Beleidsregels van de Raad van Bestuur van Zorginstituut Nederland van 12 februari 2019, ter verdeling besteedbare middelen beheerskosten Wlz 2019

De Raad van bestuur van Zorginstituut Nederland,

gelet op artikel 91, eerste lid van de Wet financiering sociale verzekeringen, artikel 4.4, derde lid en artikel 4.5, eerste lid, van het Besluit Wfsv;

Besluit:

§ 1 Algemeen

Artikel 1

In deze Beleidsregels wordt verstaan onder:

Aanwijzing:

Aanwijzing besteedbare middelen beheerskosten Wlz 2019;

beheerskostenbudget:

Het bedrag van de besteedbare middelen ter dekking van de beheerskosten Wlz ten laste van het Fonds langdurige zorg;

bewuste-keuze gesprek:

gesprek dat het zorgkantoor voert met iedere persoon die een persoonsgebonden budget aanvraagt om vast te stellen of deze in aanmerking komt voor een persoonsgebonden budget;

budgethouder:

verzekerde aan wie door het zorgkantoor een persoonsgebonden budget is verleend op grond van artikel 3.3.3, eerste lid, van de Wlz;

huisbezoek:

bezoek van het zorgkantoor aan de budgethouder om vast te stellen dat het persoonsgebonden budget rechtmatig wordt besteed en om de budgethouder beter voor te lichten;

minister:

Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport;

Nadere aanwijzing:

Nadere aanwijzing besteedbare middelen beheerskosten Wlz 2019

NZa:

Nederlandse Zorgautoriteit;

persoonsgebonden budget:

een subsidie waarmee de verzekerde onder de bij of krachtens artikel 3.3.3 van de Wlz en titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht gestelde voorwaarden aan hem te verlenen zorg kan inkopen;

regio:

een regio zoals genoemd in artikel 1 van het Besluit van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 15 december 2015, houdende de aanwijzing van de zorgkantoren, Staatscourant 2015 nr. 47359, 24 december 2015;

SVB:

Sociale Verzekeringsbank;

Wlz:

Wet langdurige zorg;

Wlz-uitvoerder:

een rechtspersoon als bedoel bedoeld in artikel 4.1.1 van de Wlz;

het Zorginstituut:

Zorginstituut Nederland;

zorgkantoor:

een zorgkantoor als bedoeld in het Besluit van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 15 december 2015, houdende de aanwijzing van zorgkantoren, Staatscourant 2015 nr. 47359, 24 december 2015.

Artikel 2

Het Zorginstituut stelt een voorlopig, nader en definitief beheerskostenbudget vast met inachtneming van de in de Aanwijzing genoemde bedragen.

Artikel 3

Het Zorginstituut rondt het voorlopige, het nadere en het definitieve beheerskostenbudget af op hele euro’s, waarbij het Zorginstituut bedragen van een halve euro en hoger afrondt naar boven en overige bedragen naar beneden.

§ 2 Voorlopige vaststelling beheerskostenbudget 2019

Artikel 4

Het Zorginstituut stelt in februari 2019 voor ieder zorgkantoor, iedere Wlz-uitvoerder en de SVB een beheerskostenbudget voorlopig vast met inachtneming van de in artikel 2 van de Aanwijzing genoemde bedragen.

Artikel 5

Het Zorginstituut verdeelt het bedrag voor de zorgkantoren voor de taken, bedoeld in artikel 4.2.4, tweede lid, van de Wet langdurige zorg, als volgt:

  • a. een bedrag van € 215,05 per budgethouder voor de uitvoeringskosten van het persoonsgebonden budget, vermenigvuldigd met het in de Aanwijzing geraamde aantal budgethouders voor 2019, zijnde 43.335, wordt naar rato verdeeld op basis van het aantal budgethouders per regio zoals blijkt uit de tweede kwartaalstaat 2018;

  • b. een bedrag van € 285,01 voor het voeren van bewuste-keuze gesprekken in 2019, vermenigvuldigd met het in de Aanwijzing geschatte aantal van 7.500 nieuwe budgethouders waarvoor het zorgkantoor één of meer bewuste-keuze gesprekken voert, wordt verdeeld naar rato van het aantal budgethouders per regio, zoals genoemd in onderdeel a van dit artikel;

