TOELICHTING
Algemeen
1. Aanleiding en uitgangspunten
Met deze wijziging wordt de Subsidieregeling energiebesparing eigen huis (SEEH) opnieuw
opengesteld voor eigenaar-bewoners. De SEEH regelt een subsidie voor mensen met een
bestaande koopwoning (eigenaar-bewoners), en verenigingen van eigenaars (VvE’s), wooncoöperaties
en woonverenigingen (hierna gezamenlijk: verenigingen) die minimaal twee grote isolerende
maatregelen laten uitvoeren aan hun woning. De SEEH is ingevoerd in september 2016.
Voor eigenaar-bewoners was in april 2017 echter het subsidieplafond reeds bereikt,
zodat voor deze doelgroep de regeling werd stopgezet.1 Vanaf 2 september 2019 kunnen eigenaar-bewoners weer subsidie aanvragen. Werkzaamheden
die verricht zijn vanaf 15 augustus 2019 zijn subsidiabel. Er is voor eigenaar-bewoners
een subsidiebudget van 84 miljoen euro beschikbaar tot en met 2020. De subsidie kan
door eigenaar-bewoners worden aangevraagd nadat de maatregelen aan de woning zijn
getroffen. Voor verenigingen loopt de regeling nog steeds, maar zijn voornamelijk
enkele procedurele punten vereenvoudigd.
Het weer beschikbaar stellen van subsidie voor eigenaar-bewoners in de SEEH is een
maatregel in het kader van de Urgenda-aanpak van het kabinet: op dinsdag 9 oktober 2018 heeft het Gerechtshof Den Haag
uitspraak gedaan in het hoger beroep tussen de Nederlandse Staat en stichting Urgenda.
Het Hof oordeelde dat de Staat de nationale uitstoot van broeikasgassen met ten minste
25% moet reduceren per eind 2020 ten opzichte van 1990.2 Het kabinet werkt daarom diverse maatregelen uit die worden ingezet om in 2020 extra
CO2-reductie te realiseren. Het kabinet hecht er veel waarde aan om maatregelen te treffen
die daadwerkelijk een bijdrage leveren aan het tegengaan van klimaatverandering. Maatregelen
die bijdragen aan emissiereductie in Nederland maar leiden tot het weglekken van CO2-uitstoot naar het buitenland moeten daarbij zoveel als mogelijk worden voorkomen.
Het opnieuw openstellen van de SEEH voor eigenaar-bewoners is een maatregel die snel
bijdraagt aan het Urgenda-doel en waarbij geen sprake is van weglekeffecten, omdat isolatiemaatregelen het
energieverbruik verlagen. Het opnieuw openstellen van de SEEH is in dit kader nodig,
omdat uit de evaluatie van de eerdere versie van de regeling en uit ander onderzoek
blijkt dat dit mensen aanzet tot het nemen van meer energiebesparende maatregelen.3
Kern van de SEEH is dat eigenaar-bewoners en verenigingen, zoals dus VvE’s, die hun
woning met minimaal twee grote maatregelen isoleren, daarvoor ongeveer 20% van de
kosten vergoed krijgen. Zij kunnen daarbij twee of meer maatregelen kiezen uit de
volgende vijf opties: isolatie van dak, gevel, spouwmuur, ramen of vloer/bodem. Aanvullend
kunnen zij daarbij subsidie aanvragen voor kleinere maatregelen zoals waterzijdig
inregelen, een energiedisplay of een maatwerkadvies voor energiebesparing. De subsidiegelden
worden uitgegeven op basis van het aantal getroffen maatregelen en de vierkante meters
isolatie. Per maatregel krijgen subsidieontvangers ongeveer 20% van de kosten gesubsidieerd.
