De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
Gelet op de Verordening van de Raad van PM tot vaststelling, voor 2019, van de vangstmogelijkheden
voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de wateren van de Unie
en, voor vissersvaartuigen van de Unie, in bepaalde wateren buiten de Unie van toepassing
zijn, en de Verordening van de Raad van PM tot vaststelling, voor 2019 en 2020, van
de vangstmogelijkheden voor vissersvaartuigen van de Unie voor bepaalde bestanden
van diepzeevissen;
Gelet op de artikelen 17 en 19 van de Landbouwwet en de artikelen 3 en 4 van het Reglement
zee- en kustvisserij 1977;
Besluit:
ARTIKEL I
De Uitvoeringsregeling zeevisserij wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt in de omschrijving van het begrip ‘Europees quotum’ de zinsnede
‘bijlage van verordening 2016/2285’ vervangen door ‘bijlage van de verordening vangstmogelijkheden
diepzeevisbestanden’.
2. In het tweede lid vervalt het begrip ‘verordening 2016/2285’ en de bijbehorende omschrijving.
3. In het tweede lid komt de omschrijving van het begrip ‘verordening vangstmogelijkheden’
te luiden:
Verordening (EU) PM van de Raad van PM tot vaststelling, voor 2019, van de vangstmogelijkheden
voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de wateren van de Unie
en, voor vissersvaartuigen van de Unie, in bepaalde wateren buiten de Unie van toepassing
zijn.
4. In het tweede lid wordt na de omschrijving van het begrip ‘verordening vangstmogelijkheden’
het volgende begrip en de daarbij behorende begripsomschrijving ingevoegd:
- ‘verordening vangstmogelijkheden diepzeevisbestanden’:
-
Verordening (EU) PM van de Raad van PM tot vaststelling, voor 2019 en 2020, van de
vangstmogelijkheden voor vissersvaartuigen van de Unie voor bepaalde bestanden van
diepzeevissen.
B
In artikel 8, zesde lid, wordt ‘verordening 2016/2285’ vervangen door ‘verordening
vangstmogelijkheden diepzeevisbestanden’.
C
Artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste en derde lid, onderdeel d, wordt ‘verordening 2016/2285’ vervangen
door ‘verordening vangstmogelijkheden diepzeevisbestanden’.
2. In het derde lid, onderdeel c, wordt ‘verordening 2016/2285’ vervangen door ‘verordening
vangstmogelijkheden diepzeevisbestanden’ en wordt ‘artikel 42’ vervangen door ‘artikel
43’.
D
Artikel 13, eerste en tweede lid, komt te luiden:
-
1. Het is verboden in strijd te handelen met de artikelen 7, eerste lid, 9, eerste lid,
10, 12, 13, 19, 20, eerste lid, 21, derde lid, tweede zin, 24, eerste, tweede en derde
lid, 25, 28, eerste, tweede en derde lid, 29, eerste en tweede lid, 31, 32, 33, 34,
tweede lid, 35, eerste, tweede en derde lid, tweede zin, en vierde lid, 38, 39 en
40, tweede lid, 40a, derde lid, 41, 45, 47 en 48 van de verordening vangstmogelijkheden.
-
2. Het is verboden visserijactiviteiten uit te oefenen in strijd met de artikelen 8,
17, 20, tweede lid, 21, tweede en derde lid, eerste zin, 23, eerste en tweede lid,
26, 27, 30, 34, eerste en derde lid, 35, derde lid, eerste zin, 36, 37, 40, eerste
lid, en 42 van de verordening vangstmogelijkheden.
E
In artikel 14, eerste lid, wordt ‘artikel 6 van verordening 2016/2285’ vervangen door
‘de artikelen 6 en 7 van de verordening vangstmogelijkheden diepzeevisbestanden’.
F
In artikel 15, eerste lid, wordt ‘onderdeel p’ vervangen door ‘onderdeel r’.
H
In artikel 20 wordt ‘bijlage IIB’ vervangen door ‘bijlage IIA’ en wordt ‘bijlage IIC’
vervangen door ‘bijlage IIB’.
I
In artikel 24, eerste lid, wordt in de aanhef en in de onderdelen a, c en d ‘bijlage
9, onderdeel A’ vervangen door ‘bijlage 9’.
J
Artikel 46b wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
-
1. In afwijking van artikel 46a, eerste en derde lid, worden aanlandingen van ondermaatse
tong, schol, kabeljauw en wijting niet in mindering gebracht op een voor het desbetreffende
vissersvaartuig van die ondernemer geldend contingent, een in artikel 24 bedoelde
hoeveelheid van de desbetreffende vissoort of een groepscontingent van een groep of
producentenorganisatie waarvan de ondernemer lid is.
2. Onder vernummering van het tweede en derde lid tot derde en vierde lid, wordt een
lid ingevoegd, luidende:
K
In artikel 79, eerste lid, wordt ‘verordening 2016/2285’ vervangen door ‘verordening
vangstmogelijkheden diepzeevisbestanden’.
