Bekendmaking van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 21 maart 2019, 2019-0000032616, houdende publicatie van het Certificatieschema voor de Persoonscertificaten Deskundig Asbest Verwijderaar niveau 1 en niveau 2 (DAV-1 en DAV-2) en Deskundig Toezichthouder Asbestverwijdering (DTA) dat op 15 maart 2019 is vastgesteld door de Stichting Ascert als bedoeld in artikel 1.5a, onderdeel c, van het Arbeidsomstandighedenbesluit

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

maakt bekend dat het Certificatieschema voor de Persoonscertificaten Deskundig Asbest Verwijderaar niveau 1 en niveau 2 (DAV-1 en DAV-2) en Deskundig Toezichthouder Asbestverwijdering (DTA), bedoeld in de artikelen 4.27, onderdeel c en d, en 4.28, onderdeel b, van de Arbeidsomstandighedenregeling, door de Stichting Ascert op 15 maart 2019 is vastgesteld. Het Certificatieschema voor de Persoonscertificaten Deskundig Asbest Verwijderaar niveau 1 en niveau 2 (DAV-1 en DAV-2) en Deskundig Toezichthouder Asbestverwijdering (DTA) met de daarbij behorende toelichting is als bijlage opgenomen bij deze bekendmaking.

Deze bekendmaking zal met het certificatieschema en de daarbij behorende toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 21 maart 2019

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, T. van Ark

BIJLAGE, BEHORENDE BIJ DE BEKENDMAKING VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID VAN 21 MAART 2019, NR. 2019-0000032616, HOUDENDE PUBLICATIE VAN HET CERTIFICATIESCHEMA VOOR PERSOONSCERTIFICATEN DESKUNDIG ASBEST VERWIJDERAAR NIVEAU 1 EN NIVEAU 2 (DAV-1 EN DAV-2) EN DESKUNDIG TOEZICHTHOUDER ASBESTVERWIJDERING (DTA) DAT IS VASTGESTELD DOOR DE STICHTING ASCERT ALS BEDOELD IN ARTIKEL 1.5A, ONDERDEEL C, VAN HET ARBEIDSOMSTANDIGHEDENBESLUIT

Certificatieschema voor de Persoonscertificaten Deskundig Asbest Verwijderaar niveau 1 en niveau 2 (DAV-1 en DAV-2) en Deskundig Toezichthouder Asbestverwijdering (DTA)

Vastgesteld door de Stichting Ascert op 15 maart 2019.

Doel:

  • Het doel van het certificatieschema ten aanzien van de DAV-1 is het toetsen of de DAV-1 voldoende kennis heeft over de gevaren bij het werken met asbest en voldoende beheersing heeft in de uitvoering van werkzaamheden om, onder toezicht van een DAV-2 of DTA, veilig te werken en blootstelling van asbestvezels aan zichzelf en de omgeving te voorkomen.

  • Het doel van het certificatieschema ten aanzien van de DAV-2 is het toetsen of de DAV-2 voldoende kennis heeft over de gevaren bij het werken met asbest en voldoende beheersing heeft in het veilig en zelfstandig uitvoeren van asbestverwijderingswerkzaamheden om blootstelling van asbestvezels aan zichzelf en de omgeving te voorkomen.

  • Het doel van het certificatieschema ten aanzien van de DTA is het toetsen of de DTA voldoende kennis heeft van alle wettelijke eisen die van toepassing zijn bij de verwijdering van asbest, toezicht houdt op de uitvoering en de juiste maatregelen neemt om te waarborgen dat in de praktijk aan deze eisen wordt voldaan en dit aantoonbaar maakt door registraties.

Paragraaf 1. Definities en eisen

Artikel 1. Definities en afkortingen

In dit certificatieschema wordt verstaan onder:

Aanvrager:

een persoon die bij een certificerende instelling een aanvraag doet voor het afgeven van een certificaat van vakbekwaamheid;

Beheerstichting:

Stichting Ascert, gevestigd te Wageningen, zijnde de schemabeheerder, bedoeld in artikel 1.5b, eerste lid, onderdeel m, van het Arbeidsomstandighedenbesluit;

Certificaat of persoonscertificaat:

een certificaat als bedoeld in artikel 20, eerste lid, van de wet;

Certificaatregister:

het register dat door de beheerstichting wordt beheerd op basis van de gegevens die de certificerende instellingen vastleggen op grond van artikel 1.5b, eerste lid, onderdeel l, van het Arbeidsomstandighedenbesluit;

Certificerende instelling procescertificatie:

een certificerende instelling als bedoeld in artikel 4.28, onderdeel a, van de Arbeidsomstandighedenregeling;

DAV:

deskundig asbestverwijderaar;

DAV-1:

persoon die in het bezit is van een persoonscertificaat deskundig asbestverwijderaar niveau 1;

DAV-2:

persoon die in het bezit is van een persoonscertificaat deskundig asbestverwijderaar niveau 2;

DTA:

persoon die in het bezit is van een persoonscertificaat deskundig toezichthouder asbestverwijdering;

Eindtermen:

een omschrijving van het geheel aan kennis, ervaring, attitude en praktische vaardigheden van een specifiek vakbekwaamheidsgebied ten behoeve van het toetsen van een aanvrager;

Entreecriteria:

criteria, zoals opleiding en werkervaring, waaraan de aanvrager voldoet om toegelaten te worden tot de certificatieprocedure;

Examenreglement:

het door de beheerstichting opgestelde examenreglement (Sca-511) zoals dat luidde op 28 maart 2018;

Fatale fout:

een handeling tijdens het praktijkexamen die kan leiden tot blootstelling aan asbest en daardoor gevaar kan opleveren voor de kandidaat of de omgeving;

Itembank:

een door de beheerstichting beheerd totaalbestand van vragen en opdrachten ten behoeve van het examen;

NEN-EN-ISO/IEC 17024:

algemene eisen voor instellingen die certificatie van personen uitvoeren, uitgegeven door het Nederlands Normalisatie-instituut, zoals deze luidden in 2012;

Risicoklasse 1:

wanneer sprake is van de concentraties asbestvezels als omschreven in de artikelen 4.44 en 4.46 van het Arbeidsomstandighedenbesluit;

Risicoklasse 2:

wanneer sprake is van de concentraties asbestvezels als omschreven in de artikelen 4.46 en 4.48 van het Arbeidsomstandighedenbesluit;

Risicoklasse 2A:

wanneer sprake is van de concentraties asbestvezels als omschreven in de artikelen 4.46 en 4.53a van het Arbeidsomstandighedenbesluit;

Toetsterm:

een omschrijving van een eindterm of een element van een eindterm in de vorm van een kennisaspect, een vaardigheid of de attitude zodanig dat deze toetsbaar is;

Uiteindelijk belanghebbende:

een natuurlijke persoon of rechtspersoon die:

  • a. een belang houdt in het kapitaal;

  • b. stemrecht kan uitoefenen in de algemene vergadering;

  • c. feitelijk zeggenschap kan uitoefenen;

  • d. begunstigde is van een deel of het gehele vermogen; of

  • e. een bijzondere zeggenschap heeft over het vermogen.

Paragraaf 2. Algemene eisen aan de certificerende instellingen

Artikel 2. Voldoen aan eisen

De certificerende instelling voldoet aan de eisen uit artikel 1.5b en 1.5c van het Arbeidsomstandighedenbesluit, aan de eisen uit NEN-EN-ISO/IEC 17024 en aan de eisen die ter nadere invulling daarvan worden gesteld in dit certificatieschema.

Artikel 3. Gedragscode, procedures t.b.v. het certificatieproces en uitbesteding
  • 1. De certificerende instelling heeft een integriteitsbeleid uitgewerkt in een gedragscode, haar bestuurders en werknemers handelen overeenkomstig dat integriteitsbeleid en tekenen een integriteitsverklaring.

  • 2. De certificerende instelling heeft de volgende procedures op schrift gesteld:

    • a. een zienswijzeprocedure overeenkomstig afdeling 4.1.2 van de Algemene wet bestuursrecht;

    • b. een bezwaarschriftprocedure overeenkomstig de hoofdstukken 6 en 7 van de Algemene wet bestuursrecht, en

    • c. een klachtenprocedure overeenkomstig titel 9.1 van de Algemene wet bestuursrecht.

  • 3. Het examineren en beoordelen van examenresultaten, bedoeld in artikel 9, eerste lid, onderdeel a en b, kan worden uitbesteed aan een derde partij, mits:

    • a. de certificerende instelling een overeenkomst met deze derde partij heeft gesloten;

    • b. de derde partij de werkzaamheden niet uitbesteedt;

    • c. de certificerende instelling beschikt over een door het bestuur van de derde partij waaraan de certificerende instelling taken uitbesteedt opgestelde en getekende actuele beschrijving van haar:

      • 1°. juridische structuur;

      • 2°. bestuurlijke verhoudingen;

      • 3°. eigendomsverhoudingen;

      • 4°. personele invulling van het management; en

      • 5°. doel en aard van de dienstverlening van deze derde partij; en

    • d. de certificerende instelling van de overeenkomst, bedoeld in onderdeel a, en van de beschrijving, bedoeld in onderdeel c, een afschrift heeft verstrekt aan de beheerstichting.

  • 4. De beslissing tot verlenen, weigeren, schorsen en intrekken van persoonscertificaten alsmede de afgifte van een certificaat wordt niet uitbesteed.

Artikel 4. Onpartijdigheid en onafhankelijkheid certificerende instelling
  • 1. Een uiteindelijk belanghebbende of bestuurder bij een certificerende instelling en een uiteindelijk belanghebbende of bestuurder bij een derde partij waaraan de certificerende instellingen taken uitbesteedt is niet tegelijkertijd uiteindelijk belanghebbende of bestuurder bij:

    • a. een asbestverwijderingsbedrijf; of

    • b. een opleidingsinstelling die opleidt voor het certificaat DAV-1, DAV-2 of DTA.

  • 2. Een certificerende instelling beschrijft haar:

    • 1°. juridische structuur;

    • 2°. bestuurlijke verhoudingen;

    • 3°. eigendomsverhoudingen;

    • 4°. personele invulling van het management; en

    • 5°. doel en aard van de onderneming en van haar dienstverlening.

  • 3. De beschrijving wordt door alle bestuurders ondertekend.

Artikel 5. Overeenkomst certificerende instelling en beheerstichting
  • 1. Een certificerende instelling sluit een overeenkomst met de beheerstichting waarin wordt bepaald dat:

    • a. de certificerende instelling zich aansluit bij het door de beheerstichting ingestelde Centraal College van Deskundigen;

    • b. de certificerende instelling deelneemt aan het door het Centraal College van Deskundigen georganiseerde harmonisatieoverleg; en

    • c. de certificerende instelling de tijdens het harmonisatieoverleg vastgestelde afspraken over de geharmoniseerde uitvoering van de certificatie-eisen uitvoert.

  • 2. Indien er meerdere certificerende instellingen zijn, kunnen deze instellingen overeenkomen dat zij gezamenlijk een vertegenwoordiger aanwijzen die de betreffende certificerende instellingen vertegenwoordigt bij het Centraal College van Deskundigen.

  • 3. De in het eerste lid bedoelde overeenkomst bepaalt tevens dat:

    • a. de certificerende instelling de beheerstichting binnen de in de overeenkomst gestelde termijn informeert over personen aan wie een certificaat is verleend of waarvan het certificaat is geschorst of ingetrokken;

    • b. de beheerstichting ten behoeve van het examen dat door de aanvrager van een certificaat wordt afgelegd, een itembank beheert waarin door de beheerstichting gegenereerde examenpakketten zijn opgenomen;

    • c. de beheerstichting en de certificerende instelling geen informatie aan derden verstrekken over de inhoud van de itembank;

    • d. in afwijking van onderdeel c, de beheerstichting de Stichting Raad voor Accreditatie toegang verleent tot de itembank indien dat voor de beoordeling en tussentijdse controles van de certificerende instelling naar het oordeel van de Stichting Raad voor Accreditatie nodig is; en

    • e. de beheerstichting er zorg voor draagt dat tekortkomingen in de itembank die tijdens de in onderdeel d genoemde beoordelingen en controles kunnen blijken, zo spoedig mogelijk worden opgelost.

  • 4. De in het eerste lid bedoelde overeenkomst kan eisen bevatten inzake de procedures, bedoeld in artikel 3, tweede lid, en artikel 9, tweede lid.

  • 5. De in het eerste lid bedoelde overeenkomst bepaalt tevens dat de certificerende instelling de beheerstichting informeert zodra zij voornemens is een of meer van haar taken te beëindigen.

  • 6. Indien er verschil van inzicht bestaat tussen een certificerende instelling en een certificaathouder over de interpretatie van dit certificatieschema, legt de certificerende instelling dit voor aan het Centraal College van Deskundigen.

Artikel 6. Eisen aan het certificatiepersoneel
  • 1. De certificerende instelling beschikt voor de verificatie van de competenties inzake kennis, kunde en houding van het certificatiepersoneel over een specifieke verificatiemethode.

  • 2. Een certificerende instelling beschikt over de volgende deskundigen:

    • a. een toezichthouder theorie-examen die zorg draagt voor de naleving en uitvoering van het examenreglement en de daarin opgenomen uitvoeringsvoorschriften voor het afnemen van het theorie-examen;

    • b. een examinator praktijkexamen DAV respectievelijk DTA die beoordeelt of kennis, vaardigheden en attitude van de kandidaat voldoen aan de gestelde eisen voor het praktijkexamen en die toeziet op de naleving en uitvoering van het examenreglement, de uitvoeringsvoorschriften en de exameneisen bij de afname van het praktijkexamen;

    • c. een corrector die de puntentoekenning van de praktijkopdrachten conform de door de examencommissie goedgekeurde protocollen beoordeelt;

    • d. een beoordelaar van theorie-examen en praktijkexamen die binnen de door de certificerende instelling gestelde termijn de resultaten van theorie- en praktijkexamens beoordeelt op basis van de waarderingsmethodiek zoals vastgelegd in dit certificatieschema; en

    • e. een certificaatbeslisser die de bevoegdheid heeft om certificatiebeslissingen te nemen.

  • 3. De in het tweede lid bedoelde deskundigen voldoen aan de volgende algemene eisen:

    • a. zij zijn in staat zich in woord en geschrift doeltreffend in de Nederlandse taal uit te drukken;

    • b. zij kunnen onafhankelijk en zelfstandig handelen;

    • c. zij beschikken over voldoende communicatieve en contactuele vaardigheden voor de uitoefening van hun taken; en

    • d. zij hebben een integriteitsverklaring als bedoeld in artikel 3, eerste lid, getekend in verband met geheimhouding, onafhankelijkheid van kandidaat en opleider en beslotenheid van de examens.

  • 4. Ten aanzien van een toezichthouder theorie-examen geldt tevens dat hij:

    • a. objectief en zonder vooroordelen kan examineren;

    • b. in staat is om tijdens een examen regelend en besluitvaardig op te treden; en

    • c. op basis van een overeenkomst met de certificerende instelling werkzaam is.

  • 5. Ten aanzien van een examinator praktijkexamen DAV en DTA geldt tevens dat hij naast de in het derde lid genoemde eisen:

    • a. voldoet aan alle eisen gesteld aan de toezichthouder theorie-examen;

    • b. in staat is te oordelen op basis van feiten en de beoordelingscriteria;

    • c. in staat is te verantwoorden hoe hij tot zijn oordeel is gekomen en hij dat schriftelijk kan vastleggen;

    • d. gedegen kennis heeft van het Certificatieschema voor de Procescertificaten Asbestinventarisatie en Asbestverwijderingen en het onderhavige certificatieschema DAV-1, DAV-2 en DTA;

    • e. aantoonbaar minimaal twee jaar relevante werkervaring heeft in het vakgebied; en

    • f. beschikt over een geldig DTA certificaat of een certificaat Asbestdeskundige (ADK) van de beheerstichting.

  • 6. Ten aanzien van een corrector geldt tevens dat hij naast de in het derde lid genoemde eisen:

    • a. in staat is te oordelen op basis van feiten en de beoordelingscriteria;

    • b. in staat is te verantwoorden hoe hij tot zijn oordeel is gekomen en hij dat schriftelijk kan vastleggen;

    • c. gedegen kennis heeft van het Certificatieschema voor de Procescertificaten Asbestinventarisatie en Asbestverwijdering en het onderhavige certificatieschema DAV-1, DAV-2 en DTA;

    • d. aantoonbaar minimaal twee jaar relevante werkervaring heeft in het vakgebied; en

    • e. beschikt over een geldig DTA certificaat of een certificaat Asbestdeskundige (ADK).

  • 7. Ten aanzien van de beoordelaar van theorie-examen en praktijkexamen geldt tevens dat hij naast de in het derde lid genoemde eisen:

    • a. actuele vakinhoudelijke kennis heeft van en inzicht in de werkzaamheden van de DAV en DTA;

    • b. gedegen kennis heeft van het onderhavige certificatieschema DAV-1, DAV-2 en DTA;

    • c. de examenresultaten en het examenproces kan beoordelen;

    • d. niet betrokken is bij de directe afname van theorie-examens en praktijkexamens; en

    • e. een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd heeft met de certificerende instelling.

  • 8. Ten aanzien van de certificaatbeslisser geldt tevens dat hij naast de in het derde lid genoemde eisen:

    • a. gedegen kennis heeft van het examenreglement;

    • b. gedegen kennis heeft van de NEN-EN-ISO/IEC 17024;

    • c. niet betrokken is bij de directe afname en de beoordeling van de resultaten van theorie-examen en praktijkexamen; en

    • d. een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd heeft met de certificerende instelling.

  • 9. De certificerende instelling houdt een register bij van het certificatiepersoneel en van hun inzet bij de examens.

  • 10. De certificerende instelling beschikt over persoonsdossiers van het certificatiepersoneel waarin ten minste zijn opgenomen:

    • a. een curriculum vitae;

    • b. een integriteitsverklaring als bedoeld in artikel 3, eerste lid; en

    • c. beoordelingsformulieren en andere relevante, persoonsgebonden documenten.

Artikel 7. Administratie in Nederlandse taal

De certificerende instelling gebruikt in haar administratie in verband met de certificatie op basis van dit certificatieschema uitsluitend de Nederlandse taal.

Artikel 8. Informatieverstrekking bij beëindiging activiteiten
  • 1. De certificerende instelling informeert de minister zo spoedig mogelijk wanneer zij voornemens is één of meer van haar taken waarvoor zij is aangewezen, te beëindigen.

  • 2. Een certificerende instelling volgt de aanwijzingen van de minister op met betrekking tot de overdracht van dossiers.

  • 3. De certificerende instelling informeert haar certificaathouders alsmede degenen die een aanvraag tot certificatie hebben ingediend wanneer zij voornemens is een of meer van haar taken waarvoor zij is aangewezen, te beëindigen.

  • 4. Een geheel of gedeeltelijk gestopte certificerende instelling is niet gevrijwaard van eventuele aansprakelijkheid voor fouten in door haar uitgevoerde beoordelingen.

Artikel 9. Certificatieprocedure
  • 1. De certificerende instelling is verantwoordelijk voor de afgifte van een persoonscertificaat en draagt zorg voor de uitvoering van de volgende werkzaamheden:

    • a. fase 1: examineren van de kandidaat met onderscheid in theorie- en praktijkexamen;

    • b. fase 2: beoordelen van de examenresultaten van de kandidaat; en

    • c. fase 3: beslissen omtrent verlening, en eventueel schorsing of intrekking, van het certificaat.

  • 2. De werkwijze voor certificatie wordt door de certificerende instelling in een certificatieprocedure vastgelegd. Deze certificatieprocedure bevat ten minste de volgende elementen:

    • a. de wijze van controle op de entreecriteria;

    • b. de wijze van registratie van de gegevens van de kandidaat;

    • c. de wijze en frequentie van het doorgegeven van mutaties ten behoeve van het certificaatregister;

    • d. de verplichting tot het gebruik van de itembank welke wordt beheerd door de beheerstichting;

    • e. de wijze van omgaan met de examenopgaven en de maatregelen die genomen worden om de vertrouwelijkheid van deze gegevens te waarborgen;

    • f. de verplichting om interpretatieverschillen met betrekking tot vragen of opdrachten uit de itembank voor te leggen aan de beheerstichting;

    • g. de wijze van beoordeling van de examenresultaten door de beoordelaar;

    • h. de wijze van beslissing tot verlening, weigering of intrekking van een certificaat; en

    • i. eisen en wijze van beoordeling ten aanzien van de erkenning van certificaten van vakbekwaamheid van een persoon die onderdaan is van een betrokken staat als bedoeld in artikel 1 van de Algemene wet erkenning EU-beroepskwalificaties.

