BIJLAGE I
Bijlage 11. Categorieën van afvalstoffen.
Cat.
|
ga/nga [1]
|
beschrijving
|
noot
|
1
|
ga
|
autowrakken die op basis van de Eural als gevaarlijk afval moeten worden aangemerkt
|
|
2
|
nga
|
autowrakken die op basis van de Eural als niet-gevaarlijk afval moeten worden aangemerkt
|
|
3
|
nga
|
banden afkomstig van voertuigen als bedoeld in artikel 1, sub a, van het Besluit beheer autobanden alsook banden die daarmee qua samenstelling vergelijkbaar zijn
|
|
4
|
nga
|
tanks voor vloeibaar autogas (LPG- en CNG-tanks)
|
|
5
|
nga
|
opgegraven ondergrondse tanks
|
|
6A
|
ga
|
brandblussers groter dan 1 kilogram en/of met gassen gevulde gasflessen, voor zover
deze brandblussers respectievelijk gasflessen en overige drukhouders op basis van
de Eural als gevaarlijk afval moeten worden aangemerkt
|
|
6B
|
nga
|
brandblussers groter dan 1 kilogram en/of met gassen gevulde gasflessen en overige
drukhouders voor zover deze brandblussers respectievelijk gasflessen en overige drukhouders
op basis van de Eural als niet-gevaarlijk afval moeten worden aangemerkt
|
|
7A
|
ga
|
papier- en kunststofgeïsoleerde kabels en/of oliedrukkabels en gepantserde papier-loodkabels
en/of restanten van deze kabels, dit alles voor zover deze op basis van de Eural als
gevaarlijk afval moeten worden aangemerkt
|
[2]
|
7B
|
nga
|
papier- en kunststofgeïsoleerde kabels en/of oliedrukkabels en gepantserde papier-loodkabels
en/of restanten van deze kabels, dit alles voor zover deze op basis van de Eural niet
als gevaarlijk afval moeten worden aangemerkt
|
[2]
|
8
|
nga
|
deelstromen van grof huishoudelijk afval van milieustraten die op basis van art. 3.115,
lid 6 en lid 7 van de Activiteitenregeling milieubeheer in één opslagvoorziening mogen worden opgeslagen
|
|
9
|
nga
|
grof huishoudelijk restafval dat gemengd is aangeboden of bij inzameling niet naar
soort gescheiden is gehouden (denk aan route-inzameling)
|
|
10
|
nga
|
procesafhankelijk industrieel afval van productieprocessen dat
• op basis van de Eural niet als gevaarlijk afval moet worden aangemerkt, en
• niet valt onder één van de andere categorieën uit deze tabel
|
[3], [4]
|
11
|
ga
|
procesafhankelijk industrieel afval van productieprocessen dat
• op basis van de Eural als gevaarlijk afval moet worden aangemerkt, en
• niet valt onder één van de andere categorieën uit deze tabel
|
[3], [4]
|
12
|
nga
|
groenafval
|
[5]
|
13
|
nga
|
gescheiden ingezameld groente-, fruit- en tuinafval van huishoudens (gft-afval) en
daarmee naar aard en samenstelling vergelijkbaar bij handel, diensten en overheden,
veilingen, agrarische bedrijven en industriële bedrijven gescheiden ingezameld organisch
bedrijfsafval
|
|
14
|
nga
|
afval dat vrijkomt bij het vegen van openbare straten, terreinen, en overige openbare
ruimten niet zijnde stranden (veegafval)
|
|
15
|
nga
|
afval dat vrijkomt bij het reinigen van riolen, kolken en gemalen (RKG-slib)
|
|
16
|
nga
|
slib dat vrijkomt bij de biologische zuivering van afvalwater uit de voedings- en
genotmiddelenindustrie
|
|
17
|
nga
|
reststoffen van drinkwaterbereiding met een maximaal gehalte aan arseen van 500mg/kg
droge stof die
• geschikt zijn voor gebruik als hulpstof bij de productie van meststoffen of in een
rioolwaterzuivering en/of
• binnen geldende wet- en regelgeving geschikt zijn voor andere vormen van recycling
|
|
18
|
nga
|
reststoffen van drinkwaterbereiding die bedoeld zijn om in te zetten als, of voor
de productie van een bouwstof én daarvoor geschikt zijn volgens de bepalingen van
het Bbk.
|
|
19
|
nga
|
A- en B-hout, niet zijnde houten verpakkingen
|
[5], [6]
|
20
|
nga
|
Houten verpakkingen die voldoen aan de definitie van A- of B-hout
|
[6]
|
21
|
ga
|
hout dat, teneinde zo de duurzaamheid te verbeteren, is behandeld met middelen die
koper en chroom (CC-hout) of koper, chroom en arseen (CCA-hout) bevatten
|
|
22
|
nga
|
gemengd kunststofafval (inclusief mengsels van kunststof en rubber) dat, of partijen
thermoplastische kunststoffen die op basis van de Eural niet als gevaarlijk afval
moet(en) worden aangemerkt
|
[7]
|
23
|
nga
|
kunstgras
|
|
24
|
nga
|
metalen
|
|
25A
|
nga
|
grotendeels (>50 gew.%) uit metalen bestaand vast afval dat op basis van de Eural
niet als gevaarlijk afval moet worden aangemerkt
|
|
25B
|
ga
|
grotendeels (>50 gew.%) uit metalen bestaand vast afval dat op basis van de Eural
als gevaarlijk afval moet worden aangemerkt
|
|
26
|
nga
|
papier en karton niet zijnde 'niet ontwikkeld fotopapier' (categorie 27)
|
|
27
|
nga
|
niet ontwikkeld fotopapier
|
|
28
|
nga
|
textiel, niet zijnde tapijt
|
|
29
|
nga
|
matrassen
|
|
30
|
nga
|
geëxpandeerd polystyreenschuim (EPS) met een concentratie aan HBCDD van minder dan
1.000 mg/kg
|
[8]
|
31
|
nga
|
steenwol
|
|
32
|
ga
|
verpakkingen van verf, lijm, kit en hars, voor zover verontreinigd met niet volledig
uitgeharde restanten en die op basis van de Eural als gevaarlijk afval moeten worden
aangemerkt
|
|
33
|
nga
|
verpakkingsglas
|
|
34
|
nga
|
vlakglas dat op basis van de Eural niet als gevaarlijk afval moet worden aangemerkt
|
|
35
|
nga
|
afval dat valt onder de werkingssfeer van de Verordening EG 1069/2009 tot vaststelling
van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke
bijproducten
|
|
36
|
ga
|
infectieuze afvalstoffen, niet-infectieuze lichaamsdelen en organen en cytotoxische
en cytostatische geneesmiddelen, afkomstig van de gezondheidszorg voor mens of van
verwant onderzoek
|
|
37
|
nga
|
afval afkomstig van de gezondheidszorg voor mens of dier of van verwant onderzoek,
waarvoor – middels decontaminatie conform de ‘richtlijn decontaminatie’ van RIVM –
het infectierisico is verwijderd
|
[9]
|
38
|
ga
|
infectieuze afvalstoffen, en cytotoxische en cytostatische geneesmiddelen van gezondheidszorg
bij dieren of verwant onderzoek
|
|
39A
|
ga
|
PAK-rijk (> 75 mg/kg) asfalt dat op basis van de Eural als gevaarlijk afval moet worden
aangemerkt
|
[10]
|
39B
|
nga
|
PAK-rijk (> 75 mg/kg) asfalt dat op basis van de Eural als niet-gevaarlijk afval moet
worden aangemerkt
|
[10]
|
40
|
nga
|
PAK-arm (≤ 75 mg/kg) asfalt dat op basis van de Eural niet als gevaarlijk afval moet
worden aangemerkt
|
[10]
|
41
|
nga
|
PAK-rijk (> 50 mg/kg) zeefzand ontstaan bij
• het afzeven van het fijne materiaal in sorteerinstallaties voor bouw- en sloopafval,
of bij
• het voorzeven van steenachtige fracties uit bouw- en sloopafval in puinbreekinstallaties,
EN
• dat op basis van de Eural niet als gevaarlijk afval hoeft te worden aangemerkt
|
[11]
|
42
|
nga
|
PAK-arm (≤ 50 mg/kg) zeefzand ontstaan bij
• het afzeven van het fijne materiaal in sorteerinstallaties voor bouw- en sloopafval,
of bij
• het voorzeven van steenachtige fracties uit bouw- en sloopafval in puinbreekinstallaties,
EN
• dat op basis van de Eural niet als gevaarlijk afval hoeft te worden aangemerkt
|
[11]
|
43A
|
ga
|
PAK-rijk (> 75 mg/kg) dakafval dat
• op basis van de Eural als gevaarlijk afval moet worden aangemerkt, en
• niet valt onder de categorieën 45, 46, 47, 48, 90 en 91
|
[12]
|
43B
|
nga
|
PAK-rijk (> 75 mg/kg) dakafval dat
• op basis van de Eural niet als gevaarlijk afval moet worden aangemerkt, en
• niet valt onder de categorieën 45, 46, 47, 48, 90 en 91
|
[12]
|
44
|
nga
|
PAK-arm(≤ 75 mg/kg) dakafval
• op basis van de Eural niet als gevaarlijk afval moet worden aangemerkt, en
• niet valt onder de categorieën 45, 46, 47, 48, 90 en 91
|
[12]
|
45A
|
ga
|
PAK-rijk (> 75 mg/kg) composiet dakafval met minder dan 10% dakbedekkingvreemd materiaal
dat op basis van de Eural als gevaarlijk afval moet worden aangemerkt.
|
[13]
|
45B
|
nga
|
PAK-rijk (> 75 mg/kg) composiet dakafval met minder dan 10% dakbedekkingvreemd materiaal
dat op basis van de Eural niet als gevaarlijk afval moet worden aangemerkt.
|
[13]
|
46A
|
ga
|
PAK-rijk (> 75 mg/kg) composiet dakafval met meer dan 10% dakbedekkingvreemd materiaal
dat op basis van de Eural als gevaarlijk afval moet worden aangemerkt.
|
[13]
|
46B
|
nga
|
PAK-rijk (> 75 mg/kg) composiet dakafval met meer dan 10% dakbedekkingvreemd materiaal
dat op basis van de Eural niet als gevaarlijk afval moet worden aangemerkt.
|
[13]
|
47
|
nga
|
PAK-arm (≤ 75 mg/kg) composiet dakafval met minder dan 10% dakbedekkingvreemd materiaal
dat op basis van de Eural niet als gevaarlijk afval moet worden aangemerkt.
