Regeling van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 3 juni 2019, nr. 8441152, tot wijziging van de Regeling financiën hoger onderwijs mede in verband met wijzigingen als gevolg van de eerste suppletoire begroting van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap voor het begrotingsjaar 2019 en in verband met de vaststelling van de hoogte van het wettelijk collegegeld voor het studiejaar 2020–2021

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Gelet op de artikelen 2.2, tweede lid, 2.4a, tweede lid, 2.4b, tweede lid, 4.11, eerste en tweede lid, 4.21, tweede lid, 4.23, eerste lid en 4.24, eerste lid van het Uitvoeringsbesluit WHW 2008;

Besluit:

ARTIKEL I WIJZIGING VAN DE REGELING FINANCIËN HOGER ONDERWIJS

De Regeling financiën hoger onderwijs wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1 wordt in de definitie van persoonsgebonden nummer ‘artikel 7.31d, derde lid’ vervangen door ‘artikel 7.31e, derde lid

B

Artikel 4, zesde lid, komt te luiden:

  • 6. De bedragen, bedoeld in artikel 4.21, tweede lid, van het besluit, zijn € 79.741 voor een promotie en € 66.451 voor een ontwerperscertificaat.

C

Artikel 9 komt te luiden:

Artikel 9. Bedragen wettelijk collegegeld

Voor de studiejaren 2019–2020 en 2020–2021 zijn de navolgende bedragen aan wettelijk collegegeld en collegegeld OU verschuldigd:

Vorm wettelijk collegegeld

Studiejaar 2019–2020

Studiejaar 2020–2021

Volledig wettelijk collegegeld, bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, van het besluit

€ 2.083

€ 2.143

Gedeeltelijk wettelijk collegegeld, bedoeld in artikel 2.4a, eerste lid, van het besluit

Minimumbedrag: € 1.240

Maximumbedrag: € 2.083

Minimumbedrag: € 1.276

Maximumbedrag: € 2.143

Collegegeld OU, bedoeld in artikel 7.45b, eerste lid, van de wet, per studiepunt

Minimumbedrag: € 34,71

Maximumbedrag: € 69,43

Minimumbedrag: € 35,71

Maximumbedrag: € 71,43

Hoger collegegeld, bedoeld in artikel 6.7, vierde lid, van de wet

Minimumbedrag: € 2.083

Maximumbedrag: € 10.414

Minimumbedrag: € 2.143

Maximumbedrag: € 10.714

Verlaagd wettelijk collegegeld, bedoeld in artikel 2.4b, eerste lid, van het besluit

€ 1.041

€ 1.071

Verlaagd gedeeltelijk wettelijk collegegeld, bedoeld in artikel 2.4b, eerste lid, van het besluit

Minimumbedrag: € 620

Maximumbedrag: € 1.041

Minimumbedrag: € 638

Maximumbedrag: € 1.071

Verlaagd collegegeld OU, bedoeld in artikel 2.4b, eerste lid, van het besluit, per studiepunt

Minimumbedrag: € 17,36

Maximumbedrag: € 34,71

Minimumbedrag: € 17,86

Maximumbedrag: € 35,71

Verlaagd hoger collegegeld, bedoeld in artikel 2.4b, eerste lid, van het besluit

Minimumbedrag: € 1.041

Maximumbedrag: € 5.207

Minimumbedrag: € 1.071

Maximumbedrag: € 5.357

D

Bijlage 1 komt te luiden:

Bijlage 1. bij artikel 3, eerste lid, onderdeel a, van de regeling

Bedragen onderwijsopslag universiteiten, bedoeld in artikel 4.11, eerste lid, van het besluit

Universiteit

Kwaliteit

Kwetsbare opleidingen

Bijzondere voorzieningen

Totaalbedrag

00DV

Protestantse Theologische Universiteit

   

€ 308.099

€ 308.099

21PB

Universiteit Leiden

 

€ 2.617.668

€ 2.904.259

€ 5.521.927

21PC

Rijksuniversiteit Groningen

 

€ 2.126.526

€ 1.149.574

€ 3.276.100

21PD

Universiteit Utrecht

 

€ 5.656.253

€ 3.247.663

€ 8.903.916

21PE

Erasmus Universiteit Rotterdam

 

