TOELICHTING
Algemeen
1. Inleiding
Naar aanleiding van het amendement Van Weyenberg c.s.1 (hierna: het amendement), ingediend en aangenomen ten behoeve van de vaststelling
van de begrotingsstaten van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid voor
het jaar 2018, beschikt het UWV sinds 1 juli 2018 over het tijdelijke scholingsbudget
voor WW-gerechtigden. Het amendement bepaalt dat € 30 mln wordt vrijgemaakt voor de
eerder genoemde scholingstrajecten.2
Met dit budget worden werkzoekenden met hoge kans op langdurige werkloosheid ondersteund
bij het vinden van werk. Het UWV koopt met het beschikbare budget scholing in voor
werkzoekenden met een grote kans op langdurige werkloosheid. Het is belangrijk dat
de scholing gericht wordt ingezet: er moet sprake zijn van scholing richting een krapteberoep
of een concrete baan die in het vooruitzicht wordt gesteld door een werkgever.
Eind november 2018 is de Tweede Kamer geïnformeerd over het gebruik van het scholingsbudget.3 Samen met het UWV is bekeken hoe het gebruik van de regeling kan worden verbeterd.
Het UWV brengt de mogelijkheid tot scholing actiever onder de aandacht. Ook is kritisch
gekeken in hoeverre de voorgaande Regeling tijdelijk scholingsbudget UWV voldoende
ruimte bood om maatwerk te bieden. Meer ruimte voor maatwerk wordt gevonden in de
mogelijkheid tot een hogere financiële bijdrage en een langere duur van de scholing.
Het doel van de wijziging is dat UWV voldoende maatwerk kan bieden om aan te sluiten
bij de scholingsbehoefte.
De voorgaande regeling voorzag enkel in het geven van budget aan het UWV en daaraan
gekoppelde financiële en verantwoordingsbepalingen. In de toelichting wordt aangegeven
hoe het UWV in de uitvoering omgaat met het beschikbare budget. Omdat de wijzigingen
betrekking hebben op de eerdere toelichting is gekozen voor het intrekken en opnieuw
vaststellen van de regeling.
2. Uitwerking
Met het budget heeft het UWV de mogelijkheid om werklozen met een hoge kans op langdurige
werkloosheid beter te begeleiden naar werk door scholingstrajecten aan te bieden naar
beroepen waar veel vraag naar werkenden is. Hieronder wordt op hoofdlijnen een weergave
gegeven van hoe het UWV – in samenspraak met het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
– om zal gaan met het beschikbare budget, teneinde zo goed mogelijk het doel te bereiken.
Waarvoor wordt het budget ingezet?
Het UWV koopt met het beschikbare budget scholing in welke door de betrokkene vervolgens
wordt gevolgd. Voor deze vorm is gekozen (anders dan bijvoorbeeld bij de Tijdelijke
regeling subsidie scholing richting een kansberoep, waarbij de betrokkene zelf de
scholing betaalde en daarvoor subsidie van UWV kreeg) omdat deze vorm zo min mogelijk
administratieve lasten met zich meebrengt.
Ten behoeve van wie wordt er scholing ingekocht?
De doelgroep van deze regeling is in den brede de werkloze werknemer die een grote
kans heeft op langdurige werkloosheid. Meer specifiek:
-
• De WW-gerechtigde die volgens de Werkverkenner een zwakke of matige arbeidsmarktpositie
heeft; of
-
• De WW-gerechtigde die volgens de beoordeling van de adviseur van het UWV een zwakke
of matige arbeidsmarktpositie heeft.
Welke voorwaarden zijn aan die scholing verbonden?
-
• Er moet sprake zijn van het volgen van een opleiding of een training gericht op het
verwerven en/of erkennen van vaardigheden en competenties die benodigd zijn om een
beroep of functie uit te kunnen oefenen dan wel werkzaamheden in de uitoefening van
een bedrijf of in de zelfstandige uitoefening van een beroep te kunnen verrichten
en die leidt tot een door het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap of branche/sector
erkend certificaat of diploma.
-
• De opleiding of scholing bestaat uit het systematisch verwerven van kennis dan wel
vaardigheden volgens een vooraf vastgesteld programma, waarbij de verworven kennis
en vaardigheden worden getoetst.
