TOELICHTING
1. Doel en aanleiding
In deze wijziging van de Activiteitenregeling milieubeheer (hierna: de Activiteitenregeling)
wordt artikel 2.15 van het Activiteitenbesluit milieubeheer (hierna: Activiteitenbesluit)
nader uitgewerkt.
De aanleiding voor deze regeling is de wijziging van artikel 2.15 Activiteitenbesluit.
Met deze wijziging is aan artikel 2.15 Activiteitenbesluit een informatieplicht toegevoegd.
Degene die de inrichting drijft is op basis van artikel 2.15 Activiteitenbesluit verplicht
om het bevoegd gezag te informeren over welke energiebesparende maatregelen zijn getroffen.
Deze informatie wordt door het bevoegd gezag gebruikt om een eerste inschatting te
maken of een bedrijf voldoet aan artikel 2.15, eerste lid, van het Activiteitenbesluit.
In deze regeling zijn vereisten voor de rapportage vastgelegd.
In het Energieakkoord voor duurzame groei (Kamerstukken II 2013/14, 30 196, nr. 202) is onder meer afgesproken dat er meer prioriteit wordt gegeven aan de energiebesparingsverplichting
in het Activiteitenbesluit. De informatieplicht en de voorliggende uitwerking van
deze plicht op regelingenniveau zijn een gevolg van de afspraken die in de Uitvoeringsagenda
2018 voor het Energieakkoord voor duurzame groei zijn gemaakt (Kamerstukken II 2017/18,
30 196, nr. 573).
2. Inhoud van deze regeling
2.1 De rapportage
Ter uitwerking van de informatieplicht regelt deze regeling dat de rapportage via
een standaardformulier wordt gedaan. Er is een centrale plek ingericht voor het indienen
van de rapportage bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl). Er is een
formulier in eLoket op basis waarvan de drijver van de inrichting eenvoudig kan voldoen
aan de informatieverplichting. Dit formulier is te vinden op: https://mijn.rvo.nl/informatieplicht-energiebesparing.
Door het gebruik van een eenduidig formulier kan RVO.nl eenvoudig de binnengekomen
informatie rubriceren. Door deze informatie gerubriceerd aan te bieden aan het bevoegd
gezag worden de uitvoeringslasten voor het bevoegd gezag beperkt. Het bevoegd gezag
en bevoegde omgevingsdiensten kunnen de informatie en de rubricering uit het rapportagesysteem
van RVO.nl ophalen. Het bevoegd gezag kan vervolgens op basis van deze informatie
de beschikbare capaciteit beter inzetten. Er zal vanuit het bevoegd gezag ook aandacht
moeten zijn voor de inrichtingen die juist geen rapportage ingediend hebben. De informatieplicht
is een hulpmiddel om het toezicht op de energiebesparingsplicht te vergemakkelijken.
Informatie-gestuurd toezicht (en handhaving) wordt hiermee beter mogelijk.
2.2 Inhoudsvereisten aan de rapportage
Door middel van het formulier, bedoeld in artikel 2.16a, wordt in ieder geval de informatie
overlegd die is opgenomen in artikel 2.16b. Deze informatie wordt door het bevoegd
gezag gebruikt om een inschatting te maken of een bedrijf voldoet aan artikel 2.15,
eerste lid. De inhoudsvereisten worden hieronder puntsgewijs toegelicht.
2.2.1 Aanduiding van de inrichting, onderneming en indiener.
In de rapportage wordt opgenomen op welke inrichting en welke onderneming de rapportage
betrekking heeft. Omdat niet elke inrichting een adres heeft of een zelfstandige onderneming
betreft, wordt naast de onderneming ook naar een aanduiding en het adres van de inrichting
gevraagd. De energiebesparings- en informatieverplichting gelden per inrichting.
In de rapportage worden verder de contactgegevens van de drijver van de inrichting
opgegeven. Omdat de indiener van de rapportage en de drijver van de inrichting niet
dezelfde persoon hoeven te zijn, worden ook de contactgegevens van de indiener geregistreerd.
Indien er sprake is van een tussenpersoon of adviseur (intermediair) die namens een
inrichting de rapportage doet, betekent dit dat deze zijn contactgegevens invult.
