De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
Gelet op de artikelen 7.2, 7.5 en 7.7 van de Erfgoedwet, artikel 4a van de Wet op
het specifiek cultuurbeleid en artikel 4 van het Besluit op het specifiek cultuurbeleid;
Besluit:
ARTIKEL I
De Regeling beheer rijkscollectie en subsidiëring museale instellingen wordt als volgt
gewijzigd:
A
De tabel, opgenomen in artikel 3.4 van de Regeling beheer rijkscollectie en subsidiëring
museale instellingen, wordt als volgt gewijzigd:
1. De eerste regel komt te luiden:
|
Stichting Eye Filmmuseum
|
€ 4.733.110,–1
|
2. Na de bedragen, vermeld achter Stichting Het Nieuwe Instituut’ en ‘Stichting Naturalis
Biodiversity Centre’, worden de aanduidingen ‘2’ onderscheidenlijk ‘3’ geplaatst.
3. Onderaan wordt een nieuwe regel toegevoegd, die luidt:
|
1 Loon- en prijspeil 2018.
2 Voor de jaren 2018 en 2019 telkens incidenteel vermeerderd met € 5.500.000,– (loon-
en prijspeil 2018).
3 Voor het jaar 2018 incidenteel vermeerderd met € 9.000.000,– en voor de jaren 2022,
2023 en 2024 incidenteel verminderd met € 4.000.000,–, € 4.000.000,– onderscheidenlijk
€ 1.000.000,– (loon- en prijspeil 2018).
|
B
Na artikel 3.13 wordt een artikel ingevoegd, dat luidt:
Artikel 3.14. Hardheidsclausule
Artikel 6.1 van de Regeling op het specifiek cultuurbeleid is van overeenkomstige
toepassing.
ARTIKEL II
In artikel 3.37, aanhef en onderdeel c, van de Regeling op het specifiek cultuurbeleid
wordt ‘€ 5.150.000’ vervangen door ‘€ 5.968.319 (prijspeil 2018)’.
ARTIKEL III
Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van
de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst, en werkt terug, voor wat betreft:
-
a. artikel I, onderdeel A, onder 1, en artikel II: tot en met 1 januari 2019;
-
b. artikel I, onderdeel A, onder 2 en 3: tot en met 15 oktober 2018; en
-
c. artikel I, onderdeel B: tot en met 8 februari 2016.
TOELICHTING
Deze regeling strekt in de eerste plaats tot het aanpassen van enkele plafondbedragen,
vastgesteld in artikel 3.4 van de Regeling beheer rijkscollectie en subsidiëring museale
instellingen (Rbr). Voor wat betreft stichting Het Nieuwe Instituut en stichting Naturalis
Biodiversity Centre gaat het om incidentele wijzigingen.
In mijn brief ‘Cultuur in een open samenleving’1 heb ik aangegeven in 2018 en 2019 middelen vrij te maken voor de restauratie en digitalisering
van de ontwerptekeningen die stichting Het Nieuwe Instituut beheert. In totaal gaat
het om € 11 miljoen, in gelijke delen ter beschikking te stellen. Bij beschikking
van 15 oktober 2018 is de eerste tranche van € 5.500.000 via de Erfgoedwetfinanciering
aan de instelling verleend. In verband hiermee wordt met deze wijzigingsregeling voor
twee jaar het plafond verhoogd.
Stichting Naturalis Biodiversity Centre is op dit moment bezig met een grote renovatie
en uitbreiding van de huisvesting van het museum. Met het oog op de liquiditeit heeft
stichting Naturalis Biodiversity Centre verzocht om een kasschuif. Daaraan heb ik
gehoor gegeven bij beschikking van 1 november 2018: het op grond van de Erfgoedwet
verleende subsidiebedrag voor het jaar 2018 heb ik verhoogd met een bedrag van € 9.000.000.