-
• Het scholingstraject duurt in principe niet langer dan een jaar. In individuele gevallen
kan het UWV opleiding of scholing van een langere duur toestaan, doch niet langer
dan twee jaar.
-
• Het UWV kan in individuele gevallen scholingstrajecten van langer dan twee jaar toestaan
indien er sprake is van een combinatie van werken en leren. In deze situatie treedt
de uitkeringsgerechtigde in dienst van een werkgever en volgt daarnaast een opleiding
ten behoeve van de te vervullen vacature bij de werkgever (leerwerktraject).
-
• Het scholingstraject kan bestaan uit meerdere met elkaar samenhangende opleidingen
of cursussen.
Hierbij is van belang dat:
-
• De WW-gerechtigde ‘schoolbaar’ is. Dat wil zeggen dat de beoogde scholing aansluit
bij de cognitieve vaardigheden, de belastbaarheid en de persoonlijke omstandigheden
van de betrokkene.
-
• Ook moet de scholing noodzakelijk zijn in de zin dat zonder de scholing niet de beoogde
functie waartoe opgeleid wordt kan worden uitgevoerd.
-
• Voor financiering komt in aanmerking de scholing die gestart is op of na de datum
van inwerkingtreding van deze regeling, doch niet later dan 31 december 2020.
Met het bovenstaande wordt aangesloten bij scholing als bedoeld in de Scholingsregeling
WW. Dit betekent dat indien de WW-gerechtigde een scholingstraject dat voor hem is
ingekocht, gaat volgen, de WW-gerechtigde recht behoudt op zijn uitkering.4 Tevens is hij vrijgesteld van de verplichting om – kort en goed – te solliciteren
naar passende arbeid.5
Daarnaast moet er sprake zijn van het bij elkaar brengen van vraag en aanbod: de werkloze
werknemer moet een grote kans hebben op langdurige werkloosheid en door scholing zou
hij in staat zijn om snel weer aan het werk te gaan. Er moet daarmee sprake zijn van
scholing richting:
Een krapteberoep is een beroep waarvan het UWV, op basis van een combinatie van beschikbare
en relevante arbeidsmarktgegevens, heeft geoordeeld dat het beroepen zijn met moeilijk
vervulbare vacatures. De informatie van UWV over moeilijk vervulbare vacatures (krapteberoepen)
is te vinden op www.werk.nl/arbeidsmarktinformatie.
Hoeveel budget wordt per scholingstraject ingezet?
Aansluitend bij het amendement kent de financiering van de scholing door het UWV de
volgende voorwaarden:
-
• De bekostiging van de scholing bedraagt 100% van de werkelijke kosten van de scholing,
tot een maximum van € 2.500,–, inclusief BTW, per WW-gerechtigde.
-
• Indien de scholing onderdeel uitmaakt van een arrangement met een werkgever, waarbij
de werkgever zekerheid heeft gegeven dat een concrete baan na de scholing wordt vervuld,
kan het UWV van het maximum te financieren bedrag van € 2.500,– per WW-gerechtigde
afwijken.
-
• In individuele gevallen kan het UWV van het maximum te financieren bedrag van € 2.500,–
per WW-gerechtigde afwijken, als de uitkeringsgerechtigde naar genoegen van het UWV
de arbeidsmarktrelevantie inzichtelijk kan maken en dat hij of zij met de scholing
een reële kans maakt op werk.
Toezicht
Het is natuurlijk de bedoeling dat het beschikbare budget wordt gebruikt waarvoor
het is bedoeld. Daarvoor is het met name van belang dat de WW-gerechtigde die een
scholingstraject aangeboden krijgt daadwerkelijk dat scholingstraject volgt. De WW-gerechtigde
heeft een informatieplicht met betrekking tot het niet of niet geheel volgen van een
door UWV gefinancierd scholingstraject. Daarnaast is de WW-gerechtigde verplicht alle
medewerking te verlenen aan een onderzoek naar deelname aan de scholing. Indien de
WW-gerechtigde dit nalaat en zich naar het oordeel van UWV niet of onvoldoende inspant
om de scholing met goed gevolg af te ronden kan door het UWV een maatregel worden
opgelegd.7
3. Regeldruk
Het UWV koopt indien nodig scholing voor de WW-gerechtigde in. Het volgen van die
opleiding wordt niet gezien als regeldruk. In de communicatie met de UWV-vertegenwoordiger
zal het openstaan van de mogelijkheid om scholing te volgen bij de WW-gerechtigde
onder de aandacht worden gebracht. De daaraan gekoppelde verplichtingen, zoals hiervoor
aangegeven, zullen onder de aandacht worden gebracht.
