TOELICHTING
Algemeen
Deze regeling wijzigt de Regeling vaststelling taakvelden en verstrekking informatie
voor derden (hierna: de regeling), die uitvoering geeft aan artikel 71 van het Besluit
begroting en verantwoording provincies en gemeenten (BBV). In artikel 71 BBV is opgesomd
welke informatie voor derden provincies en gemeenten aan de Minister van BZK en het
CBS dienen te verstrekken. In de regeling is opgenomen hoe en wanneer aan die informatieverplichting
moet worden voldaan.
In het Verzamelbesluit openbaar bestuur 20191 is de informatieverplichting op grond van artikel 71 BBV (beperkt) uitgebreid. De
onderhavige regeling legt de wijze waarop die (nieuwe) informatie moet worden verstrekt
vast in de regeling.
De onderhavige regeling herstelt daarnaast enkele onjuiste verwijzingen en andere
technische gebreken in de regeling en in de Regeling vaststelling wijze waarop kengetallen
worden vastgesteld en opgenomen in begroting en jaarverslag provincies en gemeenten.
De afzonderlijke wijzigingen worden in het artikelsgewijze deel van de toelichting
toegelicht.
Artikelsgewijs
Artikel I Regeling vaststelling wijze waarop kengetallen worden vastgesteld en opgenomen
in begroting en jaarverslag provincies en gemeenten
In bijlage 1 van de Regeling vaststelling wijze waarop kengetallen worden vastgesteld
en opgenomen in begroting en jaarverslag provincies en gemeenten zijn enkele foutieve
verwijzingen hersteld en technische correcties aangebracht.
Onderdeel A
In tabel 1 van bijlage 1 is de formule opgenomen voor de berekening van de kengetallen
‘netto schuldquote’ en ‘netto schuldquote gecorrigeerd voor alle leningen’. Meerdere
componenten van die formule waren fout gedefinieerd, wat tot een onbruikbare uitkomst
leidde. Met de wijzigingen van onderdeel A zijn de foutieve definities gecorrigeerd.
In de praktijk werd de juiste rekenwijze wel al gebruikt.
In rij D van tabel 1, in de kolom betreffende het jaarverslag, werd per abuis nog
verwezen naar artikel 36, onderdeel g, van het Besluit begroting en verantwoording
provincies en gemeenten (BBV), dat per 14 april 2016 is vervallen (Stb. 2016, 101). Met de wijziging van onderdeel A, onder 3, vervallen ook die verwijzingen.
Onderdelen B en C
Rij A van tabel 3 betrof de categorie ‘niet in exploitatie genomen bouwgronden’, zoals
die was opgenomen in artikel 38, onderdeel a, van het BBV. Dat artikel is per 14 april
2016 gewijzigd (Stb. 2016, 101), waarmee de categorie ‘niet in exploitatie genomen bouwgronden’ is vervallen. Met
de wijziging van onderdeel B vervalt de verwijzing naar deze reeds vervallen bepaling.
Tevens is een definitie aangepast. In tabel 3, rij B (nieuw), in de kolom betreffende
het jaarverslag, is de noemer opgenomen van de formule voor de berekening van het
kengetal ‘grondexploitatie’. Die noemer was fout gedefinieerd, wat tot een onbruikbare
uitkomst leidde. Met deze wijziging is de foute definitie gecorrigeerd. In de praktijk
werd de juiste rekenwijze wel al gebruikt. Dezelfde aanpassing vindt plaats in tabel
4, rij E.
Onderdeel D
De gemeentelijke belastingcapaciteit wordt berekend door de woonlasten voor een gezin
in jaar t (het begrotingsjaar) te vergelijken met het landelijk gemiddelde in jaar
t-1 (het jaar voorafgaand aan het begrotingsjaar) en uit te drukken in een percentage.
De belastingcapaciteit wordt ook berekend voor volgende begrotingsjaren (t+1, t+2,
t+3). Voor de berekening van die geraamde belastingcapaciteit wordt tevens het landelijk
gemiddelde aan woonlasten in jaar t-1 gebruikt, omdat dit het laatst bekende landelijk
gemiddelde is. Met de wijziging van onderdeel D, onder 1, wordt dit in rij F van de
tabel betreffende de vaststelling van de gemeentelijke belastingcapaciteit expliciet
tot uitdrukking gebracht.