  • 3. De certificerende instelling controleert vooraf of de kandidaat reeds een certificaat heeft gehad bij een andere certificerende instelling en of dit certificaat onvoorwaardelijk is geschorst. Indien het certificaat op het moment van de aanvraag onvoorwaardelijk is geschorst, accepteert de certificerende instelling de aanvraag niet en verwijst de kandidaat terug naar zijn oorspronkelijke certificerende instelling.

  • 4. De certificerende instelling beslist binnen vier weken nadat aan alle eisen is voldaan tot verlening van het certificaat.

Artikel 10. Hercertificatie
  • 1. Voor hercertificatie gelden dezelfde procedures en eisen als voor initiële certificatie.

  • 2. Hercertificatie vindt plaats nadat het gehele praktijkexamen en theorie-examen met goed gevolg is afgelegd.

  • 3. Indien de examendatum valt binnen drie maanden voor de vervaldatum van het lopende certificaat, dan is de vervaldatum tevens de ingangsdatum van het vervolgcertificaat.

  • 4. Indien de examendatum valt voor de drie maanden voorafgaand aan de vervaldatum van het lopende certificaat dan is de datum van de hercertificatiebeslissing de ingangsdatum van het vervolgcertificaat.

  • 5. Een nieuw certificaat wordt slechts verstrekt onder het gelijktijdig intrekken of ongeldig maken van het eerder afgegeven certificaat.

Paragraaf 3. Het examen

Artikel 11. Eisen aan het examen
  • 1. Het examen bestaat uit een praktijkexamen en een theorie-examen.

  • 2. De certificerende instelling organiseert de examens in overeenstemming met het examenreglement dat ten minste de volgende onderwerpen bevat:

    • a. de wijze waarop de deelname en oproep worden bevestigd;

    • b. de wijze van identificatie van de deelnemers;

    • c. een regeling inzake toelating en afwezigheid;

    • d. de wijze van examinering;

    • e. gedragsregels voor kandidaten;

    • f. de wijze van bekendmaking van de uitslag door de certificerende instelling aan de kandidaat;

    • g. een regeling inzake het vaststellen van de bewaartermijn van de examendocumenten zoals uitwerkingen en beoordelingsformulieren; en

    • h. een regeling inzake inzagerecht.

  • 3. De vragen en opdrachten voor het examen worden ontleend aan de itembank die wordt beheerd door de beheerstichting.

  • 4. De certificerende instelling informeert de kandidaat over de kosten van het examen.

Artikel 12. Algemene eisen theorie-examen
  • 1. De locatie van het theorie-examen is geschikt voor het afnemen van de betreffende theorie-examens en voldoet aan de eisen, vastgesteld door de beheerstichting.

  • 2. Het theorie-examen wordt in de Nederlandse taal afgenomen waarbij de tekst van de vragen op papier of in elektronische vorm kan worden aangeboden.

Artikel 13. Alternatieven voor theorie-examen
  • 1. De volgende alternatieve wijzen voor het afnemen van een theorie-examen worden onderscheiden:

    • a. een voorleesexamen door middel van een geluidsdrager; of

    • b. een verlengd examen.

  • 2. Een voorleesexamen kan alleen en onder de in het zesde lid opgenomen voorwaarden worden afgenomen bij een DAV-1 of DAV-2 kandidaat, maar niet bij DTA kandidaten. Een voorleesexamen wordt door de beheerstichting beschikbaar gesteld.

  • 3. Een verlengd examen kan alleen worden afgenomen bij kandidaten die een door een psycholoog of orthopedagoog afgegeven dyslexieverklaring kunnen overleggen.

  • 4. Een kandidaat richt een schriftelijk verzoek voor het mogen afleggen van een alternatief theorie-examen aan de certificerende instelling.

  • 5. Voor een alternatief theorie-examen kunnen hogere kosten in rekening worden gebracht. De kandidaat wordt over deze kosten vooraf geïnformeerd door de certificerende instelling.

  • 6. Bij een voorleesexamen geldt het volgende:

    • a. de toezichthouder instrueert de kandidaat;

    • b. de kandidaat krijgt het examen aangeboden op een geluidsdrager of computer en kan zelf vragen opnieuw afspelen binnen de beschikbare tijd;

    • c. de kandidaat duidt en noteert zelf het antwoord, en

    • d. de beschikbare tijd is gelijk aan die voor het reguliere examen.

  • 7. Voor een verlengd examen is de beschikbare tijd 150% van de reguliere maximale examenduur.

Artikel 14. Algemene eisen praktijkexamen
  • 1. De locatie van het praktijkexamen is geschikt voor het afnemen van de betreffende praktijkexamens en voldoet aan de eisen, vastgesteld door de beheerstichting.

  • 2. Tijdens het praktijkexamen wordt gecommuniceerd in de Nederlandse taal.

Paragraaf 4. Eisen in verband met DAV-1

Artikel 15. Entreecriteria DAV-1
  • 1. De entreecriteria voor de aanvrager van het DAV-1 examen houden in dat de aanvrager:

    • a. minimaal de leeftijd van 18 jaar heeft;

    • b. aantoonbaar minder dan twaalf maanden voor het afleggen van het examen een facefit-test heeft uitgevoerd; en

    • c. deel 1 van het online-instructieprogramma adembescherming heeft afgerond en dat kan aantonen.

  • 2. In aanvulling op het eerste lid geldt als entreecriterium dat in de voorgaande twaalf maanden geen certificaat DAV-1 of DAV-2 van de aanvrager is ingetrokken.

Artikel 16. Examen, cesuur, scope en geldigheid DAV-1
  • 1. Het theorie-examen duurt maximaal 45 minuten en bestaat uit 20 gesloten vragen.

  • 2. Het praktijkexamen duurt maximaal 60 minuten en bestaat uit drie deelopdrachten.

  • 3. Een kandidaat is geslaagd als hij:

    • a. voor het theorie-examen minimaal 70% van de te behalen punten heeft behaald;

    • b. voor elke praktijkdeelopdracht minimaal 70% van de te behalen punten heeft behaald; en

    • c. geen fatale fout heeft gemaakt.

  • 4. De scope van het DAV-1 certificaat is: Deskundig Asbestverwijderaar niveau 1 (DAV-1).

  • 5. Het certificaat DAV-1 is maximaal 6 maanden geldig.

Artikel 17. Functieomschrijving, risicoprofiel, competenties, eindtermen, toetstermen en toetsmatrijzen DAV-1
  • 1. Voor de DAV-1 gelden de volgende functiebeschrijving, risicoprofiel, competenties, kern- en deeltaken, eind- en toetstermen.

    Functieomschrijving DAV-1

    De Deskundig Asbestverwijderaar niveau 1 (DAV-1) voert onder toezicht van een Deskundig Toezichthouder Asbestverwijdering (DTA) en onder directe begeleiding van een Deskundig Asbestverwijderaar niveau 2 (DAV-2) asbestverwijderingswerkzaamheden uit, zowel in binnen- als buitensituaties. Een DAV-1 hoeft nog niet alle voorkomende werkzaamheden bij asbestverwijdering te beheersen. Een aantal deeltaken zijn onderdeel van het leerwerktraject naar DAV-2

    Risicoprofiel

    Asbest is vanwege de goede eigenschappen in het verleden veel gebruikt, bijvoorbeeld in gebouwen. Asbestvezels kunnen bij inademing diep in de longen doordringen en op termijn ziektes met een veelal fatale afloop veroorzaken. Bij activiteiten in het kader van verwijdering van asbest is er een risico dat er asbestvezels in de ademzone van medewerkers komen en dat er asbestvezelemissie plaatsvindt naar mens en milieu.

    De Deskundig Toezichthouder Asbestverwijdering (DTA) kan de risico’s beoordelen en ter voorkoming van asbestvezelemissie maatregelen te nemen dan wel ziet er op toe dat dit gebeurt. De maatregelen kunnen bestaan uit het afschermen of isoleren van de bron. Daarnaast is er sprake van bronmaatregelen, dat wil zeggen er worden maatregelen aan de bron genomen waardoor bij het verwijderen asbestvezelemissie wordt voorkomen of zo veel als mogelijk wordt beperkt.

    Als de maatregelen zijn gedefinieerd c.q. zijn opgenomen in het werkplan, bedoeld in artikel 4.50 van het Arbeidsomstandighedenbesluit, dan worden deze genomen door vakbekwame en betrokken medewerkers. Dit laatste stelt eisen aan de training en de opleiding van medewerkers die deze activiteiten uitvoeren.

    De Deskundig Asbest Verwijderaar is zich bewust van de risico’s op asbestvezelemissie. Hij voert de maatregelen, die in het werkplan zijn opgenomen accuraat uit. Ook volgt hij de aanwijzingen c.q. aanvullende maatregelen gegeven door de DTA op. Uiteraard heeft hij ook oog te hebben voor de overige veiligheidsaspecten en risico’s.

    Het beoogd resultaat van het persoonscertificatieschema t.a.v. DAV-1 is vast te stellen dat de DAV-1 de maatregelen onder begeleiding van de DAV-2 zorgvuldig en correct kan uitvoeren.

    Competenties DAV-1

    Een DAV-1 is competent op de volgende algemene punten:

    a. vakdeskundigheid: is op de hoogte van de wet- en regelgeving en de gangbare en algemeen geaccepteerde begrippen, technieken en werkwijzen en kan deze waar nodig tijdens zijn werkzaamheden toepassen.

    b. nauwkeurigheid: bezit over de vaardigheden en de attitude om de werkzaamheden zorgvuldig en correct uit te voeren en heeft daarbij oog voor de noodzakelijke details en handelingen.

    c. behendigheid: heeft voldoende motorische vaardigheid om de handelingen die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de werkzaamheden uit te voeren.

    d. veiligheidsbewustzijn: is voortdurend alert op maatregelen om de veiligheid van de situatie te borgen en risico’s waaronder die van vezelemissie te voorkomen en treft deze maatregelen ook.

    e. mondelinge communicatie: kan duidelijk en op nette en gangbare wijze communiceren met collega’s, leidinggevenden en anderen met wie mondelinge communicatie in het kader van de werkzaamheden nodig is. Geeft blijk van begrip van de gegeven mondelinge opdrachten en aanwijzingen, kan deze indien nodig herhalen en vraagt door indien er onduidelijkheden zijn.

    Deze competenties zijn uitgewerkt in onderstaande kerntaken, deeltaken, eindtermen en toetstermen.

    Kerntaak: Inrichten van het werkgebied

    Deeltaak

    Eind- en toetstermen DAV-1

    Theorie

    Praktijk

    Ontvangen van de opdracht

    Competenties

    a, e

    D1.1

    De DAV-1 kan een opdracht of aanwijzing van de DTA aannemen. (a, e)

     

    D1.1.1

    De DAV-1 kan de voor het uitvoeren van het werk gangbare en algemeen geaccepteerde begrippen toepassen tijdens de communicatie. (a)

     

    P

     

    D1.1.2

    De DAV-1 kan de opdracht of de aanwijzing van de DTA herhalen en benoemen welke handeling van hem wordt verwacht en kan op een duidelijke en nette manier doorvragen bij onduidelijkheden. (a, e)

     

    P

    Plaatsen afzettingen

    Competenties

    a

    D1.2

    De DAV-1 kan de eisen noemen die gesteld worden aan het plaatsen van de afzettingen, zowel in binnen- als buitensituaties. (a)

     

    D1.2.1

    De DAV-1 kan de gestelde eisen aan het afzetten van de werkplek noemen bij asbestverwijdering in containment. (a)

    K

     
     

    D1.2.2

    De DAV-1 kan de gestelde eisen aan het afzetten van de werkplek bij asbestverwijdering in een buitensituatie noemen. (a)

    K

     

    Controleren decontaminatie-unit

    Competenties:a, b

    D1.3

    De DAV-1 kan de gehele decontaminatie-unit voorafgaand aan de asbestverwijderingswerkzaamheden controleren op een juiste werking. (a, b)

     

    D1.3.1

    De DAV-1 kan de decontaminatie-unit op de juiste werking controleren. (a, b)

     

    P

     

    D1.3.2

    De DAV-1 kan het watermanagementsysteem op de juiste werking controleren. (a, b)

     

    P

    Kerntaak: Persoonlijke veiligheid waarborgen

    Deeltaak

    Eind- en toetstermen DAV-1

    Theorie

    Praktijk

    Kiezen, toepassen en onderhoud van persoonlijke beschermingsmiddelen

    Competenties:

    a, b, c, d

    D1.4

    De DAV-1 weet dat inademing van asbestvezels ernstige gezondheidsschade kan opleveren, weet welke verplichtingen de werkgever hieromtrent heeft en hoe gezondheidsschade voorkomen kan worden. (a, d)

     

    D1.4.1

    De DAV-1 kan benoemen dat gezondheidsschade ontstaat door inademing van asbestvezels. (a)

    K

     
     

    D1.4.2

    De DAV-1 kan noemen welke ziekten kunnen ontstaan door inademing van asbestvezels. (a)

    K

     
     

    D1.4.3

    De DAV-1 kan benoemen dat de werkgever verplicht is werknemers in de gelegenheid te stellen een medisch onderzoek te ondergaan. (a)

    K

     
     

    D1.4.4

    De DAV-1 kan gegeven een bepaalde situatie de juiste persoonlijke beschermingsmiddelen kiezen, op de juiste wijze toepassen en onderhouden om gezondheidsschade als gevolg van asbest te voorkomen. (a, d)

    T

    P

    D1.5

    De DAV-1 weet hoe hij zijn adembeschermingsmasker op geschiktheid en passendheid moet controleren en voert de benodigde testen uit. (a, b, c, d)

     

    D1.5.1

    De DAV-1 kan benoemen wat de facefit-test inhoudt, kan het doel van de facefit-test benoemen en weet dat de facefit-test jaarlijks moet worden uitgevoerd. (a)

    K

     
     

    D1.5.2

    De DAV-1 kan de regels uit het programma adembescherming op www.vezelveiligheid.nl ten aanzien van het controleren van het adembeschermingsmasker, de aanblaasunit en de filters toepassen. (a, b, c, d)

     

    P

     

    D1.5.3

    De DAV-1 kan bij een onverwachte gebeurtenis aangeven wat hij moet doen volgens de regels uit het programma adembescherming op www.vezelveiligheid.nl. (a, b, c, d)

    T

     

    Aanvullende maatregelen treffen om veilig te werken

    Competenties:

    a, d

    D1.6

    De DAV-1 kan risico’s van het werken op hoogte, werken met elektriciteit en werken in een besloten ruimte noemen en zo nodig voorzorgsmaatregelen benoemen. (a, d)

     

    D1.6.1

    De DAV-1 kan de risico’s van werken op hoogte noemen. (a)

    K

     
     

    D1.6.2

    De DAV-1 kan gegeven een bepaalde situatie de voorzorgsmaatregelen noemen die moeten worden genomen bij het werken op daken. (a, d)

    T

     
     

    D1.6.3

    De DAV-1 herkent de gevaren op het gebied van elektriciteit in en om de werkplek en weet wat hij in een bepaalde situatie mag en moet doen. (a, d)

    T

     
     

    D1.6.4

    De DAV-1 kent de risico’s bij werken in een besloten ruimte en kan aangeven welke aanvullende veiligheidsmaatregelen nodig zijn. (a, d)

    T

     

    Kerntaak: Asbestverwijderingswerkzaamheden uitvoeren

    Deeltaak

    Eind- en toetstermen DAV-1

    Theorie

    Praktijk

    Beoordelen van de situatie t.b.v. werkwijze

    Competenties:

    a

    D1.7

    De DAV-1 heeft basiskennis van materiaaleigenschappen, eisen aan asbestverwijdering en verwijderingstechnieken om de situatie ten behoeve van de werkwijze te kunnen beoordelen. (a)

     

    D1.7.1

    De DAV-1 kan de drie risicoklassen noemen. (a)

    K

     
     

    D1.7.2

    De DAV-1 kan de verschillen tussen hechtgebonden en niet-hechtgebonden asbest noemen. (a)

    K

     
     

    D1.7.3

    De DAV-1 kan de aandachtspunten noemen bij het verwijderen van hechtgebonden, respectievelijk niet-hechtgebonden asbest. (a)

    K

     
     

    D1.7.4

    De DAV-1 kan benoemen dat orde en netheid op de werkplek van belang zijn voor de veiligheid van zichzelf en anderen. (a)

    K

     
     

    D1.7.5

    De DAV-1 kan de gestelde eisen aan het verwijderen van asbesthoudend materiaal noemen. (a)

    K

     
     

    D1.7.6

    De DAV-1 weet dat de asbestverwijderingswerkzaamheden in een werkplan zijn vastgelegd. (a)

    K

     

    Emissiearm demonteren

    Competenties

    a, d

    D1.8

    De DAV-1 weet dat bij asbestverwijderingswerkzaamheden de emissie van asbestvezels moet worden voorkomen ten behoeve van de veiligheid van zichzelf en anderen en welke handelingen en gereedschappen hiervoor geschikt zijn. (a,d)

     

    D1.8.1

    De DAV-1 kan het belang van emissiearm werken benoemen. (a)

    K

     
     

    D1.8.2

    De DAV-1 kan voor een omschreven asbestverwijderingssituatie het meest geschikte (hand)gereedschap kiezen. (a, d)

    T

     
     

    D1.8.3

    De DAV-1 kan gegeven een bepaalde situatie de werkmethode kiezen die emissie van asbestvezels voorkomt. (a, d)

    T

     
     

    D1.8.4

    De DAV-1 kan de gestelde eisen noemen aan de asbeststofzuiger en het veilig gebruik daarvan zoals goed verpakken. (a)

    K

     
     

    D1.8.5

    De DAV-1 kan aangeven wat hij moet doen in het geval van een aan onverwachte gebeurtenis (zoals wegvallen onderdruk of calamiteit). (a, d)

    T

     

    Afvoeren van asbesthoudend afval

    Competenties:

    a

    D1.9

    De DAV-1 kan de eisen noemen die gesteld worden aan het behandelen van asbesthoudend afval. (a)

     

    D1.9.1

    De DAV-1 kan aangeven waarom asbesthoudend afval veilig verpakt moet worden. (a)

    K

     
     

    D1.9.2

    De DAV-1 kan de stappen uit de procedure voor het verpakken van asbesthoudend afval noemen. (a)

    K

     
     

    D1.9.3

    De DAV-1 kan aangeven dat asbesthoudend afval moet zijn voorzien van de vereiste etiketten. (a)

    K

     
     

    D1.9.4

    De DAV-1 kan aangeven hoe hij asbesthoudend materiaal uit het containment/werkgebied moet brengen. (a)

    K

     

    Reinigen van de werkplek voorafgaand aan eindbeoordeling

    Competenties:

    a, d

    D1.10

    De DAV-1 weet hoe een containment /werkgebied na de verwijderingswerkzaamheden voor een eindbeoordeling gereed gemaakt moet worden. (a, d)

     

    D1.10.1

    De DAV-1 kan aangeven waarom hij het containment /werkgebied moet schoonmaken. (a, d)

    B

     
     

    D1.10.2

    De DAV-1 kan de hulpmiddelen noemen die geschikt zijn voor het reinigen van de werkplek. (a)

    K

     
     

    D1.10.3

    De DAV-1 kan de aandachtspunten bij het schoonmaken noemen. (a)

    K

     
     

    D1.10.4

    De DAV-1 weet wanneer een gebied zonder adembescherming betreden mag worden (a).

    K

     

    Kennen procedure na afwijking

    Competenties:

    a

    D1.11

    De DAV-1 kan de procedure, zijn rechten en plichten na een geconstateerde afwijking noemen. (a)

     

    D1.11.1

    De DAV-1 weet dat zijn persoonscertificaat door de certificerende instelling kan worden geschorst of worden ingetrokken als bij hem een afwijking wordt geconstateerd zoals in de certificatieregeling. (a)

    K

     
     

    D1.11.2

    De DAV-1 kent de procedure, rechten en plichten na het schrijven van de certificerende instelling. (a)

    K

     

    Kerntaak: Decontamineren

    Deeltaak

    Eind- en toetstermen DAV-1

    Theorie

    Praktijk

    Decontamineren

    Competenties

    a, b, c, d

    D1.12

    De DAV-1 kan stappen uit de decontaminatieprocedure op de juiste wijze uitvoeren. (a, b, c, d)

     

    D1.12.1

    De DAV-1 kan de stappen uit de decontaminatieprocedure met transit noemen en weet waaruit de stappen bestaan. (a)

    K

     
     

    D1.12.2

    De DAV-1 kan de stappen uit de decontaminatieprocedure gekoppelde situatie (zonder transit) noemen en weet waaruit de stappen bestaan. (a)

    K

     
     

    D1.12.3

    De DAV-1 kan de decontaminatieprocedure met transit uitvoeren. (a, b, c, d)

     

    P

     

    D1.12.4

    De DAV-1 kan de decontaminatieprocedure in een gekoppelde situatie (zonder transit) uitvoeren. (a, b, c, d)

     

    P

    De letter K staat voor het niveau Kennis, de letter B staat voor het niveau Begrip, de letter T staat voor het niveau Toepassing. De letter P staat voor praktijkexamen.

