Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 20 december 2018, nr. WJZ/ 18324960, tot wijziging van de Uitvoeringsregeling zeevisserij in verband met de vaststelling van de vangstmogelijkheden voor 2019 en, wat betreft vangstmogelijkheden voor diepzeevissen, voor 2019 en 2020

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Gelet op de Verordening van de Raad van PM tot vaststelling, voor 2019, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de wateren van de Unie en, voor vissersvaartuigen van de Unie, in bepaalde wateren buiten de Unie van toepassing zijn, en de Verordening van de Raad van PM tot vaststelling, voor 2019 en 2020, van de vangstmogelijkheden voor vissersvaartuigen van de Unie voor bepaalde bestanden van diepzeevissen;

Gelet op de artikelen 17 en 19 van de Landbouwwet en de artikelen 3 en 4 van het Reglement zee- en kustvisserij 1977;

Besluit:

ARTIKEL I

De Uitvoeringsregeling zeevisserij wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt in de omschrijving van het begrip ‘Europees quotum’ de zinsnede ‘bijlage van verordening 2016/2285’ vervangen door ‘bijlage van de verordening vangstmogelijkheden diepzeevisbestanden’.

2. In het tweede lid vervalt het begrip ‘verordening 2016/2285’ en de bijbehorende omschrijving.

3. In het tweede lid komt de omschrijving van het begrip ‘verordening vangstmogelijkheden’ te luiden:

Verordening (EU) PM van de Raad van PM tot vaststelling, voor 2019, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de wateren van de Unie en, voor vissersvaartuigen van de Unie, in bepaalde wateren buiten de Unie van toepassing zijn.

4. In het tweede lid wordt na de omschrijving van het begrip ‘verordening vangstmogelijkheden’ het volgende begrip en de daarbij behorende begripsomschrijving ingevoegd:

‘verordening vangstmogelijkheden diepzeevisbestanden’:

Verordening (EU) PM van de Raad van PM tot vaststelling, voor 2019 en 2020, van de vangstmogelijkheden voor vissersvaartuigen van de Unie voor bepaalde bestanden van diepzeevissen.

B

In artikel 8, zesde lid, wordt ‘verordening 2016/2285’ vervangen door ‘verordening vangstmogelijkheden diepzeevisbestanden’.

C

Artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste en derde lid, onderdeel d, wordt ‘verordening 2016/2285’ vervangen door ‘verordening vangstmogelijkheden diepzeevisbestanden’.

2. In het derde lid, onderdeel c, wordt ‘verordening 2016/2285’ vervangen door ‘verordening vangstmogelijkheden diepzeevisbestanden’ en wordt ‘artikel 42’ vervangen door ‘artikel 43’.

D

Artikel 13, eerste en tweede lid, komt te luiden:

  • 1. Het is verboden in strijd te handelen met de artikelen 7, eerste lid, 9, eerste lid, 10, 12, 13, 19, 20, eerste lid, 21, derde lid, tweede zin, 24, eerste, tweede en derde lid, 25, 28, eerste, tweede en derde lid, 29, eerste en tweede lid, 31, 32, 33, 34, tweede lid, 35, eerste, tweede en derde lid, tweede zin, en vierde lid, 38, 39 en 40, tweede lid, 40a, derde lid, 41, 45, 47 en 48 van de verordening vangstmogelijkheden.

  • 2. Het is verboden visserijactiviteiten uit te oefenen in strijd met de artikelen 8, 17, 20, tweede lid, 21, tweede en derde lid, eerste zin, 23, eerste en tweede lid, 26, 27, 30, 34, eerste en derde lid, 35, derde lid, eerste zin, 36, 37, 40, eerste lid, en 42 van de verordening vangstmogelijkheden.

E

In artikel 14, eerste lid, wordt ‘artikel 6 van verordening 2016/2285’ vervangen door ‘de artikelen 6 en 7 van de verordening vangstmogelijkheden diepzeevisbestanden’.

F

In artikel 15, eerste lid, wordt ‘onderdeel p’ vervangen door ‘onderdeel r’.

G

Artikel 16 vervalt.

H

In artikel 20 wordt ‘bijlage IIB’ vervangen door ‘bijlage IIA’ en wordt ‘bijlage IIC’ vervangen door ‘bijlage IIB’.

I

In artikel 24, eerste lid, wordt in de aanhef en in de onderdelen a, c en d ‘bijlage 9, onderdeel A’ vervangen door ‘bijlage 9’.