€ 501.366

€ 9.518.919

€ 10.020.285

21PF

Technische Universiteit Delft

 

€ 97.294

€ 16.125.452

€ 16.222.746

21PG

Technische Universiteit Eindhoven

 

€ 75.673

€ 555.855

€ 631.528

21PH

Universiteit Twente

 

€ 16.215

€ 14.650.739

€ 14.666.954

21PI

Wageningen University

 

€ 48.647

€ 261.753

€ 310.400

21PJ

Universiteit Maastricht

 

€ 604.619

€ 2.774.454

€ 3.379.073

21PK

Universiteit van Amsterdam

 

€ 2.910.482

€ 4.490.559

€ 7.401.041

21PL

Vrije Universiteit Amsterdam

 

€ 1.076.569

€ 3.741.316

€ 4.817.885

21PM

Radboud Universiteit Nijmegen

 

€ 1.583.694

€ 2.146.471

€ 3.730.165

21PN

Tilburg University

 

€ 528.389

€ 229.890

€ 758.279

21QO

Theologische Universiteit Apeldoorn

   

€ 943

€ 943

22NC

Open Universiteit

 

€ 342.171

€ 490.435

€ 832.606

23BF

Universiteit voor Humanistiek

 

€ 3.029

€ 3.029

25AV

Theologische Universiteit Kampen

 

€ 908

€ 908

 

Totaal

 

€ 18.185.566

€ 62.600.318

€ 80.785.884

E

Bijlage 3 komt te luiden:

Bijlage 3. bij artikel 3, tweede lid, onderdeel a, van de regeling

Bedragen onderwijsopslag hogescholen, bedoeld in artikel 4.11, eerste lid, van het besluit

Hogeschool

Kwaliteit

Kwetsbare opleidingen

Bijzondere voorzieningen

Totaalbedrag

00IC

Katholieke PABO Zwolle

 

€ 157.096

€ 112.854

€ 269.950

00MF

Hogeschool voor de Kunsten Utrecht

 

€ 391.406

€ 369.996

€ 761.402

01VU

Christelijke Hogeschool Windesheim

 

€ 427.302

€ 666.429

€ 1.093.731

02BY

Gerrit Rietveld Academie

 

€ 848.122

€ 106.874

€ 954.996

02NR

Hotelschool The Hague

   

€ 805.572

€ 805.572

02NT

Design Academy Eindhoven

 

€ 387.328

€ 30.737

€ 418.065

07GR

Avans Hogeschool

 

€ 519.626

€ 490.384

€ 1.010.010

08OK

Pedagogische Hogeschool De Kempel

 

€ 289.057

€ 126.673

€ 415.730

09OT

Iselinge Hogeschool

 

€ 196.894

€ 81.053

€ 277.947

10IZ

Marnix Academie

 

€ 670.278

€ 145.741

€ 816.019

14NI

Codarts, Hogeschool voor de Kunsten

 

€ 673.106

€ 179.684

€ 852.790

15BK

Driestar educatief

   

€ 90.829

€ 90.829

21CW

HAS Hogeschool

   

€ 38.817

€ 38.817

21MI

HZ University of Applied Sciences

 

€ 747.779

€ 1.398.433

€ 2.146.212

21QA

Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten

 

€ 661.344

€ 613.354

€ 1.274.698

21RI

Hogeschool Leiden

 

€ 999.069

€ 190.954

€ 1.190.023

21UG

Hogeschool IPABO Amsterdam Alkmaar

 

€ 584.398

€ 63.199

€ 647.597

21UI

Breda University of Applied Sciences

   

€ 332.747

€ 332.747

22HH

Viaa-Gereformeerde Hogeschool

 

€ 997.039

€ 96.876

€ 1.093.915

22OJ

Hogeschool Rotterdam

 

€ 4.315.964

€ 931.899

€ 5.247.863

23AH

Saxion Hogeschool

 

€ 1.422.214

€ 691.154

€ 2.113.368

23KJ

Hogeschool der Kunsten Den Haag

 

€ 613.932

€ 153.180

€ 767.112

25BA

Christelijke Hogeschool Ede

 

€ 890.213

€ 571.022

€ 1.461.235

25BE

Hanzehogeschool Groningen

 

€ 1.819.735

€ 930.683

€ 2.750.418

25DW

Hogeschool Utrecht

 