Het Kamer van Koophandel nummer vereenvoudigt de identificatie en maakt een gedeeltelijke
voorinvulling van het formulier mogelijk.
Voor 19 bedrijfstakken zijn erkende maatregelen aangewezen in bijlage 10 bij de Activiteitenregeling.
In de rapportage wordt aangegeven welke bedrijfstak logischerwijs aansluit bij de
hoofdactiviteit van de inrichting. Er kan hiervoor gekeken worden naar de SBI-codes
die onder een specifieke maatregelenlijst vallen.
Het is mogelijk dat de inrichting buiten de aangewezen bedrijfstakken valt of dat
binnen de inrichting een combinatie van activiteiten wordt verricht, geen duidelijke
hoofdactiviteit te identificeren is waarmee kan worden bepaald welke EML van toepassing
is. In dat geval wordt in het formulier de optie ‘Bedrijfstak zonder EML’ geselecteerd.
Op grond van artikel 2.15, tweede en derde lid, van het Activiteitenbesluit wordt
vervolgens in het formulier een omschrijving gegeven van de maatregelen die wel zijn
getroffen.
2.2.2. Energieverbruik van de inrichting
De rapportage bevat het energieverbruik over een recent kalenderjaar. Onder recente
gegevens wordt in beginsel informatie uit de afgelopen twee kalenderjaren verstaan
(in de eerste informatieplichtronde 2017 of 2018), omdat het aannemelijk is dat een
inrichting minimaal over een van deze twee jaren het energieverbruik in beeld heeft.
De energiebesparingsplicht en de informatieplicht zijn immers van toepassing wanneer
de inrichting in een recent jaar boven de verbruiksgrens valt. Het energieverbruik
wordt weergegeven in kilowattuur (kWh) en aardgasequivalenten (m3). Er wordt gesproken over aardgasequivalenten voor brandstoffen of energiestromen
omdat dit een standaard hoeveelheid energie uitdrukt waaraan andere brandstoffen of
energiestromen gerelateerd kunnen worden. De verbruiksgegevens van de door het bedrijf
gebruikte brandstoffen of andere energiestromen, inclusief biobrandstoffen, worden
omgerekend naar aardgasequivalenten om deze vervolgens bij elkaar op te tellen. De
recente gegevens moeten verifieerbaar zijn en het bevoegd gezag kan de onderbouwing
van de gegevens opvragen bij de drijver van de inrichting.
Het energieverbruik bepaalt of een inrichting onder de energiebesparingsplicht valt
en dus onder de informatieplicht. Het gaat hier nadrukkelijk om het verbruik van energie
inclusief eigen opwek, door bijvoorbeeld biomassaverbranding, zon of wind. Ook voor
zelf opgewekte energie geldt de bestaande energiebesparingsplicht. Het gaat immers
om besparing van de vraag naar energie en ook efficiënt omgaan met zelf opgewekte
energie heeft positieve gevolgen voor het klimaat door een vermindering van de totale
vraag naar energie.
Er is gekozen voor het precieze energieverbruik en niet voor een categorie van verbruik
omdat het specifieke energieverbruik nodig is om een inschatting te maken van het
energiebesparingspotentieel. Daarnaast maakt het specifieke energieverbruik de drijver
van een inrichting bewust van zijn verbruik en kan daardoor een verandering in het
energieverbruik door energiebesparende maatregelen eenvoudiger waargenomen worden.
2.2.3. Randvoorwaarden bij erkende maatregelen
De erkende maatregelenlijsten (EML) zijn bedrijfstak-specifieke lijsten. Het kan voorkomen
dat bepaalde maatregelen in specifieke inrichtingen binnen de sector niet toepasbaar
zijn. Er zijn daarom randvoorwaarden opgenomen in de lijst van bijlage 10. Wanneer
een erkende maatregel niet is uitgevoerd vanwege het niet voldoen aan een technische
of economische randvoorwaarde die is opgenomen in bijlage 10, wordt in het formulier
vermeld.
De technische en economische randvoorwaarden uit bijlage 10 zijn niet uitputtend.