|
[13]
|
48
|
nga
|
PAK-arm (≤ 75 mg/kg) composiet dakafval met meer dan 10% dakbedekkingvreemd materiaal
dat op basis van de Eural niet als gevaarlijk afval moet worden aangemerkt.
|
[13]
|
49A
|
ga
|
verkleefd dakgrind dat op basis van de Eural als gevaarlijk afval moet worden aangemerkt
|
|
49B
|
nga
|
verkleefd dakgrind dat op basis van de Eural niet als gevaarlijk afval moet worden
aangemerkt
|
|
50
|
nga
|
gips, gipsblokken, gipsplaat
|
|
51
|
nga
|
cellenbeton
|
|
52A
|
ga
|
met gips of cellenbeton verontreinigd bouw- en sloopafval dat op basis van de Eural
als gevaarlijk afval moet worden aangemerkt
|
|
52B
|
nga
|
met gips- en cellenbeton verontreinigd bouw- en sloopafval dat op basis van de Eural
niet als gevaarlijk afval moet worden aangemerkt
|
|
53
|
nga
|
PAK-rijk (> 50 mg/kg) steenachtig materiaal dat
• in hoofdzaak bestaat uit beton- en metselwerk, tegels, dakpannen, stenen en steengruis
en ballastgrind, en
• niet valt onder één van de categorieën 39 t/m 52, 90 en 91 van deze lijst en
• op basis van de Eural niet als gevaarlijk afval hoeft te worden aangemerkt.
|
[11]
|
54
|
nga
|
PAK-arm (≤ 50 mg/kg) steenachtig materiaal dat
• in hoofdzaak bestaat uit beton- en metselwerk, tegels, dakpannen, stenen en steengruis
en ballastgrind, en
• niet valt onder één van de categorieën 39 t/m 52, 90 en 91 van deze lijst en
• op basis van de Eural niet als gevaarlijk afval hoeft te worden aangemerkt.
|
[11]
|
55A
|
ga
|
gemengd bouw- en sloopafval, met bouw- en sloopafval vergelijkbaar afval van bedrijven
en particulier gemengd verbouwingsafval, alles voor zover het op basis van de Eural
als gevaarlijk afval moet worden aangemerkt
|
|
55B
|
nga
|
gemengd bouw- en sloopafval, met bouw- en sloopafval vergelijkbaar afval van bedrijven
en particulier gemengd verbouwingsafval, alles voor zover het op basis van de Eural
niet als gevaarlijk afval moet worden aangemerkt
|
|
56
|
nga
|
bouwstoffen als bedoeld in artikel 1 van het Besluit bodemkwaliteit, voor zover niet vallend onder één van de categorieën 39 t/m 55 van deze lijst
|
|
57
|
ga
|
oliefilters afkomstig uit vaartuigen, voertuigen en machines
|
|
58
|
ga
|
zwart/wit-fixeer, zwart-witontwikkelaar en mengsels van deze afvalstoffen met een
zilvergehalte groter dan 50 mg/l
|
|
59
|
ga
|
bleekfixeer, kleurontwikkelaar en mengsels van deze afvalstoffen met een zilvergehalte
groter dan 100 mg/l
|
|
60
|
ga
|
zwart-witfixeer, zwart-witontwikkelaar en mengsels van deze afvalstoffen met een zilvergehalte
kleiner dan 50 mg/l en bleekfixeer, kleurontwikkelaar en mengsels van deze afvalstoffen
met een zilvergehalte kleiner dan 100 mg/l en slibben en andere residuen die ontstaan
bij de eerste stap in de verwerking van ontwikkelaar en fixeer
|
|
61
|
ga
|
hardingszouten
|
|
62
|
ga
|
afgewerkte olie van minerale of synthetische oorsprong (inclusief mengsels) met de
volgende kenmerken:
• het gehalte aan polychloorbifenylen is kleiner dan of gelijk aan 0,5 mg/kg (as received)
per congeneer 28, 52, 101, 118, 138, 153 of 180; en
• het gehalte aan organische halogeenverbindingen, berekend als chloor is kleiner
dan of gelijk is aan 1.000 mg/kg (as received); en
• de olie is na het gebruik waarvoor zij oorspronkelijk was bestemd, niet vermengd
met andere stoffen; en
• de olie is na het gebruik waarvoor zij oorspronkelijk was bestemd, separaat afgetapt/verzameld
en opgeslagen/opgebulkt
|
|
63
|
ga
|
afgewerkte olie van minerale of synthetische oorsprong (inclusief mengsels) met de
volgende kenmerken:
• het gehalte aan polychloorbifenylen is kleiner dan of gelijk aan 0,5 mg/kg (as received)
per congeneer 28, 52, 101, 118, 138, 153 of 180; en
• het gehalte aan organische halogeenverbindingen, berekend als chloor is groter dan
1.000 mg/kg (as received)
|
|
64
|
ga
|
oplosmiddelen en glycolen met maximaal 0,5% fluor en maximaal 4% chloor en maximaal
4% broom en maximaal 4% jood, voor zover het gaat om één partij, afkomstig van één
ontdoener en waarvan de hoeveelheidsgrens van 1.000 liter per partij wordt overschreden
|
|
65
|
ga
|
olie/water mengsels (ow-mengsels) en olie/water/slib mengsels (ows-mengsels)
• die vrijkomen bij olie- en slibafscheiders,
• die ontstaan bij schoonmaakactiviteiten,
• afkomstig uit de scheepvaart (bijvoorbeeld oliehoudende ladingrestanten, oliehoudend
afval van lading, oliehoudend waswater, ballastwater, bilgewater en slops),
alsmede
• overige oliehoudende slibben voor zover zij qua aard of samenstelling vergelijkbaar
zijn met de slibfractie van olie- en slibafscheiders.
|
|
66
|
ga
|
niet-gebruikte oliën en partijen olie en brandstof die niet aan de specificaties voldoen
(off-spec partijen)
|
|
67
|
ga
|
boorspoeling op oliebasis (obm), met obm verontreinigd boorgruis en de oliefractie
van met obm verontreinigde stoffen
|
|
68
|
ga
|
oliehoudende vloeistof die bij de bewerking van metalen en kunststoffen is toegepast,
waaronder boor-, snij-, slijp- en walsolie
|
|
69A
|
ga
|
bodemas die resteert na verbranding in een roosteroven of wervelbedoven binnen een
inrichting die uitsluitend of in hoofdzaak is bestemd voor het verbranden van huishoudelijke
afvalstoffen en bedrijfsafvalstoffen als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet milieubeheer en die op basis van de Eural als gevaarlijk afval moet worden aangemerkt
|
|
69B
|
nga
|
bodemas die resteert na verbranding in een roosteroven of wervelbedoven binnen een
inrichting die uitsluitend of in hoofdzaak is bestemd voor het verbranden van huishoudelijke
afvalstoffen en bedrijfsafvalstoffen als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet milieubeheer en die op basis van de Eural niet als gevaarlijk afval moet worden aangemerkt
|
|
70
|
ga
|
arseensulfideslib en arseensulfide-filterkoek
|
|
71
|
ga
|
as die resteert na verbranding van afvalstoffen in een slibverbrandingsinstallatie
(SVI) en die op basis van de Eural als gevaarlijk afval moet worden aangemerkt
|
|
72
|
nga
|
as die resteert na verbranding van afvalstoffen in een slibverbrandingsinstallatie
(SVI) en die op basis van de Eural niet als gevaarlijk afval moet worden aangemerkt
|
|
73
|
ga
|
reststoffen van kolengestookte energiecentrales die op basis van de Eural als gevaarlijk
afval moeten worden aangemerkt
|
|
74
|
nga
|
reststoffen van kolengestookte energiecentrales die op basis van de Eural als niet-gevaarlijk
afval moeten worden aangemerkt
|
|
75A
|
ga
|
afvalwaterstromen en baden waarvan de concentratie opgeloste stoffen in water de hierna
genoemde concentratiegrenswaarde overschrijdt voor:
• som metalen (arseen, chroom, kobalt, koper, molybdeen, lood, nikkel, tin, vanadium
en zink) ≥ 25 mg/l; en/of
• cyanide (vrij cyanide) ≥ 1 mg/l; en/of
• zeswaardig chroom ≥ 0,1 mg/l; en/of
• cadmium ≥ 0,1 mg/l; en/of
• kwik ≥ 0,01 mg/l;
EN
• waarvan het gehalte aan organische verontreinigingen die worden aangemerkt als zeer
zorgwekkende stof voor iedere individuele zeer zorgwekkende organische stof < 0,1 mg/l;
en
• het gehalte aan adsorbeerbare organische halogeenverbindingen (uitgedrukt als AOX)
< 15 mg/l;
EN
• het betreft op basis van de Eural gevaarlijk afval
|
|
75B
|
nga
|
afvalwaterstromen en baden waarvan de concentratie opgeloste stoffen in water de hierna
genoemde concentratiegrenswaarde overschrijdt voor:
• som metalen (arseen, chroom, kobalt, koper, molybdeen, lood, nikkel, tin, vanadium
en zink) ≥ 25 mg/l; en/of
• cyanide (vrij cyanide) ≥ 1 mg/l; en/of
• zeswaardig chroom ≥ 0,1 mg/l; en/of
• cadmium ≥ 0,1 mg/l; en/of
• kwik ≥ 0,01 mg/l;
EN
• waarvan het gehalte aan organische verontreinigingen die worden aangemerkt als zeer
zorgwekkende stof voor iedere individuele zeer zorgwekkende organische stof < 0,1 mg/l;
en
• het gehalte aan adsorbeerbare organische halogeenverbindingen (uitgedrukt als AOX)
< 15 mg/l;
EN
• het betreft op basis van de Eural geen gevaarlijk afval
|
|
76A
|
ga
|
• afvalwaterstromen en baden met stoffen die niet aantoonbaar aanwezig mogen zijn,
of
• niet snel afbreekbare afvalwaterstromen en baden met organische verontreinigingen
die worden aangemerkt als zeer zorgwekkende stoffen indien de concentratie voor een
organische zeer zorgwekkende stof ≥ 0,1 mg/l, of
• afvalwaterstromen en baden met een gehalte aan adsorbeerbare organische halogeenverbindingen
(uitgedrukt als AOX) ≥ 15 mg/l
EN
• het betreft op basis van de Eural gevaarlijk afval
|
[14] [15]
|
76B
|
nga
|
• afvalwaterstromen en baden met stoffen die niet aantoonbaar aanwezig mogen zijn,
of niet snel afbreekbare afvalwaterstromen en baden met organische verontreinigingen
die worden aangemerkt als zeer zorgwekkende stoffen indien de concentratie voor een
organische zeer zorgwekkende stof ≥ 0,1 mg/l, of
• afvalwaterstromen en baden met een gehalte aan adsorbeerbare organische halogeenverbindingen
(uitgedrukt als AOX) ≥ 15 mg/l
EN
• het betreft op basis van de Eural geen gevaarlijk afval
|
[14] [15]
|
77
|
ga
|