€ 3.101.186

€ 791.309

€ 3.892.495

25JX

Zuyd Hogeschool

 

€ 1.538.815

€ 674.065

€ 2.212.880

25KB

Hogeschool van Arnhem en Nijmegen

 

€ 1.469.477

€ 1.029.551

€ 2.499.028

27NF

ArtEZ

 

€ 1.062.358

€ 296.526

€ 1.358.884

27PZ

Hogeschool INHolland

 

€ 3.426.389

€ 554.341

€ 3.980.730

27UM

De Haagse Hogeschool

 

€ 2.059.011

-€ 802.481

€ 1.256.530

28DN

Hogeschool van Amsterdam

 

€ 1.321.705

€ 1.762.090

€ 3.083.795

30GB

Fontys Hogescholen

 

€ 4.225.280

€ 1.851.773

€ 6.077.053

30HD

Hogeschool Van Hall Larenstein

   

€ 78.974

€ 78.974

30TX

Aeres Hogeschool

   

€ 65.658

€ 65.658

30VP

Hogeschool Thomas More

   

€ 51.787

€ 51.787

31FR

NHL Stenden Hogeschool

 

€ 2.379.488

€ 700.000

€ 3.079.488

 

Totaal

 

€ 38.195.611

€ 16.272.737

€ 54.468.348

F

Bijlage 4 komt te luiden:

Bijlage 4, behorend bij artikel 3, tweede lid, onderdeel b, van de regeling

Percentages onderwijsopslag hogescholen, bedoeld in artikel 4.11, tweede lid, van het besluit

Hogeschool

Percentage

00IC

Katholieke PABO Zwolle

0,15236%

00MF

Hogeschool voor de Kunsten Utrecht

4,46788%

01VU

Christelijke Hogeschool Windesheim

1,63412%

02BY

Gerrit Rietveld Academie

1,50475%

02NR

Hotelschool The Hague

0,23776%

02NT

Design Academy Eindhoven

0,64468%

07GR

Avans Hogeschool

2,55522%

08OK

Pedagogische Hogeschool De Kempel

0,24968%

09OT

Iselinge Hogeschool

0,17681%

10IZ

Marnix Academie

0,37985%

14NI

Codarts, Hogeschool voor de Kunsten

4,04117%

15BK

Driestar educatief

0,31487%

21CW

HAS Hogeschool

1,18994%

21MI

HZ University of Applied Sciences

0,87693%

21QA

Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten

10,32129%

21RI

Hogeschool Leiden

1,34981%

21UG

Hogeschool IPABO Amsterdam Alkmaar

0,40112%

21UI

Breda University of Applied Sciences

0,42740%

22HH

Viaa-Gereformeerde Hogeschool

0,20393%

22OJ

Hogeschool Rotterdam

4,64702%

23AH

Saxion Hogeschool

3,08990%

23KJ

Hogeschool der Kunsten Den Haag

5,11851%

25BA

Christelijke Hogeschool Ede

0,27853%

25BE

Hanzehogeschool Groningen

5,74675%

25DW

Hogeschool Utrecht

4,02182%

25JX

Zuyd Hogeschool

5,50238%

25KB

Hogeschool van Arnhem en Nijmegen

4,10447%

27NF

ArtEZ

7,18346%

27PZ

Hogeschool INHolland

6,81071%

27UM

De Haagse Hogeschool

2,46711%

28DN

Hogeschool van Amsterdam

3,48280%

30GB

Fontys Hogescholen

8,86237%

30HD

Hogeschool Van Hall Larenstein

2,31956%

30TX

Aeres Hogeschool

1,20073%

30VP

Hogeschool Thomas More

0,10310%

31FR

NHL Stenden Hogeschool

3,93121%

 

Totaal

100,00000%

G

Bijlage 5 komt te luiden:

Bijlage 5. bij artikel 4, eerste lid, van de regeling

Bedragen onderzoek universiteiten, bedoeld in artikel 4.23, eerste lid, van het besluit

Universiteit

Bedrag

00DV

Protestantse Theologische Universiteit

 