De belastingcapaciteit van provincies wordt berekend door het aantal opcenten in jaar
t (het begrotingsjaar) te vergelijken met het gemiddelde van het aantal opcenten van
alle provincies in jaar t-1 (het jaar voorafgaand aan het begrotingsjaar) en uit te
drukken in een percentage.
De belastingcapaciteit wordt ook berekend voor volgende begrotingsjaren (t+1, t+2,
t+3). Voor de berekening van die geraamde belastingcapaciteit wordt tevens het landelijk
gemiddelde aantal opcenten in jaar t-1 gebruikt, omdat dit het laatst bekende landelijk
gemiddelde is. Met de wijziging van onderdeel D, onder 2, wordt dit in rij B van de
tabel betreffende de vaststelling van de provinciale belastingcapaciteit expliciet
tot uitdrukking gebracht.
Artikel II Regeling vaststelling taakvelden en verstrekking informatie voor derden
Onderdeel A
Door de wijziging van artikel 71, eerste lid, van het Besluit begroting en verantwoording
provincies en gemeenten (BBV) in het Verzamelbesluit openbaar bestuur 2019 zijn gedeputeerde
staten en het college van burgemeester en wethouders voortaan gehouden om aan de Minister
van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en het Centraal Bureau voor de Statistiek
ook de kengetallen, genoemd in artikel 11, tweede lid, onder d, en de beleidsindicatoren,
bedoeld in artikel 25, tweede lid, onder a, van het BBV te verstrekken. Die beleidsindicatoren
zijn vastgesteld in de Regeling beleidsindicatoren provincies onderscheidenlijk in
de Regeling beleidsindicatoren gemeenten. In het kader van de informatieverstrekking
op grond van artikel 71, eerste lid, van het BBV dienen provincies en gemeenten enkel
die indicatoren te verstrekken, waarvan zij zelf bronhouder zijn.
Het voorgaande is tot uitdrukking gebracht in de onderdelen c en d van het vierde
en vijfde lid van artikel 2 van de Regeling vaststelling taakvelden en verstrekking
informatie voor derden. Dit heeft momenteel enkel gevolgen voor gemeenten. In de Regeling
beleidsindicatoren provincies zijn op dit moment geen beleidsindicatoren opgenomen
waarvan de provincies bronhouder zijn. In de bijlage behorende bij de Regeling beleidsindicatoren
gemeenten, in het taakveld ‘bestuur en ondersteuning’, is wel een vijftal beleidsindicatoren
opgenomen waarvoor de gemeenten verantwoordelijk zijn. Die beleidsindicatoren dienen
gemeenten op grond van het gewijzigde artikel 2, vierde en vijfde lid, onderdelen
c en d, van de Regeling vaststelling taakvelden en verstrekking informatie voor derden
te verstrekken.
Met deze wijziging is in artikel 2 van de Regeling vaststelling taakvelden en verstrekking
informatie voor derden voorts opgenomen hoe en op welke momenten de kengetallen en
beleidsindicatoren worden verstrekt. Beiden worden zowel in de begrotingscyclus als
in de verantwoordingscyclus verstrekt door de daarvoor door het CBS beschikbaar gestelde
tabellen in te vullen.
Onderdelen B en C
Abusievelijk was de balanspost, genoemd in artikel 46, onderdeel e, van het BBV, laatstelijk
gewijzigd in het Verzamelbesluit openbaar bestuur 2019, nog niet opgenomen in bijlagen
3 en 4 van de Regeling vaststelling taakvelden en verstrekking informatie voor derden.
Met de onderhavige wijziging wordt deze omissie hersteld.
Artikel III Inwerkingtreding
Artikel II van deze regeling is afgestemd op het relevante inwerkingtredingsmoment
van het Verzamelbesluit openbaar bestuur 2019. Het artikel geeft uitvoering aan artikel
46, onderdeel e, onderscheidenlijk artikel 71, eerste lid, van het BBV, zoals gewijzigd
in het Verzamelbesluit openbaar bestuur 2019. Om die reden treedt artikel II van deze
regeling in werking op het moment waarop artikel I van het Verzamelbesluit openbaar
bestuur 2019 in werking treedt.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
K.H. Ollongren