Regeling van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 24 april 2019, nr. 2019-0000109831 tot verlaging van de bedragen van de heffingsvermindering voor verduurzaming in de Wet maatregelen woningmarkt 2014 II

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

Gelet op artikel 1.11, vierde lid, van de Wet maatregelen woningmarkt 2014 II;

Besluit:

ARTIKEL I

De bedragen, genoemd in artikel 1.11, eerste lid, van de Wet maatregelen woningmarkt 2014 II worden als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel k wordt ‘€ 10.000’ vervangen door ‘€ 0’.

2. In onderdeel l wordt ‘€ 7.000’ vervangen door ‘€ 0’.

3. In onderdeel m wordt ‘€ 5.000’ vervangen door ‘€ 0’.

4. In onderdeel n wordt ‘€ 3.000’ vervangen door ‘€ 0’.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 juli 2019.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, K.H. Ollongren

TOELICHTING

Het beschikbare budget voor de heffingsvermindering voor verduurzaming van huurwoningen is eerder dan voorzien uitgeput omdat na de opening van de heffingsvermindering op 1 februari 2019 meer aanvragen voor voorlopige investeringsverklaringen werden ingediend dan waarvan was uitgegaan. In totaal is er € 156 miljoen beschikbaar voor de heffingsvermindering verduurzaming tot en met 2021, waarvan € 78 miljoen in 2019. Om overschrijding van het beschikbare budget te beperken worden de bedragen in de Wet maatregelen woningmarkt 2014 II per 1 juli 2019 op nihil gesteld. Dit leidt er toe dat er geen nieuwe voorlopige investeringsverklaringen kunnen worden aangevraagd vanaf 1 juli 2019. Zodra er weer budget beschikbaar is voor deze heffingsvermindering, zullen de bedragen in de wet weer aangepast worden en zullen er nieuwe investeringsverklaringen kunnen worden afgegeven.

De aanvraag voor een heffingsvermindering bestaat uit drie fasen:

  • aanmelding van voornemens tot investeringen, op grond waarvan budget gereserveerd wordt;

  • afmelding van een gerealiseerde investering, op grond waarvan de uitvoeringsinstantie (RVO) een verklaring afgeeft, en

  • verwerking van deze verklaring in de belastingaangifte van de verhuurder. Pas in deze fase wordt de vermindering daadwerkelijk verrekend.

In de memorie van toelichting1 bij de Wet maatregelen woningmarkt 2014 II is aangegeven dat de uitputting van het voor de heffingsvermindering beschikbare budget aan de hand van voorlopige investeringsverklaringen van heffingsvermindering wordt bewaakt. Teneinde zo veel mogelijk evenwicht te bereiken tussen de toekenningen op basis van de voorlopige investeringsverklaringen en het hiervoor in de rijksbegroting opgenomen bedrag, kunnen op basis van artikel 1.11, vierde lid, van de Wet maatregelen woningmarkt 2014 II, bij ministeriële regeling met ingang van 1 januari, 1 april, 1 juli of 1 oktober van enig jaar de bedragen van de heffingsvermindering worden verhoogd of verlaagd, dan wel op nihil worden gesteld. Dit betekent dat, afhankelijk van de hoogte van de inmiddels verstrekte voorlopige investeringsverklaringen voor heffingsvermindering, de hoogte van de heffingsvermindering aangepast kan worden. Als er meer voorlopige investeringsverklaringen worden afgegeven dan voorzien was, zoals nu het geval blijkt te zijn, kan bij ministeriële regeling bepaald worden dat voor volgende aanvragen voor voorlopige investeringsverklaringen de hoogte van de heffingsvermindering per woning beperkt wordt. Het gaat hier om een mogelijkheid tot aanpassing van de heffingsvermindering per de eerste dag van elk kwartaal.

Op dit moment blijken er veel aanmeldingen van voorgenomen investeringen te zijn. Dit is een goed teken. Verhuurders maken serieus werk van de verduurzamingsopgave. Er is per 10 april 2019 voor een bedrag van € 94 miljoen aan aanmeldingen van voorgenomen investeringen binnengekomen. Ook indien rekening wordt gehouden met een uitvalpercentage van het aantal aanvragen is het zeker dat er per 1 juli 2019 sprake is van een zodanig bedrag aan voorlopige investeringsverklaringen dat het op dit moment totaal beschikbare bedrag uitgeput zal zijn.

Daarom is het voornemen om de regeling voor nieuwe aanvragen voor investeringsverklaringen per 1 juli 2019 te sluiten in de brief van 19 april 2019 aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal meegedeeld.

Met de voorliggende regeling worden per 1 juli 2019 de bedragen voor de voorlopige investeringsverklaringen van de heffingsvermindering voor verduurzaming in de Wet maatregelen woningmarkt 2014 II op € 0 gezet. Dit heeft tot gevolg dat vanaf 1 juli 2019 geen nieuwe aanvragen voor voorlopige investeringsverklaringen kunnen worden ingediend. De reeds afgegeven voorlopige investeringsverklaringen kunnen na realisatie van de investering nog steeds worden omgezet in een definitieve investeringsverklaring en nadien in mindering worden gebracht op de te betalen verhuurderheffing. Aangemelde investeringen voor 1 juli 2019 worden beoordeeld en indien ze voldoen aan de voorwaarden wordt hiervoor een voorlopige investeringsverklaring verstrekt aan de belastingplichtige.

Vanuit het oogpunt van rechtszekerheid wordt deze regeling in lijn met de systematiek van de vaste verandermomenten ruim voor inwerkingtreding gepubliceerd in de Staatscourant.

Deze regeling brengt geen gevolgen voor de regeldruk met zich mee.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, K.H. Ollongren


X Noot
1

Kamerstukken II 2013/14, 33 756, nr. 3, p. 11

Naar boven