21PB

Universiteit Leiden

€ 9.433.602

21PC

Rijksuniversiteit Groningen

€ 6.256.152

21PD

Universiteit Utrecht

€ 10.935.723

21PE

Erasmus Universiteit Rotterdam

€ 3.888.025

21PF

Technische Universiteit Delft

€ 8.525.498

21PG

Technische Universiteit Eindhoven

€ 3.186.457

21PH

Universiteit Twente

€ 7.229.230

21PI

Wageningen University

€ 1.437.247

21PJ

Universiteit Maastricht

€ 134.468

21PK

Universiteit van Amsterdam

€ 3.827.969

21PL

Vrije Universiteit Amsterdam

 

21PM

Radboud Universiteit Nijmegen

€ 9.448.873

21PN

Tilburg University

 

21QO

Theologische Universiteit Apeldoorn

 

22NC

Open Universiteit

 

23BF

Universiteit voor Humanistiek

 

25AV

Theologische Universiteit Kampen

 
 

Totaal

€ 64.303.244

H

Bijlage 9 komt te luiden:

Bijlage 9, behorend bij artikel 4, derde lid, van de regeling

Bedragen ontwerp en ontwikkeling hogescholen, bedoeld in artikel 4.24, eerste lid, van het besluit

Hogeschool

Bedrag

00IC

Katholieke PABO Zwolle

€ 64.723

00MF

Hogeschool voor de Kunsten Utrecht

€ 25.119

01VU

Christelijke Hogeschool Windesheim

€ 269.712

02BY

Gerrit Rietveld Academie

 

02NR

Hotelschool The Hague

 

02NT

Design Academy Eindhoven

 

07GR

Avans Hogeschool

€ 42.905

08OK

Pedagogische Hogeschool De Kempel

€ 58.765

09OT

Iselinge Hogeschool

€ 29.428

10IZ

Marnix Academie

€ 99.836

14NI

Codarts, Hogeschool voor de Kunsten

€ 11.001

15BK

Driestar educatief

€ 84.801

21CW

HAS Hogeschool

 

21MI

HZ University of Applied Sciences

€ 23.744

21QA

Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten

€ 28.878

21RI

Hogeschool Leiden

€ 109.186

21UG

Hogeschool IPABO Amsterdam Alkmaar

€ 69.216

21UI

Breda University of Applied Sciences

 

22HH

Viaa-Gereformeerde Hogeschool

€ 31.720

22OJ

Hogeschool Rotterdam

€ 251.010

23AH

Saxion Hogeschool

€ 73.616

23KJ

Hogeschool der Kunsten Den Haag

€ 4.492

25BA

Christelijke Hogeschool Ede

€ 43.730

25BE

Hanzehogeschool Groningen

€ 113.129

25DW

Hogeschool Utrecht

€ 315.733

25JX

Zuyd Hogeschool

€ 27.136

25KB

Hogeschool van Arnhem en Nijmegen

€ 343.970

27NF

ArtEZ

€ 55.923

27PZ

Hogeschool INHolland

€ 139.440

27UM

De Haagse Hogeschool

€ 83.700

28DN

Hogeschool van Amsterdam

€ 324.809

30GB

Fontys Hogescholen

€ 493.677

30HD

Hogeschool Van Hall Larenstein

 

30TX

Aeres Hogeschool

€ 42.171

30VP

Hogeschool Thomas More

€ 51.339

31FR

NHL Stenden Hogeschool

€ 261.369

 

Totaal

€ 3.574.278

ARTIKEL II INWERKINGTREDING

  • 1. Artikel I, uitgezonderd onderdeel C, treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin deze regeling wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2019.

  • 2. Artikel I, onderdeel C, treedt in werking met ingang van 1 september 2020.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, I.K. van Engelshoven

TOELICHTING

1. Algemeen

Met deze regeling wordt de Regeling financiën hoger onderwijs gewijzigd. De aanpassingen van de Regeling financiën hoger onderwijs hangen onder meer samen met de eerste herberekening van de rijksbijdrage 2019 in overeenstemming met de eerste suppletoire begroting 2019 van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. De eerste berekening van de rijksbijdrage 2019 betrof de berekening in overeenstemming met de ontwerpbegroting 2019 van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

2. Uitvoerings- en handhaafbaarheidstoets

DUO acht de regeling uitvoerbaar en handhaafbaar.