ONO-filterkoek die op basis van de Eural als gevaarlijk afval moet worden aangemerkt
|
|
78A
|
ga
|
afgedankte elektrische en elektronische apparatuur die valt onder de Regeling afgedankte elektrische en elektronische apparatuur, die op basis van de Eural als gevaarlijk afval moet worden aangemerkt en voor zover
niet vallend onder enige andere categorie van deze lijst
|
|
78B
|
nga
|
afgedankte elektrische en elektronische apparatuur die valt onder de Regeling afgedankte elektrische en elektronische apparatuur, die op basis van de Eural niet als gevaarlijk afval moet worden aangemerkt en voor
zover niet vallend onder enige andere categorie van deze lijst
|
|
79A
|
nga
|
onderdelen en fracties die vrijkomen bij de verwerking van afgedankte elektrische
en elektronische apparatuur
• niet zijnde beeldbuisglas van CRT-beeldbuizen of restanten van dit beeldbuisglas,
en
• die op basis van de Eural niet als gevaarlijk afval moeten worden aangemerkt, en
• voor zover niet vallend onder enige andere categorie van deze lijst
|
[16]
|
79B
|
ga
|
onderdelen en fracties die vrijkomen bij de verwerking van afgedankte elektrische
en elektronische apparatuur
• niet zijnde beeldbuisglas van CRT-beeldbuizen of restanten van dit beeldbuisglas,
en
• die op basis van de Eural als gevaarlijk afval moeten worden aangemerkt, en
• voor zover niet vallend onder enige andere categorie van deze lijst
|
[16]
|
80A
|
ga
|
straalgrit dat op grond van de Regeling niet-reinigbaar straalgrit reinigbaar is en dat op basis van de Eural als gevaarlijk afval moet worden aangemerkt
|
|
80B
|
nga
|
straalgrit dat op grond van de Regeling niet-reinigbaar straalgrit reinigbaar is en dat die op basis van de Eural niet als gevaarlijk afval moet worden
aangemerkt
|
|
81
|
ga
|
loodzuur batterijen en accu’s
|
|
82A
|
ga
|
batterijen en accu’s als bedoeld in de Regeling beheer batterijen en accu’s 2008 voor zover niet zijnde loodzuur batterijen en accu’s (categorie 81) en voor
zover zij op basis van de Eural als gevaarlijk afval moeten worden aangemerkt
|
|
82B
|
nga
|
batterijen en accu’s als bedoeld in de Regeling beheer batterijen en accu’s 2008 voor zover niet zijnde loodzuur batterijen en accu’s (categorie 81) en voor
zover zij op basis van de Eural niet als gevaarlijk afval moeten worden aangemerkt
|
|
83
|
ga
|
gasontladingslampen
|
|
84A
|
ga
|
fluorescentiepoeder met een kwikgehalte van minder dan 0,1 mg/kg droge stof dat op
basis van de Eural als gevaarlijk afval moet worden aangemerkt
|
|
84B
|
nga
|
fluorescentiepoeder met een kwikgehalte van minder dan 0,1 mg/kg droge stof dat op
basis van de Eural niet als gevaarlijk afval moet worden aangemerkt
|
|
85
|
ga
|
kwikhoudende voorwerpen
|
|
86A
|
ga
|
amalgaam, grond, baggerspecie, sludges, slibben (niet zijnde slib van biologische
zuivering van afvalwater), actief kool, rookgasreinigingsresiduen, filterkoeken en
fluorescentiepoeders met een gehalte aan kwik van 0,1 tot 10 mg/kg droge stof, niet
zijnde toepasbare grond of baggerspecie (categorie 97 tot en met 101) en voor zover
zij op basis van de Eural als gevaarlijk afval moeten worden aangemerkt
|
|
86B
|
nga
|
amalgaam, grond, baggerspecie, sludges, slibben (niet zijnde slib van biologische
zuivering van afvalwater), actief kool, rookgasreinigingsresiduen, filterkoeken en
fluorescentiepoeders met een gehalte aan kwik van 0,1 tot 10 mg/kg droge stof, niet
zijnde toepasbare grond of baggerspecie (categorie 97 tot en met 101) en voor zover
zij op basis van de Eural niet als gevaarlijk afval moeten worden aangemerkt
|
|
87A
|
ga
|
amalgaam, grond, baggerspecie, sludges, slibben (niet zijnde slib van biologische
zuivering van afvalwater), actief kool, rookgasreinigingsresiduen, filterkoeken en
fluorescentiepoeders met een gehalte aan kwik van 10 tot 50 mg/kg droge stof, niet
zijnde toepasbare grond en baggerspecie (categorie 97 tot en met 101) en voor zover
zij op basis van de Eural als gevaarlijk afval moeten worden aangemerkt
|
|
87B
|
nga
|
amalgaam, grond, baggerspecie, sludges, slibben (niet zijnde slib van biologische
zuivering van afvalwater), actief kool, rookgasreinigingsresiduen, filterkoeken en
fluorescentiepoeders met een gehalte aan kwik van 10 tot 50 mg/kg droge stof, niet
zijnde toepasbare grond en baggerspecie (categorie 97 tot en met 101) en voor zover
zij op basis van de Eural niet als gevaarlijk afval moeten worden aangemerkt
|
|
88A
|
ga
|
amalgaam, grond, baggerspecie, sludges, slibben (niet zijnde slib van biologische
zuivering van afvalwater), actief kool, rookgasreinigingsresiduen, filterkoeken en
fluorescentiepoeders met een gehalte aan kwik van meer dan 50 mg/kg droge stof en
voor zover zij op basis van de Eural als gevaarlijk afval moeten worden aangemerkt
|
|
88B
|
nga
|
amalgaam, grond, baggerspecie, sludges, slibben (niet zijnde slib van biologische
zuivering van afvalwater), actief kool, rookgasreinigingsresiduen, filterkoeken en
fluorescentiepoeders met een gehalte aan kwik van meer dan 50 mg/kg droge stof en
voor zover zij op basis van de Eural niet als gevaarlijk afval moeten worden aangemerkt
|
|
89
|
ga
|
metallisch kwik (kwikafval zoals gedefinieerd in Verordening (EU) 2017/852)
|
|
90A
|
ga
|
asbest, asbestcementplaten, asbesthoudende voorwerpen en andere met asbest verontreinigde
afvalstoffen niet zijnde asbesthoudende (bulk)stoffen (categorie 91) voor zover
• de concentratie serpentijnasbest, vermeerderd met tien maal de concentratie amfiboolasbest,
bepaald overeenkomstig een in de Productenregeling asbest vastgestelde methode, hoger is dan 100 mg/kg droge stof
EN
• de totale concentratie aan asbest gelijk is aan of hoger is dan 1.000 mg/kg
|
|
90B
|
nga
|
asbest, asbestcementplaten, asbesthoudende voorwerpen en andere met asbest verontreinigde
afvalstoffen niet zijnde asbesthoudende bulkstoffen (categorie 91) voor zover
• de concentratie serpentijnasbest, vermeerderd met tien maal de concentratie amfiboolasbest,
bepaald overeenkomstig een in de Productenregeling asbest vastgestelde methode, hoger is dan 100 mg/kg droge stof
EN
• de totale concentratie aan asbest lager is dan 1.000 mg/kg
|
|
91A
|
ga
|
grond, bagger, puin, puingranulaat, water of asbesthoudende afvalstoffen of materialen,
niet ontstaan bij selectieve sloop of verwijdering van asbest bevattende materialen
uit gebouwen, apparaten, installaties, transportmiddelen en constructies met uitzondering
van wegen, waterkeringen, dijken, ophogingen van geluids(wallen) e.d. voor zover
• de concentratie serpentijnasbest, vermeerderd met tien maal de concentratie amfiboolasbest,
bepaald overeenkomstig een in de Productenregeling asbest vastgestelde methode, hoger is dan 100 mg/kg droge stof
EN
• de totale concentratie aan asbest gelijk is aan of hoger dan 1.000 mg/kg
|
|
91B
|
nga
|
grond, bagger, puin, puingranulaat, water of asbesthoudende afvalstoffen of materialen,
niet ontstaan bij selectieve sloop of verwijdering van asbest bevattende materialen
uit gebouwen, apparaten, installaties, transportmiddelen en constructies met uitzondering
van wegen, waterkeringen, dijken, ophogingen van geluids(wallen) e.d. voor zover
• de concentratie serpentijnasbest, vermeerderd met tien maal de concentratie amfiboolasbest,
bepaald overeenkomstig een in de Productenregeling asbest vastgestelde methode, hoger is dan 100 mg/kg droge stof
EN
• de totale concentratie aan asbest lager is dan 1.000 mg/kg
|
|
92A
|
ga
|
reststroom van het shredderen van (onderdelen van) autowrakken [autoschredderafval]
en dat op basis van de Eural als gevaarlijk afval moet worden aangemerkt
|
|
92B
|
nga
|
reststroom van het shredderen van (onderdelen van) autowrakken [autoschredderafval]
en dat op basis van de Eural niet als gevaarlijk afval moet worden aangemerkt
|
|
93A
|
ga
|
reststroom van het shredderen van (onderdelen van) afgedankte elektrische en elektronische
apparatuur en ander metaalafval [overig shredderafval] en dat op basis van de Eural
als gevaarlijk afval moet worden aangemerkt
|
|
93B
|
nga
|
reststroom van het shredderen van (onderdelen van) afgedankte elektrische en elektronische
apparatuur en ander metaalafval [overig shredderafval] en dat op basis van de Eural
niet als gevaarlijk afval moet worden aangemerkt
|
|
94
|
ga
|
PCB-houdende afvalstoffen voor zover niet vallende onder categorie 95 en voorzover
geen sprake is van baggerspecie en waarvan het PCB-gehalte groter is dan 0,5 mg/kg
per congeneer 28, 52, 101, 118, 138, 153 en 180
|
|
95
|
ga
|
apparaten waarvan de in het apparaat aanwezige vloeistof een PCB-gehalte heeft groter
dan 0,5 mg/kg per congeneer 28, 52, 101, 118, 138, 153 en 180, betrokken op deze in
het apparaat aanwezige vloeistof
|
|
96
|
ga
|
metaalafvalstoffen met aanhangende olie of emulsie
|
[17]
|
97
|
nga
|
grond en baggerspecie die in het afvalstadium is beland en voldoet aan de achtergrondwaarden
als bedoeld in het Besluit bodemkwaliteit.