J

Artikel 46b wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. In afwijking van artikel 46a, eerste en derde lid, worden aanlandingen van ondermaatse tong, schol, kabeljauw en wijting niet in mindering gebracht op een voor het desbetreffende vissersvaartuig van die ondernemer geldend contingent, een in artikel 24 bedoelde hoeveelheid van de desbetreffende vissoort of een groepscontingent van een groep of producentenorganisatie waarvan de ondernemer lid is.

2. Onder vernummering van het tweede en derde lid tot derde en vierde lid, wordt een lid ingevoegd, luidende:

  • 2. In afwijking van artikel 46a, tweede en derde lid, wordt voor aanlandingen van ondermaatse vis geen aanlandcontingent aangevraagd.

K

In artikel 79, eerste lid, wordt ‘verordening 2016/2285’ vervangen door ‘verordening vangstmogelijkheden diepzeevisbestanden’.

L

De bijlagen 8, 9 en 11 worden vervangen door de bij deze regeling gevoegde bijlagen A, B respectievelijk C.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2019.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 20 december 2018

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, namens deze: J.C. Goet Secretaris-Generaal Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

BIJLAGE A BEHORENDE BIJ ARTIKEL I, ONDERDEEL L VAN DE REGELING VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT VAN 20 DECEMBER 2018, NR. WJZ / 18324960, TOT WIJZIGING VAN UITVOERINGSREGELING ZEEVISSERIJ IN VERBAND MET DE VASTSTELLING VAN DE VANGSTMOGELIJKHEDEN VOOR 2019 EN, WAT BETREFT DE VANGSTMOGELIJKHEDEN VOOR DIEPZEEVISSEN, VOOR 2019 EN 2020

BIJLAGE 8, BEHORENDE BIJ DE ARTIKELEN 1, EERSTE LID, 21, EERSTE LID EN 29, EERSTE LID, VAN DE UITVOERINGSREGELING ZEEVISSERIJ

De vissoorten, bedoeld in artikel 21, eerste lid, de vangstgebieden, bedoeld in artikel 1, eerste lid, en de percentages, bedoeld in artikel 29, eerste lid, van de Uitvoeringsregeling zeevisserij voor het kalenderjaar 2019

Vissoort

Gebied

Percentage

Blauwe wijting

Wateren van de Unie en internationale wateren van de ICES-deelgebieden 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, ICES-sectoren 8a, 8b, 8d, 8e, en de ICES-deelgebieden 12 en 14

79,6553%

Grote Zilversmelt

Wateren van de Unie en internationale wateren van de ICES-deelgebieden 5, 6 en 7

99,9865%

Haring

Wateren van de Unie, wateren van de Faeröer, Noorse wateren en internationale wateren van de ICES-deelgebieden 1 en 2

135,4643%

Wateren van de Unie en Noorse wateren van ICES-deelgebied 4 ten noorden van 53° 30' NB

73,0858%

ICES-sectoren 4c en 7d

60,4670%

Wateren van de Unie en internationale wateren van de ICES-sectoren 5b, 6b en 6a-Noord

100,0000%

ICES-sectoren 6a-Zuid, 7b en 7c

100,0000%

ICES-sectoren 7g, 7h, 7j en 7k

45,5737%

Horsmakreel

Wateren van de Unie van de ICES-sectoren 2a en 4a;

ICES-deelgebied 6, ICES-sectoren 7a-c, 7e-k, 8a, 8b, 8d en 8e; wateren van de Unie en internationale wateren van ICES-sector 5b; internationale wateren van de ICES-deelgebieden 12 en 14

118,2719%

Wateren van de Unie van de ICES-sectoren 4b, 4c en 7d

99,9721%

Kabeljauw

ICES-deelgebied 4; wateren van de Unie van ICES-sector 2a; het gedeelte van ICES-sector 3a dat niet tot het Skagerrak en het Kattegat behoort

77,1207%

Makreel

ICES-deelgebieden 6 en 7, ICES-sectoren 8a, 8b, 8d en 8e; wateren van de Unie en internationale wateren van ICES-sector 5b; internationale wateren van ICES-sector 2a en de ICES-deelgebieden 12 en 14

79,9869%

Schol

ICES-deelgebied 4; wateren van de Unie van ICES-sector 2a; het gedeelte van ICES-sector 3a dat niet tot het Skagerrak en het Kattegat behoort

79,7795%

Tong

Wateren van de Unie van ICES-sector 2a en ICES-deelgebied 4

81,9377%

Wijting

ICES-deelgebied 4; wateren van de Unie van ICES-sector 2a

76,6355%

BIJLAGE B BEHORENDE BIJ ARTIKEL I, ONDERDEEL L VAN DE REGELING VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT VAN 20 DECEMBER 2018, NR. WJZ / 18324960, TOT WIJZIGING VAN UITVOERINGSREGELING ZEEVISSERIJ IN VERBAND MET DE VASTSTELLING VAN DE VANGSTMOGELIJKHEDEN VOOR 2019 EN, WAT BETREFT DE VANGSTMOGELIJKHEDEN VOOR DIEPZEEVISSEN, VOOR 2019 EN 2020