L
De bijlagen 8, 9 en 11 worden vervangen door de bij deze regeling gevoegde bijlagen
A, B respectievelijk C.
ARTIKEL II
Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2019.
TOELICHTING
1. Algemeen
De Uitvoeringsregeling zeevisserij (hierna: Uitvoeringsregeling) bevat de voorschriften
die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de Europese verordeningen op het gebied
van de instandhouding van de biologische rijkdommen van de zee in het kader van het
gemeenschappelijk visserijbeleid. Dit betreft onder meer de verordeningen vangstmogelijkheden,
alsmede de verordeningen waarin specifieke beheersmaatregelen voor bepaalde visbestanden
voor meerdere jaren zijn vastgelegd, de zogenoemde meerjarenplannen. In de verordeningen
vangstmogelijkheden zijn onder meer de maximaal toegestane vangstmogelijkheden in
de wateren van de Unie voor vissersvaartuigen van de Unie opgenomen, alsmede een aantal
daaraan gerelateerde aanvullende voorschriften.
Door middel van deze wijzigingsregeling is een aantal aanpassingen in de Uitvoeringsregeling
doorgevoerd die samenhangen met de twee in december 2018 vastgestelde verordeningen
vangstmogelijkheden: (i) de verordening tot vaststelling, voor 2019, van de vangstmogelijkheden
voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de wateren van de Unie
en, voor vissersvaartuigen van de Unie, in bepaalde wateren buiten de Unie van toepassing
zijn (‘verordening vangstmogelijkheden’), en (ii) de verordening tot vaststelling,
voor 2019 en 2020, van de vangstmogelijkheden voor vissersvaartuigen van de Unie voor
bepaalde bestanden van diepzeevissen.
2. Verordeningen vangstmogelijkheden
De vangstmogelijkheden die zijn vastgelegd in de verordening vangstmogelijkheden,
kunnen worden onderscheiden in vangstbeperkingen en inspanningsbeperkingen. Vangstbeperkingen
zijn de maatregelen waarin is vastgelegd hoeveel vis er totaal uit bepaalde gebieden
mag worden gevangen, de zogenoemde TAC (‘Total Allowable Catch’, of wel totale toegestane vangst), onder welke voorwaarden dat mag en hoe die hoeveelheden
zijn verdeeld over de lidstaten, de zogenoemde quota. In een aantal gevallen is een
deel van de TAC niet aan individuele lidstaten toegekend en kunnen deze hoeveelheden
– veelal als bijvangst – worden opgevist door alle vissers uit de EU. Inspanningsbeperkingen
zien op de beperking van de omvang van de uitvarende vissersvloot en het aantal dagen
dat er gevist kan worden. De vangstmogelijkheden in de wateren van de Unie en voor
vaartuigen van de Unie in andere wateren worden tezamen met de daaraan gerelateerde
aanvullende voorschriften jaarlijks door de Raad van de Europese Unie vastgesteld.
De vaststelling van de vangstmogelijkheden voor bepaalde bestanden van diepzeevissen
vindt eens in de twee jaar plaats. De vangstmogelijkheden voor de jaren 2017 en 2018
voor vissersvaartuigen van de Unie voor bepaalde bestanden van diepzeevissen waren
opgenomen in deel 2 van de bijlage bij verordening 2016/2285. Op de Landbouw- en Visserijraad
van 19 en 20 november 2018 zijn de betreffende vangstmogelijkheden voor bepaalde bestanden
van diepzeevissen en de daaraan gerelateerde aanvullende voorschriften voor de jaren
2019 en 2020 vastgesteld.
Door middel van deze wijzigingsregeling is een aantal samenhangende aanpassingen in
de Uitvoeringsregeling doorgevoerd.
3. Regeldruk
Deze wijziging van de Uitvoeringsregeling leidt niet tot een wijziging van de regeldruk.
Er volgen geen nieuwe of gewijzigde informatieverplichtingen uit deze regeling. Ook
brengt deze wijzigingsregeling geen relevante nalevingskosten met zich.
4. Inwerkingtreding en kabinetsbeleid vaste verandermomenten
Deze regeling treedt in werking op 1 januari 2019. Hiermee wordt afgeweken van de
uitgangspunten van het kabinetsbeleid inzake vaste verandermomenten. Een van die uitgangspunten
is dat regelgeving minimaal twee maanden voorafgaande aan de inwerkingtreding daarvan
wordt gepubliceerd. De onderhavige wijzigingsregeling strekt ter uitvoering van twee
verordeningen vangstmogelijkheden voor 2019. De vaststelling van de verordening vangsmogelijkheden
vond echter pas plaats in de Landbouw- en Visserijraad van 17 en 18 december 2018.
Dit brengt mee dat de termijn tussen publicatie van deze regeling en de inwerkingtreding
daarvan korter is dan twee maanden en aldus niet voldaan kan worden aan het betreffende
beleid inzake vaste verandermomenten. Deze afwijking van het kabinetsbeleid is echter
gerechtvaardigd te achten, nu deze wijzigingsregeling strekt ter uitvoering van bindende
EU-regelgeving.