Dit bedrag zal in de jaren 2022, 2023 en 2024 in mindering worden gebracht op de te
verlenen Erfgoedwetsubsidie. Met het oog hierop zijn met deze regeling de plafondbedragen
voor die jaren verlaagd met € 4.000.000, € 4.000.000 onderscheidenlijk € 1.000.000,
en voor 2018 verhoogd met € 9.000.000.
Van de gelegenheid is gebruik gemaakt om de nieuwe naam van de stichting Film Instituut
Nederland, zoals die per 1 mei 2018 statutair is gewijzigd, op te nemen in de Rbr:
stichting Eye Filmmuseum. Voor deze instelling zijn de plafonds in zowel de Rbr als
in de Regeling op het specifiek cultuurbeleid (Rsc) gewijzigd. Deze wijzigingen houden
verband met een structurele toevoeging van onder andere projectmiddelen aan de subsidie
die de instelling voor haar BIS-activiteiten ontvangt op grond van de Wet op het specifiek
cultuurbeleid, en met een verschuiving op haar begroting van kosten voor BIS-activiteiten
en Erfgoedwetactiviteiten. De toevoeging van de projectmiddelen aan de BIS-subsidie
heeft plaatsgevonden bij beschikking van 11 maart 2019 en geldt voor het eerst voor
het jaar 2019. De verschuiving tussen BIS-middelen en Erfgoedmiddelen heeft haar beslag
gekregen bij beschikking van 6 mei 2019.
Aan alle hiervoor beschreven wijzigingen is de benodigde terugwerkende kracht gegeven.
Voor wat betreft stichting Eye Filmmuseum tot en met 1 januari 2019. Voor wat betreft
stichting Het Nieuwe Instituut en stichting Naturalis Biodiversity Centre is ervoor
gekozen het moment van het besluit aan deze instellingen tot uitgangspunt te nemen.
Omdat de bekendmakingsdata van beide beschikkingen vrij dicht bij elkaar liggen, is
voor deze instellingen gekozen voor een en dezelfde datum voor de terugwerkende kracht:
tot en met 15 oktober 2018.
De plafondbedragen die oorspronkelijk zijn vastgesteld in de Rbr en Rsc gaan uit van
loon- en prijspeil 2014. De aanpassingen van de subsidieplafonds van stichting Het
Nieuwe Instituut en stichting Naturalis Biodiversity Centre zijn echter incidenteel
van aard, zodat bij het vermelde bedrag van die tijdelijke ophogingen het loon- en
prijspeil 2018 is gehanteerd. De verschuiving tussen BIS- en Erfgoedwetmiddelen bij
stichting Eye Filmmuseum kent wel een structureel karakter. Desondanks is er niet
voor gekozen de nieuwe bedragen teruggerekend tot het loon- en prijspeil 2014 te publiceren,
maar uitgaand van het loon- en prijspeil 2018. Dit stemt beter overeen met de feitelijke
situatie. De daadwerkelijk uit te keren subsidiebedragen aan stichting Eye Filmmuseum
kennen immers nog een verhoging aan de hand van de in tussenliggende jaren op grond
van artikel 3.4a van de Rbr en artikel 2.11 van de Rsc uitgekeerde loon- en prijsbijstellingen.
Daarnaast zullen naar verwachting eind 2019 álle plafondbedragen in het kader van
de nieuwe BIS-periode 2021–2014 opnieuw worden vastgesteld op basis van loon- en prijspeil
2018, zodat de uitzondering slechts van korte duur hoeft te zijn.
Tot slot is van de mogelijkheid gebruik gemaakt om ten aanzien van de Erfgoedwetsubsidiëring
te voorzien in een hardheidsbepaling. De Rsc kende een dergelijke bepaling al. Deze
is nu in de Rbr van overeenkomstige toepassing verklaard. Als datum voor de terugwerkende
kracht die aan deze wijziging is gegeven, is gekozen voor 8 februari 2016. Dat is
de datum van inwerkingtreding van hoofdstuk 3 van de Rbr, waarin de voorschriften
over subsidiëring zijn opgenomen.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
I.K. van Engelshoven