De rest dienen zij anderszins te financieren (bijvoorbeeld met spaargeld, een hypothecaire
lening of het Nationaal Energiebespaarfonds). Er is subsidie beschikbaar voor eigenaar-bewoners
in 2019 en 2020. Daarna zal voor eigenaar-bewoners worden voorzien in een uitbreiding
van de Investeringssubsidie duurzame energie (ISDE)4 naar isolatiemaatregelen. Op die manier ontstaat een constante subsidiemogelijkheid
voor deze doelgroep tot en met 2030. Dit biedt zekerheid en voorkomt dat mensen massaal
gaan wachten met isolatiemaatregelen tot er weer subsidie beschikbaar is (stop-and-go effect).
2. Verhouding met andere regelingen
De SEEH heeft haar eigen plaats binnen de overige (subsidie)regelingen gericht op
verduurzaming van woningen door eigenaar-bewoners. Regelingen van de Rijksoverheid
voor de verduurzaming van de woning van een eigenaar-bewoner richten zich op 3 soorten
maatregelen. Zo zijn er (fiscale) regelingen voor zonnepanelen (btw- teruggave en
saldering), een regeling voor warmte-opties (ISDE) en een regeling voor isolatie (SEEH).
De regelingen vullen elkaar aan; eigenaar-bewoners die meerdere type maatregelen nemen
kunnen van de verschillende regelingen gebruik maken. De regelingen dubbelen niet;
ze hebben betrekking op verschillende maatregelen.
De ISDE is een subsidie bij de aankoop van zonneboilers, warmtepompen, biomassaketels
en pelletkachels. De regeling is bestemd voor zowel particulieren als zakelijke gebruikers.
Uitbreiding van de ISDE naar isolatie is per 1 januari 2021 beoogd. Omdat het integreren
van de SEEH en de ISDE zowel juridisch, begrotingstechnisch als uitvoeringstechnisch
bewerkelijk is, is enige tijd hiervoor vereist. De regelingen bevatten in deze opzichten
namelijk belangrijke verschillen. Zo is de ISDE een regeling voor installaties (subsidie
per stuk) binnen de EZK-subsidiewetgeving en de SEEH een regeling voor isolatie (subsidie
per m2) binnen de BZK-subsidiewetgeving. Daarnaast is de ISDE een regeling voor alle aanvragers
(bedrijven, verhuurders en burgers) en de SEEH alleen voor eigenaren van koopwoningen
en verenigingen als VvE’s. De middelen voor de ISDE komen uit de ‘Opslag duurzame
energie’ die door burgers en bedrijven wordt betaald. De middelen voor de SEEH staan
op de BZK-begroting en komen uit het Urgenda-budget. Verder vergt het integreren tot
één aanvraagproces de nodige wijzigingen voor de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland
(RVO) in de uitvoering van de regeling.
Er is regelmatig overleg met provincies en gemeenten over de verschillende overheidsregelingen.
Deze gesprekken zullen ook in de toekomst worden voortgezet zodat helder is welke
regelingen er op Rijksniveau worden aangeboden en medeoverheden op basis daarvan goed
kunnen bepalen of zij een aanvullende regeling in hun provincie/gemeente nodig achten.
Er bestaat daarnaast een website waarop een overzicht wordt gegeven van de verschillende
financieringsmogelijkheden voor de verduurzaming van woningen voor eigenaar-bewoners:
www.energiesubsidiewijzer.nl. Op deze website zijn ook alle aanvraagmogelijkheden gebundeld. Daarnaast werkt de
Rijksoverheid op dit moment aan een digitaal platform om bewoners te ontzorgen bij
advies, uitvoering en financiering van de verduurzaming van hun woning.
3. Uitvoering en handhaving
De SEEH wordt uitgevoerd door de RVO. De SEEH wordt op enkele punten vereenvoudigd
op basis van ervaringen in de uitvoeringspraktijk tot nu toe. Dit betreft onder andere
het door eigenaar-bewoners achteraf aanvragen van subsidie (in plaats van vooraf)
en het schrappen van enkele subsidiemogelijkheden die in de praktijk veel vragen opriepen
maar weinig werden gebruikt, zoals voor een energieprestatiegarantie. Bij aanvragen
achteraf bestaat geen onzekerheid meer over de uiteindelijk uit te voeren maatregelen.