BIJLAGE 9, BEHORENDE BIJ ARTIKEL 24 VAN DE UITVOERINGSREGELING ZEEVISSERIJ

De vangsthoeveelheden, bedoeld in artikel 24 van de Uitvoeringsregeling zeevisserij, voor het kalenderjaar 2019

Artikel 24, eerste lid, onderdeel a

Kabeljauw:

ICES-deelgebied 4; wateren van de Unie van ICES-sector 2a; het gedeelte van ICES-sector 3a dat niet tot het Skagerrak en het Kattegat behoort

99 kg per maand

Wijting:

ICES-deelgebied 4; wateren van de Unie van ICES-sector 2a

32 kg per maand

Makreel:

ICES-sector 3a en ICES-deelgebied 4; wateren van de Unie van ICES-sectoren 2a, 3b, 3c en de ICES-deelsectoren 22 tot en met 32

129 kg per maand

Artikel 24, eerste lid, onderdeel c

Kabeljauw:

ICES-deelgebied 4; wateren van de Unie van ICES-sector 2a; het gedeelte van ICES-sector 3a dat niet tot het Skagerrak en het Kattegat behoort

259 kg per jaar

Wijting:

ICES-deelgebied 4; wateren van de Unie van ICES-sector 2a

45 kg per jaar

Makreel:

ICES-sector 3a en ICES-deelgebied 4; wateren van de Unie van ICES-sectoren 2a, 3b, 3c en de ICES-deelsectoren 22 tot en met 32

32 kg per jaar

Artikel 24, eerste lid, onderdeel d

Horsmakreel:

Wateren van de Unie van de ICES-sectoren 4b, 4c en 7d

270 kg per jaar

BIJLAGE C BEHORENDE BIJ ARTIKEL I, ONDERDEEL L VAN DE REGELING VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT VAN 20 DECEMBER 2018, NR. WJZ / 18324960, TOT WIJZIGING VAN UITVOERINGSREGELING ZEEVISSERIJ IN VERBAND MET DE VASTSTELLING VAN DE VANGSTMOGELIJKHEDEN VOOR 2019 EN, WAT BETREFT DE VANGSTMOGELIJKHEDEN VOOR DIEPZEEVISSEN, VOOR 2019 EN 2020

BIJLAGE 11, BEHORENDE BIJ ARTIKEL 140C VAN DE UITVOERINGSREGELING ZEEVISSERIJ

Drempelprijzen voor toepassing van het opslagmechanisme door in Nederland erkende producentenorganisaties gedurende het jaar 2019 voor partijen van de vermelde vissoorten die zijn gestript en de kwaliteitsaanduiding Extra, A hebben (in euro/ton).

Soort en FAO-/GN-code

Grootte

Benaming

Afmeting

Drempelprijs (EUR/t)

Schol

       

|

per 01-01-2019

1

Groot

41 cm en groter

1.750

 

t/m 30-04-2019

2

Schol I

35 tot 41 cm

1.300

 

[PLE/GN 3022200]

3

Schol II

31 tot 35 cm

1.270

   

4

Schol III

27 tot 31 cm

1.130

Schol

       

||

per 01-05-2019

1

Groot

41 cm en groter

2.040

 

t/m 30-11-2019

2

Schol I

35 tot 41 cm

1.490

 

[PLE/GN 3022200]

3

Schol II

31 tot 35 cm

1.360

   

4

Schol III

27 tot 31 cm

1.210

Schol

       

|||

per 01-12-2019

1

Groot

41 cm en groter

1.750

 

t/m 31-12-2019

2

Schol I

35 tot 41 cm

1.370

 

[PLE/GN 3022200]

3

Schol II

31 tot 35 cm

1.340

   

4

Schol III

27 tot 31 cm

1.210

Garnalen (vers, gekoeld), gestoomd

   

Breedte v.h. pantser

 

of in water gekookt

1

 

6,8 mm en meer

2.830

[CSH/GN 3062310]

2

 

6,5 mm en meer

2.830

TOELICHTING

1. Algemeen

De Uitvoeringsregeling zeevisserij (hierna: Uitvoeringsregeling) bevat de voorschriften die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de Europese verordeningen op het gebied van de instandhouding van de biologische rijkdommen van de zee in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid. Dit betreft onder meer de verordeningen vangstmogelijkheden, alsmede de verordeningen waarin specifieke beheersmaatregelen voor bepaalde visbestanden voor meerdere jaren zijn vastgelegd, de zogenoemde meerjarenplannen. In de verordeningen vangstmogelijkheden zijn onder meer de maximaal toegestane vangstmogelijkheden in de wateren van de Unie voor vissersvaartuigen van de Unie opgenomen, alsmede een aantal daaraan gerelateerde aanvullende voorschriften.