  • 2. Voor de DAV-1 gelden de volgende toetsmatrijzen voor het theorie-examen en het praktijkexamen.

    • a. Toetsmatrijs theorie-examen

      In een theorie-examen zijn de toetsvragen op de volgende manier over de kern- en deeltaken verdeeld.

         

      Aantal vragen per taxonomiecode

      Kerntaak: Inrichten van het werkgebied

      5%

      K

      B

      T

      Plaatsen afzettingen

       

      1

         

      Kerntaak: Persoonlijke veiligheid waarborgen

      40%

       

      Kiezen, toepassen en onderhoud van persoonlijke beschermingsmiddelen

       

      3

       

      2

      Aanvullende maatregelen treffen om veilig te werken

       

      1

       

      2

      Kerntaak: Asbestverwijderingswerkzaamheden uitvoeren

      45%

       

      Beoordelen van de situatie t.b.v. werkwijze

       

      2

         

      Emissiearm demonteren

       

      1

       

      2

      Afvoeren van asbesthoudend afval

       

      1

         

      Reinigen van de werkplek voorafgaand aan eindbeoordeling

       

      1

      1

       

      Kennen procedure na afwijking

       

      1

         

      Kerntaak: Decontamineren

      10%

       

      Decontamineren

       

      2

         
       

      Totaal

      13

      1

      6

      De letter K staat voor het niveau Kennis, de letter B staat voor het niveau Begrip, de letter T staat voor het niveau Toepassing.

    • b. Toetsmatrijs Praktijkexamen

      In het praktijkexamen wordt één van de routes geëxamineerd.

       

      Route

      1

      2

      Kerntaak: Inrichten van het werkgebied

      Ontvangen van de opdracht

      20

      20

      Controleren decontaminatie-unit

      80

      80

      Kerntaak: Persoonlijke veiligheid waarborgen

      Kiezen, toepassen en onderhoud persoonlijke beschermingsmiddelen

      100

      100

      Kerntaak: Decontamineren

      Decontamineren (gekoppelde situatie)

      100

       

      Decontamineren (transit situatie)

       

      100

      Totaal

      300

      300

  • 3. De DAV-1 begrijpt wat de consequenties zijn van het niet juist uitvoeren van de in het tweede lid bedoelde kerntaken en de daaraan gerelateerde eindtermen en toetstermen en kan uitleggen waarom zijn handelen daarmee in overeenstemming is.

Artikel 18. Herexamen DAV-1
  • 1. Een kandidaat kan uiterlijk zes maanden na het behalen van een voldoende resultaat voor ofwel zijn praktijkexamen ofwel voor zijn theorie-examen herexamen doen voor het nog als onvoldoende gekwalificeerde examengedeelte theorie of praktijk.

  • 2. In de in het eerste lid bedoelde situatie kan de kandidaat maximaal twee maal een herexamen afleggen.

  • 3. Wanneer de kandidaat in de in het tweede lid bedoelde situatie niet geslaagd is na een herexamen, of na het verstrijken van de in het eerste lid bedoelde termijn, wordt zowel het theorie- als het praktijkexamen opnieuw afgelegd.

  • 4. Er is geen maximum verbonden aan het aantal af te leggen gecombineerde praktijk- en theorie-examens.

Paragraaf 5. Eisen in verband met DAV-2

Artikel 19. Entreecriteria DAV-2
  • 1. De entreecriteria voor de aanvrager van het DAV-2 examen houden in dat de aanvrager:

    • a. in bezit is geweest van een DAV-certificaat dat is afgegeven voor 1 maart 2016;

    • b. in het bezit is of is geweest van een DAV-2 certificaat of van een DTA-certificaat; of

    • c. in het bezit is van een DAV-1 certificaat dat geldig is op de datum waarop het examen wordt afgelegd of op dat tijdstip niet langer dan drie maanden verlopen is, waarbij de aanvrager een door de beheerstichting verstrekte verklaring kan tonen waaruit blijkt dat de aanvrager het praktijkervaringsdeel in een bedrijf met het procescertificaat asbestverwijdering heeft uitgevoerd en dit aangetoond is:

      • 1°. door middel van tijdens de asbestverwijderingswerkzaamheden verkregen logboekregistraties van ten minste 120 pakuren, waarvan ten minste 30 in containment, gewerkt in ten minste 40 dagen, waarin ten minste 1 pakuur is gewerkt; en

      • 2°. door een volledig ingevulde DAV-1 opdrachtenset.

  • 2. In aanvulling op het eerste lid geldt dat de aanvrager:

    • a. aantoonbaar minder dan 12 maanden voor het afleggen van het examen een facefit-test heeft uitgevoerd; en

    • b. deel 2 van het online-instructieprogramma adembescherming heeft afgerond en dat kan aantonen.

  • 3. In aanvulling op het eerste en tweede lid geldt als entreecriterium dat in de voorgaande twaalf maanden geen certificaat DAV-1 of DAV-2 van de aanvrager is ingetrokken.

Artikel 20. Examen, cesuur, scope en geldigheid DAV-2
  • 1. Het theorie-examen duurt maximaal 60 minuten en bestaat uit 30 gesloten vragen.

  • 2. Het praktijkexamen duurt maximaal 90 minuten en bestaat uit vijf deelopdrachten.

  • 3. Een kandidaat is geslaagd als hij:

    • a. voor het theorie-examen minimaal 70% van de te behalen punten heeft behaald;

    • b. voor elke praktijkdeelopdracht minimaal 70% van de te behalen punten heeft behaald; en

    • c. geen fatale fout heeft gemaakt.

  • 4. De scope van het DAV-2 certificaat is: Deskundig Asbestverwijderaar niveau 2 (DAV-2).

  • 5. Het DAV-2 certificaat is maximaal 3 jaar geldig.

Artikel 21. Functieomschrijving, risicoprofiel, competenties, taken, eindtermen, toetstermen en toetsmatrijzen DAV-2
  • 1. Voor de DAV-2 gelden de volgende functiebeschrijving, risicoprofiel, competenties, kern- en deeltaken, eind- en toetstermen.

    Functieomschrijving DAV-2

    De Deskundig Asbestverwijderaar niveau 2 (DAV-2) voert onder toezicht van een Deskundig Toezichthouder Asbestverwijdering (DTA) alle voorkomende asbestverwijderingswerkzaamheden uit, zowel in binnen- als buitensituaties.

    Risicoprofiel

    Asbest is vanwege de goede eigenschappen in het verleden veel gebruikt, bijvoorbeeld in gebouwen. Asbestvezels kunnen bij inademing diep in de longen doordringen en op termijn ziektes met een veelal fatale afloop veroorzaken. Bij activiteiten in het kader van verwijdering van asbest is er een risico dat er asbestvezels in de ademzone van medewerkers komen en dat er asbestvezelemissie plaatsvindt naar mens en milieu.

    De Deskundig Toezichthouder Asbestverwijdering (DTA) kan de risico’s beoordelen en ter voorkoming van asbestvezelemissie maatregelen te nemen dan wel ziet er op toe dat dit gebeurt.

    De maatregelen kunnen bestaan uit het afschermen of isoleren van de bron. Daarnaast is er sprake van bronmaatregelen, dat wil zeggen er worden maatregelen aan de bron genomen waardoor bij het verwijderen asbestvezelemissie wordt voorkomen of zo veel als mogelijk wordt beperkt.

    Als de maatregelen zijn gedefinieerd c.q. zijn opgenomen in het werkplan, bedoeld in artikel 4.50 van het Arbeidsomstandighedenbesluit, dan dienen deze genomen door vakbekwame en betrokken medewerkers. Dit laatste stelt eisen aan de training en de opleiding van medewerkers die deze activiteiten uitvoeren.

    De DAV-2 is zich bewust van de risico’s op asbestvezelemissie. Hij voertde maatregelen, die in het werkplan zijn opgenomen accuraat uit. Ook volgt hij de aanwijzingen c.q. aanvullende maatregelen gegeven door de DTA op. Uiteraard heeft hij ook oog te hebben voor de overige veiligheidsaspecten en risico’s.

    Het beoogd resultaat van het persoonscertificatieschema t.a.v. DAV-2 is vast te stellen dat de DAV-2 de maatregelen zorgvuldig en correct kan uitvoeren en de aanwijzingen van de DTA kan opvolgen.

    Competenties DAV-2

    Een DAV-2 is competent op de volgende algemene punten:

    a. vakdeskundigheid: is op de hoogte van de wet- en regelgeving en de gangbare en algemeen geaccepteerde begrippen, technieken en werkwijzen en kan deze waar nodig tijdens zijn werkzaamheden toepassen.

    b. nauwkeurigheid: bezit over de vaardigheden en de attitude om de werkzaamheden zorgvuldig en correct uit te voeren en heeft daarbij oog voor de noodzakelijke details en handelingen.

    c. behendigheid: heeft voldoende motorische vaardigheid om de handelingen die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de werkzaamheden uit te voeren.

    d. veiligheidsbewustzijn: is voortdurend alert op maatregelen om de veiligheid van de situatie te borgen en risico’s waaronder die van vezelemissie te voorkomen en treft deze maatregelen ook.

    e. mondelinge communicatie: kan duidelijk en op nette en gangbare wijze communiceren met collega’s, leidinggevenden en anderen met wie mondelinge communicatie in het kader van de werkzaamheden nodig is. Geeft blijk van begrip van de gegeven mondelinge opdrachten en aanwijzingen, kan deze indien nodig herhalen en vraagt door indien er onduidelijkheden zijn.

    f. zelfstandigheid: kan zelfstandig de noodzakelijke werkzaamheden conform werkplan uitvoeren en weet wanneer de DTA geinformeerd moet worden.

    g. stressbestendigheid: kan in geval van onvoorziene gebeurtenissen de rust te bewaren en rustig en consequent de gebruikelijke en/of noodzakelijke maatregelen treffen c.q. acties ondernemen.

    Deze competenties zijn uitgewerkt in onderstaande kerntaken, deeltaken en toetstermen.

    Kerntaak: Inrichten van het werkgebied

    Deeltaak

    Eind- en toetstermen DAV-2

    Theorie

    Praktijk

    Ontvangen van de opdracht

    Competenties:

    a, e

    D2.1

    De DAV-2 kan een opdracht of aanwijzing van de DTA aannemen. (a, e)

     

    D2.1.1

    De DAV-2 kan de voor het uitvoeren van het werk gangbare en algemeen geaccepteerde begrippen toepassen tijdens de communicatie. (a)

     

    P

     

    D2.1.2

    De DAV-2 kan de opdracht of de aanwijzing van de DTA herhalen en benoemen welke handeling van hem wordt verwacht kan op een duidelijke en nette manier doorvragen bij onduidelijkheden. (a, e)

     

    P

    Plaatsen afzettingen

    Competenties:

    a, d, f

    D2.2

    De DAV-2 kan de eisen noemen die gesteld worden aan het plaatsen van de afzettingen, zowel in binnen- als buitensituaties en kan de afzettingen conform die eisen plaatsen. (a, d, f)

       
     

    D2.2.1

    De DAV-2 kan de eisen ten aanzien van het afzetten in een specifieke situatie toepassen. (a, d)

    T

     
     

    D2.2.2

    De DAV-2 kan de werkplek bij een asbestverwijdering in containment volgens de gestelde eisen afzetten. (a, d, f)

     

    P

     

    D2.2.3

    De DAV-2 kan de werkplek ten behoeve van een asbestverwijdering in een buitensituatie volgens de eisen afzetten. (a, d, f)

     

    P

    Materialen controleren en aansluiten apparatuur

    Competenties:

    a, c, f, g

    D2.3

    De DAV-2 kan de benodigde materialen en de vereiste apparatuur controleren en de apparatuur conform de gestelde eisen aansluiten, zowel in binnen- als in buitensituaties. (a, c, f, g)

     

    D2.3.1

    De DAV-2 kan de minimale onderdruk en het minimale ventilatievoud noemen. (a)

    K

     
     

    D2.3.2

    De DAV-2 kan de gestelde eisen aan de materialen en de vereiste apparatuur noemen bij asbestverwijdering. (a)

    T

     
     

    D2.3.3

    De DAV-2 kan voor gebruik beoordelen of machines en gereedschap veilig en gekeurd zijn. (a, f)

     

    P

     

    D2.3.4

    De DAV-2 van de vereiste apparatuur ten behoeve van een asbestverwijdering in een buitensituatie volgens de eisen aansluiten. (a, c, f)

     

    P

     

    D2.3.5

    De DAV-2 kan de onderdrukmachine op de juiste manier in gebruik nemen. (a, c, f)

     

    P

     

    D2.3.6

    De DAV-2 kan de filterweerstand van de onderdrukmachine op de juiste wijze controleren en indien nodig de juiste maatregelen nemen. (a, f, g)

     

    P

     

    D2.3.7

    De DAV-2 kan de juiste onderdruk en ventilatievoud tot stand brengen. (a, f)

     

    P

     

    D2.3.8

    De DAV-2 kan de onderdrukwaarde die in het containment heerst controleren en indien nodig de juiste maatregelen nemen. (a, f, g)

     

    P

    Plaatsen decontaminatie- unit

    Competenties:

    a

    D2.4

    De DAV-2 kan de eisen noemen die gesteld worden aan het plaatsen van de decontaminatie-unit, zowel in binnen- als buitensituatie. (a)

     

    D2.4.1

    De DAV-2 kan de gestelde eisen aan het plaatsen van de mobiele decontaminatie-unit in een buitensituatie noemen. (a)

    T

     

    Kerntaak: Persoonlijke veiligheid waarborgen

    Deeltaak

    Eind- en toetstermen DAV-2

    Theorie

    Praktijk

    Adembeschermingsmiddelen en overige persoonlijke beschermingsmiddelen gebruiken

    Competenties:

    a, b, c, d, f, g

    D2.5

    De DAV-2 weet dat inademing van asbestvezels ernstige gezondheidsschade kan opleveren, weet welke verplichtingen de werkgever hieromtrent heeft en hoe gezondheidsschade voorkomen kan worden. (a, b, c, d, f, g)

     

    D2.5.1

    De DAV-2 kan benoemen dat gezondheidsschade ontstaat door inademing van asbestvezels. (a)

    K

     
     

    D2.5.2

    De DAV-2 kan noemen welke ziekten kunnen ontstaan door inademing van asbestvezels. (a)

    K

     
     

    D2.5.3

    De DAV-2 kan benoemen dat de werkgever verplicht is werknemers in de gelegenheid te stellen een medisch onderzoek te ondergaan. (a)

    K

     
     

    D2.5.4

    De DAV-2 kan gegeven de situatie de juiste persoonlijke beschermingsmiddelen op de juiste wijze controleren en gebruiken. (a, d)

     

    P

    D2.6

    De DAV-2 weet hoe hij zijn adembeschermingsmasker op geschiktheid en passendheid moet controleren en voert de benodigde testen uit.

     

    D2.6.1

    De DAV-2 kan benoemen wat de facefit-test inhoudt, kan het doel van de facefit-test noemen en weet dat de facefit-test jaarlijks moet worden uitgevoerd. (a)

    K

     
     

    D2.6.2

    De DAV-2 kan de regels uit het programma adembescherming op www.vezelveiligheid.nl ten aanzien van het inspecteren van het adembeschermingsmasker, de aanblaasunit en de filters toepassen en kan bij een afwijkende situatie aangeven wat hij moet doen volgens die regels. (a, b, c, d, f, g)

     

    P

     

    D2.6.3

    De DAV-2 kan het masker na gebruik schoonmaken en op de juiste wijze opbergen.

     

    P

    Aanvullende maatregelen treffen om veilig te werken

    Competenties:

    a, c, d, f

    D2.7

    De DAV-2 kan zijn kennis van de eisen voor veilig werken op hoogte, werken met elektriciteit en werken in een besloten ruimte in de praktijk toepassen. (a, c, d, f)

     

    D2.7.1

    De DAV-2 kan gegeven een bepaalde situatie de juiste voorzorgsmaatregelen bij het werken op daken noemen. (a, d)

    T

     
     

    D2.7.2

    De DAV-2 kan in verschillende situaties, zowel in een binnen- als in een buitensituatie, het juiste klimmaterieel kiezen. (a, d)

    T

     
     

    D2.7.3

    De DAV-2 kan uitleggen waarom in bepaalde uitzonderingssituaties met ladders en trappen gewerkt mag worden. (a, d)

    B

     
     

    D2.7.4

    De DAV-2 kan gegeven een situatie aangeven welk valbeveiligingsmiddel gebruikt moet worden. (a, d)

    T

     
     

    D2.7.5

    De DAV-2 kan de aandachtspunten benoemen bij de opbouw en het afbreken van een (rol)steiger. (a)

    K

     
     

    D2.7.6

    De DAV-2 kan een (rol)steiger veilig gebruiken (a, c, d, f).

     

    P

     

    D2.7.7

    De DAV-2 kan de gevaren herkennen op het gebied van elektriciteit in en om de werkplek en weet wat hij in een bepaalde situatie mag en moet doen. (a, d)

    T

     
     

    D2.7.8

    De DAV-2 kan veilig werken met elektrische gereedschappen en machines. (a, d, f)

     

    P

     

    D2.7.9

    De DAV-2 kan de risico’s bij het werken in een besloten ruimte noemen, kan voor een beschreven situatie aangeven welke aanvullende veiligheidsmaatregelen nodig zijn. (a, d)

    T

     

    Kerntaak: Asbestverwijderingswerkzaamheden uitvoeren

    Deeltaak

    Eind- en toetstermen DAV-2

    Theorie

    Praktijk

    Beoordelen van de situatie t.b.v. werkwijze

    Competenties:

    a

    D2.8

    De DAV-2 heeft kennis van materiaaleigenschappen, eisen aan asbestverwijdering en verwijderingstechnieken om de situatie ten behoeve van de werkwijze te kunnen beoordelen. (a)

     

    D2.8.1

    De DAV-2 kan de verschillen tussen hechtgebonden en niet-hechtgebonden asbest noemen. (a)

    K

     
     

    D2.8.2

    De DAV-2 kan benoemen dat voor asbestverwijderings-werkzaamheden water en elektriciteit noodzakelijk is. (a)

    K

     
     

    D2.8.3

    De DAV-2 weet dat de asbestverwijderingswerkzaamheden in een werkplan zijn vastgelegd. (a)

    K

     
     

    D2.8.4

    De DAV-2 weet dat een amfibool een groter gezondheidsrisico heeft dan een serpentijn. (a)

    K

     
     

    D2.8.5

    De DAV-2 kan de drie risicoklassen benoemen. (a)

    K

     
     

    D2.8.6

    De DAV-2 kan uitleggen waarom er op een werkdag niet aaneengesloten in het containment gewerkt mag worden. (a)

    B

     

    Emissiearm demonteren

    Competenties:

    a, b, c, d, f, g

    D2.9

    De DAV-2 dat bij asbestverwijderingswerkzaamheden de emissie van asbestvezels moet worden beperkt, welke handelingen en gereedschappen hiervoor geschikt zijn en kan deze handelingen uitvoeren. (a, b, c, d, f, g)

     

    D2.9.1

    De DAV-2 kan het belang van emissiearm werken benoemen. (a)

    K

     
     

    D2.9.2

    De DAV-2 kan gegeven een bepaalde situatie de werkmethode kiezen die emissie van asbestvezels voorkomt. (a, d)

     

    P

     

    D2.9.3

    De DAV-2 kan asbesthoudend materiaal verwijderen conform de geldende regels. (a, b, c, d, f)

     

    P

     

    D2.9.4

    De DAV-2 kan voor de asbestverwijderingssituatie het meest geschikte (hand)gereedschap kiezen. (a, d)

    T

    P

     

    D2.9.5

    De DAV-2 kan (hand)gereedschap bij de asbestverwijdering op de juiste wijze gebruiken. (a, b, c, d, f)

     

    P

     

    D2.9.6

    De DAV-2 kan de maatregelen noemen die genomen moeten worden om emissie te beperken bij het werken met een vloerfrees. (a, d)

    K

     
     

    D2.9.7

    De DAV-2 kan de asbeststofzuiger veilig gebruiken, ter voorkoming van emissie van asbestvezels (zoals goed verpakken) en ten behoeve van de veiligheid van zichzelf en anderen. (a, b, c, d, f)

     

    P

     

    D2.9.8

    De DAV-2 houdt de werkplek ordelijk en netjes. (b, d)

     

    P

     

    D2.9.9

    De DAV-2 kan aangeven wat hij moet doen in het geval van een aan een onverwachte gebeurtenis (zoals wegvallen onderdruk of calamiteit). (a, b, c, d, f, g)

    T

     

    Afvoeren van asbesthoudend afval

    Competenties:

    a, b, c, d

    D2.10

    De DAV-2 kan asbesthoudend afval volgens de gestelde eisen verpakken en uitsluizen. (a, b, c, d)

     

    D2.10.1

    De DAV-2 kan aangeven waarom asbesthoudend afval veilig verpakt moet worden. (a)

    K

     
     

    D2.10.2

    De DAV-2 kan de stappen uit de procedure voor het verpakken en uitsluizen van asbesthoudend afval noemen. (a)

    K

     
     

    D2.10.3

    De DAV-2 kan asbesthoudend afval verpakken volgens de geldende procedure. (a, b, d)

     

    P

     

    D2.10.4

    De DAV-2 kan asbesthoudend materiaal veilig voor zichzelf en anderen uit het containment/werkgebied brengen. (a, b, c, d)

     

    P

    Reinigen en ontmantelen

    Competenties:

    a, b, c, d, f

    D2.11

    De DAV-2 kan het werkgebied reinigen en ontmantelen. (a, b, c, d, f)

     

    D2.11.1

    De DAV-2 kan aangeven waarom hij een containment / werkgebied moet schoonmaken, welke hulpmiddelen hiervoor het meest geschikt zijn en kan de aandachtspunten bij het schoonmaken noemen. (a)

    B

     
     

    D2.11.2

    De DAV-2 kan het containment/werkgebied schoonmaken volgens de geldende eisen. (a, b, c, d)

     

    P

     

    D2.11.3

    De DAV-2 kan aangeven wanneer, waarom en hoe een containment / werkgebied ontmanteld moet worden. (a)

    K

     
     

    D2.11.4

    De DAV-2 kan het containment / werkgebied conform de geldende regels ontmantelen (a, b, f).