  • c. een bedrag van € 548,02 per budgethouder voor elke budgethouder bij wie in 2019 één of meer huisbezoeken worden afgelegd, vermenigvuldigd met het in de Aanwijzing geschatte aantal van 13.500, wordt verdeeld naar rato van het aantal budgethouders per regio, zoals genoemd in onderdeel a van dit artikel;

  • d. een bedrag van € 5,890 miljoen wordt verdeeld op basis van een gelijk bedrag per zorgkantoor;

  • e. een bedrag van € 2,945 miljoen voor vier zorgkantoren die in 2019 geen deel uitmaken van een concern wordt verdeeld op basis van een gelijk bedrag per zorgkantoor.

Artikel 6

  • 1. Het Zorginstituut verdeelt 15 procent van het na toepassing van artikel 5 resterende bedrag gelijkelijk over de acht zorgkantoren.

  • 2. Het Zorginstituut verdeelt 85 procent van het na toepassing van artikel 5 resterende bedrag op basis van het aantal inwoners per 1 januari 2018 in de regio’s waarvoor het zorgkantoor als zodanig is aangewezen. Inwoners die op die datum vijfenzestig jaar of ouder zijn tellen daarbij dubbel. Voor de bepaling van het aantal inwoners, waaronder die van vijfenzestig jaar en ouder, gebruikt het Zorginstituut de gegevens van het Centraal Bureau voor de Statistiek.

Artikel 7

Het Zorginstituut verdeelt het bedrag voor de Wlz-uitvoerders voor de overige bij of krachtens die wet geregelde taken van de Wlz-uitvoerders bedoeld in artikel 4.4, tweede lid, van het Besluit Wfsv als volgt:

  • a. een bedrag van € 1,521 miljoen wordt verdeeld op basis van het aantal bij hen ingeschreven verzekerden op 1 juli 2018 dat aanspraak kan maken op verstrekkingen en uitkeringen ingevolge de Wlz;

  • b. een bedrag van € 3,042 miljoen wordt verdeeld op basis van het aantal bij hen ingeschreven verzekerden dat aanspraak kan maken op verstrekkingen en uitkeringen ingevolge de Wlz, waarbij verzekerden, die op 1 juli 2018 vijfenzestig jaar of ouder zijn, dubbel tellen;

  • c. een bedrag van € 0,290 miljoen wordt verdeeld over de twee Wlz-uitvoerders die niet zijn aangewezen als zorgkantoor en ook geen deel uitmaken van een groter concern;

  • d. een voorwaardelijk bedrag van ten hoogste € 9,850 miljoen is uitsluitend bestemd voor onafhankelijke cliëntondersteuning. Dit bedrag wordt verdeeld op basis van de door de Wlz-uitvoerders opgegeven schatting aan Zorgverzekeraars Nederland;

  • e. een bedrag van € 0,500 miljoen wordt verdeeld over twee Wlz-uitvoerders die zijn verzocht de werkwijze tijdens het inmiddels afgelopen experiment ‘Persoonsvolgende zorg’ voor de onafhankelijke cliëntondersteuning te continueren;

  • f. een bedrag van € 77,203 miljoen wordt verdeeld op basis van het aantal bij hen ingeschreven verzekerden dat aanspraak kan maken op verstrekkingen en uitkeringen ingevolge de Wlz, waarbij verzekerden, die op 1 juli 2018 vijfenzestig jaar of ouder zijn, dubbel tellen.

Artikel 8

Voor de bepaling van het aantal verzekerden, bedoeld in artikel 7, onderdeel a en b, gebruikt het Zorginstituut de opgaven van de verzekerdenaantallen per 1 juli 2018 van de Wlz-uitvoerder. Deze opgave maakt onderdeel uit van de tweede kwartaalstaat Wlz voor de Wlz-uitvoerder 2018. Deze opgave dient te zijn voorzien van een bestuursverklaring.

Artikel 9

Indien een Wlz-uitvoerder zijn overige taken, bedoeld in artikel 4.4, tweede lid, van het Besluit Wfsv, geheel of gedeeltelijk uitbesteedt, betaalt hij aan het zorgkantoor waaraan hij deze taken uitbesteedt per verzekerde een bedrag van € 3,8223197 als vergoeding in de beheerskosten.

