het zesde lid’.

e. In het achtste lid (nieuw) wordt ‘het vijfde lid’ vervangen door ‘het zesde lid’.

8. Artikel 17 wordt als volgt gewijzigd:

a. Voor de tekst wordt de aanduiding ‘1.’ geplaatst.

b. In het eerste lid (nieuw), aanhef, wordt na ‘landbouwborgstellingskredieten’ ingevoegd ‘ niet zijnde een vermogensversterkend krediet of vermogensversterkende kredieten’.

c. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 2. De omvang van de landbouwborgstelling bedraagt per MKB-landbouwondernemer 90 procent van hetgeen de MKB-landbouwondernemer ten tijde van het overeenkomstig artikel 16 ingediende verzoek uit hoofde van een vermogensversterkend krediet of vermogensversterkende kredieten pro resto verschuldigd is, doch:

    • a. ten hoogste 90 procent van de met toepassing van de artikelen 12 tot en met 15 berekende omvang van het vermogensversterkend krediet of vermogensversterkende kredieten, en

    • b. ten hoogste tweemaal de som van de bestaande en verstrekte financieringsfaciliteiten van de Financier voor de MKB-landbouwondernemer met ingang van de dag waarop het krediet is opgeëist.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2020.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 29 augustus 2019

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten

TOELICHTING

I. Algemeen

I.1 Doel en strekking

Met deze regeling wordt de subsidiemodule Borgstelling MKB-landbouwkredieten (BL) in titel 2.5 van de Regeling nationale EZ-subsidies (RNES) gewijzigd. De wijziging houdt verband met het toevoegen van de mogelijkheid van borgstelling voor specifieke kredieten die aan starters en overnemers worden verstrekt om, naast de financiering van de start of overname, ook extra investeringen te kunnen financieren. Het stimuleren van het verstrekken van deze zogenoemde vermogensversterkende kredieten is, als onderdeel van de uitwerking van het Bedrijfsovernamefonds Jonge Boeren, als voornemen opgenomen in het Regeerakkoord 2017-2021 ‘Vertrouwen in de toekomst’*. Op 9 januari 2019* heb ik de Tweede Kamer der Staten Generaal geïnformeerd over de uitvoering van dit voornemen.

Met de borgstelling voor vermogensversterkende kredieten (hierna: VVK) ondersteunt de rijksoverheid investeringskredieten in de vorm van achtergestelde leningen aan landbouwondernemers binnen een termijn van drie jaar nadat zij de onderneming hebben overgenomen dan wel gestart zijn. In de fase kort na de start of overname van een agrarisch bedrijf is er voor veel jonge boeren en tuinders geen financieringsruimte om noodzakelijke investeringen voor maatschappelijk gevraagde duurzame bedrijfsontwikkeling te doen, die het toekomstperspectief van de onderneming versterken. Als op basis van hun bedrijfsbegroting zulke investeringen zorgen voor continuïteit en het toekomstbestendiger maken van hun landbouwonderneming, kan een VVK de toegang tot aanvullend kapitaal bieden via financiers die op basis van deze regeling subsidie in de vorm van een borgstelling (hebben) ontvangen. De 90% borgstelling door de Staat biedt financiers het benodigde risicokapitaal, dat het bedrijf zelf niet meer kan bieden omdat er na de start of overname onvoldoende zekerheden over zijn, zoals een hypotheekrecht. Het VVK ondersteunt niet de financiering van de start of de bedrijfsovername zelf: het bedrijf dat ontstaat of zoals het er staat moet in zichzelf voldoende perspectief hebben om zonder aanvullende hulp voortbestaansrecht te hebben. Het gaat om een prikkel om bij de start of overname extra verbeteringen of vernieuwingen te kunnen realiseren. Om te voorkomen dat het VVK een prijsopdrijvend effect in de markt heeft op agrarische grond en productierechten (waardoor de stimulans niet ten goede komt aan de net begonnen ondernemer, maar aan degene van wie de landbouwonderneming worden overgenomen), is borgstelling bij financiering van dergelijke investeringen met een VVK uitgesloten. Het VVK sluit aan op de ontwikkeling dat bedrijfsfinanciering steeds meer bestaat uit een stapeling van financieringen waarbij meerdere financiers (huisbankier, familie, crediteuren en andere (risico-)financiers) betrokken zijn. Verder wordt ook aangesloten bij het bevorderen van de ontwikkeling van en omslag naar kringlooplandbouw die centraal staat in de visie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit: Waardevol en Verbonden (LNV-visie).* Dit kan onderdeel uitmaken van de toets die een financier naar normaal bankgebruik (al) doet in het licht van de eisen van maatschappelijk verantwoord ondernemen.