     

    P

     

    D2.11.5

    De DAV-2 kan aangeven wanneer hij een gesaneerde ruimte zonder persoonlijke beschermingsmiddelen mag betreden. (a)

    K

     

    Kennen procedure na afwijking

    Competenties:

    a

    D2.12

    De DAV-2 kent de procedure en kan zijn rechten en plichten na een geconstateerde afwijking noemen en kent de gevolgen. (a)

     

    D2.12.1

    De DAV-2 weet dat zijn persoonscertificaat door de certificerende instelling kan worden geschorst of worden ingetrokken als bij hem een afwijking wordt geconstateerd zoals vermeld in de certificatieregeling en hij kent de procedure, rechten en plichten na het schrijven van de certificerende instelling. (a)

    K

     
     

    D2.12.2

    De DAV-2 weet wat de gevolgen voor een certificaathouder DAV-2 zijn als het certificaat van die persoon voorwaardelijk of onvoorwaardelijk wordt geschorst of als het certificaat van die persoon wordt ingetrokken, zoals beschreven in de certificatieregeling. (a)

    K

     

    Kerntaak: Decontamineren

    Deeltaak

    Eind- en toetstermen DAV-2

    Theorie

    Praktijk

    Decontamineren

    Competenties:

    a, b, c, d

    D2.13

    De DAV-2 kan stappen uit de decontaminatieprocedure op de juiste wijze uitvoeren (a, b, c, d)

     

    D2.13.1

    De DAV-2 kan de stappen uit de decontaminatieprocedure met transit noemen en weet waaruit de stappen bestaan. (a)

    K

     
     

    D2.13.2

    De DAV-2 kan de stappen uit de decontaminatieprocedure gekoppelde situatie (zonder transit) noemen en weet waaruit de stappen bestaan. (a)

    K

     
     

    D2.13.3

    De DAV-2 kan de decontaminatieprocedure met transit uitvoeren. (a, b, c, d)

     

    P

     

    D2.13.4

    De DAV-2 kan de decontaminatieprocedure in een gekoppelde situatie (zonder transit) uitvoeren. (a, b, c, d)

     

    P

    De letter K staat voor het niveau Kennis, de letter B staat voor het niveau Begrip, de letter T staat voor het niveau Toepassing. De letter P staat voor praktijkexamen.

  • 2. Voor de DAV-2 gelden de volgende toetsmatrijzen voor het theorie-examen en het praktijkexamen.

    • a. Toetsmatrijs theorie-examen

      In het theorie-examen zijn de toetsvragen op de volgende manier over de kern- en deeltaken verdeeld.

         

      Aantal vragen per taxonomiecode

         

      K

      B

      T

      Kerntaak: Inrichten van het werkgebied

      13%

       

      Plaatsen afzettingen

           

      1

      Materialen controleren en aansluiten apparatuur

       

      1

       

      1

      Plaatsen decontaminatie-unit

           

      1

      Kerntaak: Persoonlijke veiligheid waarborgen

      27%

       

      Adembeschermingsmiddelen en overige persoonlijke beschermingsmiddelen gebruiken

       

      3

         

      Aanvullende maatregelen treffen om veilig te werken

       

      1

      1

      3

      Kerntaak: Asbestverwijderingswerkzaamheden uitvoeren

      53%

       

      Beoordelen van de situatie t.b.v. werkwijze

       

      3

      1

       

      Emissiearm demonteren

       

      1

       

      2

      Afvoeren van asbesthoudend afval

       

      3

         

      Reinigen en ontmantelen

       

      3

      1

       

      Kennen procedure na afwijking

       

      2

         

      Kerntaak: Decontamineren

      7%

       

      Decontamineren

       

      2

         
       

      Totaal

      19

      3

      8

      De letter K staat voor het niveau Kennis, de letter B staat voor het niveau Begrip, de letter T staat voor het niveau Toepassing.

    • b. Toetsmatrijs Praktijkexamen

      In het praktijkexamen wordt één van de drie routes geëxamineerd.

       

      Route

      1

      2

      3

       

      Kerntaak: Inrichten van het werkgebied

      Ontvangen van de opdracht

      20

      20

      20

      Plaatsen afzettingen

      10

         

      Materialen controleren en aansluiten apparatuur

      10

      100

      100

       

      Kerntaak: Persoonlijke veiligheid waarborgen

      Adembeschermingsmiddelen en overige persoonlijke beschermingsmiddelen gebruiken

      100

      100

      100

      Aanvullende maatregelen treffen om veilig te werken

      10

         
       

      Kerntaak: Asbestverwijderingswerkzaamheden uitvoeren

      Emissiearm demonteren

      100

      100

      100

      Afvoeren van asbesthoudend afval

      100

      80

      80

      Reinigen en ontmantelen

      50

         
       

      Kerntaak: Decontamineren

      Decontamineren in gekoppelde situatie

      100

      100

       

      Decontamineren in transit situatie

         

      100

      Totaal

      500

      500

      500

  • 3. De DAV-2 begrijpt wat de consequenties zijn van het niet juist uitvoeren van de in het tweede lid bedoelde kerntaken en de daaraan gerelateerde eindtermen en toetstermen en kan uitleggen waarom zijn handelen daarmee in overeenstemming is.

Artikel 22. Herexamen DAV-2
  • 1. Een kandidaat kan uiterlijk zes maanden na het behalen van een voldoende resultaat voor ofwel zijn praktijkexamen ofwel voor zijn theorie-examen herexamen doen voor het nog als onvoldoende gekwalificeerde examengedeelte theorie of praktijk.

  • 2. In de in het eerste lid bedoelde situatie kan de kandidaat maximaal twee maal een herexamen afleggen.

  • 3. Wanneer de kandidaat in de in het tweede lid bedoelde situatie niet geslaagd is na het herexamen, of na het verstrijken van de in het eerste lid bedoelde termijn, wordt zowel het theorie- als het praktijkexamen opnieuw afgelegd.

  • 4. Er is geen maximum verbonden aan het aantal af te leggen gecombineerde praktijk- en theorie-examens.

Paragraaf 6. Eisen in verband met DTA

Artikel 23. Entreecriteria DTA
  • 1. De entreecriteria voor de aanvrager van het DTA examen houden in dat de aanvrager:

    • a. in bezit is van een DAV certificaat dat is afgegeven voor 1 maart 2016, een DAV-2 certificaat of van een DTA-certificaat, dat geldig is op de datum van het afleggen van het examen of dan niet langer dan één jaar verlopen is;

    • b. aantoonbaar minder dan twaalf maanden voor het afleggen van het examen een facefit-test heeft uitgevoerd; en

    • c. deel 2 van het online-instructieprogramma adembescherming heeft afgerond en dat kan aantonen.

  • 2. In aanvulling op het eerste lid geldt als entreecriterium dat in de voorgaande twaalf maanden geen certificaat DAV-1, DAV-2 of DTA van de aanvrager is ingetrokken.

Artikel 24. Examen, cesuur, scope en geldigheid DTA
  • 1. Het theorie-examen duurt maximaal 90 minuten en bestaat uit 50 gesloten vragen.

  • 2. Het praktijkexamen duurt maximaal 105 minuten en bestaat uit vijf deelopdrachten.

    In elke deelopdracht worden ook de communicatieve vaardigheden getoetst, met uitzondering van de opdracht inzake het herkennen van asbestverdachte toepassingen.

  • 3. Een kandidaat is geslaagd als hij:

    • a. voor het theorie-examen minimaal 70% van de te behalen punten heeft behaald;

    • b. voor elke praktijkdeelopdrachten minimaal 70% van de te behalen punten heeft behaald; en

    • c. geen fatale fout heeft gemaakt.

  • 4. De scope van het DTA certificaat is: Deskundig Toezichthouder Asbest (DTA).

  • 5. Het DTA certificaat is maximaal 3 jaar geldig.

Artikel 25. Functieomschrijving, risicoprofiel, competenties, taken, eindtermen, toetstermen en toetsmatrijzen DTA
  • 1. Voor de DTA gelden de volgende functiebeschrijving, risicoprofiel, competenties, kern- en deeltaken, eind- en toetstermen.

    Functieomschrijving DTA

    De Deskundige Toezichthouder Asbestverwijdering (DTA) is verantwoordelijk voor de veilige uitvoering van alle voorkomende asbestverwijderingswerkzaamheden, hetgeen met name is gericht op het invulling geven aan de inrichting van het werkgebied/containment, de hanteren werkwijzen bij het verwijderen van asbesthoudende materialen en de communicatie met betrokkenen.

    De DTA dient de risico’s te kunnen beoordelen en ter voorkoming van asbestvezelemissie maatregelen te nemen dan wel er op toe te zien dat dit gebeurt. De DTA dient toe te zien op een zorgvuldige en correcte uitvoering van de maatregelen en dient bij onverwachte incidenten c.q. calamiteiten aanvullende maatregelen te treffen, de betrokken medewerkers hier aanwijzingen over te geven en erop toe te zien dat ook deze juist worden uitgevoerd. Als de werkzaamheden zijn gedaan en de maatregelen zijn getroffen, dient de DTA bij oplevering aan opdrachtgever aan te kunnen geven welke maatregelen zijn getroffen en waar zich afgeschermd of geïsoleerd nog asbest bevindt.

    Risicoprofiel

    Asbest is vanwege de goede eigenschappen in het verleden veel gebruikt, bijvoorbeeld in gebouwen. Asbestvezels kunnen bij inademing diep in de longen doordringen en op termijn ziektes met een veelal fatale afloop veroorzaken. Bij activiteiten in het kader van verwijdering van asbest is er een risico dat er asbestvezels in de ademzone van medewerkers komen en dat er asbestvezelemissie plaatsvindt naar mens en milieu.

    De DTA kan de risico’s beoordelen en ter voorkoming van asbestvezelemissie maatregelen nemen dan wel er op toe te zien dat dit gebeurt. De maatregelen kunnen bestaan uit het afschermen of isoleren van de bron. Daarnaast is er sprake van bronmaatregelen, dat wil zeggen er worden maatregelen aan de bron genomen waardoor bij het verwijderen asbestvezelemissie wordt voorkomen of zo veel als mogelijk wordt beperkt.

    Als de maatregelen zijn gedefinieerd c.q. zijn opgenomen in het werkplan dan worden deze genomen en onderhouden door vakbekwame en betrokken medewerkers. Dit laatste stelt eisen aan de training en de opleiding van medewerkers die deze activiteiten uitvoeren.

    De DTA ziet toe op een zorgvuldige en correcte uitvoering van de maatregelen en treftbij onverwachte incidenten c.q. calamiteiten aanvullende maatregelen te treffen, de betrokken medewerkers hier aanwijzingen over te geven en erop toe te zien dat ook deze juist worden uitgevoerd.

    Als de werkzaamheden zijn gedaan en de maatregelen zijn getroffen, kan de DTA bij oplevering aan opdrachtgever aangeven welke maatregelen zijn getroffen en waar zich afgeschermd of geïsoleerd nog asbest bevindt.

    Het beoogd resultaat van het persoonscertificatieschema t.a.v. DTA is vast te stellen dat de DTA risico’s kan beoordelen, maatregelen kan nemen en adequaat toezicht kan houden op het gehele asbestverwijderingsproces.

    Competenties DTA

    Een DTA is competent op de volgende algemene punten:

    a. vakdeskundigheid: is op de hoogte van de wet- en regelgeving en de gangbare en algemeen geaccepteerde begrippen, technieken en werkwijzen en kan deze waar nodig tijdens zijn werkzaamheden toepassen.

    b. nauwkeurigheid: bezit over de vaardigheden en de attitude om de werkzaamheden zorgvuldig en correct uit te voeren en heeft daarbij oog voor de noodzakelijke details en handelingen, zorgt er ook voor dat anderen nauwkeurig werken.

    c. behendigheid: heeft voldoende motorische vaardigheid om de handelingen die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de werkzaamheden uit te voeren of voor te doen.

    d. veiligheidsbewustzijn: is voortdurend alert op maatregelen om de veiligheid van de situatie te borgen en risico’s waaronder die van vezelemissie te voorkomen en treft deze maatregelen ook en zorgt dat anderen de maatregelen opvolgen c.q. zelf ook treffen.

    e. mondelinge communicatie: kan duidelijk en op nette en gangbare wijze communiceren met collega’s, leidinggevenden en anderen met wie mondelinge communicatie in het kader van de werkzaamheden nodig is. Geeft blijk van begrip van de gegeven mondelinge opdrachten en aanwijzingen, kan deze indien nodig herhalen en vraagt door indien er onduidelijkheden zijn.

    f. stressbestendigheid: kan in geval van onvoorziene gebeurtenissen de rust te bewaren en rustig en consequent de gebruikelijke en/of noodzakelijke maatregelen treffen c.q. acties ondernemen.

    g. beoordelingsvermogen: kan inschatten welke aspecten in de gegeven situatie van belang zijn en een onderbouwde beoordeling maken welke risico’s en maatregelen in de betreffende situatie aan de orde zijn.

    h. leidinggeven: kan medewerkers instrueren, begeleiden en indien noodzakelijk corrigeren bij het uitvoeren van alle voorkomende werkzaamheden, kan hen motiveren om op de juiste wijze hun werkzaamheden uit te voeren en vervuld hierin indien aan de orde een voorbeeldrol.

    i. schriftelijke communicatie: kan op heldere wijze de noodzakelijke informatie voor, tijdens en na de uitvoering van de werkzaamheden vastleggen.

    Deze competenties zijn uitgewerkt in onderstaande kerntaken, deeltaken, eindtermen en toetstermen.

    Kerntaak: Voorbereiding van de werkzaamheden

    Deeltaak

    Eind- en toetstermen DTA

    Theorie

    Praktijk

    Situatie beoordelen en DAV instrueren

    Competenties:

    a, c, b, d, e, g, h

    D3.1

    De DTA is bekend met veelvoorkomende asbesthoudende materialen, heeft kennis van de eigenschappen van asbest en kan deze kennis in de praktijk toepassen. (a, c, b, d, e, g, h)

     

    D3.1.1

    De DTA kan de verschillende soorten asbest en asbesthoudend materiaal noemen. (a)

    K

     
     

    D3.1.2

    De DTA kan de verschillende toepassingen van asbest of asbesthoudende materiaal noemen en kan de situaties waarin het werd/wordt toegepast noemen en herkennen. (a)

    K

     
     

    D3.1.3

    De DTA kan aan de hand van materialen in monsterpotjes, een bijbehorende omschrijving en een foto beoordelen of de materialen al dan niet asbestverdacht zijn. (a)

     

    P

    D3.2

    De DTA kan beoordelen of de benodigde documenten, waaronder de sloopmelding, het asbestinventarisatierapport en het werkplan overeenkomen met de aangetroffen situatie en geschikt zijn voor de uit te voeren werkzaamheden.

     

    D3.2.1

    De DTA kan de eisen waaraan een sloopmelding moet voldoen noemen. (a)

    K

     
     

    D3.2.2

    De DTA kan de milieuvoorschriften die gelden bij het verwijderen van asbest noemen. (a)

    K

     
     

    D3.2.3

    De DTA kan benoemen hoe de aan het certificatieschema voor de Procescertificaten Asbestinventarisatie en Asbestverwijdering verbonden meldingsplicht ten aanzien van de asbestverwijdering uitgevoerd moet worden. (a)

    K

     
     

    D3.2.4

    De DTA kan aangeven wat een asbestinventarisatie inhoudt. (a)

    K

     
     

    D3.2.5

    De DTA kent de verschillende geschiktheden van asbestinventarisatierapporten, weet de verschillen tussen de geschiktheden en kent de geldigheidsduur van de rapporten. (a)

    K

     
     

    D3.2.6

    De DTA kan beoordelen of een asbestinventarisatierapport geschikt is en kan handelend optreden indien dit niet het geval is. (a)

    T

     
     

    D3.2.7

    De DTA weet wie bevoegd zijn om risicoklassen te bepalen en op welke manier de risicoklasse bepaald wordt. (a)

    K

     
     

    D3.2.8

    De DTA kan de voorwaarden voor het aanpassen van de risicoklasse en de concentraties die aan de indeling in klassen ten grondslag liggen noemen. (a)

    K

     
     

    D3.2.9

    De DTA kan de taken van een DAV-1 en DAV-2 noemen. (a)

    K

     
     

    D3.2.10

    De DTA weet in welk geval een werkplan noodzakelijk is. (a)

    K

     
     

    D3.2.11

    De DTA kan de eisen met betrekking tot de werkmethoden, opleiding van personeel, meldingsplicht, gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen en de eindinspectie in relatie tot de indeling in risicoklassen noemen. (a)

    K

     
     

    D3.2.12

    De DTA kan het doel, de werking en de aspecten van alternatieven voor verwijdering noemen en uitleggen. (a, d)

    B

     
     

    D3.2.13

    De DTA kan een werkplan voor het verwijderen van asbest beoordelen. (a, b, d, g)

    T

     
     

    D3.2.14

    De DTA kan de werknemers over de asbestverwijdering volgens het werkplan instrueren, en beoordelen of de instructie begrepen is en opgevolgd kan worden. (a, c, e, h)

     

    P

    Inrichten van het werkgebied

    Competenties:

    a, b, d, e, g, h

    D3.3

    De DTA kan afzettingen plaatsen bij zowel binnen- als buitensituaties, er op toezien dat deze handelingen op de juiste wijze worden uitgevoerd en kan handelend optreden indien dit niet het geval is. (a, b, d, e, g, h)

     

    D3.3.1

    De DTA kan vaststellen of de inrichting van een niet-betreedbaar containment aan de eisen voldoet. (a, d, g)

    T

     
     

    D3.3.2

    De DTA kan vaststellen of de inrichting van een buitensituatie aan de eisen voldoet. (a, d, g)

    T

     
     

    D3.3.3

    De DTA kan afzettingen plaatsen. (a, d, g)

     

    P

     

    D3.3.4

    De DTA kan opdracht geven tot het in gebruik nemen van een containment, erop toezien dat dit op een juiste wijze geschiedt en kan handelend optreden indien dit niet het geval is. (a, b, e, g, h)

     

    P

     

    D3.3.5

    De DTA kan de inrichting van het containment testen op effectiviteit en vaststellen dat het containment aan de eisen voldoet. (a, b, d, g)

     

    P

    Apparatuur aansluiten

    Competenties:

    a, b, c, d, e, h

    D3.4

    De DTA kan er op toezien dat de te gebruiken apparatuur aan de eisen voldoen en op de juiste wijze worden aangesloten. (a, b, c, d, e, h)

     

    D3.4.1

    De DTA kent de eisen aan de te gebruiken apparatuur en kan de kwaliteit van de te gebruiken apparatuur beoordelen. (a, b, d)

    T

     
     

    D3.4.2

    De DTA kan beoordelen of de apparatuur is gekeurd. (a)

     

    P

     

    D3.4.3

    De DTA kan opdracht geven tot het inplakken van een onderdrukmachine, er op toezien dat de machine op de juiste wijze wordt geplaatst en kan handelend optreden indien dit niet het geval is. (a, b, c, d, e, h)

     

    P

     

    D3.4.4

    De DTA kan opdracht geven tot het inschakelen van een onderdrukmachine, er op toezien dat de machine op de juiste wijze wordt ingeschakeld en kan handelend optreden indien dit niet het geval is. (a, b, c, d, e, h)

     

    P

     

    D3.4.5

    De DTA kan een effectieve luchtverversing en een gewenste onderdruk bereiken door instructies te geven aan de DAV-1 en DAV-2. (a, b, d, e, h)

     

    P

    Kerntaak: Persoonlijke veiligheid waarborgen

    Deeltaak

    Eind- en toetstermen DTA

    Theorie

    Praktijk

    Persoonlijke beschermingsmiddelen controleren

    Competenties:

    a, d, e, g, h

    D3.5

    De DTA kan aangeven welke gezondheidsrisico’s het werken met asbest met zich meebrengt en weet welke maatregelen genomen kunnen worden om deze gezondheidsrisico’s te voorkomen. (a, b, d, e, g, h)

     

    D3.5.1

    De DTA kan de risico’s voor de gezondheid bij het verwijderen van asbest in verschillende situaties noemen. (a, d, g)

    T

     
     

    D3.5.2

    De DTA kan gegeven een bepaalde situatie de juiste maatregelen noemen om de risico’s voor de gezondheid te voorkomen. (a, d, g)

    T

     
     

    D3.6

    De DTA kan controleren of de DAV-1 en DAV-2 de juiste persoonlijke beschermingsmiddelen gebruiken en corrigerend optreden als dat niet het geval is.