Er zijn geen gevolgen voor de regeldruk voor bedrijven.
4. Reactie op uitvoeringstoets
In de uitvoeringstoets van 18 mei 2018 heeft het UWV aangegeven dat de Regeling tijdelijk
scholingsbudget UWV uitvoerbaar en handhaafbaar is. Die regeling is ingetrokken en
bij deze regeling opnieuw vastgesteld. Er is geen nieuwe uitvoeringstoets nodig, omdat
er geen grote gevolgen zijn voor de uitvoering.
5. Financiën
Uit het amendement volgt dat € 30 miljoen wordt vrijgemaakt ten behoeve van scholingstrajecten,
inclusief de uitvoeringskosten voor die scholingstrajecten. In de uitvoeringstoets
heeft het UWV een bedrag van € 2,52 miljoen euro (voor 2018, 2019 en 2020 tezamen)
aan uitvoeringskosten opgevoerd. Voor 2019 en 2020 is € 20,18 miljoen beschikbaar
voor de inkoop van de scholing. Voor de bekostiging en verantwoording wordt aangesloten
op de voor rijksgefinancierde wetten en regelingen gebruikelijke cyclus. Dit betekent
dat UWV een raming voor deze regeling opneemt in haar jaarplan, gedurende het uitvoeringsjaar,
het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid voorschotten overmaakt aan UWV
en afrekening plaatsvindt op basis van de jaarrekening van UWV.
6. Verantwoording en onderzoek
Over de voortgang en resultaten van de scholingstrajecten zal het UWV richting het
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid rapporteren op de reguliere verantwoordingsmomenten.
Daarnaast zal het UWV de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid in staat stellen
om correct de Tweede Kamer jaarlijks voor de begrotingsbehandeling te informeren.
Er zal onderzoek plaatsvinden naar de effecten van de inzet van het scholingsbudget.
Hierdoor kan beoordeeld worden of en in welke vorm continuering van het beschikbaar
stellen van scholingsbudgetten voor WW-gerechtigden raadzaam is.
Artikelsgewijs
Deze regeling vindt haar grondslag in de artikelen 32d, tweede lid, van de Wet structuur
uitvoeringsorganisatie werk en inkomen en 3, eerste lid, juncto 9, van de Kaderwet
SZW-subsidies. Bij regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid kunnen
op grond van artikel 9 van de Kaderwet SZW-subsidies tijdelijke, spoedeisende verstrekkingen
van aanspraken op financiële middelen, niet zijnde subsidies, worden verstrekt. De
wetgever heeft met het aannemen van het amendement bij de begrotingsbehandeling van
het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid opgeroepen om reeds voor het jaar
2018 gelden vrij te maken ten behoeve van WW-gerechtigden met een kwetsbare arbeidsmarktpositie
en hen de mogelijkheid te bieden om een scholingstraject te volgen naar kansberoepen
waar veel vraag naar personeel is. Hiermee is de spoedeisendheid van voorliggende
regeling gegeven, waarbij andere wijzen van vormgeving wegens de spoedeisendheid niet
aan de orde zijn.8
De tijdelijkheid van deze regeling komt tot uiting in artikel 7, tweede lid, waarmee
wordt bepaald dat deze regeling met ingang van 1 januari 2021 vervalt. Op dat tijdstip
is deze regeling inhoudelijk uitgewerkt, dus is er geen bezwaar tegen het vervallen
van de regeling. Tevens is het verstrekken van het budget geen subsidie in de zin
van artikel 4:21 van de Algemene wet bestuursrecht, aangezien er uitsluitend sprake
is van een verstrekking van financiële middelen aan een krachtens publiekrecht ingestelde
rechtspersoon. Het UWV wordt met de uitvoering van deze regeling belast, wat is gebaseerd
op de in artikel 32d, tweede lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk
en inkomen opgenomen bevoegdheid.
