De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
Gelet op Verordening (EU) 2019/124 van de Raad van 30 januari 2019 tot vaststelling,
voor 2019, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden
welke in de wateren van de Unie en, voor vissersvaartuigen van de Unie, in bepaalde
wateren buiten de Unie van toepassing zijn (PbEU 2019, L 29), Verordening (EU) 2018/2025
van de Raad van 17 december 2018 tot vaststelling, voor 2019 en 2020, van de vangstmogelijkheden
voor vissersvaartuigen van de Unie voor bepaalde bestanden van diepzeevissen (PbEU
2018, L 325) en Verordening (EU) 2019/472 van het Europees Parlement en de Raad van
19 maart 2019 tot vaststelling van een meerjarenplan voor bestanden die worden gevangen
in de westelijke wateren en daaraan grenzende wateren en voor de visserijen die deze
bestanden exploiteren, tot wijziging van Verordeningen (EU) 2016/1139 en (EU) 2018/973,
en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 811/2004, (EG) nr. 2166/2005, (EG) nr. 388/2006,
(EG) nr. 509/2007 en (EG) nr. 1300/2008 van de Raad (PbEU 2019, L 83);
Gelet op de artikelen 3 en 4 van het Reglement zee- en kustvisserij 1977;
Besluit:
ARTIKEL I
De Uitvoeringsregeling zeevisserij wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. De begrippen ‘verordening nr. 811/2004’ en ‘verordening nr. 388/2006’ en de bijbehorende
begripsomschrijvingen vervallen.
2. Na de omschrijving van het begrip ‘verordening 2018/975’ wordt het volgende begrip
en de daarbij behorende begripsomschrijving ingevoegd:
- – verordening (EU) 2019/472:
-
Verordening (EU) 2019/472 van het Europees Parlement en de Raad van 19 maart 2019
tot vaststelling van een meerjarenplan voor bestanden die worden gevangen in de westelijke
wateren en daaraan grenzende wateren en voor de visserijen die deze bestanden exploiteren,
tot wijziging van Verordeningen (EU) 2016/1139 en (EU) 2018/973, en tot intrekking
van Verordeningen (EG) nr. 811/2004, (EG) nr. 2166/2005, (EG) nr. 388/2006, (EG) nr. 509/2007
en (EG) nr. 1300/2008 van de Raad (PbEU 2019, L 83);
3. De omschrijving van het begrip ‘verordening vangstmogelijkheden’ komt te luiden:
Verordening (EU) 2019/124 van de Raad van 30 januari 2019 tot vaststelling, voor 2019,
van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke
in de wateren van de Unie en, voor vissersvaartuigen van de Unie, in bepaalde wateren
buiten de Unie van toepassing zijn (PbEU 2019, L 29);.
4. De omschrijving van het begrip ‘verordening vangstmogelijkheden diepzeevisbestanden’
komt te luiden:
Verordening (EU) 2018/2025 van de Raad van 17 december 2018 tot vaststelling, voor
2019 en 2020, van de vangstmogelijkheden voor vissersvaartuigen van de Unie voor bepaalde
bestanden van diepzeevissen (PbEU 2018, L 325);.
B
Artikel 10, derde lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel a wordt ‘artikel 11, eerste lid’ vervangen door ‘artikel 12, eerste
lid’.
2. In onderdeel c wordt ‘artikel 43’ vervangen door ‘artikel 45’.
C
Artikel 13, eerste en tweede lid, komt te luiden:
-
1. Het is verboden in strijd te handelen met de artikelen 7, eerste lid, 10, eerste lid,
11, 13, 14, 20, 21, eerste lid, 22, derde lid, tweede zin, 25, eerste, tweede en derde
lid, 26, 29, eerste, tweede en derde lid, 30, eerste en tweede lid, 32, 33, 34, 35,
tweede lid, 36, eerste, tweede en derde lid, tweede zin, en vierde lid, 39, 40 en
41, tweede lid, 42, derde lid, 43, 47, 49 en 50 van de verordening vangstmogelijkheden.
-
2. Het is verboden visserijactiviteiten uit te oefenen in strijd met de artikelen 9,
18, 21, tweede lid, 22, tweede en derde lid, eerste zin, 24, eerste en tweede lid,
27, 28, 31, 35, eerste en derde lid, 36, derde lid, eerste zin, 37, 38, 41, eerste
lid, en 44 van de verordening vangstmogelijkheden.