|
[18]
|
98
|
nga
|
verontreinigde grond en baggerspecie die op basis van de Eural niet als gevaarlijk
afval moet worden aangemerkt èn voldoet aan de maximale waarden voor kwaliteitsklasse
wonen als bedoeld in het Besluit bodemkwaliteit.
|
[18]
|
99
|
nga
|
verontreinigde grond en baggerspecie die op basis van de Eural niet als gevaarlijk
afval moet worden aangemerkt èn voldoet aan de maximale waarden voor bodemkwaliteitsklasse
A als bedoeld in het Besluit bodemkwaliteit.
|
[18]
|
100
|
nga
|
verontreinigde grond en baggerspecie die op basis van de Eural niet als gevaarlijk
afval moeten worden aangemerkt èn voldoet aan de maximale waarden voor kwaliteitsklasse
industrie als bedoeld in het Besluit bodemkwaliteit.
|
[18]
|
101
|
nga
|
verontreinigde grond en baggerspecie die op basis van de Eural niet als gevaarlijk
afval moeten worden aangemerkt èn voldoet aan de maximale waarden voor bodemkwaliteitsklasse
B als bedoeld in het Besluit bodemkwaliteit, niet zijnde grond vallend onder categorie 94.
|
[18]
|
102A
|
ga
|
niet toepasbare grond en baggerspecie die op basis van de Eural als gevaarlijk afval
moet worden aangemerkt, tenzij het gaat om partijen waarvoor een verklaring van niet-reinigbaarheid
en niet-immobiliseerbaarheid als bedoeld in de Regeling beoordeling reinigbaarheid grond 2006 is afgegeven.
|
|
102B
|
nga
|
niet toepasbare grond en baggerspecie die op basis van de Eural niet als gevaarlijk
afval moeten worden aangemerkt, tenzij het gaat om partijen waarvoor een verklaring
van niet-reinigbaarheid en niet-immobiliseerbaarheid als bedoeld in de Regeling beoordeling reinigbaarheid grond 2006 is afgegeven.
|
|
103A
|
ga
|
grond die op basis van de Eural als gevaarlijk afval moeten worden aangemerkt, waarvan
het gehalte aan stoffen vermeld in bijlage IV van Verordening EG/850/2004, met uitzondering
van PCB, gelijk aan of hoger is dan de in die bijlage genoemde grenswaarde
|
|
103B
|
nga
|
grond die op basis van de Eural niet als gevaarlijk afval moeten worden aangemerkt,
waarvan het gehalte aan stoffen vermeld in bijlage IV van Verordening EG/850/2004,
met uitzondering van PCB, gelijk aan of hoger is dan de in die bijlage genoemde grenswaarde
|
|
104A
|
ga
|
baggerspecie waarvan het gehalte aan stoffen vermeld in bijlage IV van Verordening
EG/850/2004 gelijk aan of hoger is dan de in die bijlage genoemde grenswaarde en die
op basis van de Eural als gevaarlijk afval moet worden aangemerkt.
|
|
104B
|
nga
|
baggerspecie waarvan het gehalte aan stoffen vermeld in bijlage IV van Verordening
EG/850/2004 gelijk of hoger is dan de in die bijlage genoemde grenswaarde en die op
basis van de Eural niet als gevaarlijk afval moet worden aangemerkt.
|
|
105
|
ga
|
zwavelzuur
|
|
106A
|
ga
|
zuurteer en overig afval met een zwavelgehalte van minimaal 5 gewichtsprocent, niet
zijnde zwavelzuur (categorie 105) dat op basis van de Eural als gevaarlijk afval moet
worden aangemerkt
|
|
106B
|
nga
|
zuurteer en overig afval met een zwavelgehalte van minimaal 5 gewichtsprocent, niet
zijnde zwavelzuur (categorie 105) dat op basis van de Eural niet als gevaarlijk afval
moeten worden aangemerkt
|
|
107
|
ga
|
overig afval dat gestort mag worden volgens het Besluit stortplaatsen en stortverboden afvalstoffen of een minimumstandaard uit het LAP, voor zover het op basis van de Eural als gevaarlijk
afval moet worden aangemerkt
|
[4], [19]
|
108
|
nga
|
overig afval dat gestort mag worden volgens het Besluit stortplaatsen en stortverboden afvalstoffen of een minimumstandaard uit het LAP, voor zover het op basis van de Eural niet als
gevaarlijk afval moet worden aangemerkt
|
[4], [19]
|
109A
|
ga
|
overig afval dat niet gestort mag worden volgens het Besluit stortplaatsen en stortverboden afvalstoffen of een minimumstandaard uit het LAP, voor zover het op basis van de Eural als gevaarlijk
afval moet worden aangemerkt
|
|
109B
|
nga
|
overig afval dat niet gestort mag worden volgens het Besluit stortplaatsen en stortverboden afvalstoffen of een minimumstandaard uit het LAP, voor zover het op basis van de Eural niet als
gevaarlijk afval moet worden aangemerkt
|
|
noten bij de tabel
[1] ga betreft gevaarlijk afval conform de Eural, nga betreft niet-gevaarlijk afval
conform Eural
[2] Indien oliedrukkabels en/of gepantserde papier-loodkabels aanwezig zijn zal op
basis van de aanwezige koolteer en/of PAK in het algemeen sprake zijn van gevaarlijk
afval en dus van categorie 7A en niet van categorie 7B.
[3] Procesafhankelijk industrieel afval van productieprocessen betreft zowel gevaarlijke
als niet-gevaarlijke afvalstoffen die vrijkomen bij industriële productieprocessen.
De afvalstoffen zijn divers van samenstelling en omvang. Voorbeelden van procesafhankelijk
industrieel afval zijn (niet limitatief): afval van voedselproductie, assen en ander
afval van thermische en verbrandingsprocessen, glasafval, katalysatoren, mineraal
afval, gebruikte chemicaliën en chemische baden, metaalzouten, residuen en sludges,
filtermateriaal, etc.
[4] Voor deze categorie is ook mengen binnen een categorie niet toegestaan voordat
middels vergunningverlening is getoetst of dit in overeenstemming is met het mengbeleid
uit dit LAP. Zie hiervoor ook paragraaf B.7.5.3 van het LAP (www.LAP3.nl).
[5] Het mengen van de categorieën 12 en 19 ten behoeve van inzet in een stookinstallatie
met een thermisch vermogen van 15 megawatt of kleiner, waarbij de vrijkomende warmte
nuttig wordt gebruikt, en de verbranding recycling niet belemmert is toegestaan zonder
omgevingsvergunning.
[6] Hout kent drie categorieën:
• A-hout: ongeverfd en onbehandeld hout
• B-hout: niet onder A- en C-hout vallend hout waaronder geverfd, gelakt en verlijmd
hout
• C-hout: geïmpregneerd hout, zijnde behandeld hout waar stoffen al dan niet onder
druk zijn ingebracht om de gebruiksduur te verlengen:
○ gecreosoteerd hout (met koolwaterstoffen en teren bewerkt).
○ gewolmaniseerd hout (CC- en CCA-hout); CCA-hout bevat naast koper en chroom ook
arseen; CC-hout bevat wel koper en chroom, maar geen arseen.
○ hout dat met andere middelen (fungiciden, insecticiden, boorhoudende verbindingen,
quaternaire ammoniumverbindingen) is behandeld teneinde de gebruiksduur te verlengen.
[7] Het gaat niet om
• partijen die uitsluitend of in hoofdzaak bestaan uit geëxpandeerd polystyreenschuim
(categorie 30)
• partijen die uitsluitend of in hoofdzaak bestaan uit rubber (categorie 109).
• kunststofafval dat, vanwege de aanwezigheid van weekmakers, bepaalde pigmenten of
andere additieven, als gevaarlijk afval wordt aangemerkt (categorie 109).
• voor kunststof laminaatverpakkingen omdat die in praktijk niet voor recycling geschikt
zijn (categorie 109).
• thermohardende kunststoffen, elastomeren en biologisch afbreekbare kunststoffen
(categorie 109).
[8] In praktijk betreft het hier met name verpakkingsafval. Het EPS uit de bouw bevat
op dit moment heel vaak te veel HBCDD dat in het verleden veel als brandvertrager
is toegepast.
[9] Zie ook sectorplan E.19. De richtlijn en de bijbehorende erratum zijn onder meer
te vinden op (www.LAP3.nl).
[10] Voor asfalt is het gehalte aan koolteer in het algemeen bepalend voor het onderscheid
tussen gevaarlijk afval en niet-gevaarlijk afval. Beleidsmatig wordt echter onderscheid
gemaakt op basis van het gehalte aan PAK (PAK10 meer of minder dan 75 mg/kg). Dit
betekent dat asfalt in 4 categorieën kan worden onderverdeeld.
• Voor de gevaarlijke variant (meer dan 1.000 mg/kg koolteer) zal ook sprake zijn
van meer dan 75 mg/kg aan PAK (PAK-rijk). Hiervoor is vernietiging van de PAK de inzet.
Voor de niet-gevaarlijke variant wordt onderscheid gemaakt in 2 subcategorieën.
• De PAK-rijke stroom is weliswaar niet gevaarlijk, maar bevat toch te veel PAK om
voor recycling in aanmerking te komen en voor die stroom is de inzet ook het vernietigen
van de PAK. Het gaat dan bijvoorbeeld om niet-teerhoudend asfalt verontreinigd met
teerhoudende asfalt.
• Voor de PAK-arme stroom is de inzet recycling en die wordt daarom apart verwerkt
van de PAK-rijke variant. Het zal in dit geval gaan om niet-teerhoudend asfalt.
De vierde combinatie – PAK-arm en toch gevaarlijk – komt niet apart voor in de tabel.
Het gaat dan om uitzonderlijke gevallen waarin het asfalt niet vanwege de aanwezigheid
van teer maar vanwege heel specifieke verontreinigingen als gevaarlijk moet worden
aangemerkt. Deze uitzonderlijke partijen vallen onder categorie 107.