Bij de eerdere openstelling van de regeling kwam het voor dat mensen subsidie aanvroegen
voor meer of andere maatregelen dan zij uiteindelijk aan hun woning troffen. Door
het aanvragen achteraf worden de uitvoering en de handhaving van de regeling verbeterd.
Eigenaar-bewoners hebben op hun beurt zekerheid dat er langjarig subsidiebudget is
doordat in de toekomst de ISDE wordt verbreed naar isolatiemaatregelen.
In juni 2018 is het rapport ‘Monitoring Subsidieregeling energiebesparing eigen huis’5 gepubliceerd, waarin verschillende aanbevelingen zijn gedaan. Onder andere naar aanleiding
van deze analyse is de RVO bezig met het aanpassen van het aanvraagproces en de website.
De RVO zal extra aandacht besteden aan duidelijke publiekscommunicatie. De website
zal verbeterd worden met eenvoudige infographics en animaties om de woningeigenaar
(en bewoner) optimaal te faciliteren.
4. Financiële gevolgen
Een eigenaar-bewoner kan op grond van het artikel 17, eerste lid, van de SEEH geen
hoger bedrag dan 25.000 euro subsidie krijgen. Voor verenigingen gaat het om subsidies
voor meerdere woningen en daarom om grote bedragen. Voor bedragen boven de 25.000
euro wordt zoals gebruikelijk een aanvraagprocedure in twee stappen aangehouden: eerst
de aanvraag en daarna, na afronding van de maatregelen, de vaststelling van de subsidie.
Voor eigenaar-bewoners is in de SEEH in totaal 90 miljoen euro beschikbaar in 2019
en 2020: 84 miljoen euro subsidiebudget en 6 miljoen euro voor de uitvoering. Dit
budget wordt in 2019 toegevoegd aan de BZK-begroting voor de jaren 2019 en 2020 vanuit
de beschikbare middelen voor de Urgenda-aanpak.
Naar verwachting zal het budget voor 2019 en 2020 voldoende zijn. Dit vermoeden is
gebaseerd op het beschikbare budget voor eigenaar-bewoners in de SEEH in 2016 en 2017.
Nu eigenaar-bewoners bovendien eerst de betreffende maatregelen moeten uitvoeren en
dan pas subsidie kunnen aanvragen, wordt bovendien verwacht dat de uitputting van
de regeling langzamer zal gaan. Dit betekent dat het risico dat er geen budget voor
isolatiesubsidie resteert als de SEEH al eerder in 2020 op zou zijn, beperkt wordt
ingeschat. Bovendien zal bij de vormgeving van de ISDE voor isolatie worden gekeken
hoe eventuele overgangsproblematiek op dit punt kan worden voorkomen. Per 2021 zal
immers subsidie voor isolatiemaatregelen beschikbaar zijn via de ISDE, waarvoor in
totaal tot en met 2030 per jaar 100 miljoen euro beschikbaar is.
5. Administratieve lasten
De administratieve lasten bij de SEEH bestaan uit de kosten van de informatieverplichtingen
aan de overheid. Deze kosten doen zich alleen voor als iemand zelf besluit subsidie
op basis van de SEEH aan te willen vragen. Er is dus geen sprake van een verplichting
en de inspanning levert subsidie op. Desalniettemin is het belangrijk deze lasten
beperkt te houden. Bij de SEEH wordt voor eigenaar-bewoners de subsidie in één keer
verstrekt. Dit beperkt de administratieve lasten. Door de aanvraag achteraf mogelijk
te maken, weet een eigenaar-bewoner ook zeker welke maatregelen hij uiteindelijk uitgevoerd
heeft en hoeven er tussentijds geen wijzigingen of meldingen aan de RVO te worden
doorgegeven. Verder is deze aanvraagprocedure grotendeels gelijk aan die van de ISDE,
waar eigenaar-bewoners eveneens gebruik van kunnen maken. Er komt zo meer eenduidigheid
in de regelingen voor burgers. Als gezegd is het de bedoeling om deze twee regelingen
voor eigenaar-bewoners vanaf 2021 te integreren.
Van de administratieve lasten kan een inschatting worden gemaakt. Zoals ook weergegeven
op RVO.nl, dienen voor de aanvraag in elk geval de volgende inspanningen verricht
te worden:
-
a. Voorbereidingstijd in de vorm van het verzamelen van gegevens (uitvoerdersformulier
van de uitvoerder, plaatsingsbewijs (foto), factuur en betaalbewijs);
-
b. Inloggen met DigiD en het invullen van de 5 tabbladen in het e-formulier:
-
1. Algemene ‘kom ik in aanmerking vragen’;
-
2. Naam-adres-woonplaats en bankrekening;
-
3. Opgave maatregelen en m2;
-
4. Bijvoegen/uploaden informatie genoemd onder a;
-
5. Controleren gegevens, verklaring afvinken en verzenden.
Naar schatting kost dit 40 tot 90 minuten tijd van de aanvrager, afhankelijk van diens
behendigheid en de service van de uitvoerder van de maatregelen. Gemiddeld is dit
65 minuten per aanvraag. De gegevens van de RVO over de subsidieaanvragen uit 2016
en 2017 leren dat het gemiddelde subsidiebedrag 2.185 euro is. Dat zal voor de onderhavige
herinvoering van de regeling naar verwachting vergelijkbaar zijn. 84 miljoen euro
aan subsidiebudget biedt dan ruimte voor 38.443 aanvragen. Dat betekent met gemiddeld
65 minuten voor een aanvraag in totaal 41.647 uur aan totale tijd voor de aanvraag.
Wanneer hierbij, zoals voorgeschreven in de Rijksbrede methodiek voor regeldrukeffecten,
uitgegaan wordt van 15 euro aan kosten per uur die een burger besteedt aan administratieve
lasten, komt dit uit op 624.713 euro in totaal. Zoals aangegeven gelden deze regeldruklasten
echter alleen voor burgers die zelf besluiten subsidie aan te vragen. Er is geen sprake
van een verplichting hiertoe.
6. Inbreng externe partijen
Bij het opstellen van deze wijzigingsregeling heeft overleg plaatsgevonden met de
Nederlandse Vereniging Duurzame Energie (NVDE). Het aansturen op het nemen van meerdere
maatregelen in één keer werd door de NVDE ondersteund. De NVDE vroeg daarbij wel aandacht
voor huishoudens voor wie het uitvoeren van meerdere maatregelen in één keer niet
haalbaar is en vroeg hier alternatieve mogelijkheden voor te bieden, bijvoorbeeld
via de energiebespaarlening. Deze alternatieve route voor mensen die één maatregel
nemen, staat inderdaad open: er is financiering beschikbaar bij het Nationaal Energiebespaarfonds
voor bedragen vanaf 2.500 euro. De NVDE vroeg tevens de subsidie open te stellen voor
mensen die oude spouwmuurisolatie uit de jaren ’60–’70 van de vorige eeuw laten vervangen
door nieuwe isolatiematerialen. Deze vervanging telt mee als maatregel in de SEEH
(aanbrengen spouwmuurisolatie). De NVDE vroeg voorts of in de regeling kan worden
gewerkt met investeringspercentages in plaats van vierkante meters isolatie als basis
voor de subsidie. Deze inbreng is niet overgenomen. Het werken met een investeringspercentage
betekent dat subsidie vooral ten goede komt aan projecten die duur zijn en niet aan
projecten die veel woningisolatie, en daarmee veel energiebesparing, opleveren. Het
met een zeer hoge uitvoeringskwaliteit isoleren van één raam of één muur kan voor
een eigenaar-bewoner misschien een logische investering zijn, maar levert voor de
Urgenda-aanpak weinig energiebesparing op.
7. Advies ATR
Het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR) heeft op 28 juni 2019 advies gegeven op
het ontwerp van de onderhavige wijziging. Het ATR heeft getoetst op de gevolgen voor
de regeldruk en heeft de volgende adviesopmerkingen gegeven:
-
• Het college adviseert in de toelichting nader te onderbouwen waarom de integratie
van de onderhavige regeling en de ISDE in 2021 is voorzien en niet al in 2019 of 2020
mogelijk is.
-
• Het college adviseert nader toe te lichten op welke wijze de uitkomsten van de tussenevaluatie
van de SEEH zijn verwerkt in de onderhavige wijziging en in de toekomstige uitvoering
van de subsidieregeling in de praktijk.
-
• Het college adviseert voor eigenaar-bewoners die (mogelijk) isolatiemaatregelen willen
treffen, duidelijkheid te bieden over het al dan niet kunnen verkrijgen van subsidie,
ook nadat het (nieuwe) subsidieplafond is bereikt.
-
• Het college adviseert in samenspraak met medeoverheden een eenduidig overzicht en
een integrale (aanvraag)modaliteit te creëren voor subsidiebedragen en andere vormen
van financiële tegemoetkoming ten behoeve van verduurzamingsmaatregelen bij woningen
voor eigenaar-bewoners.
-
• Het college adviseert in de toelichting expliciet aandacht te besteden aan hoe de
regeling zich verhoudt tot andere (subsidie)regelingen gericht op verduurzamingsmaatregelen
bij woningen.
-
• Het college adviseert de regeldrukeffecten van de subsidieregeling in beeld te brengen
conform de Rijksbrede methodiek voor regeldrukeffecten analyse.
De toelichting is n.a.v. de bovenstaande adviezen op punten aangevuld en verduidelijkt.
Artikelsgewijs
Artikel I, onderdeel A
Het begrip ‘energieprestatiegarantie’ vervalt, omdat daar in de regeling met het vervallen
van artikel 16 niet langer naar wordt verwezen. Zie verder de toelichting bij artikel
I, onderdeel L.
Het begrip ‘woning’ is nader geduid, omdat dit regelmatig tot onduidelijkheden leidde.
Het moet gaan om een bestaande woning. Het transformeren van een school-, kerk- of
utiliteitsgebouw of ander gebouw naar een of meerdere woningen komt niet in aanmerking
voor subsidie op grond van deze regeling. Ook het nieuw aanbouwen of (ver)nieuwbouwen
op een bestaand of aangepast fundament valt niet onder deze regeling. Deze gebouwen
zijn op grond van de eisen uit het Bouwbesluit namelijk al energiezuinig.
Het begrip ‘bouwbedrijf’ is om taal-economische redenen in de begripsbepalingen opgenomen.
Dit bevordert ook de leesbaarheid van de rest van de regeling. Het handelsregister-vereiste
is een wijziging ten opzichte van het eerdere op diverse plaatsen in de regeling voorkomende
eis van het ingeschreven staan bij de Kamer van Koophandel. Dit is met het oog op
het vrije dienstenverkeer verbreed. De classificatie ‘bouwnijverheid’ verwijst daarbij
naar sectie F in de Standaard Bedrijfsindeling 2008 (Nederland), de NACE Rev. 2 (Europese
Unie) en de ISIC Rev 4 (Verenigde Naties), waardoor ook met dit vereiste het vrije
dienstenverkeer niet wordt belemmerd.
Artikel I, onderdeel B
Dit artikel regelt de kern van de wijzigingsregeling: het opnieuw beschikbaar stellen
van subsidie voor eigenaar-bewoners. Zie voor een nadere toelichting daarop het algemeen
deel van deze toelichting. Voor verenigingen is de SEEH vanaf 2016 door blijven lopen
omdat het subsidieplafond voor verenigingen nog niet is uitgeput. In deze wijziging
wordt ook het subsidieplafond dat beschikbaar is voor verenigingen verlengd tot en
met 2022.
Artikel I, onderdeel C
Met de wijzigingen in het eerste lid zijn allereerst energiezuinige kozijnen en triple-glas
samengevoegd, omdat deze maatregelen in de praktijk vrijwel altijd tegelijk worden
genomen. Daarnaast zijn isolerende panelen aan de regeling toegevoegd omdat deze voor
sommige situaties een betere oplossing zijn dan isolerend glas. Deze maatregel is
apart opgenomen omdat er een lager subsidiebedrag voor geldt. Het is immers een goedkopere
maatregel dan isolerend glas.
In het zesde lid is het percentage van 70% ingevoegd omdat de norm die hiervoor gold,
namelijk het gehele dak of vloer, soms tot praktische problemen leidde. Zo voorkomt
de nieuwe norm van 70% bijvoorbeeld dat VvE’s een stuk dak zouden moeten isoleren
dat boven een parkeergarage zit waardoor er geen energiebesparing optreedt.
Artikel I, onderdeel D
Het begrip ‘geïsoleerde deur’ leidde in de praktijk tot onduidelijkheid. Zo werd er
soms subsidie aangevraagd voor een nieuwe garagedeur bij een onverwarmde garage. Dit
levert echter geen energiebesparing op. Ter verduidelijking is nu bepaald dat het
moet gaan om voor- en achterdeuren in de thermische schil van de woning. De bestaande
thermische schil wordt gevormd door de bouwkundige constructies die niet grenzen aan
een verwarmde ruimte. Dit kan dus de buitenlucht, grond of een aangrenzende onverwarmde
ruimte zijn. Bij een constructie tussen twee woningen, een woningscheidende wand,
of een woning en een gebouw met een andere gebruiksfunctie dient men ervan uit te
gaan dat de aangrenzende woning c.q. andere gebruiksfunctie ook verwarmd is. Deze
behoren dus niet tot de bestaande thermische schil.
Voorts zijn met deze wijziging enkele aanvullende energiebesparende maatregelen vervallen
die voorheen subsidiabel waren. Hier is voor gekozen omdat deze in de praktijk veel
vragen opriepen maar weinig werden gebruikt. Daarnaast waren dit relatief kleine maatregelen,
waarvoor subsidie mogelijk niet een voldoende efficiënt instrument is.
Artikel I, onderdeel E
Met deze wijziging zijn onderdelen b en c van artikel 6, eerste lid, verwisseld, om
te verduidelijken dat ‘de overige energiebesparende maatregelen’ niet tevens het in
dit lid genoemde ventilatiesysteem omvat.
Artikel I, onderdeel G
Naast enkele wetstechnische punten regelt deze wijziging, mede ter preventie van misbruik,
de aanvraageisen. Onder het element van ‘nader bewijs dat maatregelen zijn uitgevoerd’
kan bijvoorbeeld gedacht worden aan foto’s. Dit vereiste is bewust zo geformuleerd
om ook andere vormen van bewijs mogelijk te maken. Bij de wijziging van artikelleden
4 en 5 dient te worden opgemerkt dat alleen het vierde lid inhoudelijk nieuw is; het
vijfde lid bevat de inhoud van het oude vierde lid.
Artikel I, onderdeel K
De wijziging betreft voornamelijk het actualiseren van de subsidiebedragen aan de
huidige marktprijzen.
Artikel I, onderdeel L
De subsidie voor een energieprestatiegarantie wordt geschrapt, omdat deze in de uitvoeringspraktijk
wel veel vragen opleverde, maar nauwelijks werd gebruikt.
Artikel I, onderdeel M
Om te komen tot een wenselijker verdeling van de beschikbare subsidiemiddelen, worden
de maximale subsidiebedragen per woning uit de regeling verlaagd.