Door middel van deze wijzigingsregeling is een aantal aanpassingen in de Uitvoeringsregeling doorgevoerd die samenhangen met de twee in december 2018 vastgestelde verordeningen vangstmogelijkheden: (i) de verordening tot vaststelling, voor 2019, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de wateren van de Unie en, voor vissersvaartuigen van de Unie, in bepaalde wateren buiten de Unie van toepassing zijn (‘verordening vangstmogelijkheden’), en (ii) de verordening tot vaststelling, voor 2019 en 2020, van de vangstmogelijkheden voor vissersvaartuigen van de Unie voor bepaalde bestanden van diepzeevissen.

2. Verordeningen vangstmogelijkheden

De vangstmogelijkheden die zijn vastgelegd in de verordening vangstmogelijkheden, kunnen worden onderscheiden in vangstbeperkingen en inspanningsbeperkingen. Vangstbeperkingen zijn de maatregelen waarin is vastgelegd hoeveel vis er totaal uit bepaalde gebieden mag worden gevangen, de zogenoemde TAC (‘Total Allowable Catch’, of wel totale toegestane vangst), onder welke voorwaarden dat mag en hoe die hoeveelheden zijn verdeeld over de lidstaten, de zogenoemde quota. In een aantal gevallen is een deel van de TAC niet aan individuele lidstaten toegekend en kunnen deze hoeveelheden – veelal als bijvangst – worden opgevist door alle vissers uit de EU. Inspanningsbeperkingen zien op de beperking van de omvang van de uitvarende vissersvloot en het aantal dagen dat er gevist kan worden. De vangstmogelijkheden in de wateren van de Unie en voor vaartuigen van de Unie in andere wateren worden tezamen met de daaraan gerelateerde aanvullende voorschriften jaarlijks door de Raad van de Europese Unie vastgesteld.

De vaststelling van de vangstmogelijkheden voor bepaalde bestanden van diepzeevissen vindt eens in de twee jaar plaats. De vangstmogelijkheden voor de jaren 2017 en 2018 voor vissersvaartuigen van de Unie voor bepaalde bestanden van diepzeevissen waren opgenomen in deel 2 van de bijlage bij verordening 2016/2285. Op de Landbouw- en Visserijraad van 19 en 20 november 2018 zijn de betreffende vangstmogelijkheden voor bepaalde bestanden van diepzeevissen en de daaraan gerelateerde aanvullende voorschriften voor de jaren 2019 en 2020 vastgesteld.

Door middel van deze wijzigingsregeling is een aantal samenhangende aanpassingen in de Uitvoeringsregeling doorgevoerd.

3. Regeldruk

Deze wijziging van de Uitvoeringsregeling leidt niet tot een wijziging van de regeldruk. Er volgen geen nieuwe of gewijzigde informatieverplichtingen uit deze regeling. Ook brengt deze wijzigingsregeling geen relevante nalevingskosten met zich.

4. Inwerkingtreding en kabinetsbeleid vaste verandermomenten

Deze regeling treedt in werking op 1 januari 2019. Hiermee wordt afgeweken van de uitgangspunten van het kabinetsbeleid inzake vaste verandermomenten. Een van die uitgangspunten is dat regelgeving minimaal twee maanden voorafgaande aan de inwerkingtreding daarvan wordt gepubliceerd. De onderhavige wijzigingsregeling strekt ter uitvoering van twee verordeningen vangstmogelijkheden voor 2019. De vaststelling van de verordening vangsmogelijkheden vond echter pas plaats in de Landbouw- en Visserijraad van 17 en 18 december 2018. Dit brengt mee dat de termijn tussen publicatie van deze regeling en de inwerkingtreding daarvan korter is dan twee maanden en aldus niet voldaan kan worden aan het betreffende beleid inzake vaste verandermomenten. Deze afwijking van het kabinetsbeleid is echter gerechtvaardigd te achten, nu deze wijzigingsregeling strekt ter uitvoering van bindende EU-regelgeving.

II. ARTIKELEN

Artikel I, onderdeel A

Met dit onderdeel zijn diverse begripsbepalingen in de Uitvoeringsregeling geactualiseerd.

Artikel I, onderdelen B, C, D, E, F, H en K

Deze onderdelen strekken ertoe om de verwijzingen naar de twee verordeningen vangstmogelijkheden te actualiseren.

Artikel I, onderdeel G

Artikel 16 van de Uitvoeringsregeling verbood boomkorvisserij op de Noordzee indien de maximale toegestane visserijinspanning overschreden was, en bevatte in dat verband een verwijzing naar bijlage IIA van de tot 1 januari 2019 geldende verordening vangstmogelijkheden. Bijlage IIA bevatte op grond van het Tong- en scholplan (Verordening (EG) nr. 676/2007) een maximaal toegestane visserijinspanning voor de boomkorvisserij op de Noordzee (ICES-deelgebied 4). Met de inwerkingtreding van het Meerjarenplan Noordzee (Verordening (EU) 2018/973) is het Tong- en scholplan ingetrokken. De verplichting om een visserijinspanningsregime voor de Noordzee in stand te houden, is daarmee ook ingetrokken. Dit betekent dat de nieuwe verordening vangstmogelijkheden geen maximale toegestane visserijinspanning voor de boomkorvisserij op de Noordzee meer bevat. Artikel 16 Uitvoeringsregeling kan hierdoor per 1 januari 2019 vervallen.

Artikel I, onderdeel I

Om de in de toelichting op artikel I, onderdeel J, uiteengezette reden, is onderdeel B van bijlage 9 vervallen. In het verlengde hiervan is de aanduiding ‘Onderdeel A’ in bijlage 9 geschrapt. Met het oog hierop zijn de verwijzingen in artikel 24 naar ‘bijlage 9, onderdeel A’ aangepast.

Artikel I, onderdeel J

Een deel van het Nederlandse quotum wordt op grond van artikel 12 van de Uitvoeringsregeling gereserveerd voor vangsten van ondermaatse gecontingenteerde vissoorten en initieel gequoteerde vissoorten die op grond van de aanlandplicht moeten worden aangeland. Aanlandingen van ondermaatse schol, tong, kabeljauw en wijting worden evenals voorgaande jaren niet in mindering gebracht op het vangstrecht van een visser, maar op het gereserveerde deel van het quotum voor de desbetreffende vissoort. Voorheen werden de gereserveerde hoeveelheden voor schol, tong, kabeljauw en wijting gepubliceerd in bijlage 9, onderdeel B, van de Uitvoeringsregeling. Deze systematiek is verlaten, omdat de aanlandplicht vanaf 2019 geldt voor alle soorten waarvoor vangstbeperkingen gelden. Op grond van de aanlandplicht moeten ook ondermaatse exemplaren van deze soorten worden aangeland. Daarom worden hoeveelheden gereserveerd voor de aanlanding van alle gecontingenteerde en initieel gequoteerde vissoorten waarvoor een minimuminstandhoudingsreferentiegrootte, bedoeld in artikel 4, eerste lid, onder 7, van de basisverordening is vastgesteld. Vissers behoeven voor de vangsten van ondermaatse vis geen aanlandcontingent aan te vragen. De marktwaarde van ondermaatse vis is namelijk uiterst gering doordat het gebruik van ondermaatse vis op grond van artikel 15, elfde lid, van de basisverordening is beperkt tot uitsluitend andere doeleinden dan rechtstreekse menselijke consumptie. De verplichting om voor aanlandingen van ondermaatse vis een aanlandcontingent aan te vragen waarvoor een bedrag dat overeenkomt met 80 tot en met 90% van de marktwaarde moet worden betaald, zou tot onevenredig hoge administratieve lasten en uitvoeringslasten leiden.

Artikel I, onderdeel L

In de gewijzigde bijlagen 8 en 9 wordt nationaal uitvoering gegeven aan de verordening vangstmogelijkheden. Dit in verband met de omstandigheid dat de aan Nederland toegewezen vangstmogelijkheden voor een aantal bestanden zijn verdeeld in individuele contingenten. Wat betreft de wijziging in de opzet van bijlage 9 wordt verwezen naar de toelichting op artikel I, onderdeel I. Bijlage 11 bevat de op grond van artikel 31, vierde lid, van de GMO-verordening vast te stellen drempelprijzen.

Artikel II (inwerkingtreding)

Deze wijzigingsregeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2019. In paragraaf 4 van het algemeen deel van de toelichting is aangegeven hoe deze publicatie en datum van inwerkingtreding zich verhouden tot het kabinetsbeleid betreffende de vaste verandermomenten.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, namens deze: J.C. Goet Secretaris-Generaal Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

Naar boven