ARTIKEL I
De Regeling gebruik van frequentieruimte met meldingsplicht 2015 wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:
1. Onder vernummering van het tweede tot en met vierde lid tot derde tot en met vijfde
lid, wordt een lid ingevoegd, luidende:
2. In het vijfde lid (nieuw) wordt na ‘De Minister kan de registratie doorhalen’ ingevoegd
‘indien niet wordt voldaan aan de artikelen 2 tot en met 7, of’.
B
‘In artikel 5, derde lid, wordt na ‘kan’ ingevoegd ‘, met uitzondering van de melding,
bedoeld in artikel 6, tweede lid, onderdeel c,’.
C
In artikel 9, onderdeel g, en 10, eerste lid, onderdeel c, en tweede lid, onderdelen
a en c, wordt ‘artikel 6, tweede lid’ telkens vervangen door ‘artikel 6, derde lid’.
D
Na artikel 11 wordt een artikel ingevoegd luidende:
Artikel 11A
Tot en met 30 juni 2020 worden registraties van frequentiegebruik ten behoeve van
maritiem mobiele communicatie niet doorgehaald op grond van artikel 6, tweede en vijfde
lid, indien de registratie heeft plaatsgevonden vóór 1 juli 2019.
ARTIKEL II
Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 juli 2019.
TOELICHTING
1. Aanleiding en doel
Aanleiding voor deze wijziging van de Regeling gebruik van frequentieruimte met meldingsplicht
2015 (hierna: de regeling) is het feit dat recent vragen zijn opgekomen over schepen
die een Nederlandse registratie hebben voor het gebruik van frequentieruimte, terwijl
die schepen en de eigenaren daarvan geen enkele band met Nederland hebben. Een Nederlandse
registratie voor het gebruik van frequentieruimte is naar mijn oordeel in die gevallen
onwenselijk en in strijd met internationale afspraken.
Registratie voor het gebruik van frequentieruimte vindt in Nederland plaats op grond
van artikel 3 van het Frequentiebesluit. Hierin is bepaald dat bij ministeriële regeling
categorieën radioapparaten kunnen worden aangewezen ten aanzien waarvan voor het gebruik
van frequentieruimte, behoudens een meldingsplicht, geen vergunning is vereist. Degene
die voornemens is frequentieruimte te gebruiken waarvoor een dergelijke meldingsplicht
geldt, doet daarvan melding bij de Minister. De Minister registreert vervolgens het
in de melding bedoelde frequentiegebruik, tenzij niet wordt voldaan aan de bij ministeriële
regeling gestelde regels. De onderhavige wijziging van de regeling beoogt de voorwaarden
voor het registreren aan te scherpen, zodat alleen tot registratie over gegaan wordt
indien het schip dan wel diens eigenaar een band met Nederland heeft.
De Radio Regulations van de International Telecommunications Union (ITU), die volgens
het College van Beroep voor het bedrijfsleven (hierna: CBb), de status hebben van
een Verdrag tussen de bij de ITU aangesloten staten regelt het volgende1. Ingevolge artikel 18.1 van de Radio Regulations is het verboden om een radiozender
in werking te hebben zonder vergunning ‘issued (...) by or on behalf of the government
of the country to which the station in question is subject’. Naar moet worden aangenomen
wordt hier volgens het CBb gedoeld op de locatie en de vestigingsplaats als de radiozender
op een vaste locatie wordt gebruikt. Bij radiozenders op een schip is sprake van mobiel
gebruik, zodat niet kan worden uitgegaan van de vestigingsplaats of locatie. Daarom
volgt uit artikel 18.1 van de Radio Regulations dat de lidstaat waar het schip geregistreerd
wordt, het land is dat normaal gesproken de frequentievergunning dan wel registratie
voor frequentiegebruik dient uit te geven. Ook uit de Regional Arrangement on the Radiocommunication Service for Inland Waterways (RAINWAT, ook wel de Boekarestovereenkomst) volgt dat een Ship Station Licence (waarin
onder andere is aangegeven wat de radioroepnaam van het betreffende radioapparaat
op het schip is) wordt afgegeven door de aangewezen autoriteit van het land waar het
schip geregistreerd staat.
Doel van deze wijziging is dan ook de regeling meer in lijn te brengen met deze internationale
afspraken en te voorkomen dat gebruik wordt gemaakt van een Nederlandse registratie
voor het gebruik van frequentieruimte als de schepen en/of hun eigenaren geen enkele
band hebben met Nederland.
2. Wijzigingen
Aan artikel 6 is een nieuw tweede lid toegevoegd. Uit het toegevoegde lid volgt dat
de Minister het frequentiegebruik uitsluitend registreert indien het vaartuig of de
gebruiker een band heeft met Nederland. Dat is in de eerste plaats het geval als het
schip in Nederland is teboekgesteld in de daarvoor bestemde openbare registers (Kadaster).
Tot teboekstelling wordt ingevolge artikel 194 van boek 8 van het Burgerlijk Wetboek
alleen overgegaan indien er sprake is van een Nederlands schip overeenkomstig artikel
311 van het Wetboek van Koophandel.
Daarnaast is ook een mogelijkheid dat het schip niet in Nederland is teboekgesteld,
maar dat de eigenaar van het schip wel een duidelijke band met Nederland heeft. Het
betreft met name het geval dat het schip eigendom is van een natuurlijke persoon,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen, of van een rechtspersoon die een hoofd-
of nevenvestiging in Nederland heeft. In deze gevallen is de band met Nederland duidelijk.
De melder dient naar waarheid te verklaren dat aan deze voorwaarden is voldaan. Indien
blijkt dat deze verklaring niet naar waarheid is gedaan, kan de Minister de registratie
weigeren of nadien doorhalen overeenkomstig het gewijzigde vijfde lid van artikel
6.
Voor de gevallen die aan de hiervoor genoemde criteria niet voldoen, is geregeld dat
een Nederlandse registratie van frequentiegebruik alsnog mogelijk is indien een rechtspersoon
of natuurlijke persoon anderszins aantoonbaar een voldoende band met Nederland heeft.
De beoordeling daarvan is aan de Minister. Deze toevoeging beoogt te voorkomen dat
in onvoorziene gevallen geen registratie kan worden verstrekt aan (rechts)personen
die wel aantoonbaar een voldoende band met Nederland hebben.
Ten slotte is aan het vijfde lid van artikel 6 is een volzin toegevoegd, waardoor
de Minister de bevoegdheid krijgt een registratie door te halen als door gewijzigde
omstandigheden niet (meer) wordt voldaan aan de voorwaarden van de artikelen 2 tot
en met 7. Dit geeft de Minister de bevoegdheid om de registratie door te halen, indien
een registratiehouder niet zelf verzoekt tot doorhaling als gevolg van het niet meer
voldoen aan de genoemde voorwaarden voor de registratie. Het gaat daarbij om gewijzigde
omstandigheden waarmee de band met Nederland komt te vervallen of het geval dat de
verklaring waaruit volgt dat het schip eigendom is van de natuurlijke persoon of rechtspersoon
die een band met Nederland heeft, niet naar waarheid blijkt te zijn gedaan. Bij gewijzigde
omstandigheden kan gedacht worden aan de situatie dat bijvoorbeeld een teboekgesteld
schip wordt overgedragen en ergens anders teboekgesteld wordt (waarbij ingevolge artikel
194 van boek 8 van het Burgerlijk Wetboek en artikel 311 Wetboek van Koophandel geldt
dat er dan geen sprake meer is van een Nederlands schip), een natuurlijke persoon
emigreert of een rechtspersoon zich buiten Nederland vestigt.
3. Overgangsrecht
Voor bestaande registratiehouders (degenen die op het tijdstip van inwerkingtreding
van deze wijzigingsregeling al houder zijn van een registratie ten behoeve van maritiem
mobiele communicatie) is voorzien in een overgangstermijn van 1 jaar. Hiertoe is in
artikel 11a geregeld dat tot en met 30 juni 2020geen doorhaling plaatsvindt van registraties
die hebben plaatsgevonden vóór 1 juli 2019 (de inwerkingtreding van deze wijzigingsregeling).
Hiermee wordt deze registratiehouders nog de nodige tijd gegund om aan de voorwaarden
van artikel 6, tweede lid, te gaan voldoen en indien dat niet het geval is te verzoeken
de registratie door te halen.
Bestaande registratiehouders zijn geïnformeerd over de wijzing van regeling. Deze
is geconsulteerd via internetconsultatie.nl en bestaande registratiehouders zijn –
voor zover mogelijk – op deze openbare consultatie geattendeerd. Na de overgangsperiode
dienen ook bestaande registraties aan de vereisten van artikel 6, tweede lid (band
met Nederland) te voldoen. Bestaande registratiehouders kunnen dan door de minister
verzocht worden om binnen een redelijke termijn (in beginsel 8 weken) aan te tonen
dat zij een band hebben met Nederland en dus voldoen aan de voorwaarden van artikel
6, tweede lid. Indien binnen de gestelde termijn geen gegevens worden aangeleverd
of uit de verstrekte gegevens onvoldoende blijkt dat er een band met Nederland bestaat,
kan de minister overgaan tot het doorhalen van de registratie op basis van het vijfde
lid van artikel 6. Daarmee kan worden voorkomen dat bestaande registraties in stand
blijven, terwijl niet wordt voldaan aan het vereiste van een band met Nederland, hetgeen
in strijd is met internationale afspraken. Tevens kan op deze manier worden voorkomen
dat Nederland wordt geassocieerd met schepen met een Nederlandse registratie, terwijl
die schepen en hun eigenaren geen band met Nederland hebben.
4. Regeldruk
Deze regeling brengt beperkte regeldrukeffecten met zich mee. Het Adviescollege toetsing
regeldruk heeft daarom de toetsing van de regeldruk ambtelijk afgedaan. Net als in
de bestaande situatie wordt een melding van het frequentiegebruik gedaan door op de
website van Agentschap Telecom de gevraagde gegevens aan te leveren. Daaraan verandert
niets, behalve dat er een KvK-nummer ingevuld moet worden en/of verklaard moet worden
dat het schip eigendom is van een ingezetene van Nederland of een Nederlandse rechtspersoon.
Jaarlijks worden er ongeveer 2000 nieuwe meldingen gedaan van voorgenomen frequentiegebruik
ten behoeve van maritiem mobiele communicatie, waarbij aangetoond dient te worden
dat er een band met Nederland is. Vanwege het overgangsrecht zal het aantal reeds
uitgegeven registraties dat gewijzigd wordt gedurende de overgangstermijn van één
jaar hoger liggen, omdat de registratiehouder dient te voldoen aan de aangescherpte
voorwaarden.
5. Consultatie
De wijzigingsregeling is van 18 december 2018 tot en met 29 januari 2019 geconsulteerd.
De consultatie heeft één reactie opgeleverd. Er is gevraagd naar aanknopingspunten
omtrent het International Certificate for Pleasurecrafts (ICP) en of een schip met
dit bewijs in aanmerking komt voor een Nederlandse registratie voor maritiem frequentiegebruik
en daarmee voldoet aan de nieuwe regelgeving.
Een band met Nederland is aangetoond indien het schip teboekgesteld is, het schip
eigendom is van een natuurlijke persoon die in de basisregistratie personen staat
ingeschreven of als het schip eigendom is van een rechtspersoon die in Nederland een
hoofd- of nevenvestiging heeft. Een ICP wordt afgegeven door het Watersportverbond,
bestaande uit een groot aantal watersportverenigingen. Het is uitdrukkelijk geen bewijs
van nationaliteit of teboekstelling van het schip in de registers. Ook iemand die
niet over de Nederlandse nationaliteit beschikt en ook niet in Nederland woont kan
een ICP aanvragen en verkrijgen. De vereisten voor het verkrijgen van een ICP komen
dan ook niet overeen met de eisen die deze wijzigingsregeling stelt en zijn dus niet
voldoende om de vereiste minimale band met Nederland aannemelijk maken.
6. Vaste verandermomenten
Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 juli 2019. Hiermee is aangesloten
bij het beleid van vaste verandermomenten, maar afgeweken van de minimumtermijn van
twee maanden tussen bekendmaking en inwerkingtreding. Er is gekozen voor deze afwijking,
omdat sprake is van reparatie van regelgeving die in strijd is met de Radio Regulations
van de ITU.
De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat,
M.C.G. Keijzer