[11] Zeefzand respectievelijk steenachtig materiaal kunnen worden ingedeeld op basis
van het al dan niet gevaarlijk zijn volgens de Eural. Dit kan in principe door allerlei
componenten komen (olie, metalen, etc.). Daarnaast wordt het beleidsmatig ingedeeld
in PAK-rijk en PAK-arm zeefzand respectievelijk steenachtig materiaal waarbij voor
de eerste reiniging verplicht is en voor de tweede niet. Beide indelingen lopen niet
synchroon waardoor in theorie 4 combinaties kunnen voorkomen.
In praktijk zal het niet snel voorkomen dat zeefzand vanwege het PAK-gehalte als gevaarlijk
afval moet worden aangemerkt. Zeefzand dat gevaarlijk afval is zal dat dan zijn vanwege
specifieke verontreinigingen die niet eenvoudig zijn te verwijderen (zware metalen
bijvoorbeeld). Deze uitzonderlijke situaties komen niet apart voor in de tabel en
vallen onder de categorie 107.
[12] Het gaat hier, doordat de categorieën 45, 46, 47, 48, 90 en 91 worden uitgesloten,
met name om teermastiek en bitumineus dakafval.
• Voor de gevaarlijke variant zal het in vrijwel alle gevallen gaan om teerhoudende
stromen met heel hoge PAK-gehalten waarvoor de inzet is: vernietiging van de PAK.
• Voor de niet-gevaarlijke variant wordt onderscheid gemaakt in 2 subcategorieën:
○ De PAK-rijke stroom is weliswaar niet-gevaarlijk, maar bevat toch te veel PAK om
voor recycling in aanmerking te komen en voor die stroom is de inzet ook het vernietigen
van de PAK.
○ Voor de PAK-arme stroom is de inzet recycling. Die wordt daarom apart verwerkt van
de PAK-rijke variant. Het zal in dit laatste geval gaan om bitumineuze dakbedekking.
In praktijk zal het niet snel voorkomen dat PAK-arm dakafval als gevaarlijk afval
moet worden aangemerkt. PAK-arm dakafval dat gevaarlijk afval is zal dat dan zijn
vanwege specifieke verontreinigingen die niet eenvoudig zijn te verwijderen (zware
metalen bijvoorbeeld). Deze uitzonderlijke situatie komt niet apart voor in de tabel
en valt onder de categorie 107.
[13] Onder composiet dakafval wordt verstaan:
• mengsels van teerhoudend- of bitumineus dakafval, bijvoorbeeld omdat tijdens dak
onderhoud één van beide vormen op de ander is aangebracht, en
• bitumineus dakafval vermengd/verkleefd met ‘dakbedekking vreemd’ materiaal (zoals
beton, hout, metaal, isolatiemateriaal, etc.), en
• teerhoudend dakafval vermengd/verkleefd met ‘dakbedekking vreemd’ materiaal (zoals
beton, hout, metaal, isolatiemateriaal, etc.), en
• mengsels van teerhoudend- en bitumineus dakafval vermengd/verkleefd met ‘dakbedekking
vreemd’ materiaal (zoals beton, hout, metaal, isolatiemateriaal, etc.)
Composiet dakafval kan worden ingedeeld op basis van het al dan niet gevaarlijk zijn
volgens de Eural. Dit kan in principe door allerlei componenten komen (olie, metalen,
etc.). Daarnaast wordt het beleidsmatig ingedeeld in PAK-rijk en PAK-arm en wordt
ook onderscheid gemaakt in stromen met meer dan wel minder dan 10% dakafvalvreemd
materiaal. Hier kunnen in totaal 8 combinaties voorkomen.
In praktijk zal het niet snel voorkomen dat PAK-arm composiet afval als gevaarlijk
afval moet worden aangemerkt. PAK-arm composiet dakafval dat gevaarlijk afval is zal
dat dan zijn vanwege specifieke verontreinigingen die niet eenvoudig zijn te verwijderen
(zware metalen bijvoorbeeld). Deze uitzonderlijke situaties komen niet apart voor
in de tabel en vallen onder de categorie 109.
[14] Met stoffen die niet aantoonbaar aanwezig mogen zijn worden bedoeld PCB’s, dioxines
(‘dirty 17’), bestrijdingsmiddelen, organotinverbindingen en/of gebromeerde difenylethers
in concentraties die tenminste gelijk zijn aan de rapportagegrens.
[15] Indien in afvalwaterstromen of baden uitsluitend snel afbreekbare stoffen voorkomen,
dan is geen sprake van ‘niet snel afbreekbare afvalwaterstromen’. Een stof is snel
afbreekbaar als:
– wordt voldaan aan de criteria van ready biodegradable (70% van de stof is afgebroken
binnen 28 dagen conform OECD-301 testen. Stoffen die in de zogenaamde inherenty testen
(OECD-302 testen) afbreekbaar zijn, hoeven dat in screeningstesten (OECD-301) niet
per se te zijn); èn
– CZV/BZV5- verhouding <4; èn
– stoffen bij verwerking op de zuivering geen respiratieremming veroorzaken.
[16] Beeldbuisglas van CRT-beeldbuizen of restanten van dit beeldbuisglas vallen onder
categorie 107 of 108.
[17] Metalen met aanhangende olie of emulsie zijn verspaningen (zoals draaisels en
boorsels) van verschillende metalen met aanhangende vloeistoffen zoals boor-, snij-,
slijp-, walsolie of koelemulsies, maar ook fijn metaalbewerkingsafval zoals hamerslagslib
en oliehoudend fijn slijpafval. Dit metaalafval komt voornamelijk vrij bij de metaalbewerkende
industrie.
[18] Tenzij samenvoegen met andere categorieën grond en/of baggerspecie op grond van
het Bbk en BRL9335 is toegestaan
[19] Een te storten afvalstof mag pas worden gemengd met een of meer andere afvalstoffen
indien vaststaat – eventueel na bemonstering en analyse – dat de afvalstof kan worden
gestort en dat alle te mengen afvalstoffen op hetzelfde type stortplaats mogen worden
gestort. Zie hiervoor verder het Besluit stortplaatsen en stortverboden afvalstoffen en paragraaf B.7.5.2.
TOELICHTING
Algemeen deel
1. Inleiding
Deze regeling bevat een wijziging van de Activiteitenregeling milieubeheer (hierna:
Activiteitenregeling) en de Regeling omgevingsrecht (hierna: Mor), waarbij deze twee
regelingen worden aangepast naar aanleiding van de actualisatie van een aantal normalisatiedocumenten
van het Nederlands Normalisatie Instituut (hierna: NEN-normen), de actualisatie van
een aantal Bijlagen bij de Activiteitenregeling en de Mor, alsmede enkele aanpassingen
van technische aard.
2. Inhoud van de regeling
De Activiteitenregeling bevat algemene milieunormen waaraan inrichtingen zich moeten
houden. De onderhavige regeling voert met name een aantal technische wijzigingen door
op de algemene milieunormen waaraan inrichtingen moeten voldoen. De Activiteitenregeling
verwijst op diverse plekken naar NEN-normen. NEN-normen bevatten afspraken die marktpartijen
vrijwillig met elkaar maken over de kwaliteit en veiligheid van producten, diensten
en processen. Met het aanpassen van enkele NEN-normen in deze regeling wordt tegemoetgekomen
aan de toezeggingen aan het parlement en het bedrijfsleven om in de regelgeving de
verwijzingen naar documenten met betrekking tot de beste beschikbare technieken (BBT)
zo actueel mogelijk te houden. De NEN-normen die in deze regeling worden geactualiseerd
raken met name aan de werkwijzen van de diverse laboratoria in Nederland. Hen wordt
dan ook door middel van een overgangstermijn de tijd geboden de processen aan te passen.
Andere inhoudelijke wijzigingen betreffen de onderwerpen: wasplaatsen, drukregistratievoorziening,
inwendig reinigen van veewagens, windturbines en het mengen van afval.
Wasplaatsen
In deze wijzigingsregeling is opgenomen dat het wassen van motorvoertuigen en werktuigen
voor agrarische activiteiten is toegestaan op een aaneengesloten bodemvoorziening.
Drukregistratievoorziening
Voor eenduidige registratie en controle van de spuitdruk is nadere invulling van de
specificaties van de drukregistratievoorziening in de uitvoeringspraktijk nodig gebleken.
Daarin wordt met deze wijzigingsregeling voorzien.
Inwendig reinigen veewagens
Met deze wijziging wordt de bodembeschermende voorziening van het waswater van vloeistofdicht
aangepast naar vloeistofkerend.
Windturbines
In onderhavige regeling wordt Bijlage 4 bij de Activiteitenregeling gewijzigd. Daarin
is een reken- en meetvoorschrift opgenomen voor het bepalen van de geluidsbelasting
in de omgeving van windturbines en windturbineparken. De onderhavige regeling voorziet
in de wijziging van het bovengenoemde reken- en meetvoorschrift vanwege de actualisatie
van de windsnelheidsverdeling in ons land die door het KNMI is ontwikkeld voor de
berekening van de geluidsbelasting van een of meerdere windturbines. Hiermee wordt
zeker gesteld dat de meest recente windgegevens in het kader van het akoestisch onderzoek
worden gebruikt.
Mengen afval
Deze regeling wijzigt Bijlage 11 bij de Activiteitenregeling waarin is aangegeven
voor welke afvalcategorieën het ongewenst is om deze te mengen met elkaar, met andere
afvalstoffen of met niet-afvalstoffen of materialen. Op de inhoudelijke gevolgen van
deze wijziging wordt nader ingegaan in het desbetreffende deel van de artikelsgewijze
toelichting.
Overige wijzigingen
Bijlage 12a is geactualiseerd door enkele wijzigingen aan te brengen in de daarin
opgenomen stoffen. Aan de Bijlagen 12a en 13 zijn enkele nieuwe stoffen toegevoegd.
De bijlage bij het Mor bevat een lijst met documenten die als BBT-documenten worden
beschouwd en die bij de verlening van vergunningen in acht moeten worden genomen.
Met deze wijzigingsregeling wordt die lijst geactualiseerd.
Daarnaast worden enkele reparaties en technische aanpassingen doorgevoerd. Het merendeel
van de actualisaties brengt in de praktijk geen grote aanpassingen of kosten met zich
mee. In de artikelsgewijze toelichting wordt nader ingegaan op de specifieke wijzigingen.