       
     

    D3.6.1

    De DTA kan de arbeidsbeschermende voorschriften op het gebied van asbest in het algemeen en op het gebied van het verwijderen van asbest in het bijzonder noemen. (a)

    K

     
     

    D3.6.2

    De kandidaat kan -zowel in technische als in sociale zin- corrigerend optreden wanneer er niet op juiste wijze omgegaan wordt met de hulpmiddelen en de persoonlijke beschermingsmiddelen. (a, d, e, g, h)

     

    P

    Kerntaak: Asbestverwijderingswerkzaamheden uitvoeren

    Deeltaak

    Eind- en toetstermen DTA

    Theorie

    Praktijk

    Asbesthoudend materiaal verwijderen

    Competenties:

    a, d, e, f, g, h

    D3.7

    De DTA kan controleren of de werkzaamheden conform het werkplan worden uitgevoerd, hierop adequaat toezicht houden bij de uit te voeren werkzaamheden en corrigerend optreden als dat niet het geval is. (a, d, e, f, g, h)

     

    D3.7.1

    De DTA kan de maatregelen om vezelemissie zo veel mogelijk te voorkomen beschrijven. (a)

    K

     
     

    D3.7.2

    De DTA kan beoordelen of voldoende maatregelen worden genomen ten aanzien van emissiearm werken en corrigerend opreden als dat niet het geval is.(a, d, e, g, h)

     

    P

     

    D3.7.3

    De DTA kan opdracht geven tot het verwijderen van materiaal waarbij gebruik wordt gemaakt van bronmaatregelen, er op toezien dat dit juist en veilig geschiedt en kan handelend optreden indien dit niet het geval is. (a, d, e, g, h)

     

    P

     

    D3.7.4

    De DTA kan de werking van apparatuur en hulpmiddelen tijdens het gebruik beoordelen op functionaliteit, veiligheid en effectiviteit. (a, b, d, g)

     

    P

     

    D3.7.5

    De DTA kan toezien dat de onderdrukmachine op de juiste wijze gebruikt wordt en kan handelend optreden indien dit niet het geval is. (a, d, e, g, h)

     

    P

     

    D3.7.6

    De DTA kan opdracht geven tot het wisselen van een voor- en tussenfilter van een onderdrukmachine, kan er op toezien dat de voor- en tussenfilter van de onderdrukmachine op de juiste wijze wordt vervangen en kan handelend optreden indien dit niet het geval is. (a, d, e, g, h)

     

    P

     

    D3.7.7

    De DTA kan effectief handelend optreden bij de volgende onverwachte gebeurtenissen: het wegvallen van de onderdruk, te veel onderdruk, het opengaan van een afvalzak, het uitvallen van stroom, het wegvallen van de watervoorziening, het openscheuren van het containment. (a, d, e, f, g, h)

    T

    P

    Afvoeren van asbesthoudend afval

    Competenties:

    a, d, e, g, h

    D3.8

    De DTA weet hoe asbesthoudend afval behandeld, verpakt en getransporteerd moet worden en kan corrigerend optreden als de uitvoering niet conform deze eisen geschiedt. (a, d, e, g, h)

     

    D3.8.1

    De DTA kan de voorschriften voor het omgaan met asbesthoudend afval noemen. (a)

    K

     
     

    D3.8.2

    De DTA kan opdracht geven tot het verpakken en in de afvalsluis plaatsen van asbesthoudend afval, er op toezien dat dit juist en veilig geschiedt en kan handelend optreden indien dit niet het geval is.(a, d, e, g, h)

     

    P

     

    D3.8.3

    De DTA kan opdracht geven tot het uitsluizen van asbesthoudend afval inclusief de administratieve handelingen, er op toezien dat dit juist en veilig geschiedt en kan handelend optreden indien dit niet het geval is.(a, d, e, g, h)

     

    P

    Voorbereiding op eindbeoordeling

    Competenties:

    a

    D3.9

    De DTA kan de eisen aan de voorbereidende werkzaamheden voorafgaand aan een eindbeoordeling door de inspectie-instelling noemen. (a)

     

    D3.9.1

    De DTA kan de verantwoordelijkheden van de DTA en die van de inspectie-instelling bij de eindbeoordeling noemen. (a)

    K

     
     

    D3.9.2

    De DTA kan de eisen aan de visuele inspectie voorafgaand aan de eindcontrole door de inspectie-instelling noemen.

    K

     
     

    D3.9.3

    De DTA kent in hoofdlijnen de eisen van de eindbeoordeling door de inspectie-instelling. (a)

    K

     
     

    D3.9.4

    De DTA kan de randvoorwaarden en condities van de eindbeoordeling door de inspectie-instelling die behoren bij de verschillende verwijderingstechnieken en risicoklassen noemen. (a)

    K

     

    Registreren van informatie

    Competenties:

    a, b, g, i

    D3.10

    De DTA kan de benodigde informatie conform de eisen uit het certificatieschema registeren. (a, b, g, i)

     

    D3.10.1

    De DTA kan de benodigde controle op aanwezige arbeidsmiddelen en documenten ten behoeve van de werkzaamheden en het personeel, alsmede de registratie van de uitgevoerde werkzaamheden registeren. (a, b, i)

    T

    P

     

    D3.10.2

    De kandidaat kan tijdens de werkzaamheden alle van belang zijnde gebeurtenissen in het logboek registeren. (a, b, g, i)

     

    P

    Informatievoorziening aan opdrachtgever en toezichthouders

    Competenties:

    a, e, g

    D3.11

    Kan beoordelen welke informatie voor de opdrachtgever en toezichthoudende instanties relevant is en kan deze informatie op een begrijpelijke wijze overbrengen. (a, e, g)

     

    D3.11.1

    De DTA kan beoordelen welke informatie voor de opdrachtgever en derden relevant is, kan deze informatie op een begrijpelijke wijze overbrengen. (a, e, g)

     

    P

     

    D3.11.2

    De DTA kan beoordelen welke informatie voor de toezichthoudende instanties relevant is en kan deze informatie op een begrijpelijke wijze overbrengen en de juiste documenten laten zien zodat de toezichthoudende instanties van de stand van zaken op de hoogte zijn. (a, e, g)

     

    P

    Kennen procedure na afwijking

    Competenties:

    a, e

    D3.12

    De DAV-2 kent de procedure en kan zijn rechten en plichten na een geconstateerde afwijking noemen en kent de gevolgen. (a, e)

     

    D3.12.1

    De DTA kan de verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de betrokken partijen bij certificatieregeling noemen. (a)

    K

     
     

    D3.12.2

    De DTA kan de voor de asbestverwijdering relevante certificatieschema’s en de in dit kader overige relevante documenten noemen. (a)

    K

     
     

    D3.12.3

    De DTA kan de instanties noemen die de controle op de naleving van de voor een deskundig asbestverwijderingsbedrijf relevante regelgeving uitvoeren en kan de bevoegdheden van deze instanties noemen. (a)

    K

     
     

    D3.12.4

    De DTA weet dat zijn persoonscertificaat door de certificerende instelling kan worden geschorst of worden ingetrokken als bij hem een afwijking wordt geconstateerd zoals vermeld de certificatieregeling en hij kent de procedure, rechten en plichten na het schrijven van de certificerende instelling. (a)

    K

     
     

    D3.12.5

    De DTA weet wat de gevolgen voor een certificaathouder DAV-1, DAV-2 en DTA zijn als het certificaat van die persoon voorwaardelijk of onvoorwaardelijk wordt geschorst of als het certificaat van die persoon wordt ingetrokken, zoals beschreven de certificatieregeling. (a)

    K

     
     

    D3.12.6

    De DTA kan de gekozen methodiek verdedigen en inhoudelijke vragen adequaat beantwoorden. (a, e)

     

    P

    Kerntaak: Decontamineren

    Deeltaak

    Eind- en toetstermen DTA

    Theorie

    Praktijk

    Decontamineren

    Competenties:

    a, b, d, e, h

    D3.13

    De DTA kan de decontaminatieprocedure uitleggen, er op toezien dat deze veilig wordt uitgevoerd en kan handelend optreden indien dit niet het geval is. (a, b, d, e, h)

     

    D3.13.1

    De DTA kan er op toezien dat een DAV de decontaminatieprocedure veilig uitvoert en kan handelend optreden indien dit niet het geval is. (a, b, d, e, h)

     

    P

    De letter K staat voor het niveau Kennis, de letter B staat voor het niveau Begrip, de letter T staat voor het niveau Toepassing. De letter P staat voor praktijkexamen.

  • 2. Voor de DTA geldt de volgende toetsmatrijs voor het theorie-examen en het praktijkexamen.

    • a. Toetsmatrijs theorie-examen

      In het theorie-examen zijn de toetsvragen op de volgende manier over de kern- en deeltaken verdeeld.

         

      Aantal vragen per taxonomiecode

      Kerntaak: Voorbereiding van de werkzaamheden

      56%

      K

      B

      T

      Situatie beoordelen en DAV instrueren

       

      14

      2

      7

      Inrichten van het werkgebied

           

      3

      Apparatuur aansluiten

           

      2

      Kerntaak: Persoonlijke veiligheid waarborgen

      10%

       

      Persoonlijke beschermingsmiddelen controleren

       

      2

       

      3

      Kerntaak: Asbestverwijderingswerkzaamheden uitvoeren

      34%

       

      Asbesthoudend materiaal verwijderen

       

      1

       

      1

      Afvoeren van asbesthoudend afval

       

      4

         

      Voorbereiding op eindbeoordeling

       

      5

         

      Registreren van informatie

       

      2

         

      Kennen procedure na afwijking

       

      4

         
       

      Totaal

      32

      2

      16

      De letter K staat voor het niveau Kennis, de letter B staat voor het niveau Begrip, de letter T staat voor het niveau Toepassing. De letter P staat voor praktijkexamen.

    • b. Toetsmatrijs praktijk-examen

      In het praktijkexamen wordt één van de zes routes geëxamineerd.

       

      Route

      Kerntaak: Voorbereiding van de werkzaamheden

      1

      2

      3

      4

      5

      6

      Situatie beoordelen en DAV instrueren

      20

      20

      20

      20

      20

      20

      – Materiaalherkenning

      100

      100

      100

      100

      100

      100

      Inrichten van het werkgebied

      40

      40

      40

           

      Apparatuur controleren en aansluiten

      40

      40

      40

           

      Kerntaak: Persoonlijke veiligheid waarborgen

       

      Persoonlijke beschermingsmiddelen controleren

      50

      50

      50

      50

      50

      50

      Kerntaak: Asbestverwijderingswerkzaamheden uitvoeren

       

      Asbesthoudend materiaal verwijderen

      20

      20

      20

      20

      20

      20

      Afvoeren van asbesthoudend afval

           

      80

      80

      80

      Registreren van informatie

      50

      50

      50

      50

      50

      50

      Informatievoorziening aan opdrachtgevers en toezichthouders

      100

      100

      100

      100

      100

      100

      – Presentatievaardigheid aan opdrachtgever en toezichthouders

      30

      30

      30

      30

      30

      30

      Kerntaak: Decontamineren

                 

      Decontamineren

      50

      50

      50

      50

      50

      50

      Totaal

      500

      500

      500

      500

      500

      500

  • 3. De DTA begrijpt wat de consequenties zijn van het niet juist uitvoeren van de in het eerstelid bedoelde kerntaken en de daaraan gerelateerde eindtermen en toetstermen en kan uitleggen waarom zijn handelen daarmee in overeenstemming is.

Artikel 26. Herexamen DTA
  • 1. Een kandidaat kan uiterlijk zes maanden na het behalen van een voldoende resultaat voor ofwel zijn praktijkexamen ofwel voor zijn theorie-examen herexamen doen voor het nog als onvoldoende gekwalificeerde examengedeelte theorie of praktijk.

  • 2. In de in het eerste lid bedoelde situatie kan de kandidaat kan maximaal twee maal een herexamen afleggen.

  • 3. Wanneer de kandidaat in de in het tweede lid bedoelde situatie niet geslaagd is na een herexamen, of na het verstrijken van de in het eerste lid bedoelde termijn, wordt zowel het theorie- als het praktijkexamen afgelegd.

  • 4. Er is geen maximum verbonden aan het aantal af te leggen gecombineerde praktijk- en theorie-examens.

Paragraaf 7. Certificaat

Artikel 27. Gegevens certificaat

Het certificaat bevat tenminste de volgende gegevens:

  • a. naam en initialen van de certificaathouder;

  • b. geboortedatum en geboorteplaats van de certificaathouder;

  • c. uniek en eenduidig documentnummer of certificaatnummer afgegeven op basis van de formateisen die gesteld zijn door de beheerstichting;

  • d. naam en adresgegevens van de certificerende instelling die het certificaat verleend heeft;

  • e. verwijzing naar de geldende normen waaraan getoetst is;

  • f. scope van het certificaat, inclusief de eisen die zijn opgenomen in de certificatieovereenkomst, bedoeld in artikel 18;

  • g. de ingangsdatum van het certificaat en de datum waarop het certificaat ophoudt geldig te zijn;

  • h. een verklaring van de certificerende instelling waarin is opgenomen dat de certificaathouder:

    • 1°. in geval van DAV-1 voldoet aan het vakbekwaamheidsprofiel Deskundig Asbestverwijderaar niveau 1 (DAV-1), vastgelegd in de eindtermen in artikel 17;

    • 2°. in geval van DAV-2 voldoet aan het vakbekwaamheidsprofiel Deskundig Asbestverwijderaar niveau 2 (DAV-2), vastgelegd in de eindtermen in artikel 21; en

    • 3°. in geval van DTA voldoet aan het vakbekwaamheidsprofiel Deskundig Toezichthouder Asbest (DTA), vastgelegd in de eindtermen in artikel 25; en

  • i. het logo van de beheerstichting en het logo van de Stichting Raad voor Accreditatie en bijbehorend accreditatiekenmerk.

Artikel 28. Certificatieovereenkomst
  • 1. De certificaathouder en de certificerende instelling sluiten een certificatieovereenkomst waarin ten minste de in het tweede lid genoemde verplichtingen van de certificaathouder zijn opgenomen.

  • 2. De certificaathouder:

    • a. blijft gedurende de looptijd van het certificaat voldoen aan de eisen uit dit certificatieschema;

    • b. verleent medewerking aan controles door de certificerende instelling;

    • c. legt bij een onvoorwaardelijke schorsing binnen vier weken na de onvoorwaardelijke schorsing opnieuw examen af waarbij bij goed gevolg de onvoorwaardelijke schorsing wordt opgeheven;

    • d. stuurt een ongeldig geworden certificaat terug aan de certificerende instelling, binnen 14 dagen na een aangetekend verzoek hiertoe; en

    • e. geeft wijzigingen door in zijn omstandigheden die voor het certificaat van belang kunnen zijn.

Paragraaf 8. Toezicht en meldingen

Artikel 29. Medewerking aan controles door certificerende instelling procescertificatie
  • 1. De certificaathouder verleent desgevraagd medewerking aan controles van een certificerende instelling procescertificatie, voor zover het een controle betreft van een gecertificeerd asbestverwijderingsbedrijf waarvoor de certificaathouder werkzaamheden verricht.

  • 2. Indien een certificerende instelling procescertificatie met betrekking tot het functioneren van een certificaathouder DTA of DAV-1 of DAV-2 afwijkingen constateert van hetgeen is voorgeschreven in dit certificatieschema en dit rapporteert aan de certificerende instelling die het betreffende persoonscertificaat heeft afgegeven, dan onderzoekt de laatstbedoelde certificerende instelling deze melding en gaat deze zo nodig over tot het opleggen van sancties jegens de betreffende certificaathouder.

Artikel 30. Toezicht door toezichthoudende overheidsinstelling
  • 1. Indien een toezichthoudende overheidsinstelling met betrekking tot het functioneren van een certificaathouder DTA of DAV-1 of DAV-2 afwijkingen constateert van hetgeen is voorgeschreven in dit certificatieschema en dit rapporteert aan de certificerende instelling die het betreffende persoonscertificaat heeft afgegeven, dan onderzoekt de laatstbedoelde instelling deze melding en gaat deze zo nodig over tot het opleggen van sancties jegens de betreffende certificaathouder. Indien de certificerende instelling besluit dit niet te doen, legt zij dit besluit inclusief de onderbouwing daarvan schriftelijk vast en zorgt zij voor een deugdelijke archivering hiervan.

  • 2. Indien de toezichthoudende overheidsinstelling daarom verzoekt, wordt deze door de certificerende instelling schriftelijk geïnformeerd over haar besluit en over de redenen die aan dat besluit ten grondslag liggen.

Artikel 31. Meldingen inzake gedragingen certificaathouder
  • 1. Indien de certificerende instelling een melding ontvangt over gedragingen van een certificaathouder anders dan op basis van de artikelen 29 of 30, beoordeelt de certificerende instelling of sprake is van een afwijking van de eisen en of die afwijking toe te rekenen is aan de certificaathouder.

  • 2. De certificerende instelling meldt schriftelijk aan degene die de melding gedaan heeft of naar haar oordeel sprake was van een afwijking en deze heeft geleid tot oplegging van een sanctie.

Paragraaf 9. Onderzoek en sancties

Artikel 32. Onderzoek inzake vermeende afwijkingen door certificaathouder
  • 1. De certificerende instelling onderzoekt naar aanleiding van een melding van een certificerende instelling voor het Procescertificaat Asbestverwijdering dan wel van een toezichthoudende overheidsinstelling, of een certificaathouder niet voldoet of voldaan heeft aan of één meer bepalingen opgenomen in bijlage 1 en daarmee sprake is van een of meer afwijkingen.

  • 2. De certificerende instelling stelt binnen een week na ontvangst van een melding als bedoeld in het eerste lid, een onderzoek in.

  • 3. De certificerende instelling rondt het onderzoek binnen twee weken af met het vaststellen van haar conclusie ter zake en indien die conclusie inhoudt dat sprake is van een of meer afwijkingen, de bepaling van de sanctie die zij overeenkomstig artikel 33 voornemens is te treffen.

  • 4. De certificerende instelling registreert de meldingen, bedoeld in het eerste lid, de conclusies van de verrichte onderzoeken en de sancties die zijn getroffen.

Artikel 33. Bepalen van de sancties
  • 1. Indien de certificaathouder niet voldoet aan of voldaan heeft aan een of meer bepalingen die in bijlage 1 zijn opgenomen is sprake van een afwijking en wordt het persoonscertificaat van de certificaathouder door de certificerende instelling voorwaardelijk geschorst voor ten hoogste 90 dagen, onvoorwaardelijk geschorst voor 30 dagen of ingetrokken.

  • 2. Het persoonscertificaat wordt voorwaardelijk geschorst voor ten hoogste 90 dagen in geval van één geconstateerde afwijking van categorie II naar aanleiding van een beoordeling op een projectlocatie.

  • 3. Wanneer een persoonscertificaat voorwaardelijk is geschorst mag de certificaathouder werkzaamheden blijven verrichten waarvoor het bezit van een geldig persoonscertificaat verplicht is.