Artikel I, onderdeel N
Met deze van toepassingsverklaring van artikel 17 van het Kaderbesluit BZK-subsidies
worden de regels voor subsidies van € 25.000 tot € 125.000 van toepassing op subsidies
van € 125.000 of meer. Artikel 20 van het Kaderbesluit BZK-subsidies biedt daartoe
de mogelijkheid. In de uitvoering van de SEEH is geen wezenlijk verschil ervaren tussen
verstrekkingen van € 25.000 tot € 125.000 en die van € 125.000 of meer, ook niet wat
betreft risico’s. De redengeving hiervoor is drieledig. In de eerste plaats gaat het
om voor de RVO bij de handhaving van de regeling goed controleerbare bouwtechnische
maatregelen. In de tweede plaats betreft het hier forfaitaire subsidiebedragen per
vierkante meter of per maatregel, waardoor het subsidiebedrag alleen afhankelijk is
van de uitvoering van de betreffende maatregelen en niet van andere werkzaamheden
die onzekerheid of risico op kunnen leveren. In de derde plaats gaat het bij bedragen
boven de 125.000 euro in de praktijk om zogeheten zeer energiezuinige pakketten waarbij
na afloop een Qv-10 test moet worden opgeleverd, waarmee de kwaliteit van de maatregelen
wordt getest. Dit vormt een extra waarborg dat de maatregelen daadwerkelijk zijn uitgevoerd.
Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat artikel 17 van het Kaderbesluit BZK-subsidies
uiteraard ook geldt voor subsidies op grond van de SEEH die tussen de € 25.000 en
€ 125.000 liggen.
Artikel I, onderdeel O
Omdat voor eigenaar-bewoners na inwerkingtreding van deze regeling de aanvraag achteraf
plaatsvindt, is een uitvoeringstermijn voor deze groep niet meer nodig.
Artikel I, onderdeel P
Artikel 20 had betrekking op een reeds doorgevoerde wijziging van de Stimuleringsregeling
energieprestatie huursector en kan daarom vervallen.
Artikel I, onderdeel Q
Artikel 21, tweede lid, betrof de terugwerkende kracht van bovengenoemde wijziging
van de Stimuleringsregeling energieprestatie huursector en kan daarom eveneens vervallen.
Artikel II
Deze overgangsbepaling is wenselijk zodat voor aanvragen die dateren van voor de inwerkingtreding
van deze wijzigingsregeling, en eventueel daaropvolgende bezwaarprocedures, duidelijk
is wat het toepasselijk kader is. Dit is des te belangrijker nu de verwachte periode
tussen publicatie en inwerkingtreding korter zal zijn dan gebruikelijk, zodat de RVO
de publiekscommunicatie op het gewenste niveau kan krijgen. Zou hier niet in worden
voorzien dan zouden aspirant-aanvragers bovendien hun conceptaanvraag moeten aanpassen.
Met deze bepaling worden dus ook extra administratieve lasten vermeden.
Artikel III
Met de inwerkingtreding wordt afgeweken van de vaste verandermomenten. Deze uitzondering
is wenselijk om ongewenste private en publieke nadelen te voorkomen. Ervaring in de
uitvoeringspraktijk van de SEEH leert namelijk dat de publiekscommunicatie helderder
kan. Om de publiekscommunicatie (bijvoorbeeld de website en de telefonische helpdesk)
op het gewenste niveau te krijgen, is enige tijd benodigd voordat de wijzigingen in
werking treden. Tegelijkertijd is uitstellen tot 1 oktober 2019 onwenselijk, omdat
de regeling als onderdeel van de maatregelen in het kader van het Klimaatakkoord zo
spoedig mogelijk in werking dient te treden. Daarom is voor inwerkingtreding begin
september gekozen. Op deze wijze is er voldoende tijd om de publiekscommunicatie op
orde te krijgen en wordt bovendien aangesloten bij het einde van de bouwvakanties.
De concrete datum voor inwerkingtreding is vastgesteld op maandag 2 september, vanwege
het uitgangspunt dat de RVO-regelingen – mede vanwege het bieden van ondersteuning
bij de aanvragen – bij voorkeur op werkdagen opengesteld worden en 1 september een
zondag is.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
K.H. Ollongren