3. Gevolgen voor het milieu
Door in deze wijzigingsregeling – naast een aantal inhoudelijke wijzigingen – aanpassingen
aan recente normdocumenten, redactionele correcties en verduidelijkingen op te nemen,
wordt de Activiteitenregeling verbeterd. De gevolgen voor het milieu zijn daarmee
naar verwachting positief. Ook de inhoudelijke wijzigingen dragen bij aan deze positieve
gevolgen.
4. Effecten voor het bedrijfsleven, burgers en overheden
Gevolgen voor bedrijven
Door in deze wijzigingsregeling naast een aantal inhoudelijke wijzigingen aanpassingen
aan recente normdocumenten, redactionele correcties en verduidelijkingen op te nemen,
wordt de Activiteitenregeling verbeterd. De meeste wijzigingen zijn gericht op het actueel houden van de
Activiteitenregeling en daarmee op het behoud van een goede uitvoerbaarheid en naleefbaarheid
van de Activiteitenregeling. De meest in het oog springende wijzigingen betreffen
wasplaatsen, drukregistratievoorziening, inwendig reinigen van veewagens, windturbines
en het mengen van afval. Op de gevolgen hiervan voor bedrijven wordt hieronder ingegaan.
Wasplaatsen
In deze wijzigingsregeling is opgenomen dat het wassen van motorvoertuigen en werktuigen
voor agrarische activiteiten is toegestaan op een aaneengesloten bodemvoorziening.
Dit geldt voor motorvoertuigen en werktuigen die worden gebruikt bij agrarische activiteiten
voor agrarische voertuigen. Door het toestaan van een lichtere vorm van bodembeschermende
voorziening nemen de nalevingskosten bij de aanleg van een wasplaats af. Aangezien
er geen nieuwe verplichting wordt toegevoegd, nemen de administratieve lasten niet
toe.
Drukregistratievoorziening
Voor eenduidige registratie en controle van de spuitdruk is nadere invulling van de
specificaties van de drukregistratievoorziening in de uitvoeringspraktijk nodig gebleken.
De desbetreffende aanpassing van de Activiteitenregeling leidt niet tot een toename
van de administratieve lasten of nalevingskosten aangezien er geen nieuwe verplichting
wordt voorgeschreven maar de reeds geldende voorschriften worden verduidelijkt.
Inwendig reinigen veewagens
Met deze wijziging wordt de bodembeschermende voorziening van het waswater van vloeistofdicht
aangepast naar vloeistofkerend. Dit houdt in dat de vloer niet over een certificaat
vloeistofdicht hoeft te beschikken en er ook geen zes-jaarlijkse keuring van de vloer
nodig is. Dit brengt een lastenverlichting voor de ondernemer met zich. De ondernemer
kan volstaan met een vloer of verharding van beton of asfalt. Dit wordt als vloeistofkerend
gezien.
Windturbines
Vanwege de actualisatie van de windsnelheidsverdeling, ontwikkeld door het KNMI, is
in de wijzigingsregeling een reken- en meetvoorschrift opgenomen. Hiermee wordt ervoor
gezorgd dat bij het akoestisch onderzoek voor het bepalen van de geluidsbelasting
in de omgeving van windturbines en windturbineparken de meest recente windgegevens
worden gebruikt. De berekeningsmethode voor de overdracht van het geluid naar de omgeving
wijzigt echter niet. Dit reken- en meetvoorschrift leidt dan ook niet tot wijzigingen
in de huidige uitvoeringspraktijk en heeft geen effect op de inhoudelijke nalevingskosten.
Mengen afval
In de wijzigingsregeling is opgenomen voor welke afvalcategorieën het ongewenst is
om deze te mengen met elkaar, met andere afvalstoffen of met niet-afvalstoffen of
materialen.
Op grond van de actualisatieplicht van het Besluit omgevingsrecht dient een aantal
omgevingsvergunningen te worden geactualiseerd wat betreft het mengen van afval. De
desbetreffende aanpassing in deze wijzigingsregeling brengt als zodanig geen extra
last met zich. De verhoging van de administratieve lasten is immers gelegen in de
actualisatieplicht van de vergunning op grond van het Besluit omgevingsrecht.
Overige wijzigingen
Voor het overige heeft deze wijzigingsregeling geen gevolgen voor de administratieve
lasten of de inhoudelijke nalevingkosten van bedrijven aangezien het daarnaast slechts
onderhoud en reparaties bevat.
Gevolgen voor overheden en burgers
Wat betreft de bestuurlijke lasten voor overheden kan ervan worden uitgegaan dat de
lasten voor de noodzakelijke kennisname van dit besluit beperkt zijn, omdat gemeenten
en waterschappen al bekend zijn met de Activiteitenregeling. De verbeteringen en reparaties
maken een betere uitvoering en handhaving mogelijk. De veranderingen die deze wijzigingsregeling
aanbrengt, zijn niet van toepassing op burgers en zullen dan ook geen gevolgen hebben
voor hun administratieve lasten.
5. Uitvoering en handhaving
De Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) heeft de uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid
van de voorschriften beoordeeld, vanuit haar rol als deskundige instantie, met kennis
en ervaring over de uitvoering en handhaving van regels over de onderwerpen die in
dit wijzigingsbesluit aan de orde komen. Deze wijzigingsregeling brengt geen wijzigingen
met zich mee wat betreft de verantwoordelijkheid voor het toezicht op en de handhaving
van de naleving van algemene regels.
De Inspectie Leefomgeving en Transport heeft aangegeven dat de ontwerpregeling geen
aanleiding geeft opmerkingen te maken over de uitvoerbaarheid. De regeling heeft geen
financiële gevolgen voor de Inspectie Leefomgeving en Transport, of gevolgen voor
de capaciteit van de Inspectie Leeomgeving en Transport.
6. Consultatie en inspraak
De regeling is van 21 november 2018 tot 19 december 2018 op internet gedurende vier
weken ter consultatie aangeboden om één ieder de gelegenheid te geven op de voorgestelde
wijzigingen te reageren. De internetconsultatie heeft geleid tot 9 reacties.
De meerderheid van de reacties zagen op Bijlage 11 bij de ontwerpregeling en hadden
betrekking op onder meer het mengen van afval met niet-gevaarlijk afval en het mengen
van afval bij afvalverbrandingsinstallaties.
Als afvalstoffen, afkomstig van buiten de inrichting, tot verschillende categorieën
van Bijlage 11 behoren, mogen zij niet zonder vergunning worden gemengd. Dit geeft
de vergunningverlener de mogelijkheid om te toetsen of in een specifiek geval mengen
kan worden toegestaan en om eventueel door middel van het opnemen van sturingsvoorschriften
zeker te stellen dat verwerking volgens de minimumstandaard plaatsvindt. Voor veel
van de in Bijlage 11 genoemde afvalstoffen is dit nu ook al zo en verandert er met
deze onderhoudswijziging niets ten opzichte van de oude situatie.
Voor afval met als minimumstandaard verbranden geldt dat het overgrote deel van het
afval dat in een afvalverbrandingsinstallatie wordt verbrand, mag worden gemengd.
Voor afval met als minimumstandaard recycling, is mengen bij een afvalverbrandingsinstallatie
alleen mogelijk wanneer dat in een vergunning is toegestaan. Dit geeft de vergunningverlener
de mogelijkheid per stroom vast te leggen in welke gevallen acceptatie voor verbranden
alsnog is toegestaan en op welke wijze dient te worden aangetoond dat verwerking volgens
de minimumstandaard van die afvalstoffen in specifieke gevallen niet mogelijk is.
Het mengen van gevaarlijk afval met niet gevaarlijk afval blijft mogelijk, mits de
vergunningverlener heeft geoordeeld dat dit vanuit doelmatige verwerking kan worden
toegestaan. Wanneer het accepteren van integraal afval op basis van de vergunning
is toegestaan, verandert deze regeling daar niets aan.
Er is verzocht om de NEN-norm in artikel 2.2, vierde lid, niet te laten vervallen.
Aan dit verzoek is gevolg gegeven. De vluchtige aromaten (BTEX) worden weliswaar niet
genoemd in artikel 3.29 van het Activiteitenbesluit, maar deze NEN-norm wordt wel
gebruikt voor het analyseren van vloeibare brandstof en afgewerkte olie. NEN-EN-ISO
15680 blijft daarom staan in artikel 2.2, vierde lid.
Voor het commentaar dat is geleverd ten aanzien van de artikelen 3.43 en 3.44 inzake
de bodembeschermende voorziening wordt verwezen naar de voorliggende wijziging van
artikel 3.27c, derde lid. Daarin is de aanpassing in een lichtere bodembeschermende
voorziening geregeld.
Naar aanleiding van diverse commentaren zijn enkele redactionele correcties doorgevoerd.
Enkele verzoeken waren te beschouwen als een wens tot wijziging van het Activiteitenbesluit
milieubeheer en niet als een commentaar op de voorliggende ontwerpregeling. De wijziging
van het Activiteitenbesluit milieubeheer is thans niet aan de orde. Deze verzoeken
hebben dan ook niet tot aanpassing van de voorliggende ontwerpregeling geleid.
Tevens is de regeling in overeenstemming met de Code interbestuurlijke verhoudingen
aangeboden aan de VNG en het Interprovinciaal Overleg (IPO). Dit heeft niet geleid
tot een formele reactie van deze partijen.
7. Notificatie
Het ontwerp van deze wijzigingsregeling is op 21 december 2018 gemeld aan de Commissie
van de Europese Unie (2017/0238/NL)) ter voldoening aan artikel 5, eerste lid, van
Richtlijn (EU) 2015/1535 van het Europees Parlement en de Raad van 9 september 2015
betreffende een informatieprocedure op het gebied van technische voorschriften en
regels betreffende diensten van de informatiemaatschappij (codificatie) (PbEU 2015,
L 241).
8. Inwerkingtreding
Het streven is deze regeling in werking te laten treden met ingang van 1 juli 2019.
Hiermee wordt aangesloten bij het kabinetsbeleid inzake vaste verandermomenten voor
de regelgeving.
Artikelsgewijs
Artikel I, wijziging Activiteitenregeling
Onderdeel A, artikel 1.1
De definitie wordt toegevoegd in verband met wijziging van artikel 3.27 van deze regeling.