In individuele gevallen kan soms sprake zijn van technische redenen, anders dan in
bijlage 10 opgenomen, waarom een bepaalde maatregel niet genomen kan worden. Het is
niet verplicht om deze informatie op te nemen maar het formulier laat dit wel toe.
Het bevoegd gezag kan hier dan rekening mee houden in de beoordeling.
2.2.4. Voldoen aan de informatieplicht
Voor de rapportage worden geen verdere bewijsstukken van de inrichting gevergd in
de vorm van een bewijs dat maatregelen zijn getroffen. Dit zou een onnodige regeldruk
opleggen aan de inrichting. Het bevoegd gezag zal steekproefsgewijs inrichtingen controleren.
Voor het informatie-gestuurde toezicht en handhaving ligt de nadruk op inrichtingen
die geen informatie overlegd hebben of waarvan uit de informatie blijkt dat het risico
hoger is dat niet wordt voldaan aan de energiebesparingsplicht.
Het is aan de hand van de omschrijving en toelichting door een inrichting aan het
bevoegd gezag om te bepalen of er voldaan wordt aan de informatieplicht en vervolgens
de energiebesparingsplicht wanneer afgeweken wordt van de erkende maatregelen. Voldoen
aan de informatieplicht betekent niet automatisch dat ook wordt voldaan aan de energiebesparingsplicht.
Het oordeel daarover blijft aan het bevoegd gezag.
3. Gevolgen
Voor een analyse van de gevolgen van de informatieplicht wordt verwezen naar de regeldrukparagraaf
van de nota van toelichting van dit wijzigingsbesluit. Hier is aangegeven dat de informatieplicht
de handhaafbaarheid van de energiebesparingsplicht verbetert, duidelijkheid creëert
voor het bevoegd gezag en inrichtingen over de te nemen energiebesparende maatregelen
en zorgt dat de energiebesparingsdoelstellingen uit het Energieakkoord weer binnen
bereik komen. De energiebesparingsverplichting als zodanig blijft ongewijzigd. De
verplichting blijft om energiebesparende maatregelen te treffen met een terugverdientijd
van vijf jaar of minder.
4. Consultatie
De Regeling is geconsulteerd op het internet, in combinatie met de vast te leggen
terugverdientijdmethodiek, waardoor eenieder de gelegenheid heeft gehad om te reageren.
Er zijn 18 reacties binnengekomen van individuen, brancheverenigingen en toezichthouders.
Deze reacties hebben geleid tot een aantal wijzigingen.
De Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en het Interprovinciaal Overleg (IPO)
geven aan dat ze zich kunnen vinden in het doel van de aanpassingen, de nadere uitwerking
van de regeling en bijbehorende toelichting. Zij hebben enkele voorstellen tot verbetering
gedaan die zijn verwerkt in de regeling.
Het Adviescollege Regeldruk (ATR) geeft aan dat de nut en noodzaak van de invoering
van een informatieplicht van energiebesparende maatregelen is onderbouwd bij de wijziging
van het Activiteitenbesluit milieubeheer. De ATR wijst op het belang dat het bevoegd
gezag open staat voor alternatieven en dat bedrijven en instellingen die onnodig gehinderd
worden ook gehoord worden. Het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat heeft een
overlegstructuur met het bevoegd gezag om opkomende zaken te bespreken. Hier kunnen
eventueel ook handhavingscasussen besproken worden. Het Rijk heeft echter een beperkte
invloed op de handhaving, maar zal in gesprek blijven met het bevoegd gezag.
In de consultatie is door meerdere bestuurlijke partijen de behoefte uitgesproken
om meer informatie te vragen in de rapportage, bijvoorbeeld door een verplichte upload
van bewijsstukken of het standaard opgeven van een BAG-registratie. Om de regeldruk
voor bedrijven en instellingen te beperken is hier niet voor gekozen. Het staat het
bevoegd gezag vrij om op basis van de rapportage additionele informatie bij de inrichting
op te vragen om te kunnen beoordelen of de inrichting aan de energiebesparingsplicht
voldoet.
De Minister van Economische Zaken en Klimaat, E.D. Wiebes