De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
Gelet op artikel 1.11, vierde lid, van de Wet maatregelen woningmarkt 2014 II;
Besluit:
ARTIKEL I
De bedragen, genoemd in artikel 1.11, eerste lid, van de Wet maatregelen woningmarkt
2014 II worden als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel k wordt ‘€ 10.000’ vervangen door ‘€ 0’.
2. In onderdeel l wordt ‘€ 7.000’ vervangen door ‘€ 0’.
3. In onderdeel m wordt ‘€ 5.000’ vervangen door ‘€ 0’.
4. In onderdeel n wordt ‘€ 3.000’ vervangen door ‘€ 0’.
ARTIKEL II
Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 juli 2019.
TOELICHTING
Het beschikbare budget voor de heffingsvermindering voor verduurzaming van huurwoningen
is eerder dan voorzien uitgeput omdat na de opening van de heffingsvermindering op
1 februari 2019 meer aanvragen voor voorlopige investeringsverklaringen werden ingediend
dan waarvan was uitgegaan. In totaal is er € 156 miljoen beschikbaar voor de heffingsvermindering
verduurzaming tot en met 2021, waarvan € 78 miljoen in 2019. Om overschrijding van
het beschikbare budget te beperken worden de bedragen in de Wet maatregelen woningmarkt
2014 II per 1 juli 2019 op nihil gesteld. Dit leidt er toe dat er geen nieuwe voorlopige
investeringsverklaringen kunnen worden aangevraagd vanaf 1 juli 2019. Zodra er weer
budget beschikbaar is voor deze heffingsvermindering, zullen de bedragen in de wet
weer aangepast worden en zullen er nieuwe investeringsverklaringen kunnen worden afgegeven.
De aanvraag voor een heffingsvermindering bestaat uit drie fasen:
-
• aanmelding van voornemens tot investeringen, op grond waarvan budget gereserveerd
wordt;
-
• afmelding van een gerealiseerde investering, op grond waarvan de uitvoeringsinstantie
(RVO) een verklaring afgeeft, en
-
• verwerking van deze verklaring in de belastingaangifte van de verhuurder. Pas in deze
fase wordt de vermindering daadwerkelijk verrekend.
In de memorie van toelichting1 bij de Wet maatregelen woningmarkt 2014 II is aangegeven dat de uitputting van het
voor de heffingsvermindering beschikbare budget aan de hand van voorlopige investeringsverklaringen
van heffingsvermindering wordt bewaakt. Teneinde zo veel mogelijk evenwicht te bereiken
tussen de toekenningen op basis van de voorlopige investeringsverklaringen en het
hiervoor in de rijksbegroting opgenomen bedrag, kunnen op basis van artikel 1.11,
vierde lid, van de Wet maatregelen woningmarkt 2014 II, bij ministeriële regeling
met ingang van 1 januari, 1 april, 1 juli of 1 oktober van enig jaar de bedragen van
de heffingsvermindering worden verhoogd of verlaagd, dan wel op nihil worden gesteld.
Dit betekent dat, afhankelijk van de hoogte van de inmiddels verstrekte voorlopige
investeringsverklaringen voor heffingsvermindering, de hoogte van de heffingsvermindering
aangepast kan worden. Als er meer voorlopige investeringsverklaringen worden afgegeven
dan voorzien was, zoals nu het geval blijkt te zijn, kan bij ministeriële regeling
bepaald worden dat voor volgende aanvragen voor voorlopige investeringsverklaringen
de hoogte van de heffingsvermindering per woning beperkt wordt. Het gaat hier om een
mogelijkheid tot aanpassing van de heffingsvermindering per de eerste dag van elk
kwartaal.
Op dit moment blijken er veel aanmeldingen van voorgenomen investeringen te zijn.
Dit is een goed teken. Verhuurders maken serieus werk van de verduurzamingsopgave.
Er is per 10 april 2019 voor een bedrag van € 94 miljoen aan aanmeldingen van voorgenomen
investeringen binnengekomen. Ook indien rekening wordt gehouden met een uitvalpercentage
van het aantal aanvragen is het zeker dat er per 1 juli 2019 sprake is van een zodanig
bedrag aan voorlopige investeringsverklaringen dat het op dit moment totaal beschikbare
bedrag uitgeput zal zijn.
Daarom is het voornemen om de regeling voor nieuwe aanvragen voor investeringsverklaringen
per 1 juli 2019 te sluiten in de brief van 19 april 2019 aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal
meegedeeld.
Met de voorliggende regeling worden per 1 juli 2019 de bedragen voor de voorlopige
investeringsverklaringen van de heffingsvermindering voor verduurzaming in de Wet
maatregelen woningmarkt 2014 II op € 0 gezet. Dit heeft tot gevolg dat vanaf 1 juli
2019 geen nieuwe aanvragen voor voorlopige investeringsverklaringen kunnen worden
ingediend. De reeds afgegeven voorlopige investeringsverklaringen kunnen na realisatie
van de investering nog steeds worden omgezet in een definitieve investeringsverklaring
en nadien in mindering worden gebracht op de te betalen verhuurderheffing. Aangemelde
investeringen voor 1 juli 2019 worden beoordeeld en indien ze voldoen aan de voorwaarden
wordt hiervoor een voorlopige investeringsverklaring verstrekt aan de belastingplichtige.
Vanuit het oogpunt van rechtszekerheid wordt deze regeling in lijn met de systematiek
van de vaste verandermomenten ruim voor inwerkingtreding gepubliceerd in de Staatscourant.
Deze regeling brengt geen gevolgen voor de regeldruk met zich mee.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
K.H. Ollongren