Onderdeel B, artikel 1.2
De verwijzing naar een aantal NEN-normen is geactualiseerd. De aanpassingen in NEN-EN
13284-1, NEN-EN 13284-2, NEN-EN ISO/IEC 17025 en NEN-EN ISO 16852 zijn doorgevoerd
zodat naar de meest actuele versie van de NEN-normen wordt verwezen. Daarnaast is
NEN-ISO 9096 komen te vervallen, omdat deze bepalingsmethode afdoende wordt geregeld
in NEN-EN 13284-1. Daarnaast zijn er aanpassingen doorgevoerd van redactionele aard.
Met deze wijziging is tevens een foutieve verwijzing naar de vindplaats in de Staatscourant
van het Voorschrift opslag en behandeling ontplofbare stoffen en voorwerpen Defensie,
de zogenaamde ‘MP40-21’ gecorrigeerd.
Onderdeel C, artikel 2.2
Peilbuizen moeten worden bemonsterd en geanalyseerd op de stoffen die in een ondergrondse
opslagtank worden opgeslagen. Niet voor al deze stoffen bestaat een gestandaardiseerde
analysemethode, vastgelegd in een NEN, NEN-EN of ISO, waarnaar kan worden verwezen in artikel
2.2, vierde lid. Op grond van het nieuwe vierde lid moet voor stoffen waarvoor geen
gestandaardiseerde analysemethode is vastgesteld, gebruik worden gemaakt van een methode
die geschikt is om de aanwezigheid daarvan vast te stellen. Het laboratorium dat de
analyse heeft verricht geeft in het analyserapport een verantwoording over de gebruikte
methode. Dat is een verplichting die voortvloeit uit AS SIKB 3000 waarvoor het laboratorium
moet beschikken over een erkenning bodemkwaliteit. Op grond van het Besluit bodemkwaliteit
is het laboratorium verplicht om bij het verrichten van analyses te voldoen aan AS
SIKB 3000.
Onderdelen D, E, F en G, artikelen 2.22, 3.4n, 3.4p en 3.7a
Door de actualisatie van deze regeling verwijst de Activiteitenregeling naar de meest
actuele versie van NEN-EN ISO/IEC 17025, NEN-EN 13284-1 en NEN-EN 13284-2. Daarnaast
kan NEN-ISO 9096 worden geschrapt. Deze bepalingsmethode wordt afdoende geregeld in
NEN-EN 13284-1. Bedrijven moeten voldoen aan NEN-EN 13284-1. Het daarnaast voorschrijven
van NEN-ISO 9096, veroorzaakt extra administratieve lasten voor de laboratoria die
2 normen die hetzelfde beschrijven onder de accreditatie moeten houden.
Het is mogelijk dat de analyselaboratoria op het moment dat deze wijzigingsregeling
van kracht wordt nog volgens de vervangen norm werken. In de artikelen 2.22, 3.4n,
3.4p en 3.7a is daarom een overgangsbepaling opgenomen. Deze bepaling geeft bedrijven
die nog niet volgens de geactualiseerde norm werken 18 maanden de tijd om de werkwijze
aan te passen.
Onderdeel H, artikel 3.17a
Er wordt bij de gebruiksfase test alleen naar NEN-EN-167321-1 verwezen terwijl dat
naar NEN-EN16321-1 en NEN-EN-16321-2 moet zijn.
Onderdeel I, artikel 3.27
Met de toevoeging van een derde lid aan artikel 3.27 is het toegestaan om motorvoertuigen
en werktuigen die gebruikt worden bij agrarische activiteiten te wassen op een aaneengesloten
bodemvoorziening. Dit geldt voor motorvoertuigen en werktuigen die worden gebruikt
bij agrarische activiteiten waarmee al dan niet gewasbeschermingsmiddelen zijn toegepast.
Onderdeel J, artikel 3.27c
Autowrakken en wrakken van tweewielige motorvoertuigen worden volgens het derde lid
opgeslagen boven een vloeistofdichte vloer of lekbak. Voor de onderdelen uit deze
wrakken was onder deze activiteit niets geregeld, waardoor de opslag van onderdelen
van wrakken waaruit bodembedreigende stoffen kunnen lekken volgens artikel 3.43, eerste
lid, boven een vloeistofdichte vloer of verharding moest worden opgeslagen. Het is
van de wetgever echter altijd de bedoeling geweest om de opslag voor de onderdelen
van wrakken ook boven een lekbak toe te staan. Met deze wijziging is hersteld dat
de onderdelen ook boven een lekbak mogen worden opgeslagen.
Onderdelen K en S, artikelen 3.35 en 4.9a
De BRL K779 geeft eisen aan de inwendige bekleding (coating, verfsystemen) voor stalen
opslagtanks en de BRL K790 geeft eisen aan het appliceren (stralen, reinheid en ruwheid
bepalen) van het aanbrengen van deze coating/verfsystemen op een stalen oppervlak.
Alleen een inwendige bekleding (coating) volgens de BRL K779 die is aangebracht volgens
de BRL K790 kan de integriteit van de tankinstallatie zodanig verhogen waardoor een
verruiming van de keurings- en herkeuringstermijn gerechtvaardigd is.
Onderdeel L, artikel 3.71d
Aan artikel 3.71d zijn twee leden toegevoegd. De BRL K903 regelt wel de beoordeling
en keuring van de bovengrondse opslagtank met daarbij behorende leidingen en appendages,
maar niet de ondergrondse delen (ondergrondse leidingen en appendages) indien deze
aanwezig zijn bij een bovengrondse tankinstallatie. Daarvoor moet verwezen worden
naar het normdocument AS 6800. De controles genoemd in het derde lid worden uitgevoerd
volgens het normdocument AS 6800.
De tabel behorende bij het artikel is aangepast om de volgende reden. De BRL K779
geeft eisen aan de inwendige bekleding (coating, verfsystemen) voor stalen opslagtanks
en de BRL K790 geeft eisen aan het appliceren (stralen, reinheid en ruwheid bepalen)
van het aanbrengen van deze coating/verfsystemen op een stalen oppervlak. Alleen een
inwendige bekleding (coating) volgens de BRL K779 die is aangebracht volgens de BRL
K790 kan de integriteit van de tankinstallatie zodanig verhogen waardoor een verruiming
van de keurings- en herkeuringstermijn gerechtvaardigd is.
Onderdeel M, artikel 3.71f
De eis om stalen bovengrondse opslagtanks met afgewerkte olie jaarlijks te legen komt
voort uit de verplichting om stalen bovengrondse tanks jaarlijks te controleren op
water zoals gesteld in art 3.71d eerste lid (volgens AS 6800) want water kan de tank
van binnen corroderen. Wanneer de tank afgewerkte olie bevat hoeft de controle op
water hiervoor niet plaats te vinden want deze wordt jaarlijks geleegd (indien de
tank water zou bevatten wordt dit jaarlijks verwijderd). Voor bovengrondse tanks van
kunststof geldt de controle op water niet (kunnen niet corroderen) en hoeft dus ook
niet jaarlijks geleegd te worden maar kan er worden aangesloten bij de regels voor
het verwijderen van afvalstoffen.
Onderdeel N, artikel 3.77
De aanpassing betreft een aanpassing van de ten hoogste toegestane verbruiksnorm van
stikstof voor de gewas/gewasgroep Lisianthus belicht en onbelicht.
Onderdeel O, artikel 3.91
Artikel 3.91 wordt gewijzigd, omdat voor een eenduidige registratie en controle van
de spuitdruk aanvulling van de specificaties van de drukregistratievoorziening noodzakelijk
is. Op verzoek van fabrikanten en importeurs van spuitmachines is ten behoeve van
de ontwikkeling van de drukregistratievoorziening een notitie opgesteld op welke manier
invulling gegeven kan worden aan de eisen uit artikel 3.91. De notitie ‘Specificaties
drukregistratievoorziening voor spuitmachines’ (versie 4 december 2018) kan worden
geraadpleegd op www.helpdeskwater.nl.
Onderdeel P, artikel 3.98
In het derde lid van artikel 3.98 is opgenomen dat de afstand tussen ventilatoren
en het filterpakket ten minste drie meter moet zijn. Het doel van deze eis is om een
optimale verdeling van de lucht over het gehele aanstroomoppervlak van het filterpakket
of de filterwand te krijgen. Dit doel blijkt ook op een andere manier te kunnen worden
gegarandeerd, waarbij de afstand korter kan zijn. In de nieuwste versie van het ‘Technisch
informatiedocument luchtwassystemen voor de veehouderij’ (versie 2.2, november 2017)
is informatie hierover opgenomen. Door de introductie van een nieuw vijfde lid, kan
met maatwerkvoorschriften worden afgeweken van de afstandseis in het derde lid.
Onderdeel Q, artikel 4.3
In artikel 4.3 is een aantal kleine taalkundige correcties aangebracht.
Onderdeel R, artikel 4.6
In de voetnoot bij tabel 4.6 werd niet duidelijk dat het om de gezamenlijke opslag
van spuitbussen/gaspatronen met andere gevaarlijke stoffen in een opslagvoorziening
ging. Om deze reden is, in aansluiting op hoofdstuk 7 van de PGS 15, ‘opslagvoorziening’
toegevoegd. Omwille van de duidelijkheid wordt in de voetnoot nu ook naar UN 2037
verwezen.
Onderdeel T, artikel 4.13
Door de wijziging van artikel 4.13, eerste lid, wordt gewaarborgd dat ook aan de standaarden
in de artikelen 4.19a en 4.19b moet worden voldaan.
Onderdeel U, artikel 4.15
Aan artikel 4.15 is een lid toegevoegd. De BRL K903 regelt wel de beoordeling en keuring
van de bovengrondse opslagtank met daarbij behorende leidingen en appendages, maar
niet de ondergrondse delen (ondergrondse leidingen en appendages) indien deze aanwezig
zijn bij een bovengrondse tank. Daarvoor moet verwezen worden naar het normdocument
AS SIKB 6800
De tabel behorende bij het artikel is aangepast om de volgende reden. De BRL K779
geeft eisen aan de inwendige bekleding (coating, verfsystemen) voor stalen opslagtanks
en de BRL K790 geeft eisen aan het appliceren (stralen, reinheid en ruwheid bepalen)
van het aanbrengen van deze coating/verfsystemen op een stalen oppervlak. Alleen een
inwendige bekleding (coating) volgens de BRL K779 die is aangebracht volgens de BRL
K790 kan de integriteit van de tankinstallatie zodanig verhogen waardoor een verruiming
van de keurings- en herkeuringstermijn gerechtvaardigd is.
Onderdeel V, § 4.1.3.2.
Het vervangen van het begrip koolzuur door het begrip kooldioxide in de titel van
de paragraaf sluit beter aan bij de inhoud van de bepalingen in de paragraaf.
