De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
Gelet op artikel 6a, tweede lid, van de Wet schadeloosstelling leden Tweede Kamer,
en de artikelen 2.1.7, tweede lid, 2.2.10, elfde lid, 2.4.3, tweede lid, 3.1.7, tweede
lid, 3.2.10, elfde lid, 3.4.3, tweede lid, 4.1.7, tweede lid, 4.2.10, elfde lid, en
4.4.3, tweede lid, van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers;
Besluit:
ARTIKEL I
De Regeling van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 6 februari
2019, nr. 2019-0000062565 tot wijziging van enige wetten en besluiten in verband met
de arbeidsvoorwaardenovereenkomst voor het personeel in de sector Rijk 2018-2020 en
tot wijziging van de Regeling rechtspositie decentrale politieke ambtsdragers (Stcrt. 2019, 7580) wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel III vervalt in tabel 2 de zevende rij.
B
In artikel IV vervalt in tabel 3 de zevende rij.
ARTIKEL II
Artikel 6a, eerste lid, van de Wet schadeloosstelling leden Tweede Kamer wordt als
volgt gewijzigd:
A
Artikel 6a, eerste lid, komt te luiden:
-
1. Het kamerlid dat ingevolge artikel X 12 van de Kieswet is benoemd in de plaats die
is opengevallen als gevolg van het tijdelijk ontslag van een lid wegens zwangerschap
en bevalling of ziekte, ontvangt een bedrag van € 640,89 per maand waarmee voorzieningen
kunnen worden getroffen ter zake van arbeidsongeschiktheid, ouderdom en overlijden.
B
Artikel 6a, eerste lid, komt te luiden:
-
1. Het kamerlid dat ingevolge artikel X 12 van de Kieswet is benoemd in de plaats die
is opengevallen als gevolg van het tijdelijk ontslag van een lid wegens zwangerschap
en bevalling of ziekte, ontvangt een bedrag van € 660,12 per maand waarmee voorzieningen
kunnen worden getroffen ter zake van arbeidsongeschiktheid, ouderdom en overlijden.
C
Artikel 6a, eerste lid, komt te luiden:
-
1. Het kamerlid dat ingevolge artikel X 12 van de Kieswet is benoemd in de plaats die
is opengevallen als gevolg van het tijdelijk ontslag van een lid wegens zwangerschap
en bevalling of ziekte, ontvangt een bedrag van € 669,36 per maand waarmee voorzieningen
kunnen worden getroffen ter zake van arbeidsongeschiktheid, ouderdom en overlijden.
D
Artikel 6a, eerste lid, komt te luiden:
-
1. Het kamerlid dat ingevolge artikel X 12 van de Kieswet is benoemd in de plaats die
is opengevallen als gevolg van het tijdelijk ontslag van een lid wegens zwangerschap
en bevalling of ziekte, ontvangt een bedrag van € 689,44 per maand waarmee voorzieningen
kunnen worden getroffen ter zake van arbeidsongeschiktheid, ouderdom en overlijden.
E
Artikel 6a, eerste lid, komt te luiden:
-
1. Het kamerlid dat ingevolge artikel X 12 van de Kieswet is benoemd in de plaats die
is opengevallen als gevolg van het tijdelijk ontslag van een lid wegens zwangerschap
en bevalling of ziekte, ontvangt een bedrag van € 703,23 per maand waarmee voorzieningen
kunnen worden getroffen ter zake van arbeidsongeschiktheid, ouderdom en overlijden.
F
Artikel 6a, eerste lid, komt te luiden:
-
1. Het kamerlid dat ingevolge artikel X 12 van de Kieswet is benoemd in de plaats die
is opengevallen als gevolg van het tijdelijk ontslag van een lid wegens zwangerschap
en bevalling of ziekte, ontvangt een bedrag van € 717,29 per maand waarmee voorzieningen
kunnen worden getroffen ter zake van arbeidsongeschiktheid, ouderdom en overlijden.