De overige inhoudelijke wijzigingen van titel 2.5 RNES en het daarbij behorende model voor de landbouwborgstellingsovereenkomst die ingevolge artikel 2.5.7 als bijlage 2.5.1 van de RNES is opgenomen (hierna: modelovereenkomst) worden onder II.1 artikelsgewijs besproken. Het landbouwbedrijfsleven, met name ook het Nederlands Agrarisch Jongerenkontakt (NAJK) en financiers zijn bij de uitwerking van de regeling betrokken geweest. NAJK, Rabobank en het Nationaal Groenfonds ondersteunen de toevoeging van het VVK aan de BL.

I.2 Staatssteun

De subsidie, bedoeld in artikel 2.5.2, houdt staatssteun in. De staatssteun wordt gerechtvaardigd door de algemene groepsvrijstellingsverordening, in het bijzonder artikel 21 van die verordening.

I.3 Regeldruk

Voor de agrarische ondernemer

De regeldruk voor agrarische ondernemers wordt in beperkte mate verzwaard ten opzichte van de regeling zonder VVK. De ondernemer zal afspraken moeten maken met de financier over het afsluiten van een achtergestelde lening en daarbij moeten aangeven in hoeverre de daarmee gefinancierde aanvullende investeringen toekomstbestendig zijn en aansluiten bij de meetlat zoals opgenomen in de LNV-visie. Deze procedure is in de basis voor de ondernemer niet anders dan voor het afsluiten van een lening zonder overheidsgarantstelling. Deze regeling heeft echter wel invloed op het opstellen van het ondernemings- en toekomstplan of bedrijfs- of ondernemingsplan door de ondernemer voor zijn kredietaanvraag bij de financier.

Voor de financiers

Ook voor de financiers is de regeldruk nagenoeg onveranderd ten opzichte van de regeling zonder VVK. De per 1 januari 2017 gekozen uitvoeringssystematiek is conform de systematiek die wordt gehanteerd bij de uitvoering door de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl) van titel 3.11 Borgstelling MKB-kredieten van de RNES. Dit geldt ook voor het VVK. De eerste ervaringen met deze geüniformeerde systematiek voor de BL zijn als verbetering ervaren. Voor zover het verstrekken van een achtergestelde lening meer werk vraagt van een financier, is dat inherent aan dat product van de financier, met uitzondering van de toetsing die de financier moet doen om aan de voorwaarden voor een VVK te voldoen:

  • een begrote rendementsverbetering door het investeringsplan;

  • dat de aanvullende investeringen mede gericht zijn of aansluiten bij de LNV-visie.

I.4 Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2020. Daarmee wordt bij de systematiek van vaste verandermomenten voor regelgeving aangesloten.

Op deze wijze hebben financiers die gebruik willen maken van deze toevoeging aan de BL de gelegenheid zich tijdig voor te bereiden.

II. Artikelsgewijs

Artikel I

Onderdeel A

Met de wijziging wordt in artikel 2.5.1 van de RNES de begripsbepaling ‘aanvullende investering’ ingevoegd. Door de schakelbepaling in artikel 1, eerste lid, van de modelovereenkomst, is deze begripsbepaling ook van toepassing op die modelovereenkomst. Het uitgangspunt is dat de starter of overnemer de start/aankoop of de overname van een landbouwbedrijf op gebruikelijke wijze kan financieren waarbij ook gebruik kan worden gemaakt van de BL door de financier. Er zijn echter vaak extra investeringen nodig om na de start of overname het bedrijf te moderniseren, te verduurzamen en rendabeler te maken. Dit past bij de LNV-visie die uitgaat van de kracht van boeren en tuinders om de omslag naar een kringlooplandbouw te maken waarbij de rijksoverheid faciliteert. Om die extra investeringen mogelijk te maken om aan die doelen en ambities invulling te kunnen geven, wordt met de toevoeging aan de BL van de VVK de mogelijkheid geboden dat de financiering daarvan onder de borgstelling wordt gebracht. Deze extra investeringen worden in de BL aangeduid als aanvullende investeringen, voor zolang deze investeringen worden gefinancierd binnen drie jaar na de financiering van de start of overname. Dit betekent dat als de termijn van drie jaar na start/aankoop of overname van een bedrijf bij de inwerkingtreding van deze wijzigingsregeling nog niet is verstreken, de financier een beroep kan doen op deze uitbreiding van de BL door een VVK aan te melden (artikel 8 modelovereenkomst). Op deze manier kunnen er alsnog aanvullende investeringen worden gedaan al heeft de financiering van de overname al in 2017 heeft plaatsgevonden. Dit verruimt het toepassingsbereik van deze wijziging van de BL bij de inwerkingtreding. Met de extra financiële impuls door een VVK kan de onderneming verduurzamen en toekomstbestendig worden gemaakt.

Onderdeel B

De wijziging van artikel 2.5.5 verduidelijkt de wijze van de verdeling van het subsidieplafond met daarbij een onderscheid tussen landbouwborgstellingskredieten die betrekking hebben op landbouwinnovatie of aanvullende investeringen.

Onderdeel C

Voor het bepalen van de omvang van de borgstelling is in artikel 2.5.6 een aparte voorziening opgenomen voor de borgstelling van kredieten voor aanvullende investeringen waarvoor een percentage van 90% geldt. Daarnaast geldt als maximum kredietbedrag voor aanvullende investeringen een bedrag van ten hoogste € 2.500.000.

Onderdeel D

In de modelovereenkomst is nog een aantal wijzigingen opgenomen. Een aantal daarvan bestaat uit correcties en verduidelijkingen. Daarnaast wordt een aantal nieuwe begripsbepalingen voor aansprakelijk vermogen, achtergestelde lening en achtergestelde vordering ingevoegd die tezamen en in onderling verband nodig zijn voor de duiding van het VVK als specifieke vorm van krediet voor aanvullende investeringen. De definitie van het VKK zelf is aldus een samenstelling van een aantal elementen die door deze wijzigingsregeling worden toegevoegd in de begripsomschrijvingen in de modelovereenkomst. Het vormt de kern van wat met deze wijzigingsregeling wordt beoogd: zorgen voor meer financiële armslag voor ‘jonge’ boeren om extra te kunnen investeren in de beginfase van het voeren van hun eigen landbouwbedrijf. Dikwijls blijkt dat er na bedrijfsovername in de landbouw voor de financier te weinig ruimte over blijft om aanvullend te kunnen financieren. Maatschappelijk gevraagde duurzame bedrijfsontwikkeling om het rendement te verhogen en daarmee het toekomstperspectief voor de landbouwondernemer te vergroten blijven daarmee noodgedwongen achterwege. Dit kan worden opgelost door het aansprakelijk vermogen van de onderneming te vergroten. Het aansprakelijk vermogen bestaat uit het eigen vermogen en componenten van vreemd vermogen die een zekere mate van achterstelling in rangorde van crediteuren hebben ten opzichte van andere componenten van vreemd vermogen. Dit laatste kan bijvoorbeeld een geldlening betreffen waaruit een achtergestelde vordering voortvloeit en die daardoor als quasi-eigen vermogen onderdeel wordt van het aansprakelijk vermogen van de landbouwondernemer. Het VVK betreft dergelijke leningen die als quasi-eigen vermogen kunnen worden beschouwd. Met het eigen vermogen vormt dit soort leningen het aansprakelijk vermogen in de zin van de modelovereenkomst. Hieruit vloeit voort dat sprake moet zijn van een krediet in de vorm van een geldlening tussen de financier en de MKB-landbouwondernemer voor aanvullende investeringen waarbij is afgesproken dat de financier een bepaalde positie inneemt in de volgorde van crediteuren van die ondernemer. Dit laatste betreft de achtergestelde vordering zoals gedefinieerd in de modelovereenkomst. De positionering is dan dat de vordering van de financier achter wordt gesteld bij vorderingen van concurrerende crediteuren en/of familieleningen voor zover die op hun beurt ook achtergestelde vorderingen zijn. Hierbij geldt overigens dat de vordering van de financier op de MKB-landbouwondernemer al gepositioneerd is na vorderingen op de MKB-landbouwondernemer van crediteuren zijnde de Belastingdienst, het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) en eventuele werknemers van de MKB-landbouwondernemer.

Door deze lening van de financier met een achterstelling (achtergestelde lening) wordt het aansprakelijk vermogen van de landbouwondernemer versterkt. Het beoogde effect hiervan is dat de financier met een borgstelling voor die achtergestelde lening tevens een financieringsfaciliteit kan bieden zonder borgstelling aan de landbouwondernemer, omdat het aansprakelijk vermogen van de landbouwerondernemer is versterkt.

Overigens geldt in het algemeen dat het totaal aan landbouwborgstellingskredieten niet meer bedraagt dan 50% van alle kredieten die door de financier aan een MKB-landbouwondernemer worden verstrekt.

In de definitie van de aanvullende investeringen worden een aantal investeringen uitgesloten om onder het landbouwborgstellingskrediet te vallen, zoals grond en productierechten. De reden hiervoor is dat het zicht op meer financieringscapaciteit van de jonge MKB-landbouwondernemer bij of direct na de bedrijfsovername een direct opdrijvend effect heeft op de prijs voor grond of productierechten. Met als gevolg dat de extra financieringsruimte niet gebruikt wordt voor het verduurzamen van de productie op het bedrijf, maar juist wegvloeit uit de sector (veelal goed voor ouders en hun erfgenamen van de jonge ondernemer, maar niet voor de mogelijkheden van deze jonge ondernemer zelf waar het VVK nadrukkelijk voor bedoeld is). De nadruk bij het VVK is weliswaar het vergroten van de mogelijkheden van ondernemingsfinanciering voor starters en overnemers maar een aansluiting op de LNV-visie past hierbij. Deze visie is immers gericht op de toekomstbestendige ontwikkeling van de landbouwsector door verduurzaming. Meer specifiek kan het dan in een ondernemings- of investeringsplan ambities en doelstellingen betreffen die vallen onder de in paragraaf 4.1 genoemde onderdelen 1 en 3 tot en met 9, van de LNV-visie. Dit zal dan ook onderdeel moeten zijn van het ondernemings- en toekomstplan waarvoor financiering wordt gevraagd, dat wordt beoordeeld door de financier. Dit aspect kan ook meegenomen worden bij de algemene toets van de MKB-landbouwondernemer die financiers doen in het licht van de eisen van maatschappelijk verantwoord ondernemen. In de handreiking van RVO.nl voor deze subsidiemodule zullen overigens handvatten aan de financiers worden gegeven met betrekking tot de toetsing van aanvullende investeringen. Daarnaast kunnen financiers bij RVO.nl terecht voor gerichte voorlichting. Daartoe kan een financier een concreet investeringsplan voorleggen om op die manier duidelijkheid te verkrijgen over zijn toepassing van de criteria voor aanvullende investeringen.

Artikel II

Op dit artikel is ingegaan in paragraaf I.4.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten


X Noot
*

Regeerakkoord 2017-2021 VVD, CDA, D66 en CU ‘Vertrouwen in de toekomst’, blz. 43.

X Noot
*

Kamerstukken II 2018/19, 35 000 XIV, nr. 70.

X Noot
*

LNV-visie “Waardevol en Verbonden”, bijlage bij Kamerstukken II 2017/18, 35 000 XIV, nr. 5.

Naar boven