Onderdeel W, artikel 4.20.2
Betreft een aanpassing van een verwijzing naar de juiste PGS-norm.
Onderdeel X, artikel 4.104
Het inwendig reinigen van transportmiddelen waarin dieren zijn vervoerd verloopt meestal
als volgt. Het transportmiddel wordt eerst uitgespoten met warm water en vervolgens
handmatig (met sproeimiddel) ontsmet met ontsmettingsmiddelen. Het ontsmettingsmiddel
wordt niet nagespoeld, omdat anders de werking van het middel teniet wordt gedaan.
Pas na het volgende transport worden de ontsmettingsmiddelen weggespoten. De hoeveelheid
afvalwater met ontsmettingsmiddelen is dus zeer beperkt, aangezien er dan reeds verdamping
heeft plaatsgevonden. Daarnaast mag volgens artikel 4.104b, derde lid, van het Activiteitenbesluit
milieubeheer het afvalwater, afkomstig van het inwendig reinigen of ontsmetten van
vrachtwagens of andere transportmiddelen waarin dieren zijn vervoerd, op of in de
bodem worden geloosd indien het afvalwater gelijkmatig wordt verspreid over de onverharde
bodem. De milieu hygiënische belasting op de bodem is dus beperkt, waardoor het wassen
op een vloeistofkerende vloer of verharding een voldoende bodembeschermende voorziening
is.
Onderdelen Y, Z en AA, artikelen 5.5, 5.18 en 5.35
Door de actualisatie van deze regeling verwijst de Activiteitenregeling naar de meest
actuele versie van NEN-EN ISO/IEC 17025, NEN-EN 13284-1 en NEN-EN 13284-2. Daarnaast
kan NEN-ISO 9096 worden geschrapt. Deze bepalingsmethode wordt afdoende geregeld in
NEN-EN 13284-1. Bedrijven moeten voldoen aan NEN-EN 13284-1. Het daarnaast voorschrijven
van NEN-ISO 9096, veroorzaakt extra administratieve lasten voor de laboratoria die
2 normen die hetzelfde beschrijven onder de accreditatie moeten houden.
Het is mogelijk dat de analyselaboratoria op het moment dat deze wijzigingsregeling
van kracht wordt nog volgens de vervangen norm werken. In de artikelen 5.5, 5.18 en
5.35 is daarom een overgangsbepaling opgenomen. Deze bepaling geeft bedrijven die
nog niet volgens de geactualiseerde norm werken 18 maanden de tijd om de werkwijze
aan te passen.
Onderdeel BB, §3.4.3 van Bijlage 4 van de Activiteitenregeling milieubeheer
In bijlage 4 bij de Activiteitenregeling is een reken- en meetvoorschrift voor het
bepalen van de geluidsbelasting in de omgeving van windturbines en windturbineparken
opgenomen. De onderhavige regeling voorziet in de wijziging van het bovengenoemde
reken- en meetvoorschrift vanwege de actualisatie van de windsnelheidsverdeling in
ons land die door het KNMI is ontwikkeld voor de berekening van de geluidsbelasting
van een of meerdere windturbines.
Deze windsnelheidsverdeling is gebaseerd op een langjarige windstatistiek tot en met
het jaar 2009. Op basis van de landelijke windgegevens van 2004 tot en met 2013 heeft
het KNMI een nieuwe, actuelere windsnelheidsverdeling ontwikkeld. Met deze wijziging
wordt in paragraaf 3.4.3 van bijlage 4 expliciet naar deze nieuwe windsnelheidsverdeling
verwezen en toegelicht.
Hiermee wordt zeker gesteld dat door de exploitant de meeste recente windgegevens
in het kader van het akoestisch onderzoek worden gebruikt.
Deze wijziging leidt niet tot wijzigingen in de huidige uitvoeringspraktijk voor het
oprichten van windturbines en heeft geen effect op de inhoudelijke nalevingskosten.
Er wordt met een andere windsnelheidsverdeling gewerkt, maar de berekeningsmethode
voor de overdracht van het geluid naar de omgeving wijzigt niet. De nieuwe invoergegevens
kunnen in individuele situaties wel leiden tot veranderingen in berekende geluidniveaus.
De resulterende geluidniveaus kunnen beperkt hoger of lager zijn dan bij gebruikmaking
van de oude gegevens het geval was. De wijziging leidt daarmee niet tot nadelige effecten
voor de omvang van geluidhinder in Nederland. Immers, ook nu vindt toetsing aan de
geldende normering bij handhaving plaats op basis van de werkelijke windgegevens zoals
deze in de praktijk optreden.
De onderhavige regeling richt zich tot de drijver van de inrichting (exploitant van
de windturbine of een combinatie van windturbines) die onder het Activiteitenbesluit
vallen. Degene die de windturbine in gebruik wenst te nemen dan wel in werking heeft,
is ervoor verantwoordelijk dat juiste gegevens voor de berekening van de geluidsbelasting
worden gebruikt. Ook moet de drijver van de windturbine ervoor zorgen dat de geluidnormen
niet worden overschreden. De gemeente is het bevoegd gezag, en heeft op grond van
artikel 18.2, eerste lid, van de Wm onder andere tot taak zorg te dragen voor de bestuursrechtelijke
handhaving van de voor degene die de inrichting drijft op grond van de Wm geldende
voorschriften.
Onderdeel CC, Bijlage 11
Deze regeling wijzigt bijlage 11 bij de Activiteitenregeling waarin is aangegeven
voor welke afvalcategorieën het ongewenst is om deze te mengen met elkaar, met andere
afvalstoffen of met niet-afvalstoffen of materialen. Die categorieën zijn ook opgenomen
in Bijlage F.5 van het Landelijk Afvalbeheerplan 3 (hierna LAP3). Op 28 december 2017
is het LAP3 inwerking getreden. Bijlage F.5 is daarin gewijzigd ten opzichte van het
Landelijk Afvalbeheerplan 2 en komt daardoor nu niet meer overeen met bijlage 11 bij
de Activiteitenregeling. In verband met de komende eerste wijziging van LAP3 zijn
tevens een aantal categorieomschrijvingen in Bijlage F.5 aangepast (categorie 89 en
categorie 107, 108 en 109.
Voor inrichtingen is in de omgevingsvergunning of in de voorschriften van het Activiteitenbesluit
milieubeheer uitgewerkt welke afvalstoffen gescheiden moeten worden gehouden of bij
elkaar mogen. Bijlage F.5 van het Landelijk Afvalbeheerplan en bijlage 11 van de Activiteitenregeling milieubeheer zijn hierbij bepalend. Deze bijlagen zijn van toepassing op inrichtingen type a,
b en c in de gehele afvalbeheerketen, dus ook op ontdoeners en bedrijven die zich
alleen met op- en overslag bezighouden. Voor inzamelaars is in het Besluit inzamelen
afvalstoffen vastgelegd dat ook zij de in bijlage 11 van de Activiteitenregeling milieubeheer
genoemde afvalstoffen gescheiden moeten houden.
Met deze wijziging wordt bijlage 11 van de Activiteitenregeling milieubeheer overeenkomstig
bijlage F.5 uit het LAP3 aangepast. De onderscheiden categorieën die in beide bijlagen
zijn opgesomd en in bijlage F5 van het LAP3 van een toelichting voorzien, zijn gebaseerd
op de inhoud van de minimumstandaarden van de sectorplannen uit het LAP3. De minimumstandaarden
geven aan wat de minimale hoogwaardigheid is van de verwerking van een bepaalde afvalstof
of categorie van afvalstoffen. Ze zijn bedoeld om te voorkomen dat afvalstoffen laagwaardiger
worden verwerkt dan wenselijk is en vormen op die manier een referentieniveau bij
de vergunningverlening voor afvalbeheer. Om te voldoen aan die minimale hoogwaardigheid
van verwerking zijn sommige minimumstandaarden gewijzigd. Als gevolg daarvan zijn
de omschrijvingen in bijlage 11 ook aangepast. Conform de actualisatieplicht in artikel
5.10 tweede lid van het Besluit omgevingsrecht dient daarom een aantal omgevingsvergunningen
te worden geactualiseerd op basis van de gewijzigde minimumstandaard in samenhang
met de gewijzigde categorie.
Hieruit volgt tegelijkertijd dat de wijziging van bijlage 11 als zodanig geen extra
last met zich brengt. De verhoging van de administratieve lasten is immers met name
gelegen in de actualisatieplicht van de vergunning op grond van het Besluit omgevingsrecht.
De wijziging van categorieën in bijlage 11 van de Activiteitenregeling milieubeheer
en bijlage F.5 van het LAP3 kunnen voor vergunningplichtige bedrijven ertoe leiden
dat de vergunningvoorschriften over mengen niet meer aansluiten op de mengverboden
en uitzonderingen daarop op grond van artikel 10.54a van de Wet milieubeheer en artikel
2.12 van het Activiteitenbesluit milieubeheer. Die vergunningen moeten dan overeenkomstig
Bijlage 11 van de Activiteitenregeling milieubeheer en bijlage F5 van het LAP3 worden
aangepast voor zover er een uitzonderingsmogelijkheid bestaat voor de menghandeling.
Onderdeel DD, Bijlage 12a
De wijziging van Bijlage 12a betreft de actualisatie van een aantal bestaande stoffen
en een toevoeging van enkele nieuwe stoffen.
Onderdeel EE, Bijlage 13
Aan bijlage 13 zijn twee nieuwe stoffen toegevoegd.
Artikel II, wijziging Regeling omgevingsrecht
In de bijlage was de Handreiking (co-)vergisting van mest van september 2010 aangewezen
als informatiedocument over BBT. Deze handreiking is inmiddels geactualiseerd en bevat
vooral een uitleg van de (afvalstoffen)wetgeving in relatie tot covergisting. Het
gaat niet om het vaststellen van BBT-technieken. De voorschriften voor kleinschalig
vergisten van uitsluitend dierlijke meststoffen zijn ook BBT voor covergisting. Deze
voorschriften staan in paragraaf 3.5.10 van het Activiteitenbesluit en paragraaf 3.5.8
van de Activiteitenregeling. Om de informatie over co-vergisting actueel te kunnen
houden is ervoor gekozen om de informatie via de website van InfoMil te ontsluiten
en niet als apart document. Omdat de handreiking daarmee een dynamisch document is,
is de handreiking niet meer aangewezen als informatiedocument over BBT.
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat,
S. van Veldhoven-van der Meer