ARTIKEL III
De Rechtspositieregeling decentrale politieke ambtsdragers wordt als volgt gewijzigd:
A
In de artikelen 3.1, vijfde lid, en 3.6, vijfde lid, vervalt steeds ‘tijdelijke’ en
wordt na ‘kan’ steeds ingevoegd ‘incidenteel’.
B
In artikel 3.1.6, eerste lid, wordt ‘€ 173,17’ vervangen door ‘€ 173,40’.
C
In de artikelen 2.1, vijfde lid, 2.6, vijfde lid, 4.1, vijfde lid, en 4.6, vijfde
lid, vervalt steeds ‘tijdelijke’ en wordt na ‘kan’ steeds ingevoegd ‘incidenteel’.
D
In het kopje van artikel 4.2 vervalt ‘en leden van het dagelijks bestuur’.
E
In artikel 5.4 wordt ‘Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers’ vervangen
door ‘Regeling rechtspositie decentrale politieke ambtsdragers’.
ARTIKEL IV
-
1. Artikel I treedt in werking met ingang van de dag na uitgifte van de Staatscourant
waarin zij wordt geplaatst.
-
2. Artikel II, onderdeel A, treedt in werking met ingang van de dag na uitgifte van
de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 september
2015.
-
3. Artikel II, onderdeel B, treedt in werking met ingang van de dag na uitgifte van
de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2016.
-
4. Artikel II, onderdeel C, treedt in werking met ingang van de dag na uitgifte van
de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2017.
-
5. Artikel II, onderdeel D, treedt in werking met ingang van de dag na uitgifte van
de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 juli 2018.
-
6. Artikel II, onderdeel E, treedt in werking met ingang van 1 juli 2019.
-
7. Artikel II, onderdeel F, treedt in werking met ingang van 1 januari 2020.
-
8. Artikel III, onderdelen A, B en E, treedt in werking met ingang van de dag na uitgifte
van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari
2019.
-
9. Artikel III, onderdelen C en D, treedt in werking met ingang van de dag na uitgifte
van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 28 maart
2019.
TOELICHTING
Artikelen I, II en IV, eerste tot en met zevende lid
In de periode 11 oktober 2006 tot en met 6 februari 2019 was in artikel 6a, eerste
lid, van de Wet schadeloosstelling leden Tweede Kamer bepaald dat een kamerlid dat
is benoemd in de plaats die is opengevallen als gevolg van het tijdelijk ontslag van
een kamerlid wegens zwangerschap, bevalling of ziekte aanspraak had op € 590 per maand
om voorzieningen te kunnen treffen ter zake van arbeidsongeschiktheid, ouderdom en
overlijden. Op grond van artikel 6a, tweede lid, dient dit bedrag bij ministeriële
regeling te worden aangepast overeenkomstig de algemene salarisverhogingen bij de
sector Rijk. Die aanpassing had echter abusievelijk nooit plaatsgevonden. Bij regeling
van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 6 februari 2019,
nr. 2019-0000062565 tot wijziging van enige wetten en besluiten in verband met de
arbeidsvoorwaardenovereenkomst voor het personeel in de sector Rijk 2018–2020 en tot
wijziging van de Regeling rechtspositie decentrale politieke ambtsdragers (Stcrt. 2019, 7580), heeft deze aanpassing alsnog met terugwerkende kracht plaatsgevonden. In artikel
I (in samenhang met artikel IV) van genoemde regeling van 6 februari 2019 is het bedrag
aangepast aan de hand van de ontwikkelingen van de salarissen bij de sector Rijk in
de periode van 11 oktober 2006 tot 1 juli 2018. In de artikelen II en III (in samenhang
met artikel IV) van die regeling is het bedrag verder aangepast naar aanleiding van
de Arbeidsvoorwaardenovereenkomst sector Rijk 2018–2020. Naderhand is gebleken dat
door een rekenfout het in deze regeling opgenomen bedrag per 1 september 2015 iets
te hoog is vastgesteld. Deze fout werkt door in de latere wijzigingen. In de onderhavige
regeling is dit hersteld.