Artikel 1 (begripsbepalingen)
In dit artikel zijn enkele begripsbepalingen opgenomen die in de regeling verkort
worden aangehaald.
Artikel 2 (verstrekking scholingsbudget)
In dit artikel is bepaald hoe de met het amendement vrijgemaakte gelden verdeeld worden
over de jaren 2019–2020. Het eerste jaar van de regeling, 2018, ligt inmiddels in
het verleden en is daarom niet langer genoemd. Van de beschikbare € 30 miljoen is
€ 11 miljoen voor 2019 en € 11 miljoen voor 2020 beschikbaar. In dat jaarlijkse budget
zit ook een jaarlijkse component uitvoeringskosten.
De bedragen, genoemd in het eerste lid, hebben een vergelijkbare functie als een subsidieplafond.
Het UWV zal niet meer scholingstrajecten inkopen dan beschikbaar is met het budget
per kalenderjaar. Van de onderverdeling in jaren kan het UWV, na goedkeuring door
de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, afwijken. Zo kan er overeenstemming
worden bereikt om bijvoorbeeld ook een gedeelte van het budget voor 2020 te gebruiken,
om zo niet te hoeven te stoppen met het verstrekken van scholingstrajecten in december
2019. De goedkeuring van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid is vormvrij.
Ook wordt opgemerkt dat de verstrekking plaatsvindt conform het in het algemeen deel
van de toelichting gestelde, namelijk met inachtneming van de Scholingsregeling WW.
Hierbij worden ook de Beleidsregels scholing 2016 in acht genomen.
De middelen die aan het UWV worden verstrekt worden voor het middelenbeheer gerekend
tot middelen van het Algemeen Werkloosheidsfonds (hierna: AWf).
Artikelen 3 en 4 (opgave lasten en betaling respectievelijk afrekening)
Als uitvoerder van de regeling draagt het UWV zorg voor het beheer en de administratie
van de financiële middelen die voor deze regeling worden gerekend tot de middelen
van het AWf. Daartoe wordt op grond van artikel 3 bij de Minister van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid een opgave van het geraamde totaalbedrag van de lasten ingediend.
Het bedrag van de geraamde lasten wordt gestort ten gunste van het AWf op de rekening-courant,
bedoeld in artikel 5.16, onderdeel b, van de Regeling Wfsv (de rekening-courant van
het UWV). Afrekening vindt ingevolge artikel 4 plaats via de jaarrekening.
Artikel 5 (verslaglegging)
In artikel 5 is opgenomen dat, naast de verslaggeving die al plaatsvindt op grond
van de financiële verslaggeving opgenomen in artikel 4 nadere inhoudelijke en financiële
verslaggeving plaatsvindt. Deze bepaling strekt ertoe om informatie te vergaren en
deze te kunnen analyseren voor het onderzoek naar effecten van het verstrekken van
scholingstrajecten aan WW-gerechtigden.
Artikel 6 (intrekking Regeling tijdelijk scholingsbudget UWV)
De Regeling tijdelijk scholingsbudget UWV wordt ingetrokken, omdat de regeling opnieuw
wordt vastgesteld.
Artikel 7 (inwerkingtreding)
Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van publicatie daarvan
in de Staatscourant. Daarmee wordt afgeweken van de voorgeschreven minimuminvoeringstermijn.
Dit is in het belang van de WW-gerechtigden die in aanmerking kunnen komen voor een
scholingstraject. Zoals in de inleiding van deze artikelsgewijze toelichting is aangegeven,
betreft het hier een tijdelijke regeling. De regeling vervalt met ingang van 1 januari
2021.
Artikel 8 (citeertitel)
Met dit artikel wordt de citeertitel van deze regeling bepaald. Aangezien deze regeling
op 1 januari 2021 vervalt, is tevens de tijdelijkheid van de regeling in de citeertitel
weergegeven. Om deze regeling te kunnen onderscheiden van de ingetrokken gelijknamige
regeling is aan de citeertitel het jaar van vaststelling toegevoegd.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
W. Koolmees