Beleidsregel van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 8 juli 2019, nr. HO&S/1475100, houdende wijziging van de Beleidsregel bevoegdheid graadverlening hoger onderwijs in verband met de opdracht aan rechtspersonen voor hoger onderwijs het maatschappelijk verantwoordelijkheidsbesef bij hun studenten te bevorderen

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Gelet op de artikelen 4:2 en 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht;

Besluit:

ARTIKEL I

De Beleidsregel bevoegdheid graadverlening hoger onderwijs wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 3 wordt onder vernummering van het tweede tot en met het vierde lid tot derde tot en met vijfde lid een lid ingevoegd, luidende:

  • 2. De minister verleent, na advies van de commissie van advies, genoemd in artikel 6.11, eerste lid, van de wet, geen toestemming indien de naleving van artikel 1.3, vijfde lid, van de wet, onvoldoende is gewaarborgd.

B

Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1. Voor de tekst wordt de aanduiding ‘1.’ geplaatst.

2. Er wordt een nieuw lid ingevoegd, luidende:

  • 2. De minister kan, na advies van de commissie van advies, genoemd in artikel 6.11, eerste lid, van de wet, besluiten dat aan een opleiding of aan alle opleidingen verzorgd door een rechtspersoon voor hoger onderwijs, het recht om graden te verlenen wordt ontnomen, indien de naleving van artikel 1.3, vijfde lid, van de wet niet of niet langer is gewaarborgd.

C

In artikel 8 wordt ‘artikel 3, tweede lid, onder c,’ vervangen door ‘artikel 3, derde lid, onder c,’.

ARTIKEL II. INWERKINGTREDING

Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin hij wordt geplaatst.

Deze beleidsregel zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, I.K. van Engelshoven

TOELICHTING

Algemene toelichting

Op grond van de artikelen 6.9 en 6.10 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW) kan de minister besluiten om een rechtspersoon de bevoegdheid te verlenen om graden te verlenen, respectievelijk dit aan een opleiding of aan alle opleidingen verbonden recht te ontnemen. Voor rechtspersonen hoger onderwijs (rpho’s) geldt de voorwaarde dat de rechtspersoon onder wiens verantwoordelijkheid opleidingen worden verzorgd alleen graden mag verlenen als hij zich houdt aan hetgeen in de WHW is bepaald over de kwaliteitszorg, de registratie, het onderwijs en de examens, en de vooropleidingseisen. Daarnaast moet de bestuurlijke en financiële continuïteit van de desbetreffende rechtspersoon gewaarborgd zijn.

Met de Wet bescherming namen en graden hoger onderwijs zijn de artikelen 6.9 en 6.10 zodanig aangepast dat een aanvrager ook niet de status van rpho kan krijgen indien onvoldoende is gewaarborgd dat de verplichting bedoeld in artikel 1.3, vijfde lid, van de WHW zal worden nageleefd, en dat de minister het recht tot het verlenen van graden op grond van die verplichting ook kan ontnemen wanneer dit in onvoldoende mate is gewaarborgd. Artikel 1.3, vijfde lid, eerste en tweede volzin, geeft bekostigde en niet-bekostigde instellingen voor het hoger onderwijs de opdracht aandacht te schenken aan de persoonlijke ontplooiing van studenten en hun maatschappelijk verantwoordelijkheidsbesef te bevorderen. De derde volzin betreft de opdracht tot het bevorderen van de uitdrukkingsvaardigheid. Onderhavige beleidsregel betreft de wijze waarop de minister van zijn bevoegdheden gebruik maakt. De beleidsregel is daarom hierop aangepast, zoals aangekondigd in de memorie van toelichting van de Wet bescherming namen en graden hoger onderwijs.

De aanpassing van de beleidsregel betreft een specifiek onderdeel van de opdracht aan de instellingen voor hoger onderwijs zoals geformuleerd in artikel 1.3, vijfde lid, van de WHW. Naar aanleiding van de Wet bescherming namen en graden hoger onderwijs heeft de minister van OCW een commissie ingesteld die adviseert over de naleving van de plicht tot het bevorderen van het maatschappelijk verantwoordelijkheidsbesef van studenten. De wijziging van de beleidsregel expliciteert dat een verzoek om advies aan deze commissie onderdeel kan zijn van de procedure tot verlening dan wel intrekking van het recht om graden te verlenen.

In de memorie van toelichting van de Wet bescherming namen en graden hoger onderwijs is reeds benadrukt dat een instelling op velerlei wijze tegemoet kan komen aan de plicht tot het bevorderen van het maatschappelijk verantwoordelijkheidsbesef. Mede gezien de academische vrijheid zal van overheidswege niet worden getreden in die invulling. Er zal dan ook niet snel worden geoordeeld dat de naleving van deze verplichting niet is gewaarborgd. Er zal pas sprake zijn van een onmiskenbare verzaking van deze plicht indien een instellingsbestuur discriminatoire uitlatingen doet die haaks staan op deze verplichting of indien dergelijke uitlatingen zijn gedaan door iemand die de instelling formeel of informeel vertegenwoordigt. Wanneer de minister overweegt de status van rpho te ontnemen dan wel de aanvraag van die status af te wijzen, vanwege de opdracht van artikel 1.3, vijfde lid, eerste en tweede volzin, vraagt hij eerst advies aan de Commissie beoordeling uitingen maatschappelijk verantwoordelijkheidsbesef (als bedoeld in artikel 6.11 van de WHW), voordat hij hierover een besluit neemt.1 De Inspectie van het Onderwijs heeft ten aanzien van die beoordeling geen adviserende rol.

Als gevolg van de wijziging van de adresgegevens is in de toelichting onder ‘procedure’ het nieuwe adres van DUO opgenomen waarnaar de aanvraag als bedoeld in artikel 6.9 van de WHW moet worden gestuurd:

DUO

Afdeling OND/ODS

Postbus 30205

2500 GE Den Haag

Overeenkomstig de toezegging van de minister van OCW zal de beleidsregel worden herzien ten aanzien van de gegevens die een aanvrager dient te overleggen ter onderbouwing van de financiële continuïteit.2 De beleidsregel, die stamt uit 2010, behoeft op meer punten verduidelijking en aanpassing. In het najaar van 2019 wordt daarom een grondigere wijziging van de beleidsregel voorbereid, met het oog op publicatie in 2020. Verkend wordt bovendien of een verfijning van het instrumentarium voor het niet-bekostigd onderwijs wenselijk is.3

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, I.K. van Engelshoven


X Noot
1

De taak en werkwijze van deze commissie zijn nader beschreven in de Regeling Commissie beoordeling uitingen maatschappelijk verantwoordelijkheidsbesef (nr. HO&S/1180908)

X Noot
2

Kamerstukken II 2017/18, 34 775 VIII, nr. 119, p. 13

X Noot
3

Kamerstukken II 2018/19, 33 905, nr. 14, p. 7

Naar boven