3. Financiële gevolgen

De wijzigingen in deze regeling hebben geen gevolgen voor de Rijksbegroting. Wijziging mede vanwege de tweede suppletoire (ontwerp-) begroting 2019 kan op grond van artikel 2.5, vierde lid, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek nog leiden tot nadere bepaling van de in deze regeling opgenomen bedragen en percentages.

4. Gevolgen administratieve lasten

De regeling heeft geen gevolgen voor administratieve lasten.

Artikelen

Grondslagen

  • In artikel 2.2, tweede lid, van het Uitvoeringsbesluit WHW 2008 (UWHW) is bepaald dat bij ministeriële regeling het bedrag voor het volledig wettelijk collegegeld wordt vastgesteld aan de hand van de consumentenprijsindex. Dit is de grondslag voor het aanpassen van artikel 9 van de Regeling financiën hoger onderwijs (Rfho) waarin de bedragen voor het wettelijk collegegeld en het collegegeld OU zijn opgenomen.

  • In artikel 2.4a, tweede lid, van het UWHW is bepaald dat bij ministeriële regeling het minimumbedrag voor het gedeeltelijk wettelijk collegegeld wordt vastgesteld overeenkomstig artikel 2.2, tweede en derde lid, van het UWHW. Dit is de grondslag voor het aanpassen van artikel 9 van de Rfho waarin de bedragen voor het gedeeltelijk wettelijk collegegeld zijn opgenomen.

  • In artikel 2.4b, tweede lid, van het UWHW is bepaald dat bij ministeriële regeling de omvang van de verschillende soorten verlaagd wettelijk collegegeld wordt vastgesteld. Dit is de grondslag voor het aanpassen van artikel 9 van de Rfho waarin de verschillende bedragen voor het verlaagd wettelijk collegegeld zijn opgenomen.

  • In artikel 4.11, eerste lid, van het UWHW is bepaald dat de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap uit het onderwijsdeel van de rijksbijdrage aan een universiteit onderscheidenlijk hogeschool een bij ministeriële regeling vast te stellen bedrag kan toekennen in relatie tot kwaliteit, kwetsbare opleidingen of bijzondere voorzieningen. Dit is de grondslag voor het aanpassen van bijlagen 1 en 3 van de Rfho waarin deze bedragen worden vastgesteld. In artikel 4.11, tweede lid, van het UWHW is bepaald dat het resterende gedeelte van het onderwijsdeel wordt verdeeld over universiteiten onderscheidenlijk hogescholen volgens percentages vastgesteld bij ministeriële regeling. Dit is de grondslag voor het aanpassen van bijlagen 2 en 4 van de Rfho waarin deze percentages worden vastgesteld.

  • In artikel 4.21, tweede lid, van het UWHW is bepaald dat de per promotie en ontwerperscertificaat toe te kennen bedragen bij ministeriële regeling worden bepaald. Dit is de grondslag voor het aanpassen artikel 4, zesde lid, van de Rfho waarin de bedragen per promotie en ontwerperscertificaat worden vastgesteld.

  • In artikel 4.23, eerste lid, van het UWHW is bepaald dat bij ministeriële regeling bedragen worden vastgesteld, die uit het onderzoekdeel wo aan universiteiten worden toegekend in verband met toponderzoekscholen en bijzondere voorzieningen. Dit is de grondslag voor het aanpassen van bijlage 5 van de Rfho waarin deze bedragen worden vastgesteld.

  • In artikel 4.24, eerste lid, van het UWHW is bepaald dat de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap uit het deel ontwerp en ontwikkeling hbo aan een instelling een bedrag kan toekennen dat bij ministeriële regeling wordt vastgesteld. Dit is de grondslag voor het aanpassen van bijlage 9 van de Rfho waarin deze bedragen worden vastgesteld.

A

Dit onderdeel betreft een correctie van een foutieve verwijzing naar een artikel in de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek.

B

Dit onderdeel betreft een aanpassing van de bedragen promoties en ontwerperscertificaten in artikel 4. De bedragen zijn gewijzigd als gevolg van de wijziging van de omvang van het totale onderzoekdeel wo in de rijksbijdrage vanwege het toevoegen van middelen voor loonbijstelling 2019. Het percentage van promoties en ontwerperscertificaten betreft 20,00000% van het totale onderzoekdeel wo.