II. ARTIKELEN
Artikel I, onderdeel A
Met dit onderdeel zijn diverse begripsbepalingen in de Uitvoeringsregeling geactualiseerd.
Artikel I, onderdelen B, C, D, E, F, H en K
Deze onderdelen strekken ertoe om de verwijzingen naar de twee verordeningen vangstmogelijkheden
te actualiseren.
Artikel I, onderdeel G
Artikel 16 van de Uitvoeringsregeling verbood boomkorvisserij op de Noordzee indien
de maximale toegestane visserijinspanning overschreden was, en bevatte in dat verband
een verwijzing naar bijlage IIA van de tot 1 januari 2019 geldende verordening vangstmogelijkheden.
Bijlage IIA bevatte op grond van het Tong- en scholplan (Verordening (EG) nr. 676/2007)
een maximaal toegestane visserijinspanning voor de boomkorvisserij op de Noordzee
(ICES-deelgebied 4). Met de inwerkingtreding van het Meerjarenplan Noordzee (Verordening
(EU) 2018/973) is het Tong- en scholplan ingetrokken. De verplichting om een visserijinspanningsregime
voor de Noordzee in stand te houden, is daarmee ook ingetrokken. Dit betekent dat
de nieuwe verordening vangstmogelijkheden geen maximale toegestane visserijinspanning
voor de boomkorvisserij op de Noordzee meer bevat. Artikel 16 Uitvoeringsregeling
kan hierdoor per 1 januari 2019 vervallen.
Artikel I, onderdeel I
Om de in de toelichting op artikel I, onderdeel J, uiteengezette reden, is onderdeel
B van bijlage 9 vervallen. In het verlengde hiervan is de aanduiding ‘Onderdeel A’
in bijlage 9 geschrapt. Met het oog hierop zijn de verwijzingen in artikel 24 naar
‘bijlage 9, onderdeel A’ aangepast.
Artikel I, onderdeel J
Een deel van het Nederlandse quotum wordt op grond van artikel 12 van de Uitvoeringsregeling
gereserveerd voor vangsten van ondermaatse gecontingenteerde vissoorten en initieel
gequoteerde vissoorten die op grond van de aanlandplicht moeten worden aangeland.
Aanlandingen van ondermaatse schol, tong, kabeljauw en wijting worden evenals voorgaande
jaren niet in mindering gebracht op het vangstrecht van een visser, maar op het gereserveerde
deel van het quotum voor de desbetreffende vissoort. Voorheen werden de gereserveerde
hoeveelheden voor schol, tong, kabeljauw en wijting gepubliceerd in bijlage 9, onderdeel
B, van de Uitvoeringsregeling. Deze systematiek is verlaten, omdat de aanlandplicht
vanaf 2019 geldt voor alle soorten waarvoor vangstbeperkingen gelden. Op grond van
de aanlandplicht moeten ook ondermaatse exemplaren van deze soorten worden aangeland.
Daarom worden hoeveelheden gereserveerd voor de aanlanding van alle gecontingenteerde
en initieel gequoteerde vissoorten waarvoor een minimuminstandhoudingsreferentiegrootte,
bedoeld in artikel 4, eerste lid, onder 7, van de basisverordening is vastgesteld.
Vissers behoeven voor de vangsten van ondermaatse vis geen aanlandcontingent aan te
vragen. De marktwaarde van ondermaatse vis is namelijk uiterst gering doordat het
gebruik van ondermaatse vis op grond van artikel 15, elfde lid, van de basisverordening
is beperkt tot uitsluitend andere doeleinden dan rechtstreekse menselijke consumptie.
De verplichting om voor aanlandingen van ondermaatse vis een aanlandcontingent aan
te vragen waarvoor een bedrag dat overeenkomt met 80 tot en met 90% van de marktwaarde
moet worden betaald, zou tot onevenredig hoge administratieve lasten en uitvoeringslasten
leiden.
Artikel I, onderdeel L
In de gewijzigde bijlagen 8 en 9 wordt nationaal uitvoering gegeven aan de verordening
vangstmogelijkheden. Dit in verband met de omstandigheid dat de aan Nederland toegewezen
vangstmogelijkheden voor een aantal bestanden zijn verdeeld in individuele contingenten.
Wat betreft de wijziging in de opzet van bijlage 9 wordt verwezen naar de toelichting
op artikel I, onderdeel I. Bijlage 11 bevat de op grond van artikel 31, vierde lid,
van de GMO-verordening vast te stellen drempelprijzen.
Artikel II (inwerkingtreding)
Deze wijzigingsregeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2019. In paragraaf
4 van het algemeen deel van de toelichting is aangegeven hoe deze publicatie en datum
van inwerkingtreding zich verhouden tot het kabinetsbeleid betreffende de vaste verandermomenten.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
namens deze:
J.C. Goet
Secretaris-Generaal Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit