Mandaatregeling Defensievastgoed

7 mei 2019

Nr. BS2018014595

Directie Juridische Zaken, Cluster wet- en regelgeving

De Staatssecretaris van Defensie,

handelende in overeenstemming met de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

gelet op afdeling 10.1.1 van de Algemene wet bestuursrecht;

BESLUIT:

Artikel 1 Definities

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. staatssecretaris:

de Staatssecretaris van Defensie;

b. defensievastgoed:

onroerende zaken die benodigd zijn voor de uitoefening van defensietaken en die niet onder het Rijkshuisvestingstelsel vallen;

c. directeur-generaal:

de directeur-generaal van het Rijksvastgoedbedrijf;

d. directeur:

directeur van het Rijksvastgoedbedrijf;

e. mandaat:

de bevoegdheid om namens de staatssecretaris publiekrechtelijke rechtshandelingen te verrichten;

f. volmacht:

de bevoegdheid om namens de staatsecretaris voor de Staat der Nederlanden privaatrechtelijke rechtshandelingen te verrichten;

g. machtiging:

de bevoegdheid om namens de staatssecretaris handelingen te verrichten die noch een besluit noch een privaatrechtelijke rechtshandeling zijn.

Artikel 2 Gelijkstelling

Voor de toepassing van deze regeling en de daarop berustende bepalingen wordt onder mandaat tevens verstaan volmacht en machtiging.

Artikel 3 Mandaat

  • 1. Aan de directeur-generaal wordt mandaat verleend met betrekking tot aangelegenheden op het terrein van defensievastgoed.

  • 2. Mandaat wordt niet verleend met betrekking tot:

    • a. aangelegenheden die de uitvoeringsovereenkomst tussen het ministerie van Defensie en het Rijksvastgoedbedrijf te buiten gaan;

    • b. het vaststellen van een algemeen verbindend voorschrift;

    • c. het beslissen op een bezwaarschrift;

    • d. het beslissen op een beroepschrift.

Artikel 4 Ondermandaat

  • 1. De directeur-generaal is bevoegd tot het verlenen van ondermandaat aan onder hem ressorterende functionarissen.

  • 2. De directeur-generaal is bevoegd om bij het verlenen van ondermandaat aan de directeuren tevens de bevoegdheid toe te kennen tot het verlenen van ondermandaat aan onder hen ressorterende functionarissen.

Artikel 5 Acceptatie mandaatverlening

De directeur-generaal wordt geacht te hebben ingestemd met de in artikel 3 genoemde mandaatverlening, zodra hij van dit mandaat gebruik heeft gemaakt of ter zake ondermandaat heeft verleend aan een of meer onder hem ressorterende functionarissen.

Artikel 6 Notariële akten

De directeur-generaal, de directeuren, de afdelingshoofden en de sectiehoofden van het Rijksvastgoedbedrijf zijn bevoegd om volmacht te verlenen aan medewerkers van notariskantoren ten aanzien van het passeren van notariële akten inzake aangelegenheden die behoren tot het eigen werkterrein en voor zover het gaat om het zakenrechtelijk bevestigen van reeds aangegane verplichtingen.

Artikel 7 Ondertekening

  • 1. Ondertekening van documenten waarmee mandaat op grond van deze regeling wordt uitgeoefend, vindt plaats op de volgende wijze:

    De Staatssecretaris van Defensie,

    namens deze,

    (handtekening, naam en functie van de gemandateerde).

  • 2. Bij ondertekening van documenten op grond van volmacht wordt de aanduiding van de staatssecretaris voorafgegaan door: Namens de Staat der Nederlanden.

Artikel 8 Intrekking

Het Mandaatbesluit Rijksvastgoedbedrijf inzake Defensievastgoed (Stcrt. 2015, 18857) wordt ingetrokken.

Artikel 9 Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2018.

Artikel 10 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Mandaatregeling Defensievastgoed.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 7 mei 2019

De Staatssecretaris van Defensie, B. Visser

TOELICHTING

Algemeen

Met de Mandaatregeling Defensievastgoed verleent de staatssecretaris van Defensie de directeur-generaal van het Rijksvastgoedbedrijf mandaat, volmacht en machtiging tot het verrichten van privaatrechtelijke, publiekrechtelijke en feitelijke handelingen ten aanzien van aangelegenheden op het terrein van defensievastgoed, met uitzondering van de aangelegenheden die de uitvoeringsovereenkomst tussen het ministerie van Defensie en het Rijksvastgoedbedrijf te buiten gaan, het vaststellen van een algemeen verbindend voorschrift, het beslissen op een bezwaarschrift en het beslissen op een beroepschrift.

Privaatrechtelijk beheer valt buiten de reikwijdte van deze mandaatregeling. Privaatrechtelijk beheer – het verrichten van alle privaatrechtelijke rechtshandelingen die voortvloeien uit de positie van de Staat als eigenaar van onroerende zaken en als beperkt zakelijk gerechtigde – is voorbehouden aan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (art. 4.20, vijfde lid, onder b, Comptabiliteitswet 2016). Als agentschap van dat ministerie is het Rijksvastgoedbedrijf reeds belast met privaatrechtelijk beheer dat met defensievastgoed is gemoeid.

Artikelsgewijs

Artikel 1

Defensievastgoed omvat onroerende zaken die benodigd zijn voor de uitoefening van defensietaken en die niet onder het Rijkshuisvestingstelsel vallen. Ten aanzien van dit defensievastgoed draagt de minister van Defensie verantwoordelijkheid1. Daarbij kan worden gedacht aan kazernes, oefenterreinen en militaire luchthavens.

Het defensievastgoed dat wel onder het Rijkshuisvestingstelsel valt, staat op de Pandenlijst RVB-huisvesting, die jaarlijks wordt vastgesteld door het bevoegde gezag. Dit zijn op dit moment het gebouw van het kerndepartement Defensie (PleinKalvermarktComplex in Den Haag), het Rijksbedrijvencentrum in Rijswijk, de locatie van de Koninklijke Marechaussee in Terneuzen en het Koninklijk Tehuis voor Oud-Militairen en Museum Bronbeek.

Artikel 3

Het mandaat, de volmacht en de machtiging betreffen met name het verwerven van onroerende zaken, het verwerven van beperkt zakelijke rechten (zoals opstalrechten) op onroerende zaken en het huren, bouwen, verbouwen, inrichten, onderhouden en in stand houden van onroerende zaken.

Naast de bevoegdheid om namens de staatssecretaris voor de Staat der Nederlanden privaatrechtelijke rechtshandelingen te verrichten, wordt de directeur-generaal van het Rijksvastgoedbedrijf de bevoegdheid verleend tot het verrichten van publiekrechtelijke rechtshandelingen en feitelijke handelingen. Voorbeelden daarvan zijn het aanvragen van vergunningen of ontheffingen. Het aanvragen van vergunningen of ontheffingen en het indienen van zienswijzen en bedenkingen betreffen mede het ‘indirect ruimtebeslag’, verbonden aan het gebruik van defensievastgoed. Voorbeelden van ‘indirect ruimtebeslag’ zijn laagvliegroutes, veiligheidszones rond munitiedepots of mogelijke verstoring van radarinstallaties.

Het mandaat omvat ook het verkrijgen en beheren van toestemmingen, regionale belangenbehartiging en het optreden namens de staatssecretaris van Defensie in procedures in het kader van het omgevingsrecht, zoals voorbereiding- en bezwaarprocedures en procedures bij de bestuursrechter. Gelet op het tweede lid omvat het niet het beslissen op een bezwaar- of beroepschrift.

In het tweede lid wordt verwezen naar de uitvoeringsovereenkomst, zijnde het Opdrachtgeverconvenant Ministerie van Defensie-Rijksvastgoedbedrijf en de Nadere Uitvoering Opdrachtgeverconvenant Defensie (NUOD). Daarin staan een omschrijving van de opdracht aan het Rijksvastgoedbedrijf en de manier waarop die wordt uitgevoerd.

Artikel 4

De staatssecretaris van Defensie is eindverantwoordelijk en is zelf ook bevoegd tot het verrichten van bedoelde privaatrechtelijke, publiekrechtelijke en feitelijke handelingen die betrekking hebben op defensievastgoed -het betreft immers geen delegatie. De directeur-generaal van het Rijksvastgoedbedrijf is verantwoordelijk voor de uitoefening van het (onder)mandaat, de volmacht en de machtiging, verwoord in deze regeling. Naast de bepalingen in deze regeling zijn daarop het Mandaatbesluit BZK en het Mandaatbesluit Rijksvastgoedbedrijf van toepassing.

Artikel 5

Omdat de desbetreffende medewerkers van het Rijksvastgoedbedrijf niet werkzaam zijn onder de verantwoordelijkheid van de staatssecretaris van Defensie, behoeft de mandaatverlening de instemming van de staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) conform de artikelen 10:4 en 10:12 van de Algemene wet bestuursrecht. Deze instemming is vormvrij. De instemming van de staatssecretaris van BZK volgt uit de aanhef van dit Besluit. De instemming van de medewerkers volgt uit de daadwerkelijke uitoefening van het mandaat.

Artikel 6

Hier wordt de bevoegdheid geregeld voor de directeur-generaal, de directeuren, de afdelingshoofden en de sectiehoofden van het Rijksvastgoedbedrijf om volmacht te verlenen aan medewerkers van notariskantoren, zodat de medewerkers de Staat der Nederlanden vertegenwoordigen bij het passeren van notariële akten. Ter waarborging van de onafhankelijke positie van de notaris dient de volmacht te worden verleend aan medewerkers van het desbetreffende notariskantoor en niet aan de notaris zelf.

Met ‘het eigen werkterrein’ wordt bedoeld: de taken binnen het eigen werkterrein van het organisatieonderdeel van het Rijksvastgoedbedrijf.

Het gaat hier uitsluitend om rechtshandelingen waarmee reeds aangegane verplichtingen zakenrechtelijk worden bevestigd. Aan de zakenrechtelijke bevestiging bij de notaris moet een rechtsgeldig ondertekende overeenkomst ten grondslag liggen. Dit wil zeggen: een overeenkomst die is ondertekend door een op grond van de vigerende mandaatbesluiten bevoegde functionaris.

Artikel 9

Het besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2018. Met de inwerkingtredingsdatum is aangesloten bij de datum waarop de Comptabiliteitswet 2016 en het Besluit taak RVB 2017 in werking zijn getreden.

De Staatssecretaris van Defensie, B. Visser


X Noot
1

Artikel 4.6 van de Comptabiliteitswet 2016 en TK 2015–2016, 34 426, nr 3.

Naar boven