C

Op grond van artikel 2.2, tweede lid, van het UWHW wordt het wettelijk collegegeld (gedeeltelijk en volledig) voor het studiejaar 2020/2021 aangepast aan de hand van de consumentenprijsindex. Onder de consumentenprijsindex wordt verstaan: de consumentenprijsindex ‘reeks alle huishoudens’ zoals vastgesteld door het Centraal Bureau voor de Statistiek. Het bedrag van het volledig wettelijk collegegeld voor het studiejaar 2019–2020 wordt vermenigvuldigd met 106,08 (indexcijfer april 2019) en gedeeld door 103,11 (indexcijfer april 2018). De hieruit resulterende bedragen zijn afgerond opgenomen in deze regeling conform het onderstaande overzicht voor het studiejaar 2020–2021. De regering is voornemens om, naar aanleiding van de Motie Van der Molen1, het verlaagd hoger collegegeld voor opleidingen met het bijzonder kenmerk kleinschalig en intensief onderwijs per studiejaar 2020–2021 aan te passen2.

 

2019/2020

2020/2021

Niet-afgerond

Afgerond

Niet-afgerond

Afgerond

Volledig wettelijk collegegeld, bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, van het besluit

€ 2.082,89

€ 2.083

€ 2.142,89

€ 2.143

Gedeeltelijk wettelijk collegegeld, bedoeld in artikel 2.4a, eerste lid, van het besluit

Minimumbedrag: € 1.239,97

Maximumbedrag: € 2.082,89

Minimumbedrag: € 1.240

Maximumbedrag: € 2.083

Minimumbedrag: € 1.275,69

Maximumbedrag: € 2.142,89

Minimumbedrag: € 1.276

Maximumbedrag: € 2.143

Collegegeld OU, bedoeld in artikel 7.45b, eerste lid, van de wet, per studiepunt

Minimumbedrag: € 34,71

Maximumbedrag: € 69,43

Minimumbedrag: € 34,71

Maximumbedrag: € 69,43

Minimumbedrag: € 35,71

Maximumbedrag: € 71,43

Minimumbedrag: € 35,71

Maximumbedrag: € 71,43

Hoger collegegeld, bedoeld in artikel 6.7, vierde lid, van de wet

Minimumbedrag: € 2.082,89

Maximumbedrag: € 10.414,45

Minimumbedrag: € 2.083

Maximumbedrag: € 10.414

Minimumbedrag: € 2.142,89

Maximumbedrag: € 10.714,43

Minimumbedrag: € 2.143

Maximumbedrag: € 10.714

Verlaagd wettelijk collegegeld, bedoeld in artikel 2.4b, eerste lid, van het besluit

€ 1.041,44

€ 1.041

€ 1.071,44

€ 1.071

Verlaagd gedeeltelijk wettelijk collegegeld, bedoeld in artikel 2.4b, eerste lid, van het besluit

Minimumbedrag: € 619,99

Maximumbedrag: € 1.041,44

Minimumbedrag: € 620

Maximumbedrag: € 1.041

Minimumbedrag: € 637,85

Maximumbedrag: € 1.071,44

Minimumbedrag: € 638

Maximumbedrag: € 1.071

Verlaagd collegegeld OU, bedoeld in artikel 2.4b, eerste lid, van het besluit, per studiepunt

Minimumbedrag: € 17,36

Maximumbedrag: € 34,71

Minimumbedrag: € 17,36

Maximumbedrag: € 34,71

Minimumbedrag: € 17,86

Maximumbedrag: € 35,71

Minimumbedrag: € 17,86

Maximumbedrag: € 35,71

Verlaagd hoger collegegeld, bedoeld in artikel 2.4b, eerste lid, van het besluit

Minimumbedrag: € 1.041,44

Maximumbedrag: € 5.207,22

Minimumbedrag: € 1.041

Maximumbedrag: € 5.207

Minimumbedrag: € 1.071,44

Maximumbedrag: € 5.357,21

Minimumbedrag: € 1.071

Maximumbedrag: € 5.357

D

Dit onderdeel betreft de verhoging vanwege loonbijstelling 2019 met 2,02595% van alle ‘bedragen onderwijsopslag universiteiten’ in bijlage 1. Daarnaast is er sprake van wijzigingen om de volgende redenen:

  • a. onder de noemer kwetsbare opleidingen is een bijdrage van € 542.324 opgenomen voor het experiment educatieve module voor het jaar 2019. In hoofdstuk 4 van het Besluit experimenten flexibel hoger onderwijs (Stb. 2016, 145) zijn in de artikelen 26 tot en met 32 bepalingen opgenomen op basis waarvan universiteiten bij experiment in de periode van 1 juli 2016 tot en met 31 juni 2019 een educatieve module aan kunnen bieden. Deze module wordt gevolgd na afronding van de bachelor, maar komt naar omvang en inhoud overeen met de minor die kan worden gevolgd tijdens de bacheloropleiding. Er is sprake van een vaste bijdrage per ingeschrevene via de onderwijsopslag in bedragen universiteiten die als volgt wordt opgebouwd: 1/2 van het bedrag dat bij reguliere bekostiging voor één jaarinschrijving in de betreffende bacheloropleiding beschikbaar zou worden gesteld vermeerderd met 1/6 van de diplomabonus voor onderwijs en onderzoek dat bij reguliere bekostiging per afgestudeerde zou zijn ontvangen. De vergoeding wordt in de jaren 2017 tot en met 2019 jaarlijks verwerkt bij de rijksbijdragebrief die samenhangt met de eerste suppletoire begroting van OCW.

  • b. onder de noemer bijzondere voorzieningen zijn in het kader van het programma Holland Scholarship de vanuit OCW beschikbare middelen voor deelnemende universiteiten voor inkomende en uitgaande beurzen herverdeeld op basis van gegevens van universiteiten over het aantal gerealiseerde inkomende en uitgaande beurzen (brief van 15 december 2014 met kenmerk 707380). De bijdrage voor het jaar 2019 komt daarbij voor indexering uit op € 1.183.252.

  • c. onder de noemer bijzondere voorzieningen is de tranche 2019 van de Comenius beurzen toegekend (€ 2.000.000 in 2019, € 850.000 in 2020 en € 300.000 in 2021). Deze middelen worden verdeeld over de universiteiten via 21 Teaching, 11 Senior en 4 Leadership Fellows. Deze beurzen worden dit jaar verdeeld over 10 universiteiten (brieven van 23 mei 2019 met kenmerk 8406034, 8417524, 8407658, 8378103, 8369659, 8373076, 8374591, 8363479, 8368018 en 8379821).

  • d. aan de onderwijsopslag van Universiteit Utrecht is voor de jaren 2019 tot en met 2021 een bedrag toegevoegd (€ 210.970 in 2019, 536.095 in 2020 en € 153.255 in 2021 vóór indexering) vanwege activiteiten in het kader van het ‘actieplan academische leraren vo 2019–2020’ (brief van 29 april 2019 met kenmerk 8277375).

E

Dit onderdeel betreft de verhoging vanwege loonbijstelling 2019 met 2,34786% van alle ‘bedragen onderwijsopslag hogescholen’ in bijlage 3. Daarnaast is er sprake van wijzigingen om de volgende redenen:

  • a. onder de noemer bijzondere voorzieningen zijn in het kader van het programma Holland Scholarship de vanuit OCW beschikbare middelen voor deelnemende hogescholen voor inkomende en uitgaande beurzen herverdeeld op basis van gegevens van hogescholen over het aantal gerealiseerde inkomende en uitgaande beurzen (brief van 15 december 2014 met kenmerk 707380). De bijdrage voor het jaar 2019 komt daarbij voor indexering uit op € 963.834.

  • b. onder de noemer bijzondere voorzieningen is de tranche 2019 van de Comenius beurzen toegekend (€ 1.650.000 in 2019, € 750.000 in 2020 en € 150.000 in 2021). Deze middelen worden verdeeld over de hogescholen via 17 Teaching, 12 Senior en 2 Leadership Fellows. Deze beurzen worden dit jaar verdeeld over 15 hogescholen (brieven van 23 mei 2019 met kenmerk 8368106, 8363478, 8373671, 8370149, 8369331, 8368242, 8369332, 8374268, 8368243, 8374269, 8373563, 8377207, 8374788, 8374270 en 8357454).