  • 4. Indien de houder van het persoonscertificaat dat voorwaardelijk is geschorst binnen uiterlijk twee dagen voor afloop van de duur van de opgelegde voorwaardelijke schorsing aan de certificerende instelling heeft aangetoond adequate corrigerende maatregelen te hebben genomen en de certificerende instelling heeft vastgesteld dat deze adequaat zijn, bevestigt de certificerende instelling zulks aan de certificaathouder.

  • 5. Het persoonscertificaat wordt onvoorwaardelijk geschorst voor 30 dagen, indien:

    • a. de certificerende instelling een categorie I-afwijking constateert;

    • b. de certificerende instelling binnen een periode van één jaar na constatering van een categorie II-afwijking op een andere datum opnieuw een categorie II-afwijking constateert; of

    • c. de certificaathouder waarvan het persoonscertificaat voorwaardelijk is geschorst niet uiterlijk twee dagen voor afloop van de duur van de opgelegde voorwaardelijke schorsing aan de certificerende instelling heeft aangetoond adequate corrigerende maatregelen te hebben genomen.

  • 6. Wanneer een persoonscertificaat onvoorwaardelijk is geschorst mag de certificaathouder geen werkzaamheden verrichten waarvoor het bezit van een geldig persoonscertificaat verplicht is.

  • 7. Het persoonscertificaat wordt ingetrokken indien:

    • a. de certificaathouder tijdens een onvoorwaardelijke schorsing van zijn persoonscertificaat werkzaamheden heeft uitgevoerd waarvoor een geldig persoonscertificaat vereist is;

    • b. de certificaathouder van wie het persoonscertificaat onvoorwaardelijk is geschorst niet uiterlijk twee dagen voor afloop van de onvoorwaardelijke schorsing aan de certificerende instelling heeft aangetoond het examen op basis waarvan het certificaat was verstrekt opnieuw te hebben gedaan en met goed gevolg te hebben afgesloten; of

    • c. binnen twee jaar na de aanvangsdatum van een onvoorwaardelijke schorsing van het persoonscertificaat van een certificaathouder opnieuw gronden bestaan voor een onvoorwaardelijke schorsing van zijn persoonscertificaat.

Artikel 34. Procedure bij afwijkingen
  • 1. De certificerende instelling zendt de certificaathouder binnen zeven kalenderdagen na afronding van het onderzoek, bedoeld in artikel 32, eerste lid, de door haar getrokken conclusie.

  • 2. Indien de conclusie leidt tot een sanctie als bedoeld in artikel 33, tweede, vijfde of zevende lid, stelt de certificerende instelling de certificaathouder bij die conclusie in de gelegenheid om binnen twee weken na ontvangst van die conclusie zijn zienswijze in te dienen op dat voornemen tot het treffen van een sanctie.

  • 3. De certificerende instelling zendt de certificaathouder zo spoedig mogelijk doch uiterlijk zeven kalenderdagen na de termijn, genoemd in het tweede lid, haar besluit omtrent het al dan niet treffen van een sanctie.

  • 4. Indien een certificaat wordt ingetrokken, wordt een certificaat voor hetzelfde werkveld dat aan dezelfde certificaathouder is verleend eveneens ingetrokken.

Paragraaf 10. Overgangsbepalingen

Artikel 35. Overgangsregeling ten behoeve van een certificaathouder

Een persoonscertificaat voor een DAV-1, DAV-2 of DTA dat is afgegeven tot en met 31 maart 2019 behoudt zijn geldigheid voor de resterende geldigheidsduur van het certificaat, mits de DAV-1 respectievelijk de DAV-2 respectievelijk de DTA met ingang van 1 april 2019 voldoet aan de op hem betrekkende hebbende eisen, bedoeld in dit certificatieschema.

Artikel 36. Overgangsbepaling ten behoeve van een certificerende instelling

Een certificerende instelling die tot en met 31 maart 2019 is aangewezen kan gedurende de looptijd van deze aanwijzing haar activiteiten in dat kader blijven uitoefenen, mits zij met ingang van 1 april 2019 voldoet aan de in dit certificatieschema gestelde eisen.

Artikel 37. Inwerkingtreding

Dit certificatieschema treedt in werking met ingang van 1 april 2019.

BIJLAGE 1. BEHORENDE BIJ ARTIKEL 32 EN 33 TOETSTERMEN, ARTIKELEN EN BIJBEHORENDE CATEGORIE AFWIJKINGEN

DTA-toetsterm Certificatieschema voor de persoonscertificaten DAV-1, DAV-2 en DTA

DAV-2 toetsterm uit Certificatieschema voor de persoonscertificaten DAV-1, DAV-2 en DTA

DAV-1 toetsterm uit Certificatieschema voor de persoonscertificaten DAV-1, DAV-2 en DTA

Artikel uit Certificatieschema voor de Procescertificaten Asbestinventarisatie en Asbestverwijdering

Categorie afwijking DTA

Categorie afwijking DAV, DAV-1, DAV-2

Art. 25 D3.7

NVT

NVT

28.b

II

NVT

Art. 25 D3.7

NVT

NVT

28.c

II

NVT

Art. 25 D3.5

Art. 21 D2.6

Art. 17 D1.5

34.1.a-b

I of II1

I of II1

Art. 25 D3.5

NVT

NVT

34.1.f

II2

II2

Art. 25 D3.13

Art. 21 D2.13

Art. 17 D1.12

41.1.g

I of II3

I of II3

Art. 25 D3.3

NVT

NVT

41.1.h

II

NVT

Art. 25 D3.3

NVT

NVT

43.1.a-c

II

NVT

Art. 25 D3.7

NVT

NVT

43.2

II

NVT

Art. 25 D3.3

NVT

NVT

43.3.a-i

II

NVT

Art. 25 D3.7

Art. 21 D2.96

Art. 17 D1.8

43.4.a-b

I of II4

I

Art. 25 D3.7

NVT

NVT

43.7

II

NVT

Art. 25 D3.7

NVT

NVT

43.8

II

NVT

Art. 25 D3.7

NVT

NVT

43.9

II

NVT

Art. 25 D3.7

NVT

NVT

44.1.e

II

NVT

Art. 25 D3.7

NVT

NVT

45.2

II

NVT

X Noot
1

Betreft de persoon waar de afwijking geconstateerd wordt: Categorie I indien geen adembescherming wordt gedragen, categorie II indien de persoon geen goede maat of onjuist model draagt of hier niet over beschikt.

X Noot
2

Betreft de persoon waar de afwijking geconstateerd wordt.

X Noot
3

Betreft de persoon waar de afwijking geconstateerd wordt: Categorie I indien de persoon geheel niet gedecontamineerd wordt, categorie II indien de persoon niet adequaat conform de Sci’s decontamineert.

X Noot
4

Betreft de persoon waar de afwijking geconstateerd wordt: Categorie I indien de persoon geen bronmaatregelen neemt bij niet hechtgebonden toepassingen, categorie II indien de persoon geen bronmaatregelen neemt bij hechtgebonden toepassingen of onvoldoende bronmaatregelen neemt bij niet-hechtgebonden toepassingen.

TOELICHTING

Algemeen

1. Inleiding

Dit certificatieschema voor de Persoonscertificaten Deskundig Asbest Verwijderaar niveau 1 en niveau 2 (DAV-1 en DAV-2) en Deskundig Toezichthouder Asbestverwijdering (DTA) vervangt bijlage XIIIc (het Werkveldspecifiek certificatieschema voor de Persoonscertificaten DAV-1, DAV-2 en DTA) en bijlage XIIIf bij de Arbeidsomstandighedenregeling (het Werkveldspecifiek document voor Aanwijzing van en Toezicht op certificerende instellingen die Persoonscertificaten DAV-1, DAV-2 en DTA afgeven).

Voor de opstelling van dit nieuwe certificatieschema bestond een aantal aanleidingen.

In de eerste plaats zijn met ingang van 1 januari 2018 nieuwe bepalingen in het Arbeidsomstandighedenbesluit (hierna: Arbobesluit) van kracht geworden. Deze bepalingen hebben betrekking op de aanwijzing van certificerende instellingen die wettelijk verplichte certificaten afgeven. In de toelichting bij deze wijziging van het Arbobesluit is aangegeven dat daarmee de generieke aanwijzingseisen zijn opgenomen in dat besluit. Aangekondigd is dat werkveldspecifieke eisen aan certificerende instellingen, zoals die voorheen waren opgenomen in Werkveldspecifieke documenten voor Aanwijzing en Toezicht, voortaan zullen worden opgenomen in de certificatieschema’s. Daarmee zullen certificatieschema’s enerzijds eisen bevatten voor de aanvrager van een certificaat en de certificaathouder en anderzijds de werkveldspecifieke eisen aan certificerende instellingen, haar personeel en haar werkwijzen.

Consequentie van het voorgaande is dat eisen uit bijlage XIIIf bij de Arbeidsomstandighedenregeling die overeenkomen met generieke eisen die nu in het Arbobesluit staan, niet zijn overgenomen in dit nieuwe certificatieschema. Wel zijn in dit nieuwe certificatieschema in paragraaf 2 de nog wel relevante werkveldspecifieke eisen ten aanzien van certificerende instellingen uit bijlage XIIIf opgenomen.

De bovengenoemde wijziging van het Arbobesluit maakt het mogelijk het certificatieschema niet langer als bijlage bij de Arbeidsomstandighedenregeling op te nemen, maar daar in de Arbeidsomstandighedenregeling naar te verwijzen. Het certificatieschema wordt wel in de Staatscourant worden gepubliceerd. Daardoor blijft mogelijk om na latere wijzigingen van het schema ook de voorgaande versie(s) nog te raadplegen.

Het voorgaande leidt onder meer tot een aantal tekstuele aanpassingen van het certificatieschema. Zo is de term ‘besluit’ overal vervangen door Arbobesluit, omdat de definities van artikel 1.1 van het Arbobesluit niet meer ‘doorwerken’ in het certificatieschema nu dat geen deel meer uitmaakt van de Arbeidsomstandighedenregeling. Ook zijn verwijzingen naar bijlage XIIIc en XIIIf telkens vervangen door verwijzingen naar dit certificatieschema omdat de bepalingen daarvan zijn opgenomen in dit schema.

In de tweede plaats is in de eerder bedoelde wijziging van het Arbobesluit bepaald dat voor het afgeven van wettelijk verplichte arbocertificaten aan te wijzen certificerende instellingen dienen te beschikken over een accreditatie door de Stichting Raad voor Accreditatie (RvA). De RvA accrediteert certificerende instellingen uitsluitend indien het door hen toe te passen certificatieschema voldoet aan eisen die voortvloeien uit de toepasselijke geharmoniseerde normen voor accreditatie. Om daaraan te voldoen bleek het niet nodig om de eisen uit de bijlagen XIIIc en XIIIf inhoudelijk ingrijpend aan te passen. Wel was het onder meer noodzakelijk om in de functie-eisen, het risicoprofiel en competenties voor asbestverwijderaars en toezichthouders asbestverwijdering te formuleren.

Tevens moest de scope van de certificering worden benoemd in dit schema en dat is ook bij de drie verschillende functies gebeurd.

Bij de beschrijving van het risicoprofiel van DAV-1, DAV-2 en DTA worden de verschillen tussen deze drie functies aangegeven door te formuleren wat het ‘beoogd resultaat’ is van het certificatieschema ten aanzien van de betreffende functie. De omschrijving van het beoogd resultaat is opgenomen naar aanleiding van een opmerking van de RvA. Dit houdt verband met paragraaf 3.6 en 8.4, onderdeel evan NEN-EN-ISO/IEC 17024.

De competenties zijn zo geformuleerd dat de DAV-1, DAV-2 en DTA vijf dezelfde competenties moeten hebben, maar dat dat DAV-2 daarnaast nog twee extra competenties moet hebben ten opzichte van de DAV-1 en dat de DTA, naast de competenties van de DAV-2 ook nog twee extra competenties moet hebben.

Tevens zijn de artikelen waarin de eindtermen, toetstermen en toetsmatrijzen zijn opgenomen aangepast door de indeling van de tabellen te wijzigen en de formulering van kerntaken, deeltaken, eind- en toetstermen aan te passen.

Deze herstructurering heeft plaatsgevonden naar aanleiding van opmerkingen van de RvA.

De eindtermen zijn in de aangepaste tabel in de artikelen 17, 21 en 25 gerelateerd aan de deeltaken; de toetstermen zijn voorts gerelateerd aan de eindtermen. In de kerntaken, deeltaken, eindtermen en toetstermen is voorts aangegeven welke competenties van toepassing zijn.Tevens is de formulering van de toetstermen geherformuleerd zodat nu door het gebruik van de werkwoorden (bijvoorbeeld ‘kan toepassen’) duidelijker wordt dat er sprake is van vaardigheden, die beheerst moeten worden.

Tevens is bijlage 1 met de sanctietabel aangepast. Dit is toegelicht in de artikelsgewijze toelichting.

2. Consultatie

Het onderhavige certificatieschema is, naast de RvA, voorgelegd aan de Inspectie SZW. De Inspectie SZW heeft het certificatieschema beoordeeld op uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid en heeft een enkele opmerkingen gemaakt. Ten aanzien van artikel 30 over het toezicht door toezichthoudende overheidsinstelling stelt zij voor om de passage "waaronder in ieder geval begrepen de Inspectie SZW” te schrappen uit het eerste lid. Dit voorstel is overgenomen. De tekst sluit daardoor aan bij de tekst van het certificatieschema voor asbestbedrijven. Verder merkt de Inspectie SZW op dat het van belang is dat de meldingen inzake gedragingen door de certificaathouder die conform het tweede lid van artikel 31 worden gedaan voldoende zijn onderbouwd door de certificerende instellingen. Ook dit voorstel is overgenomen. Door een goed onderbouwde melding kan nadere correspondentie en juridificering worden beperkt.

3. Administratieve lasten

De samenvoeging van de inhoud van bijlagen XIIIc en XIIIf bij de Arbeidsomstandighedenregeling en aanpassingen ten behoeve van accreditatie leiden naar verwachting niet tot een toename van lasten voor het bedrijfsleven (werkgevers of werknemers) of voor particulieren. In het certificatieschema zijn in paragraaf 4, 5 en 6 enkele eisen ten aanzien van de certificaathouders verduidelijkt, onder meer door betere formulering van de eindtermen en toetstermen en weergegeven in een uitgebreidere tabelvorm. Dit houdt verband met accreditatie. Door de integratie is het overzicht over de gestelde normen verbeterd voor wat betreft de eisen aan de certificaathouder en aan de certificerende instelling die optreedt als certificaatverstrekker. De beperkte inhoudelijke wijzigingen met betrekking tot het afnemen van de examens en de vermelding van gegegevens op het certificaat, hebben naar verwachting geen voor- of nadelige effecten op de lasten.

4. Overgangsrecht en inwerkingtreding.

Het nieuwe certificatieschema treedt in werking op 1 april 2019. Het overgangsrecht en de inwerkingtreding zijn nader toegelicht in de artikelsgewijze toelichting.

Artikelsgewijs

In het certificatieschema is het doel van het certificatieschema vastgelegd waarbij onderscheid gemaakt wordt tussen de drie functies. Dit is gedaan omdat de RvA heeft aangegeven dat het voor accreditatie noodzakelijk is dat het doel van het schema in het schema zelf is verwoord. Dit is noodzakelijk om het certificatieschema te kunnen evalueren.

Artikel 1 (Definities en afkortingen)

De inhoud van dit artikel komt nagenoeg overeen met artikel 1 van bijlage XIIIc.met dien verstande dat er twee nieuwe begrippen zijn toegevoegd.

In de definitie van de begrippen ‘beheerstichting’en ‘certificaatregister’ is de verwijzing naar het Arbobesluit aangepast, omdat de term ‘beheerstichting’ in het Arbobesluit niet meer voorkomt, maar nu gesproken worden over een ‘schemabeheerder’ en er nu naar een andere bepaling in het Arbobesluit moet worden verwezen.

Tevens is naast DAV-1 en DAV-2 ook nog DAV als afkorting toegevoegd, die afkorting stond ook al in bijlage XIIIf apart vermeld.

Nieuw is de definitie van het begrip ‘examenreglement’. Dit begrip wordt in dit certificatieschema gebruikt voor het examenreglement dat is opgesteld door de beheerstichting en de door de beheerstichting op haar website wordt gepubliceerd (zie de artikelen 6 en 11). Er is in dit reglement dus geen sprake meer van een examenreglement dat door de certificerende instelling zelf is opgesteld.

Nieuw is ook de definitie van het begrip ‘uiteindelijk belanghebbende’. Dit begrip is ook opgenomen in het Certificatieschema voor de Procescertificaten Asbestinventarisatie en Asbestverwijdering (zie Stcrt. 2018, 68771). Dit begrip wordt in de Nederlandse regelgeving gebruikt waar in Europese regelgeving het begrip ‘ultimate beneficial owner’ wordt gebruikt. Het begrip ‘uiteindelijk belanghebbende’ is duidelijker dan het begrip ‘aandeelhouder’. De verduidelijking door introductie van het begrip ‘uiteindelijk belanghebbende’ is bedoeld om de effectiviteit te vergroten van de bepalingen (zoals artikel 4) die erop zijn gericht om belangenverstrengelingen te voorkomen. Daartoe bestaat aanleiding omdat in de praktijk werd geprobeerd deze bepalingen te ontwijken of te ontduiken.

Artikel 2 (Voldoen aan eisen)

De inhoud van artikel 2 van bijlage XIIIc is in aangepaste vorm overgenomen. De formulering is gewijzigd omdat het certificatieschema niet meer als bijlage is opgenomen. Tevens is in de tekst toegevoegd dat dat de certificerende instelling moet voldoen aan de artikelen 1.5b en 1.5c van het Arbobesluit. Maar dat vloeit ook al voort uit genoemd besluit zelf.

Artikel 3 (Gedragscode, procedures inzake certificatieproces en uitbesteding)

Het eerste en tweede lid komen overeen met artikel 3, tweede lid, onderdeel b en d, van bijlage XIIIf.

Het derde lid, onderdelen a en b, zijn ontleend aan artikel 2, tweede lid, van bijlage XIIIe1 (geldend voor asbestprocescertificaten) voor zover het gaat om de uitbesteding van beoordelingen aan een derde.

Maar het derde lid ziet ook op het uitbesteden van het examineren en die bepaling is weer ontleend aan artikel 3, tweede lid, van bijlage XIIIc.

De laatste zin van artikel 2, tweede lid, van bijlage XIIIc, waarin staat dat de certificerende instelling verantwoordelijk blijft voor de uitvoering van het examen is niet overgenomen omdat al in artikel 9, eerste lid, staat dat de certificerende instelling zorg draagt voor het uitvoeren van het examen.

Het derde lid, onderdeel c en d, is nieuw en heeft als doel om bij het eventueel uitbesteden van taken door de certificerende instelling te waarborgen dat de beheerstichting inzicht heeft in de partij aan wie wordt uitbesteed

Naast de verplichting die de certificerende instelling heeft om haar eigen juridische structuur en dergelijke te beschrijven (zie nu artikel 4, tweede lid, van dit certificatieschema en voorheen artikel 7, zesde lid, van bijlage XIIIf), is nu in onderdeel c ook de verplichting opgenomen om deze informatie te hebben van de derde partij waaraan uitbesteding plaatsvindt.

Het nieuwe onderdeel d bevat de verplichting om van de in onderdeel a bedoelde overeenkomst en de in onderdeel c bedoelde beschrijving een afschrift te verstrekken aan de beheerstichting.

De verplichting om een afschrift van de overeenkomst tot het uitbesteden van examineren aan de beheerstichting te verstrekken bestond al wel op grond van artikel 3, tweede lid, van bijlage XIIIc.

Het vierde lid lijkt inhoudelijk op artikel 2, derde lid, van bijlage XIIIe2, (geldend voor asbestprocescertificaten) maar daaraan is toegevoegd dat ook de afgifte van een certificaat niet kan worden uitbesteed. De in artikel 4, vijfde lid, van bijlage XIIIf opgenomen bepaling dat de certificerende instelling de afgifte van certificaten en daaraan voorafgaande beoordeling en beslissing niet uitbesteed aan derden is niet integraal overgenomen, omdat op grond van het derde lid beoordelingen wél kunnen worden uitbesteed en op grond van het vierde lid beslissingen niet kunnen worden uitbesteed.

In artikel 3 is dus overzichtelijker geformuleerd welke werkzaamheden wel, en welke werkzaamheden niet door de certificerende instelling kunnen worden uitbesteed. Dat is nu niet meer over verschillende bijlagen verspreid.

Ook artikel 1.5c van het Arbobesluit bevat bepalingen over uitbesteding van taken, maar daarbij gaat het alleen om de verantwoordelijkheid van de certificerende instelling bij uitbesteding aan een onderaannemer of een dochteronderneming.

Artikel 4 (Onpartijdigheid en onafhankelijkheid certificerende instelling)

Het eerste lid is uitgebreider dan artikel 7, vierde en vijfde lid, van bijlage XIIIf. Het eerste lid beoogt de onafhankelijkheid te waarborgen tussen een certificerende instelling en een asbestverwijderingsbedrijf (zie onderdeel a) en tussen certificerende instelling en een opleidingsinstelling die opleidt voor een asbestpersoonscertificaat (zie onderdeel b). De tekst is aangepast door te spreken over zowel de uiteindelijk belanghebbende over de bestuurder. In artikel 7, vierde lid, van bijlage XIIIf werd alleen over de aandeelhouder besproken en in het vijfde lid werd alleen over de bestuurder gesproken. Tevens is de tekst aangepast door ook de relatie tussen enerzijds een derde partij waaraan certificerende taken zijn uitbesteed en anderzijds een asbestverwijderingsbedrijf of een opleidingsinstelling te benoemen.

In artikel 3, onderdeel c, van dit certificatieschema is nu vastgelegd dat in die gevallen waarin een certificerende instelling een deel van haar taken uitbesteed, de organisatiestructuur en eigendomsverhoudingen van de partij waaraan wordt uitbesteed is wordt vastgelegd. Binnen persoonscertificatie wordt veel gebruik gemaakt van uitbesteding aan examenbureaus. Het is onwenselijk dat deze examenbureaus, die bijvoorbeeld een dochteronderneming of onderaannemer zijn van de certificerende instelling ook betrokken zijn bij asbestverwijderingswerkzaamheden of opleidingen van DAV-1, DAV-2 en DTA.

Het tweede en derde lid komen inhoudelijk overeen met artikel 7, zesde en zevende lid, van bijlage XIIIf.

Artikel 5 (Overeenkomst certificerende instelling en beheerstichting)

Het eerste lid en onderdeel a lijken inhoudelijk op artikel 5, eerste en tweede lid, van bijlage XIIIf. Het is niet meer nodig om in onderdeel a de Centrale Examencommissie te noemen want die wordt genoemd in de overeenkomst tussen certificerende instelling en beheerstichting.

De tekst van de aanhef van het eerste lid is aangepast door de verwijzing naar artikel 1.5a, eerste lid, onderdeel f, van het Arbobesluit te schrappen omdat het Arbobesluit sinds 1 januari 2018 niets meer bepaalt over een overeenkomst tussen certificerende instelling en beheerstichting. In het Arbobesluit is in artikel 1.5b, eerste lid, onderdeel m, sindsdien bepaald dat een certificerende instelling een schemabeheerder moet hebben.

Het eerste lid, onderdeel b en c, over het harmonisatieoverleg komen overeen met artikel 4, eerste en tweede lid, van bijlage XIIIf.

Het tweede lid lijkt inhoudelijk op artikel 5, derde lid, van bijlage XIIIf. De verplichting tot gezamenlijk overleg om te komen tot het geharmoniseerd verrichten van certificatietaken staat in artikel 1.5b, tweede lid, van het Arbobesluit.

Het derde lid, onderdeel a, over het informeren van de beheerstichting door de certificerende instelling sluit aan bij artikel 11, vierde lid, van bijlage XIIIf. Daarin stond al dat de certificerende instelling de beheerstichting moet informeren over een certificaathouder aan wie een sanctie is opgelegd. Maar nieuw is dat bepaald is dat dit in de overeenkomst tussen beheerstichting en certificerende instelling geregeld moet zijn en daarin een termijn moet zijn opgenomen waarbinnen die informatie moet worden verstrekt en dat de beheerstichting ook over de verlening van een certificaat geïnformeerd moet zijn.

Vervolgens publiceert de beheerstichting deze gegevens op de website waardoor dit inzichtelijk wordt voor de certificerende instellingen.

Het derde lid, onderdeel b, c en d, komen overeen met artikel 5, vijfde lid, onderdeel a, b en c, van bijlage XIIIf.

Het derde lid, onderdeel e, komt nagenoeg overeen met artikel 5, vijfde lid, onderdeel d, van bijlage XIIIf.

Het vierde lid lijkt inhoudelijk op artikel 5, zesde lid, van bijlage XIIIf, maar is aangepast door toevoeging van een verwijzing naar procedures als bedoeld in artikel 9, tweede lid. De overeenkomst kan dus ook eisen bevatten inzake de certificatieprocedure.

Het vijfde lid komt overeen met artikel 5, zevende lid, van bijlage XIIIf. Naast de verplichting om de schemabeheerder te informeren geldt op grond van artikel 1.5eb, derde lid, van het Arbobesluit de verplichting om de minister hierover te informeren en op grond van artikel 8, derde lid, van dit certificatieschema de verplichting om ook de certificaathouders te informeren.

Het zesde lid komt overeen met artikel 5, vierde lid, van bijlage XIIIf.

Artikel 6 (Eisen aan het certificatiepersoneel)

De inhoud van dit artikel komt grotendeels overeen met artikel 6 uit bijlage XIIIf.

Het eerste lid komt overeen met artikel 6, eerste lid, van bijlage XIIIf.

Artikel 6, tweede lid, uit bijlage XIIIf is niet overgenomen omdat de bepaling dat de certificerende instelling alleen competent personeel inzet geen toegevoegde waarde heeft gezien de eisen die aan het personeel worden gesteld.

Het tweede lid, onderdeel a, komt overeen met artikel 6, derde lid, onderdeel a, van bijlage XIIIf.

Het tweede lid, onderdeel b, komt nagenoeg overeen met artikel 6, derde lid, onderdeel b, van bijlage XIIIf maar daarin is een term ‘beoordeelt’ gewijzigd in ‘vaststelt’ omdat een examinator niet vaststelt, maar beoordeelt. Het vaststellen van het resultaat geschiedt pas in een latere fase in het certificatietraject.

Het tweede lid, onderdeel c, is nieuw. Hier is de functie van ‘corrector’ toegevoegd, deze functie bestond in de praktijk al, maar ontbrak nog in dit artikel.

Het derde, vierde en vijfde lid komen overeen met het vierde, vijfde en zesde lid, van artikel 6 van bijlage XIIIf.

In het zesde lid zijn de eisen vastgelegd waaraan de corrector, die in het tweede lid, onderdeel c, is geïntroduceerd, moet voldoen. Dit is gebeurd naar aanleiding van opmerkingen van de RvA. De eisen die gesteld worden aan de functie van corrector waren nog niet vastgelegd, terwijl de corrector wel onderdeel uitmaakt van het proces.

Het zevende tot en met tiende lid komen overeen met het zevende tot en met tiende lid van artikel 6 van bijlage XIIIf.

Artikel 7 (Administratie in Nederlandse taal)

De inhoud van dit artikel komt grotendeels overeen met artikel 8 van bijlage XIIIf, maar daar is conform de tekst van artikel 7 van bijlage XIIIe3 aan toegevoegd dat het daarbij alleen gaat om de certificatie op basis van dit certificatieschema. Wanneer een certificerende instellingen op andere terreinen werkzaam is hoeft die eis uiteraard niet gesteld te worden.

Artikel 8 (Informatieverstrekking bij beëindiging activiteiten)

Wanneer een certificerende instelling het voornemen heeft om haar taken over te dragen is dat een omstandigheid die zij op grond van artikel 1.5b, derde lid, onderdeel b, moet melden aan de minister.

De inhoud van het eerste en tweede is overgenomen uit artikel 10, eerste lid, van bijlage XIIIf.

In dit verband moet ook gewezen worden op artikel 1.5eb, derde lid, van het Arbobesluit waarin is bepaald aan wie de certificerende instelling die haar taken beëindigt of waarvan de aanwijzing is ingetrokken haar dossiers moet overdragen.

Het derde lid is ontleend aan artikel 11, derde lid, van bijlage XIIIf, maar de verplichting van de certificerende instelling is hier nu beperkt tot het informeren van de (aankomende) certificaathouders. In de door de RvA gestelde eisen bij accreditatie is al geformuleerd welke veranderingen een certificerende instelling direct moet melden aan de RvA.

De verplichting van de certificerende instelling om hierover de beheerstichting te informeren stond in artikel 5, zevende lid, van bijlage XIIIf en vloeit nu voort uit de in artikel 5, vijfde lid, van dit certificatieschema genoemde overeenkomst.

Het vierde lid komt overeen met artikel 74, vierde lid, van bijlage XIIIa en artikel 27, derde lid, van bijlage XIIIe4.

Artikel 9 (Certificatieprocedure)

De inhoud van dit artikel is grotendeels overgenomen uit artikel 3 van bijlage XIIIc.

Het eerste lid is identiek aan het eerste lid van artikel 3 van bijlage XIIIc, maar in onderdeel c is het woord ‘schorsing’ toegevoegd.

Het tweede lid van artikel 9 komt overeen met artikel 3, derde lid, van bijlage XIIIc, met dien verstande dat het begrip “buitenlandse getuigschriften” is verduidelijkt.

Er is een relatie tussen de certificatieprocedure van artikel 9, tweede lid, en de overeenkomst tussen certificerende instelling en beheerstichting, bedoeld in artikel 5, eerste lid.

Het derde lid van artikel 9 lijkt inhoudelijk op het vierde lid van artikel 3 van bijlage XIIIc, maar in de formulering ‘is geschorst of ingetrokken’ is vervangen door ‘is onvoorwaardelijk geschorst’. De tekst is op dat punt gewijzigd omdat intrekkingen en onvoorwaardelijke schorsingen van certificaten op de website van de beheerstichting staan en de certificerende instelling deze informatie daar kan verkrijgen.

Het vierde lid is komt overeen met de laatste zin van artikel 3, vierde lid, van bijlage XIIIc, maar daaraan is aan het einde de zinsnede ‘tot verlening van het certificaat’ toegevoegd.

Artikel 10 (Hercertificatie)

De inhoud van dit artikel komt overeen met artikel 4 van bijlage XIIIc.

Artikel 11 (Eisen aan het examen)

De inhoud van dit artikel komt grotendeels overeen met artikel 5 uit bijlage XIIIc. De in artikel 5, tweede lid, opgenomen bepalingen over het examenreglement van de certificerende instelling is gewijzigd. In plaats van een examenreglement van de certificerende instelling wordt nu gesproken over het examenreglement van de beheerstichting.

De hier genoemde onderwerpen worden daarin al uitgewerkt. Zo wordt gewaarborgd dat de certificerende instellingen onder gelijkwaardige condities examens afnemen.

Artikel 5, tweede lid, onderdeel f, (regeling inzake alternatieven voor het theorie-examen) is niet overgenomen omdat dat omdat artikel 13 van dit certificatieschema daar al in voorziet.

De RvA heeft naar aanleiding van dit artikel opgemerkt dat de eisen voor de faciliteiten van het praktijkexamen nog niet in het certifcatieschema waren vastgelegd. Omdat het daarbij zeer gedetailleerde eisen betreft is ervoor gekozen die eisen niet integraal op te nemen in het certificatieschema of in het examenreglement, maar daarvoor in het examenreglement naar de website van de beheerstichting te verwijzen (zie ook artikel 14, eerste lid).

Artikel 12 (Algemene eisen theorie-examen)

Het eerste lid is nieuw en komt inhoudelijk overeen met artikel 14, eerste lid, van dit certificatieschema.

De inhoud van het tweede lid van dit artikel komt overeen met artikel 6 van bijlage XIIIc.

Artikel 13 (Alternatieven voor theorie-examen)

De inhoud van dit artikel komt overeen met artikel 7 van bijlage XIIIc.

Artikel 14 (Algemene eisen praktijkexamen)

De inhoud van dit artikel komt overeen met artikel 8 van bijlage XIIIc.

De eisen die gesteld worden aan de faciliteiten van het praktijkexamen worden gepubliceerd op de website van de beheerstichting, zie ook de toelichting bij artikel 11.

Artikel 15 (Entreecriteria DAV-1)

De inhoud van dit artikel komt grotendeels overeen met artikel 15 van bijlage XIIIc

De aanhef van het eerste lid is iets aangepast door ‘de certificaathouder DAV-1’ te vervangen door ‘de aanvrager van het DAV-examen’.

De in het oude artikel 15, eerste lid, onderdeel c, opgenomen eis dat de aanvrager de beschikking moet hebben over een masker van het juiste model en de goede maat is niet overgenomen omdat in het stadium van examen doen nog geen sprake is van een persoonlijk masker. Deze worden pas aangeschaft als de DAV-1 het examen heeft behaald en ingezet kan worden.

Artikel 16 (Examen, cesuur, scope en geldigheid DAV-1)

De inhoud van dit artikel komt deels overeen met artikel 16 van bijlage XIIIc.

In het opschrift en in het vierde lid van artikel 16 de ‘scope’ toegevoegd. Het is voor accreditatie van een certificerende instelling vereist dat de scope van een persoonscertificaat expliciet in het schema wordt vastgelegd.

Artikel 17 (Functieomschrijving, risicoprofiel, competenties, eindtermen, toetstermen en toetsmatrijzen DAV-1)

De opzet van dit artikel in ingrijpend gewijzigd ten opzichte van artikel 17 van bijlage XIIIc. Deze aanpassingen zijn met name gedaan naar aanleiding van opmerkingen van de RvA.

Het is voor accreditatie van een certificerende instelling vereist dat de functie-omschrijving, een risicoprofiel met beoogd resultaat en de competenties in het kader van een persoonscertificaat moeten zijn vastgelegd om te beoordelen of een persoonscertificaat aan deze criteria voor accreditatie voldoet. De beschrijvingen van functieomschrijving, het risicoprofiel en de competenties in het eerste lid zijn nieuw. Nieuw is dat er nu in de tabellen met kern- en deeltaken in de eerste kolom een relatie wordt gelegd met de beschreven competenties.

Ook in de tabellen met de beschrijving van de kerntaken zijn wijzigingen doorgevoerd. Er waren drie kerntaken omschreven: (1) het verwijderen van asbest, (2) de afvoer van afvalstoffen en (3) veilig werken. Nu zijn er vier kerntaken omschreven, het inrichten van het werkgebied, persoonlijke veiligheid waarborgen, asbestverwijderingswerkzaamheden uitvoeren en decontamineren.

In de oude tabellen waren evenveel kerntaken als eindtermen omschreven, namelijk drie. In de nieuwe tabellen zijn 12 eindtermen omschreven.

In de oude tabellen waren in totaal 53 toetstermen omschreven, in de nieuwe tabellen zijn dat er 42.

Inhoudelijk komen de kerntaken, deeltaken, eindtermen en toetstermen grotendeels overeen met hetgeen al beschreven was in oude tabellen.

Soms was echter toch aanpassing van de formuleringen nodig. De toetstermen uit de oude tabel zijn in de nieuwe tabel soms gesplitst zijn in verschillende toetstermen omdat verschillende competenties nodig zijn.

Enkele voorbeelden: het controleren van de decontaminatie-unit op de juiste werking (zie oude toetsterm 1.12) is nu uitgewerkt in twee toetstermen: controle van de decontaminatie-unit en van het watermanagementsysteem (D1.3.1 en D1.3.2).

Toetsterm 1.4 (inrichten van een werkplek) uit de oude tabel is nu geformuleerd als een kerntaak, bestaande uit drie deeltaken, drie eindtermen en zes toetstermen.

Naar aanleiding van opmerkingen van de RvA is het gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen als een deeltaak opgenomen (zie D1.4 en D1.5). Voorheen waren daarover alleen enkele toetstermen opgenomen (zie het oude artikel 17, toetsterm 3.7, 3.8 en 3.10). Ook is naar aanleiding van een opmerking van de RvA decontamineren als kerntaak opgenomen. Voorheen waren daarover alleen enkele toetstermen opgenomen (zie het oude artikel 17, toetsterm 1.12, en 1.13).

Nieuw is onder meer de deeltaak inzake het ontvangen van een opdracht of aanwijzing van de DTA (zie D1.1), het plaatsen van afzettingen (zie D1.2) en de deeltaak inzake het kennen van de procedure na een afwijking (zie D1.11).

De toetsmatrijs die in artikel 18 van bijlage XIIIc stond, is nu verwerkt in artikel 17, tweede lid.

Ook daarin zijn wijzigingen doorgevoerd omdat de indeling in kerntaken gewijzigd is, maar de opzet is ook aanzienlijk eenvoudiger geworden doordat de aanduidingen ‘0-1’, ‘1-1’, ‘1-2’ voor het aantal te stellen vragen per toetsterm vervallen zijn.

Er is nu een aparte toetsmatrijs voor het theorie-examen en het praktijkexamen opgenomen, die toetsmatrijzen zijn dus niet meer in één tabel gecombineerd.

Het totale aantal toetsvragen in het theorie-examen is gelijk gebleven, namelijk 20. Het aantal kennisvragen is afgenomen van 16 naar 13, het aantal begripsvragen is toegenomen van 1 naar 3 en het aantal toepassingsvragen is toegenomen van 1 naar 6.

Zowel in het eerste als in het tweede lid wordt onderscheid gemaakt tussen niveau K, B en T.

K = Kennis: weten hoe en/of waarom iets gaat of moet.

B = Begrijpen: begrijpen hoe iets gaat, kunnen uitleggen/verklaren.

T = Toepassen: het kunnen doen van iets.

Kennis en begrip laten zien ook in andere situaties dan waarin het is geleerd. Wanneer iemand iets moet kunnen toepassen (T), wordt verondersteld dat hij de kennis (K) heeft en ook het begrip (B) heeft. In het leerproces hoeft het dus niet in deze volgorde onderwezen te worden. Iemand kan bijvoorbeeld ook kennis en begrip krijgen door in de praktijk iets toe te passen.

In de toetsmatrijs van het praktijkexamen wordt onderscheid gemaakt tussen twee ‘routes’. Dit gebeurde al in de praktijk, maar was nog niet beschreven in het certificatieschema. Elke route betreft een simulatie van een asbestverwijderingsopdracht die op grond van artikel 16, tweede lid, uit drie deelopdrachten bestaat. De certificerende instelling bepaalt voorafgaand aan het praktijkexamen welke ‘route’ de kandidaat moet volgen, dat wil zeggen, welke asbestverwijderingsopdracht de kandidaat moet uitvoeren.

Het derde lid komt overeen met het tweede lid van artikel 17 van bijlage XIIIc.

Artikel 18 (Herexamen DAV-1)

De inhoud van dit artikel komt overeen met artikel 19 van bijlage XIIIc

Artikel 19 (Entreecriteria DAV-2)

De inhoud van dit artikel komt grotendeels overeen met artikel 20 uit bijlage XIIIc. Omdat een DAV-certificaat dat vóór 1 maart 2016 is afgegeven (op basis van de in bijlage XIIId bij de Arbeidsomstandighedenregeling opgenomen eisen) een geldigheid had van maximaal drie jaar kan, op vanaf 1 maart 2019 niemand meer over een geldig DAV-certificaat beschikken. Daarom is de formulering ‘in bezit is of in bezit is geweest’ vervangen door: in bezit is geweest.

In het eerste lid van artikel 19 is de term ‘certificaathouder’ vervangen door ‘aanvrager’ omdat een aanvrager voor een DAV-2 examen niet altijd al een certificaathouder DAV-2 is. Dat is alleen het geval bij hercertificatie.

In het eerste lid, onderdeel c, is invulling gegeven aan het aantoonbaar maken van het uitgevoerde praktijkervaringsdeel voor de DAV-1. Hier is de bestaande praktijk beschreven. De mentoren die de DAV-1 in het leerwerktraject begeleid hebben, leveren het dossier aan bij de beheerstichting. De beheerstichting beoordeelt of aan de criteria is voldaan en geeft een verklaring af als dit het geval is. Op deze wijze is een gelijkwaardige beoordeling van de dossiers gewaarborgd.

De aanpassing van het eerste lid, onderdeel c, is gedaan naar aanleiding van opmerkingen van de RvA omdat duidelijk moet zijn wie de verklaring opstelt en wat erin moet staan.

De DAV-1 heeft in zijn leerwerktraject de begeleiding van een mentor. Deze mentor is verantwoordelijk voor de controle van de verstrekte logboeken en de uitgevoerde opdrachten en upload deze naar een mentormodule die door Ascert wordt beheerd. Na aanlevering van de stukken tekent de mentor een verklaring dat de DAV-1 naar zijn mening aan de eisen heeft voldaan. De beheerstichting controleert het dossier, waarna de verklaring wordt afgegeven die is bedoeld in het eerste lid, onderdeel c. De logboeken betreffen de logboeken van het gecertificeerde asbestverwijderingsbedrijf waar de DAV-1 gewerkt heeft.

De in het oude artikel 20, tweede lid, onderdeel b, opgenomen eis dat de aanvrager de beschikking moet hebben over een masker van het juiste model en de goede maat is niet overgenomen omdat men op de examenlocatie niet geconfronteerd wil worden met een mogelijk vervuild masker van een gebruiker.