Hiertoe zijn in artikel II, in samenhang met artikel IV, tweede tot en met zevende
lid, van de onderhavige regeling de bedragen in artikel 6a, eerste lid, van de Wet
schadeloosstelling leden Tweede Kamer per 1 september 2015, onderscheidenlijk 1 januari
2016, 1 januari 2017, 1 juli 2018, 1 juli 2019 en 1 januari 2020 correct vastgesteld.
De wijzigingsopdrachten in de tabellen van artikelen III en IV van de genoemde regeling
van 6 februari 2019 waren nog niet in werking getreden en zijn daarom geschrapt. Hiertoe
strekt artikel I van de onderhavige regeling.
De verhogingen van de het bedrag in artikel 6a van de Wet schadeloosstelling leden
Tweede Kamer met terugwerkende kracht leiden ertoe dat er aan betrokkenen (beperkte)
nabetalingen zullen plaatsvinden. Strikt genomen is de vaststelling van de bedragen
in de onderhavige regeling in het nadeel van betrokkenen, omdat die iets lager na
te betalen bedragen tot gevolg heeft. Toch is dat geen reden om af te zien van het
verlenen van terugwerkende kracht. De delegatiegrondslag op grond waarvan de minister
het bedrag in de formele wet bij ministeriële regeling moet aanpassen (artikel 6a,
tweede lid) heeft namelijk een gebonden karakter: de minister kan geen andere wijzingen
doorvoeren dan die overeenkomstig de salarisontwikkeling van het personeel van de
sector Rijk. Bovendien moeten de nabetalingen nog plaatsvinden en zullen er geen gelden
hoeven worden teruggevorderd.
Artikel III, onderdeel A
Per 1 januari 2019 was in artikel 3.1.6, eerste lid, van het Rechtspositiebesluit
decentrale politieke ambtsdragers het bedrag voor de onkostenvergoeding voor raadsleden
abusievelijk vastgesteld op € 173,17 in plaats van € 173,40. Dit is gecorrigeerd.
Artikelen III, onderdelen B en C, en IV, achtste en negende lid
In de Rechtspositieregeling decentrale politieke ambtsdragers waren bepalingen opgenomen
op grond waarvan een taxi of een ander geschikt vervoermiddel aan een politieke ambtsdrager
ter beschikking kan worden gesteld of vergoed, indien deze een tijdelijke functionele
beperking heeft. Beoogd was evenwel deze mogelijkheid ook incidenteel te bieden aan
een ambtsdrager die een structurele functionele beperking heeft.1 In artikel III, onderdelen B en C, van de onderhavige regeling zijn de desbetreffende
bepalingen (het vijfde lid van de artikelen 2.1, 2.6, 3.1, 3.6, 4.1 en 4.6) in die
zin aangepast.
De artikelen 3.1 en 3.6 van de Rechtspositieregeling decentrale politieke ambtsdragers
zijn met ingang van 1 januari 2019 in werking getreden; aan de wijziging van deze
artikelen is daarom tot en met die datum terugwerkende kracht verleend. Gelet op het
begunstigende karakter van de wijziging is dit niet bezwaarlijk. De wijziging van
de artikelen 2.1, 2.6, 4.1 en 4.6 van de Rechtspositieregeling decentrale politieke
ambtsdragers treedt op 28 maart 2019 in werking: dat is de datum van inwerkingtreding
van de hoofdstukken 2 en 4 van de Rechtspositieregeling decentrale politieke ambtsdragers.
Artikel III, onderdelen D en E
Van de gelegenheid is gebruik gemaakt om een fout in het kopje van artikel 4.2 van
de Rechtspositieregeling decentrale politieke ambtsdragers te herstellen en de citeertitel
van die regeling te wijzigen in Regeling rechtspositie decentrale politieke ambtsdragers.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
K.H. Ollongren