  • c. aan de onderwijsopslag van Christelijke Hogeschool Windesheim is voor het jaar 2019 een bedrag van € 12.764 vóór indexering toegevoegd vanwege een aanvullende bijdrage voor de organisatie van de eerste landelijke Ad-conferentie (brief van 20 november 2018 met kenmerk 1444703).

  • d. aan de onderwijsopslag van Hogeschool de Kempel is voor het jaar 2019 een bedrag van € 60.000 vóór indexering toegevoegd vanwege het Kennisnetwerk zij-instroom. Doel van dit netwerk is kenniscreatie, uitwisseling van ervaringen en stroomlijnen van activiteiten rondom het thema zij-instroom (brief van 11 april 2019 met kenmerk 7941431).

  • e. aan de onderwijsopslag van Breda University of Applied Sciences is voor het jaar 2019 een bedrag van € 47.000 vóór indexering toegevoegd vanwege het penvoerderschap namens de Vereniging van Toezichthouders van Hogescholen. De middelen zijn bedoeld voor de verdere professionalisering leden van de raden van toezicht en het onderzoek naar de rol en functie van secretaris raad van toezicht hogescholen (brief van 3 april 2019 met kenmerk 7817032).

  • f. op de onderwijsopslag van de Haagse Hogeschool is voor het jaar 2019 een bedrag van € 1.175.072 vóór indexering in mindering gebracht vanwege een besluit tot gedeeltelijke inhouding op de rijksbijdrage (brief van 10 december 2018 met kenmerk 1443243).

  • g. aan de onderwijsopslag van de Hogeschool van Amsterdam is voor het jaar 2019 een bedrag van € 27.637 vóór indexering toegevoegd vanwege deelname aan de Working Group Schools van de Europese Commissie (brief van 13 februari 2019 met kenmerk 1467130).

  • h. aan de onderwijsopslag van de Hogeschool van Amsterdam is voor de jaren 2019 tot en met 2021 een bedrag van € 300.000 per jaar vóór indexering toegevoegd voor de ontwikkeling van het Nationaal platform praktijkgericht onderzoek, met als doel het onderzoek op hogescholen beter zichtbaar te maken door informatie uit verschillende systemen te bundelen en te integreren op één platform (brief van 21 februari 2019 met kenmerk 1484160).

  • i. aan de onderwijsopslag van Fontys Hogescholen is voor de jaren 2018 tot en met 2021 een bedrag van € 600.000 per jaar vóór indexering toegevoegd vanwege het penvoerderschap voor het op gang brengen van peerreview tussen lerarenopleidingen, mede ter borging van activiteiten die lerarenopleidingen de afgelopen jaren hebben verricht in het kader van het project ‘10voordeleraar’ (brief van 26 september 2018 met kenmerk 1391146). De middelen voor 2018 zijn reeds toegevoegd bij de wijziging van de regeling die samenhangt met de tweede suppletoire begroting van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap voor het jaar 2018 (Staatscourant 2018, nr. 62696).

F

Dit onderdeel betreft enkel de wijziging van een naam van een hogeschool (NHTV internationale hogeschool Breda gewijzigd in Breda University of Applied Sciences). Dit onderdeel bevat verder geen inhoudelijke wijzigingen. De gewijzigde naam van de hogeschool is ook verwerkt in de andere onderdelen die wel inhoudelijke wijzigingen kennen.

G

Dit onderdeel betreft de verhoging vanwege loonbijstelling 2019 met 2,06776% van alle ‘bedragen voorziening onderzoek universiteiten’ in bijlage 5.

H

Dit onderdeel betreft de verhoging vanwege loonbijstelling 2019 met 2,34736% van alle ‘bedragen ontwerp en ontwikkeling hogescholen’ in bijlage 9.

Artikel II Inwerkingtreding

  • 1. Artikel I, uitgezonderd onderdeel C, heeft betrekking op het begrotingsjaar 2019 en werkt daarom terug tot en met 1 januari 2019.

  • 2. De bepaling inzake het collegegeld treedt in werking per 1 september 2020.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, I.K. van Engelshoven


X Noot
1

Kamerstukken II 2018/19, 35 000-VIII, nr.54.

X Noot
2

De wijziging zal wanneer de daartoe benodigde AMvB is vastgesteld en inwerking is getreden ook worden opgenomen in de Regeling financiën hoger onderwijs.

Naar boven