Artikel 20 (Examen, cesuur, scope en geldigheid DAV-2)

De inhoud van dit artikel komt overeen met artikel 21 uit bijlage XIIIc. Dit artikel is op dezelfde wijze aangepast als artikel 16 door toevoeging van de ‘scope’ in het opschrift en in het vierde lid. Er wordt nu bij het praktijkexamen niet meer gesproken over ‘opdrachten’, maar over ‘deelopdrachten’. Op grond van de toetsmatrijs zijn er voor de DAV-2 drie routes beschikbaar, dat wil zeggen, drie simulaties van een asbestverwijderingsopdracht die uit vijf deelopdrachten bestaat. De certificerende instelling bepaalt voorafgaand aan het praktijkexamen welke ‘route’ de kandidaat moet volgen, dat wil zeggen, welke asbestverwijderingsopdracht de kandidaat moet uitvoeren.

Het is voor accreditatie een eis dat de scope van een persoonscertificaat in het schema wordt vastgelegd.

Artikel 21 (Functieomschrijving, risicoprofiel, competenties, eindtermen, toetstermen en toetsmatrijzen DAV-2)

De opzet van dit artikel is ingrijpend gewijzigd ten opzichte van artikel 22 uit bijlage XIIIc. Deze aanpassingen zijn met name gedaan naar aanleiding van opmerkingen van de RvA. Het is voor accreditatie van een certificerende instelling vereist dat de functie-omschrijving, een risicoprofiel met beoogd resultaat en de competenties in het kader van een persoonscertificaat moeten zijn vastgelegd om te beoordelen of een persoonscertificaat aan deze criteria voor accreditatie voldoet.

De beschrijvingen van functieomschrijving, het risicoprofiel en de competenties in het eerste lid zijn nieuw. Nieuw is dat er nu in de tabellen met kern- en deeltaken in de eerste kolom een relatie wordt gelegd met de beschreven competenties.

De competenties van de DAV-2 zijn identiek aan de competenties van de DAV-1, met dien verstande dat de in onderdeel f en g genoemde competenties inzake zelfstandigheid en stressbestendigheid aanvullend vereist zijn voor de DAV-2.

Net als bij de tabellen bij de DAV-1 wordt er nu in de tabellen met kern- en deeltaken een relatie wordt gelegd met de beschreven competenties.

Ook in de tabellen met de beschrijving van de kerntaken zijn wijzigingen doorgevoerd. Evenals bij de DAV-1 zijn de drie kerntaken (1) het verwijderen van asbest, (2) de afvoer van afvalstoffen en (3) veilig werken nu vervangen door vier kerntaken te weten: het inrichten van het werkgebied, persoonlijke veiligheid waarborgen, asbestverwijderingswerkzaamheden uitvoeren en decontamineren.

In de oude tabellen waren evenveel kerntaken als eindtermen omschreven, namelijk drie.

In de nieuwe tabellen zijn naast 4 kerntaken, 12 deeltaken tevens 13 eindtermen omschreven.

In de oude tabellen waren in totaal 53 toetstermen omschreven, in de nieuwe tabellen zijn dat er 59.

Inhoudelijk komen kerntaken, deeltaken, eindtermen en toetstermen grotendeels overeen met hetgeen al beschreven was in oude tabellen.

Soms was echter toch aanpassing van de formuleringen nodig. De toetstermen uit de oude tabel zijn in de nieuwe tabel soms gesplitst zijn in verschillende toetstermen omdat verschillende competenties nodig zijn.

Enkele voorbeelden: het schoonmaken en ontmantelen van containment/werkgebied (zie oude toetstermen 1.18 en 1.20) is nu uitgewerkt in vijf toetstermen (zie D2.11.1 tot en met D2.115).

Toetsterm 1.4 (inrichten van een werkplek) uit de oude tabel is nu geformuleerd als een kerntaak, bestaande uit vier deeltaken, vier eindtermen en veertien toetstermen.

Naar aanleiding van opmerkingen van de RvA is het gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen als een deeltaak opgenomen (zie D2.5 en D2.6). Voorheen waren daarover alleen enkele toetstermen opgenomen (zie het oude artikel 22, toetsterm 3.7 en 3.10). Ook is naar aanleiding van een opmerking van de RvA decontamineren als kerntaak opgenomen. Voorheen waren daarover alleen enkele toetstermen opgenomen (zie het oude artikel 22, toetsterm 1.12, en 1.13).

Nieuw is onder meer de deeltaak inzake het ontvangen van een opdracht of aanwijzing van de DTA (zie D2.1), het plaatsen van afzettingen (zie D2.2) en de deeltaak inzake het kennen van de procedure na een afwijking (zie D2.12).

De toetsmatrijs die in artikel 23 van bijlage XIIIc stond is nu verwerkt in artikel 21, tweede lid.

Ook daarin zijn wijzigingen doorgevoerd omdat de indeling in kerntaken gewijzigd is, maar de opzet is ook aanzienlijk eenvoudiger geworden doordat de aanduidingen ‘0-1’, ‘1-1’, ‘1-2’ voor het aantal te stellen vragen per toetsterm vervallen zijn.

Er is nu een aparte toetsmatrijs voor het theorie-examen en het praktijkexamen opgenomen, die zijn dus niet meer in één tabel gecombineerd.

Het aantal toetsvragen in het theorie-examen is gelijk gebleven, namelijk 30. Het aantal kennisvragen is toegenomen van 3 naar 19, het aantal begripsvragen is afgenomen van 11 naar 3 en het aantal toepassingsvragen is afgenomen van 16 naar 8.

Zowel in het eerste als in het tweede lid wordt onderscheid gemaakt tussen niveau K, B en T.

K = Kennis: weten hoe en/of waarom iets gaat of moet.

B = Begrijpen: begrijpen hoe iets gaat, kunnen uitleggen/verklaren.

T = Toepassen: het kunnen doen van iets.

Kennis en begrip laten zien ook in andere situaties dan waarin het is geleerd. Wanneer iemand iets moet kunnen toepassen (T), wordt verondersteld dat hij de kennis (K) heeft en ook het begrip (B) heeft. In het leerproces hoeft het dus niet in deze volgorde onderwezen te worden. Iemand kan bijvoorbeeld ook kennis en begrip krijgen door in de praktijk iets toe te passen.

In de toetsmatrijs van het praktijkexamen wordt onderscheid gemaakt tussen drie ‘routes’.

Dit gebeurde al in de praktijk, maar was nog niet beschreven in het certificatieschema. Elke route betreft een simulatie van een asbestverwijderingsopdracht die op grond van artikel 20, tweede lid, uit vijf deelopdrachten bestaat. De certificerende instelling bepaalt voorafgaand aan het praktijkexamen welke ‘route’ de kandidaat moet volgen, dat wil zeggen, welke asbestverwijderingsopdracht de kandidaat moet uitvoeren.

Het derde lid komt overeen met het tweede lid van het oude artikel 22 van bijlage XIIIc.

Artikel 22 (Herexamen DAV-2)

De inhoud van dit artikel komt overeen met artikel 24 van bijlage XIIIc.

Artikel 23 (Entreecriteria DTA)

De inhoud van dit artikel komt grotendeels overeen met artikel 25 van bijlage XIIIc.

De aanhef van het eerste lid is iets aangepast door ‘de certificaathouder DTA’ te vervangen door ‘aanvrager van het DTA-examen’.

De datum van 1 maart 2016 is nog relevant voor het oude DAV-certificaat, dat mag maximaal één jaar verlopen zijn als men DTA-er wil worden, dus deze bepaling is nog van belang tot 1 maart 2020.

De in het oude artikel 25, eerste lid, onderdeel c, opgenomen eis dat de aanvrager de beschikking moet hebben over een masker van het juiste model en de goede maat is niet overgenomen omdat men op de examenlocatie niet geconfronteerd wil worden met een mogelijk vervuild masker van een gebruiker.

Artikel 24 (Examen, cesuur, scope en geldigheid DTA)

De inhoud van dit artikel is grotendeels overgenomen uit de artikelen 26, 27 en 28 uit bijlage XIIIc.

De in het eerste lid opgenomen eis inzake de duur van het theorie-examen komt overeen met artikel 26, eerste lid, van bijlage XIIIc, maar de eis dat het examen bestaat uit 50 gesloten vragen is nieuw. Op grond van het oude artikel 26, tweede lid, gold de eis dat er sprake moest zijn van 35 gesloten vragen en 5 open vragen.

De in het tweede lid opgenomen eis inzake de duur van het praktijkexamen is gewijzigd, de duur is verlengd van 90 naar 105 minuten in verband met het feit dat er nu vijf deelopdrachten zijn. De op grond van het oude artikel 27, tweede lid, gold dat het praktijkexamen bestaat uit vier opdrachten.

De inhoud van het oude artikel 27, derde lid, is nu opgenomen in artikel 24, tweede lid.

Het derde lid, onderdeel a, bevat voor het theorie-examen een andere eis dan het oude artikel 26, derde en vierde lid, waarin een staffel was opgenomen om verschil te maken tussen de gesloten en open vragen van het theorie-examen. Nu worden voor het theorie-examen alleen nog maar gesloten vragen gesteld.

In het opschrift van artikel 24 en in het nieuwe vierde lid is de scope toegevoegd. Het is voor accreditatie van een certificerende instelling vereist dat de scope van een persoonscertificaat in het schema wordt vastgelegd.

De inhoud van het vijfde lid inzake de geldigheidsduur van het certificaat komt overeen met artikel 28, tweede lid, van bijlage XIIIc.

Artikel 25 (Functieomschrijving, risicoprofiel, competenties, taken, eindtermen, toetstermen en toetsmatrijzen DTA)

De opzet van dit artikel wijkt af sterk af van artikel 29 en 30 uit bijlage XIIIc waarin op een andere manier de eindtermen van theorie-examen en praktijkexamen zijn uitgewerkt.

Nu is gekozen voor een opzet die aansluit bij de geheel vernieuwde opzet van de artikelen 17 (de DAV-1) en artikel 21 (DAV-2).

Deze aanpassingen zijn met name gedaan naar aanleiding van opmerkingen van de RvA.

Het is voor accreditatie van een certificerende instelling vereist dat de functie-omschrijving, een risicoprofiel met beoogd resultaat en de competenties in het kader van een persoonscertificaat moeten zijn vastgelegd om te beoordelen of een persoonscertificaat aan deze criteria voor accreditatie voldoet.

De beschrijvingen van functieomschrijving, het risicoprofiel en de competenties zijn nieuw.

Nieuw is dat er nu in de tabellen met kern- en deeltaken in de eerste kolom een relatie wordt gelegd met de beschreven competenties.

De competenties van de DTA zijn identiek aan de competenties van de DAV-2, met dien verstande dat de in onderdeel h en i genoemde competenties inzake leiding geven en schriftelijke communicatie aanvullend vereist zijn voor de DTA.

De beschrijving van de kerntaken en deeltaken is voor de DTA is nieuw. Ook voor de DTA zijn vier kerntaken geformuleerd. De eerste kerntaak (die bij de DAV-1 en DAV-2 is aangeduid als ‘inrichten van het werkgebied’) wordt bij de DTA aangeduid als: voorbereiden van de werkzaamheden.

De andere drie kerntaken zijn net als bij de DAV-1 en de DAV-2: persoonlijke veiligheid waarborgen, asbestverwijderingswerkzaamheden uitvoeren en decontamineren.

In artikel 29 en 30 van bijlage XIIIc waren alleen de 26 eindtermen omschreven van het theorie-examen en de drie eindtermen voor het praktijkexamen.

De nu in artikel 25, eerste lid, geformuleerde eind- en toetstermen zijn veel uitgebreider.

De toetsmatrijzen die in artikel 31 en 32 van bijlage XIIIc stonden, zijn nu opgenomen in het tweede lid van dit artikel, maar zijn aanzienlijk gewijzigd.

In artikel 31 van bijlage XIIIc over het theorie-examen stonden alleen eindtermen en geen toetstermen. In artikel 32 van bijlage XIIIc over het praktijkexamen DTA stonden naast de drie eindtermen ook nog 29 toetstermen.

In de toetsmatrijs van het praktijkexamen wordt onderscheid gemaakt tussen zes ‘routes’.

Dit gebeurde al in de praktijk, maar was nog niet beschreven in het certificatieschema. Elke route betreft een simulatie van een asbestverwijderingsopdracht die op grond van artikel 24, tweede lid, uit vijf deelopdrachten bestaat. De certificerende instelling bepaalt voorafgaand aan het praktijkexamen welke ‘route’ de kandidaat moet volgen, dat wil zeggen, welke asbestverwijderingsopdracht de kandidaat moet uitvoeren.

Het derde lid van artikel 25 komt overeen met artikel 34 van bijlage XIIIc.

Artikel 26 (Herexamen DTA)

De inhoud van dit artikel komt overeen met artikel 33 van bijlage XIIIc.

Artikel 27 (Gegevens certificaat)

De inhoud van dit artikel komt grotendeels overeen met artikel 13 uit bijlage XIIIc.

De verplichting tot het vermelden van het burgerservicenummer in onderdeel c is verwijderd. Er is geconstateerd dat de vermelding van het burgerservicenummer op het certificaat de mogelijkheid tot identiteitsfraude vergroot. Daarom is nagegaan of de vermelding ervan strikt noodzakelijk is dan wel of een andere manier kan worden gevonden waarop identificatie kan plaatsvinden. Hier is in voorzien door in onderdeel c (nieuw) is toe te voegen dat de vermelding van het certificaatnummer op basis van een door de beheerstichting verplicht format geschiedt. Dit is al bestaande praktijk en maakt een unieke nummering mogelijk die noodzakelijk is voor een unieke identificatie.

In onderdeel d (nieuw) is toegevoegd dat ook de adresgegevens van de certificerende instelling moeten worden toegevoegd.

In onderdeel h (voorheen onderdeel i) zijn de eisen waaraan de verklaringen van de certificerende instelling moeten voldoen gesplitst in DAV-1, DAV-2 respectievelijk DTA. Deze aanpassingen van onderdeel h zijn doorgevoerd naar aanleiding van opmerkingen van de RvA.

Onderdeel i (nieuw) inzake logo van beheerstichting en het logo van de RvA accreditatie en accreditatiekenmerk toegevoegd omdat dat in verband met de accreditatie vereist is. Het logo van de RvA accreditatie en het accreditatiekenmerk kunnen uiteraard pas op het certificaat worden vermeld nadat de certificerende instelling geaccrediteerd is.

Artikel 28 (Certificatieovereenkomst)

De inhoud van dit artikel komt grotendeels overeen met artikel 14, eerste en tweede lid, van bijlage XIIIc, maar ziet niet meer op de verplichtingen van de certificerende instelling.

In het tweede lid, onderdeel c, is verduidelijkt door ‘schorsing’ te vervangen door ‘onvoorwaardelijke schorsing’.

Het derde lid van artikel 14 is niet overgenomen omdat deze verplichtingen van de certificerende instellingen al uit het certificatieschema zelf voorvloeien en niet nogmaals in de certificatieovereenkomst opgenomen hoeft te worden.

Artikel 29 (Medewerking aan controles door certificerende instelling procescertificatie)

De inhoud van dit artikel komt overeen met artikel 9 van bijlage XIIIc.

Artikel 30 (Toezicht door toezichthoudende overheidsinstelling)

De inhoud van dit artikel komt nagenoeg overeen met artikel 10 van bijlage XIIIc. Over deze bepaling is een opmerking gemaakt door de Inspectie SZW (zie paragraaf 2 van het algemeen deel van deze toelichting).

Artikel 31 (Meldingen inzake gedragingen certificaathouder)

De inhoud van dit artikel komt overeen met artikel 11 van bijlage XIIIc. Over deze bepaling is een opmerking gemaakt door de Inspectie SZW (zie paragraaf 2 van het algemeen deel van deze toelichting).

Artikel 32 (Onderzoek inzake vermeende afwijkingen door certificaathouder)

De inhoud van dit artikel komt overeen met artikel 12 van bijlage XIIIc.

Artikel 33 (Bepalen van de sancties)

De inhoud van dit artikel komt overeen met artikel 12a van bijlage XIIIc.

In artikel 33, vijfde lid, onderdeel b, is verduidelijkt dat een onvoorwaardelijke schorsing pas dan plaats vindt als op twee verschillende data binnen een jaar twee cat. II afwijkingen worden geconstateerd. Dit omdat hier niet beoogd is dat een onvoorwaardelijke schorsing wordt opgelegd als er twee cat. II afwijkingen op één project (op dezelfde dag) worden geconstateerd.

Artikel 34 (Procedure bij afwijkingen)

De inhoud van het eerste, tweede en derde lid van dit artikel komt overeen met artikel 12b van bijlage XIIIc.

Het vierde lid is nieuw. Dit lid voorkomt dat een certificaathouder van wie het certificaat dreigt te worden ingetrokken, elders een nieuw certificaat kan verkrijgen en op basis van dat nieuwe certificaat actief kan blijven. Zodoende kan de sanctie niet worden ontlopen.

Artikel 35 (Overgangsbepaling ten behoeve van een certificaathouder)

De huidige certificaathouders kunnen op basis van hun certificaat actief blijven zolang dit certificaat geldig is. Het is voor de certificerende instellingen ook niet mogelijk is om te toetsen of alle bestaande certificaathouders, dus certificaathouders met een lopend certificaat, op het moment van inwerkingtreding ook daadwerkelijk voldoen aan die nieuwe eisen. Een dergelijke toets zal door de certificerende instelling pas plaatsvinden in het kader van de reguliere periodieke beoordelingen of wanneer er een melding door een toezichthoudende overheidsinstelling op grond van artikel 30 wordt gedaan.

Artikel 36 (Overgangsbepaling ten behoeve van een certificerende instelling)

Ook voor de certificerende instellingen gelden wijzigingen die betrekking op hun organisatie en op hun werkwijze. Op dit moment zijn er twee certificerende instellingen aangewezen die beide zijn aangewezen tot 1 januari 2020. De inwerkingtreding van de onderhavige regeling maakt het niet noodzakelijk hen opnieuw aan te wijzen, maar zij moeten wel met ingang van 1 april 2019 aan de nieuwe eisen voldoen. Dat geldt bijvoorbeeld voor de eisen die aan de corrector worden gesteld.

Artikel 37 (Inwerkingtreding)

De periode tussen de publicatie van het onderhavige certificatieschema en de inwerkingtreding per 1 april 2019 is heel kort, maar een zeer spoedige inwerkingtreding is van belang. Daarbij zijn de inhoudelijke wijzingen immers beperkt.

Bijlage 1

Deze tabel wijzigt met ingang van 1 april 2019 in verband met de vervanging van bijlage XIIIa door het certificatieschema voor de Procescertificaten Asbestinventarisatie en Asbestverwijdering (zie Stcrt. 2018, 68768).

In verband met de vervanging van bijlage XIIIIc en XIIIf door het onderhavige certificatieschema zijn nog een aantal wijzigingen noodzakelijk.

In de eerste rij zijn de verwijzingen naar bijlage XIIIc vervangen door verwijzingen naar het onderhavige certificatieschema.

In de eerste kolom zijn ten aanzien van de DTA de verwijzingen naar artikel 29 (eindtermen DTA theorie-examen) en artikel 30 (Eindtermen DTA praktijkexamen) van bijlage XIIIc vervangen door verwijzingen naar een aantal eindtermen die in artikel 25 zijn opgenomen.

In de tweede en derde kolom zijn de genoemde artikelen aangepast.


X Noot
1

Met ingang van 1 april 2019 bestaat die bijlage niet meer, maar staat dit op grond van artikel 4.28 van de Arbeidsomstandighedenregeling in het Procescertificaat Asbestinventarisatie en Asbestverwijdering in artikel 48, vijfde lid (Stcrt. 2018, 68771).

X Noot
2

Met ingang van 1 april 2019 bestaat die bijlage niet meer, maar staat dit op grond van artikel 4.28 van de Arbeidsomstandighedenregeling in het Procescertificaat Asbestinventarisatie en Asbestverwijdering in artikel 48, zesde lid (Stcrt. 2018, 68771).

X Noot
3

Met ingang van 1 april 2019 bestaat die bijlage niet meer, maar staat dit op grond van artikel 4.28 van de Arbeidsomstandighedenregeling in het Procescertificaat Asbestinventarisatie en Asbestverwijdering in artikel 53 (Stcrt. 2018, 68771).

X Noot
4

Met ingang van 1 april 2019 bestaat die bijlage niet meer, maar staat dit op grond van artikel 4.28 van de Arbeidsomstandighedenregeling in het Procescertificaat Asbestinventarisatie en Asbestverwijdering in artikel 74, derde lid (Stcrt. 2018, 68771).

Naar boven