D
Artikel 70 komt te luiden:
Artikel 70. Meerjarenplan westelijke wateren
Het is verboden in strijd te handelen met de door de Europese Commissie op grond van
artikel 9, eerste lid, artikel 13, eerste lid, en artikel 14, tweede lid, van verordening
2019/472 vastgestelde gedelegeerde handelingen.
F
Artikel 84a wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, aanhef, en in het derde lid, aanhef, wordt ‘artikel 9, tweede
lid, aanhef en onder c’ vervangen door ‘artikel 10, tweede lid, aanhef en onder c’.
2. In het eerste lid, onderdeel a, en in het derde lid, onderdeel a, wordt ‘artikel
9, tweede lid, tweede alinea’ vervangen door ‘artikel 10, tweede lid, tweede alinea’.
G
In artikel 98, derde lid, wordt ‘artikel 9, tweede lid, aanhef en onder c of d, van
de verordening vangstmogelijkheden’ vervangen door ‘artikel 10, tweede lid, aanhef
en onder c of d, van de verordening vangstmogelijkheden’.
H
Artikel 120 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt ‘artikel 9, vierde en vijfde lid’ vervangen door ‘artikel
10, vierde en vijfde lid’.
2. Het tweede lid, aanhef en onderdeel a, komt te luiden:
-
2. Het is verboden op zee, in het zeegebied, in de kustwateren, in de visserijzone of
in de onmiddellijke nabijheid van die wateren:
-
a.
-
(i) in de in artikel 10, vierde lid, onderdeel a, van de verordening vangstmogelijkheden
bedoelde periode zeebaars voorhanden te hebben, gevangen in of vanaf de kust van een
van de ICES-sectoren, bedoeld in artikel 10, vierde lid, aanhef, van de verordening
vangstmogelijkheden;
-
(ii) in de in artikel 10, vierde lid, onderdeel b, van de verordening vangstmogelijkheden
bedoelde periode meer dan het in dat artikellid en onderdeel bedoelde aantal zeebaars
voorhanden te hebben, gevangen in of vanaf de kust van een van de ICES-sectoren, bedoeld
in artikel 10, vierde lid, aanhef, van de verordening vangstmogelijkheden;
-
(iii) meer dan het in artikel 10, vijfde lid, van de verordening vangstmogelijkheden bedoelde
aantal zeebaars voorhanden te hebben, gevangen in of vanaf de kust van een van de
ICES-sectoren, bedoeld in artikel 10, vijfde lid, van de verordening vangstmogelijkheden,
of
3. In het derde lid wordt ‘artikel 9, vijfde lid’ vervangen door ‘artikel 10, vierde
lid, onderdeel b, of vijfde lid’.
ARTIKEL II
Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van
de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.
TOELICHTING
1. Algemeen
De vangstmogelijkheden en de daaraan gerelateerde aanvullende voorschriften worden
jaarlijks door de Raad van de Europese Unie aangepast. In december 2018 is de tekst
van de verordening vangstmogelijkheden voor 2019 vastgesteld, alsook die van de verordening
vangstmogelijkheden voor bepaalde diepzeevisbestanden, voor 2019 en 2020. Bij de wijzigingsregeling
van de Uitvoeringsregeling zeevisserij (hierna: Uitvoeringsregeling) van 20 december
2018 (Stcrt. nr. 74092) zijn deze verordeningen in de Uitvoeringsregeling geïmplementeerd. Op 30 januari
2019 is door de Raad van de Europese Unie de definitieve verordening vangstmogelijkheden
vastgesteld en vervolgens gepubliceerd in het EU-publicatieblad (verordening (EU)
2019/124). Ook de definitieve verordening vangstmogelijkheden voor bepaalde diepzeevissen
(verordening (EU) 2018/2025) is pas gepubliceerd toen de tekst van de regeling tot
wijziging van de Uitvoeringsregeling in december 2018 al was vastgesteld. In de definitieve
verordening (EU) 2019/124 is een groot deel van de artikelen vernummerd. Tegen deze
achtergrond zijn de verwijzingen naar de verordeningen in de Uitvoeringsregeling aangepast.
Ook wordt artikel 120, tweede lid, onderdeel a, van de Uitvoeringsregeling aan de
verordening vangstmogelijkheden aangepast.
Voorts is op 26 maart 2019 het zogenoemde Meerjarenplan westelijke wateren1 in werking getreden. Deze verordening bevat voor de komende jaren het raamwerk voor
het beheer van die bestanden die veelal in gemengde visserijen worden gevangen. Voordien
waren de regels voor het duurzame beheer van een aantal bestanden neergelegd in specifieke
meerjarenplannen, waaronder in het herstelplan voor het noordelijke heekbestand2 en in het meerjarenplan voor de duurzame exploitatie van het tongbestand in de Golf
van Biskaje3. Deze specifieke plannen worden in het meerjarenplan westelijke wateren ingetrokken.
Door middel van deze wijzigingsregeling zijn de hiermee samenhangende aanpassingen
in de Uitvoeringsregeling doorgevoerd.
2. Regeldruk
Deze wijziging van de Uitvoeringsregeling heeft betrekking heeft op implementatie
van bindende Europese regelgeving en heeft geen gevolgen voor de regeldruk.
3. Inwerkingtreding
Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van
de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst. Hiermee wordt afgeweken van de uitgangspunten
van het kabinetsbeleid inzake vaste verandermomenten. Deze afwijking van het kabinetsbeleid
is echter gerechtvaardigd te achten, nu deze wijzigingsregeling strekt ter uitvoering
van bindende EU-regelgeving.
II. Artikelen
Artikel I, onderdeel A
Met dit onderdeel zijn diverse begripsbepalingen in de Uitvoeringsregeling geactualiseerd.
Artikel I, onderdelen B, C, F, G en H, onder 1 en 3
Deze onderdelen strekken ertoe om de verwijzingen naar de verordening vangstmogelijkheden
te actualiseren.
Artikel I, onderdelen D en E
Aan het meerjarenplan westelijke wateren wordt uitvoering gegeven in artikel 70 van
de Uitvoeringsregeling. In dit meerjarenplan zijn de doelstellingen, de kwantificeerbare
streefdoelen vastgelegd, op basis waarvan de Raad van de Europese Unie jaarlijks de
vangstmogelijkheden voor deze vissoorten vaststelt. Daarnaast heeft het meerjarenplan
betrekking op de bepaling van de instandhoudingsreferentiepunten en zodra een bestand
onder deze niveaus zakt, moeten aanvullende herstelmaatregelen worden getroffen om
ervoor te zorgen dat het bestand weer boven het gewenste peil komt. Deze aanvullende
herstelmaatregelen, in artikel 8 van het meerjarenplan westelijke wateren als vrijwaringsmaatregelen
aangeduid, kunnen worden vastgesteld door de Europese Commissie op basis van artikel
12 van de basisverordening GVB en door de lidstaat op basis van artikel 13 van de
basisverordening GVB voor zover het de wateren betreft die onder de soevereiniteit
of jurisdictie van die lidstaat vallen. Artikel 3 van de Uitvoeringsregeling bevat
het verbod om in strijd met dergelijke maatregelen te handelen.
Daarnaast biedt het meerjarenplan de basis voor de Europese Commissie om bij gedelegeerde
handeling bepaalde technische maatregelen (artikel 9) vast te stellen. Ook kan de
Europese Commissie op basis van artikel 13 bij gedelegeerde handeling nadere bepalingen
vast stellen ter uitvoering van de aanlandingsverplichting voor alle bestanden van
soorten die op grond van artikel 15, eerste lid, van de basisverordening GVB onder
die aanlandingsverplichting vallen. Deze nadere bepalingen werden voorheen in de zogenaamde
discardplannen vastgelegd, maar nu voor de westelijke wateren een meerjarenplan is
vastgesteld, is het discardplan op grond van artikel 15, vijfde en zesde lid, daarvoor
niet langer het aangewezen instrument. Tot slot kan de Europese Commissie op basis
van artikel 14 bij gedelegeerde handeling de totale capaciteit van de vloten van betrokken
lidstaten die in de westelijke wateren actief zijn, beperken.
Met het oog op de handhaving van de op basis van de artikelen 9, 13 of 14 vast te
stellen gedelegeerde handelingen is door middel van de in artikel I, onderdeel D,
opgenomen wijziging in artikel 70 van de Uitvoeringsregeling het verbod opgenomen
om in strijd te handelen met deze handelingen.
Voordien waren in de artikelen 70 en 72 van de Uitvoeringsregeling de noodzakelijke
regels voor de uitvoering van het herstelplan voor het noordelijke heekbestand onderscheidenlijk
voor het meerjarenplan voor de duurzame exploitatie van het tongbestand in de Golf
van Biskaje neergelegd. Zoals in het algemeen deel van deze toelichting is aangegeven,
worden deze specifieke plannen in het meerjarenplan westelijke wateren ingetrokken
en dientengevolge zijn de daarmee samenhangende bepalingen uit de artikelen 70 en
72 van de Uitvoeringsregeling geschrapt.
Artikel I, onderdeel H, onder 2
Dit onderdeel wijzigt artikel 120 van de Uitvoeringsregeling, dat betrekking heeft
op de recreatievisserij. In het eerste lid van dat artikel zijn de verwijzingen naar
de verordening vangstmogelijkheden aangepast. Op grond van artikel 10, vierde lid,
geldt voor de recreatievisserij op zeebaars in onder meer de Noordzee4 een zogenoemd ‘catch and release-verplichting’, in de periode van 1 januari tot en
met 31 maart 2019 en van 1 november tot en met 31 december 2019 (artikel 10, vierde
lid, onderdeel a). Dit betekent dat in die periode gevangen zeebaarzen onmiddellijk
moeten worden teruggezet en dus niet mogen worden gehouden. In het restant van het
jaar geldt in de betreffende ICES-sectoren een zogenoemde ‘bag limit’ van één zeebaars
per visser per dag (artikel 10, vierde lid, onderdeel b). Voor recreatievisserij in
een deel van de Golf van Biskaje (ICES-sectoren 8a en 8b) geldt gedurende het hele
jaar een bag limit van drie zeebaarzen per visser per dag (artikel 10, vijfde lid).
Omwille van een meer effectieve handhaving van artikel 120, eerste lid, van de Uitvoeringsregeling,
zijn in het tweede lid, onderdeel a, van artikel 120 van de Uitvoeringsregeling nadere
voorschriften gesteld ter naleving van artikel 10, vierde en vijfde lid, van de verordening
vangstmogelijkheden. De handhaving van artikel 10, vierde en vijfde lid, van de verordening
vangstmogelijkheden is namelijk complex, omdat in de praktijk alleen handhavend opgetreden
kan worden indien op heterdaad – dus ter plekke in de betreffende ICES-sectoren en
in de betreffende periode – wordt vastgesteld dat de ‘catch and release’-verplichting
is geschonden of meer zeebaars wordt gehouden dan op grond van de verordening is toegestaan.
Daarom is in artikel 120, tweede lid, onderdeel a, van de Uitvoeringsregeling bepaald
dat het ook verboden is om op zee, in het zeegebied, in de kustwateren, in de visserijzone of in de onmiddellijke
nabijheid van die wateren zeebaars voorhanden te hebben die is gevangen tijdens de ‘catch and release’-periode
(sub i) of meer zeebaars voorhanden te hebben dan de in de verordening opgenomen bag
limits (sub ii en iii).
Hiermee is het mogelijk om niet alleen handhavend op te treden tegen de op heterdaad
betrapte vissers in de betreffende ICES-sectoren, maar ook tegen (andere) personen
die deze illegaal gevangen zeebaars voorhanden hebben buiten die ICES-sectoren en dus zelfs wanneer deze al aan land is gebracht. Overigens volgt
daarbij uit het vijfde lid van artikel 120 van de Uitvoeringsregeling dat de verboden
in het tweede lid, onderdeel a, tevens van toepassing zijn op de binnenwateren die
met de genoemde wateren in directe verbinding staan, bijvoorbeeld de Nieuwe Waterweg
of het Kanaal door Zuid-Beveland, tot een afstand van 30 kilometer landinwaarts. Zo
wordt tegengegaan dat overtreders zich eenvoudig aan het verbod kunnen onttrekken
door de binnenwateren op te varen en vanaf die wateren de vis aan land te brengen.
Aldus wordt beoogd de grootschalige illegale verkoop van zeebaars tegen te gaan. Vanzelfsprekend
gelden de hier beschreven beperkingen in de regeling niet voor de beroepsvisserij
(zie het bestaande artikel 120, vierde lid, van de Uitvoeringsregeling).
Artikel II (inwerkingtreding)
Deze wijzigingsregeling treedt in werking met ingang van de dag na publicatie in de
Staatscourant waarin zij wordt geplaatst. In paragraaf 3 van het algemeen deel van
de toelichting is aangegeven hoe deze publicatie en datum van inwerkingtreding zich
verhouden tot het kabinetsbeleid betreffende de vaste verandermomenten.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
C.J. Schouten