Artikel 10

Voor een nieuwe Wlz-uitvoerder, die geen rechtsopvolger is van een of meer bestaande Wlz-uitvoerders, kan het Zorginstituut uitgaan van andere dan in dit besluit genoemde verzekerdenaantallen.

Artikel 11

Het Zorginstituut stelt het bedrag zoals bedoeld voor de SVB voor de uitvoering van de taak, bedoeld in artikel 3.3.3, zevende lid, van de Wlz vast op € 24,347 miljoen.

§ 3 Nadere vaststelling beheerskostenbudget 2019

Artikel 12

Uiterlijk op de eerste werkdag van mei 2020 stelt het Zorginstituut het beheerskostenbudget voor het jaar 2019 voor de zorgkantoren, de Wlz-uitvoerders en de SVB nader vast op basis van de Nadere aanwijzing.

Artikel 13

Bij de nadere vaststelling verdeelt het Zorginstituut het bedrag voor de zorgkantoren voor de taken, bedoeld in artikel 4.2.4, tweede lid, van de Wet langdurige zorg, als volgt:

  • a. een bedrag van € 215,05 per budgethouder voor de uitvoeringskosten van het persoonsgebonden budget, vermenigvuldigd met het aantal budgethouders per regio op 30 juni 2019, wordt verdeeld op basis van het aantal budgethouders per regio zoals blijkt uit de tweede kwartaalstaat Wlz 2019 zorgkantoren;

  • b. een bedrag van € 285,01 voor het voeren van bewuste-keuze gesprekken in 2019, vermenigvuldigd met het aantal bewuste-keuze gesprekken, wordt verdeeld op basis van het aantal budgethouders per regio zoals blijkt uit de vierde kwartaalstaat Wlz 2019 zorgkantoren;

  • c. een bedrag van € 548,02 per budgethouder voor elke budgethouder bij wie in 2019 één of meer huisbezoeken zijn afgelegd, vermenigvuldigd met het in de Aanwijzing geschatte aantal van 13.500, wordt verdeeld naar rato van het aantal budgethouders per regio, zoals genoemd in onderdeel a van dit artikel;

  • d. een bedrag van € 5,890 miljoen wordt verdeeld op basis van een gelijk bedrag per zorgkantoor;

  • e. een bedrag van € 2,945 miljoen voor vier zorgkantoren die in 2018 geen deel uitmaken van een concern wordt verdeeld op basis van een gelijk bedrag per zorgkantoor.

Artikel 14

  • 1. Het Zorginstituut verdeelt 15 procent van het na toepassing van artikel 13 resterende bedrag gelijkelijk over de acht zorgkantoren.

  • 2. Het Zorginstituut verdeelt 85 procent van het na toepassing van artikel 13 resterende bedrag op basis van het aantal inwoners per 1 januari 2019 in de regio’s waarvoor het zorgkantoor als zodanig is aangewezen. Inwoners die op die datum vijfenzestig jaar of ouder zijn tellen daarbij dubbel. Voor de bepaling van het aantal inwoners, waaronder die van vijfenzestig jaar en ouder, gebruikt het Zorginstituut de gegevens van het Centraal Bureau voor de Statistiek.

Artikel 15

Het Zorginstituut verdeelt het bedrag voor de Wlz-uitvoerders voor de overige bij of krachtens die wet geregelde taken van de Wlz-uitvoerders bedoeld in artikel 4.4, tweede lid, van het Besluit Wfsv als volgt:

  • a. een bedrag van € 1,521 miljoen wordt verdeeld op basis van het aantal bij hen ingeschreven verzekerden op 1 juli 2019 dat aanspraak kan maken op verstrekkingen en uitkeringen ingevolge de Wlz;

  • b. een bedrag van € 3,042 miljoen wordt verdeeld op basis van het aantal bij hen ingeschreven verzekerden dat aanspraak kan maken op verstrekkingen en uitkeringen ingevolge de Wlz, waarbij verzekerden, die op 1 juli 2019 vijfenzestig jaar of ouder zijn, dubbel tellen;

  • c. een bedrag van € 0,290 miljoen wordt verdeeld over de twee Wlz-uitvoerders die niet zijn aangewezen als zorgkantoor en ook geen deel uitmaken van een groter concern;

  • d. een voorwaardelijk bedrag van ten hoogste € 9,850 miljoen is uitsluitend bestemd voor onafhankelijke cliëntondersteuning. Dit bedrag wordt verdeeld op basis van de door de Wlz-uitvoerders opgegeven schatting aan Zorgverzekeraars Nederland;

  • e. een bedrag van € 0,500 miljoen wordt verdeeld over twee Wlz-uitvoerders die zijn verzocht de werkwijze tijdens het inmiddels afgelopen experiment ‘Persoonsvolgende zorg’ voor de onafhankelijke cliëntondersteuning te continueren;

  • f. een bedrag van € 77,203 miljoen wordt verdeeld op basis van het aantal bij hen ingeschreven verzekerden dat aanspraak kan maken op verstrekkingen en uitkeringen ingevolge de Wlz, waarbij verzekerden, die op 1 juli 2019 vijfenzestig jaar of ouder zijn, dubbel tellen.

Artikel 16

Voor de bepaling van het aantal verzekerden, bedoeld in artikel 15, onderdeel a en b, gebruikt het Zorginstituut de opgaven van de verzekerdenaantallen per 1 juli 2019 van de Wlz-uitvoerder. Deze opgave maakt onderdeel uit van de tweede kwartaalstaat Wlz voor de Wlz-uitvoerder 2019. Deze opgave dient te zijn voorzien van een bestuursverklaring.

Artikel 17

Indien een Wlz-uitvoerder zijn overige taken, bedoeld in artikel 4.4, tweede lid, van het Besluit Wfsv, geheel of gedeeltelijk uitbesteedt, betaalt hij aan het zorgkantoor waaraan hij deze taken uitbesteedt per verzekerde een bedrag van € 3,8223197 als vergoeding in de beheerskosten.

Artikel 18

Het Zorginstituut brengt op de nader vastgestelde beheerskostenbudgetten de door het Zorginstituut uitgekeerde voorschotten in mindering.

§ 4 Definitieve vaststelling beheerskostenbudget 2019

Artikel 19

Uiterlijk in 2022 stelt het Zorginstituut het beheerskostenbudget voor het jaar 2019 voor de zorgkantoren, de Wlz-uitvoerders en de SVB definitief vast.

Artikel 20

Bij de definitieve vaststelling verdeelt het Zorginstituut het bedrag voor de zorgkantoren voor de taken, bedoeld in artikel 4.2.4, tweede lid, van de Wet langdurige zorg, als volgt:

  • a. een bedrag van € 215,05 per budgethouder voor de uitvoeringskosten van het persoonsgebonden budget, vermenigvuldigd met het aantal budgethouders per regio op 30 juni 2019, wordt verdeeld op basis van het aantal budgethouders per regio zoals blijkt uit de tweede kwartaalstaat Wlz 2019 zorgkantoren;

  • b. een bedrag van € 285,01 voor het voeren van bewuste-keuze gesprekken in 2019, vermenigvuldigd met het aantal bewuste-keuze gesprekken, wordt verdeeld op basis van het aantal budgethouders per regio zoals blijkt uit de vierde kwartaalstaat Wlz 2019 zorgkantoren;

  • c. een bedrag van € 548,02 per budgethouder voor elke budgethouder bij wie in 2019 één of meer huisbezoeken zijn afgelegd, vermenigvuldigd met het aantal huisbezoeken wordt verdeeld op basis van het aantal budgethouders per regio zoals blijkt uit de tweede kwartaalstaat Wlz 2020 zorgkantoren;

  • d. een bedrag van € 5,890 miljoen wordt verdeeld op basis van een gelijk bedrag per zorgkantoor;

  • e. een bedrag van € 2,945 miljoen wordt voor vier zorgkantoren die in 2018 geen deel uitmaken van een concern op basis van een gelijk bedrag per zorgkantoor.

Artikel 21

  • 1. Het Zorginstituut verdeelt 15 procent van het na toepassing van artikel 20 resterende bedrag gelijkelijk over de acht zorgkantoren.

  • 2. Het Zorginstituut verdeelt 85 procent van het na toepassing van artikel 20 resterende bedrag op basis van het aantal inwoners per 1 januari 2019 in de regio’s waarvoor het zorgkantoor als zodanig is aangewezen. Inwoners die op die datum vijfenzestig jaar of ouder zijn tellen daarbij dubbel. Voor de bepaling van het aantal inwoners, waaronder die van vijfenzestig jaar en ouder, gebruikt het Zorginstituut de gegevens van het Centraal Bureau voor de Statistiek.

Artikel 22

Het Zorginstituut verdeelt het bedrag voor de Wlz-uitvoerders voor de overige bij of krachtens die wet geregelde taken van de Wlz-uitvoerders

bedoeld in artikel 4.4, tweede lid, van het Besluit Wfsv als volgt:

  • a. een bedrag van € 1,521 miljoen wordt verdeeld op basis van het aantal bij hen ingeschreven verzekerden op 1 juli 2019 dat aanspraak kan maken op verstrekkingen en uitkeringen ingevolge de Wlz;

  • b. een bedrag van € 3,042 miljoen wordt verdeeld op basis van het aantal bij hen ingeschreven verzekerden dat aanspraak kan maken op verstrekkingen en uitkeringen ingevolge de Wlz, waarbij verzekerden, die op 1 juli 2019 vijfenzestig jaar of ouder zijn, dubbel tellen;

  • c. een bedrag van € 0,290 miljoen wordt verdeeld over de twee Wlz-uitvoerders die niet zijn aangewezen als zorgkantoor en ook geen deel uitmaken van een groter concern;

  • d. een voorwaardelijk bedrag van ten hoogste € 9,850 miljoen is uitsluitend bestemd voor onafhankelijke cliëntondersteuning. Dit bedrag wordt verdeeld op basis van de werkelijke kosten inzake onafhankelijke cliëntondersteuning die de Wlz-uitvoerders voor het kalenderjaar 2019 hebben opgegeven in hun financiële verantwoording 2019 en die zijn gecontroleerd door de NZa.

  • e. een bedrag van € 0,500 miljoen wordt verdeeld over twee Wlz-uitvoerders die zijn verzocht de werkwijze tijdens het inmiddels afgelopen experiment ‘Persoonsvolgende zorg’ voor de onafhankelijke cliëntondersteuning te continueren;

  • f. een bedrag van € 77,203 miljoen wordt verdeeld op basis van het aantal bij hen ingeschreven verzekerden dat aanspraak kan maken op verstrekkingen en uitkeringen ingevolge de Wlz, waarbij verzekerden, die op 1 juli 2019 vijfenzestig jaar of ouder zijn, dubbel tellen.

Artikel 23

Voor de bepaling van het aantal verzekerden, bedoeld in artikel 22, onderdeel a en b, gebruikt het Zorginstituut de opgaven van de verzekerdenaantallen per 1 juli 2019 van de Wlz-uitvoerder. Deze opgave maakt onderdeel uit van de tweede kwartaalstaat Wlz voor de Wlz-uitvoerder 2019. Deze opgave dient te zijn voorzien van een bestuursverklaring.

Artikel 24

Indien een Wlz-uitvoerder zijn overige taken, bedoeld in artikel 4.4, tweede lid, van het Besluit Wfsv, geheel of gedeeltelijk uitbesteedt, betaalt hij aan het zorgkantoor waaraan hij deze taken uitbesteedt per verzekerde een bedrag van € 3,8223197 als vergoeding in de beheerskosten.

Artikel 25

Het Zorginstituut brengt op de definitief vastgestelde beheerskostenbudgetten de door het Zorginstituut berekende nader vastgestelde beheerskostenbudgetten in mindering.

Artikel 26

Het Zorginstituut keert het voor ieder zorgkantoor, iedere Wlz-uitvoerder en de SVB definitief vastgestelde beheerskostenbudget voor het jaar 2019 uit met inachtneming van de Regeling voorschotverlening op uitkeringen en vergoedingen Wlz 2015.

§ 5 Slotbepalingen

Artikel 27

Deze beleidsregels treden in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij worden geplaatst, en werken terug tot en met 1 januari 2019.

Artikel 28

Deze beleidsregels worden aangehaald als: Beleidsregels ter verdeling besteedbare middelen beheerskosten Wlz 2019.

Deze beleidsregels zullen met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Voorzitter Raad van Bestuur S. Wijma

Goedgekeurd door de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport bij brief van 5 maart 2019, kenmerk 1494787-187983-Z.

TOELICHTING

Op grond van artikel 91 van de Wet financiering sociale verzekeringen (Wfsv) en Hoofdstuk 4 van het Besluit Wfsv verstrekt het Zorginstituut jaarlijks uitkeringen uit het Fonds langdurige zorg ter dekking van de noodzakelijke uitgaven voor de uitvoering van de Wlz.

De Minister van VWS geeft het Zorginstituut jaarlijks een aanwijzing waarin het budget ter dekking van de voor de uitvoering van de Wet langdurige zorg (Wlz) te maken beheerskosten door de zorgkantoren, de Wlz-uitvoerders en de Sociale Verzekeringsbank (SVB) wordt vastgesteld. In de aanwijzing wordt een onderscheid gemaakt tussen:

  • het budget voor de beheerskosten van de zorgkantoren voor de taken bedoeld in artikel 4.2.4, tweede lid, van de Wlz;

  • het budget voor de beheerskosten van de SVB voor de uitvoering van de taak, bedoeld in artikel 3.3.3, zevende lid, van de Wlz; en

  • het budget voor de beheerskosten van de Wlz-uitvoerders voor hun overige bij of krachtens de Wlz geregelde taken.

Jaarlijks stelt het Zorginstituut de beleidsregels ter verdeling van de besteedbare middelen beheerskosten Wlz vast naar aanleiding van de aanwijzing van de Minister van VWS. In deze beleidsregels is de volledige budgetcyclus van de beheerskosten Wlz opgenomen.

Elke cyclus begint in december van jaar t-1 met de aanwijzing van de Minister van VWS voor het kalenderjaar waarop de toegekende middelen betrekking hebben (jaar t). Vervolgens stelt het Zorginstituut beleidsregels op waarin het vaststelt hoe het de besteedbare middelen verdeelt. In februari van jaar t stelt het Zorginstituut het voorlopige beheerskostenbudget per zorgkantoor, per Wlz-uitvoerder en de SVB vast.

Uiterlijk op de eerste werkdag van mei in het jaar t+1 stelt het Zorginstituut het beheerskostenbudget voor de zorgkantoren, de Wlz-uitvoerders en de SVB nader vast aan de hand van recentere gegevens over aantallen personen. Indien de Minister van VWS een nadere aanwijzing aan het Zorginstituut heeft gegeven, wordt die nadere aanwijzing ook in de nadere vaststelling van het beheerskostenbudget verwerkt.

Uiterlijk in het jaar t+3 stelt het Zorginstituut het beheerskostenbudget voor zorgkantoren definitief vast.

Indien de Minister van VWS een (tweede) nadere aanwijzing aan het Zorginstituut heeft gegeven, wordt die (tweede) nadere aanwijzing ook in de definitieve vaststelling van het beheerskostenbudget verwerkt.

In de Regeling voorschotverlening op uitkeringen Wlz 2015 van het Zorginstituut is bepaald op welke wijze de voorschotten worden uitgekeerd, dat de voorschotten worden verrekend met de nadere vaststelling, de nadere vaststelling met de definitieve vaststelling en op welke wijze rente wordt berekend. In de voorlopige, de nadere en de definitieve vaststelling van het beheerskostenbudget wordt deze regeling in acht genomen.

In de Aanwijzing besteedbare middelen beheerskosten Wlz 2019 heeft de Minister van VWS het budget voor de beheerskosten voor de uitvoering van de Wet langdurige zorg (Wlz) vastgesteld op € 196,383 miljoen.

Zorgkantoren

Voor de taken van de zorgkantoren is € 79,630 miljoen beschikbaar.

Dit bedrag is als volgt berekend:

Omschrijving

Bedrag (1 = 1 mln)

Historisch bepaald basisbedrag

77,011

Loon/prijs bijstelling (3,40%)

2,619

Totaal

79,630

Het percentage voor loon- en prijsbijstelling wordt nagecalculeerd als daartoe te zijner tijd een nadere aanwijzing van de Minister verschijnt.

Persoonsgebonden budget (PGB)

In 2019 is voor de uitvoeringskosten per verzekerde aan wie een persoonsgebonden budget (PGB’er) is verleend in de Aanwijzing een vast bedrag van € 215,05 vastgesteld.

Het landelijk aantal PGB’ers op 1 juli 2019 is geraamd op 43.335. Wanneer het werkelijke aantal afwijkt van de schatting, zal de Minister van VWS in een nadere aanwijzing het landelijk budget daarop naar rato aanpassen.

Voor de verdeling van het landelijk budget over de zorgkantoren gaat het Zorginstituut bij de voorlopige vaststelling uit van de verdeling van het aantal budgethouders per regio op 30 juni 2018, zijnde 40.335, zoals blijkt uit de tweede kwartaalstaat Wlz 2018 zorgkantoren. De resterende 3.000 PGB’s worden naar rato verdeeld over de zorgkantoorregio’s. Bij de nadere en definitieve vaststelling gaat het Zorginstituut uit van het aantal budgethouders per regio op 30 juni 2019, zoals blijkt uit de tweede kwartaalstaat Wlz 2019 zorgkantoren.

Bewuste-keuze gesprekken met nieuwe budgethouders

Ook in 2019 zullen de zorgkantoren met nieuwe budgethouders bewuste-keuze gesprekken gaan voeren. Voor het voeren van deze gesprekken is in de Aanwijzing een bedrag vastgesteld van € 285,01 per nieuwe budgethouder.

Op basis van schattingen wordt verwacht dat er in 2019 7.500 gesprekken gevoerd zullen worden. Wanneer het werkelijke aantal afwijkt van de schatting, zal de Minister van VWS in een nadere aanwijzing het landelijk budget daarop naar rato aanpassen.

Voor de verdeling van het landelijk budget voor bewuste-keuze gesprekken over de zorgkantoren hanteert het Zorginstituut dezelfde sleutel als bij artikel 5, onderdeel a.

Bij de nadere en definitieve vaststelling gaat het Zorginstituut uit van het aantal nieuwe budgethouders per regio op 30 juni 2019, zoals blijkt uit de vierde kwartaalstaat Wlz 2019.

Huisbezoeken budgethouders

Sinds 2013 zijn zorgkantoren bestaande budgethouders via huisbezoeken persoonlijker gaan benaderen. Voor het afleggen van huisbezoeken is in de Aanwijzing een bedrag vastgesteld van € 548,02 voor één of meerdere afgelegde huisbezoeken per budgethouder. Dat wil zeggen dat indien er bij één budgethouder in één kalenderjaar meerdere huisbezoeken worden afgelegd, er één keer een bedrag van € 548,02 wordt toegekend. Voor 2019 wordt uitgegaan van 13.500 huisbezoeken. Wanneer het werkelijke aantal afwijkt van de schatting, zal de Minister van VWS in een nadere aanwijzing het landelijk budget daarop naar rato aanpassen.

Voor de verdeling van het landelijk budget voor huisbezoeken gaat het Zorginstituut bij de voorlopige vaststelling uit van de verdeling van het aantal budgethouders, zoals genoemd in artikel 5, onderdeel a.

Bij de nadere vaststelling gaat het Zorginstituut uit van het aantal budgethouders op 30 juni 2019, zoals blijkt uit de tweede kwartaalstaat Wlz 2019.

Bij de definitieve vaststelling gaat het Zorginstituut uit van het aantal budgethouders bij wie in 2019 één of meer huisbezoeken zijn afgelegd, zoals blijkt uit de tweede kwartaalstaat Wlz 2020.

Wlz-uitvoerders

Voor de taken van de Wlz-uitvoerders is € 92,406 miljoen beschikbaar.

Dit bedrag is als volgt berekend:

Omschrijving

Bedrag (1 = 1 mln)

Historisch bepaald basisbedrag

86,863

Loon/prijs bijstelling (3,40%)

2,953

Structurele verhoging ONVZ en ASR

0,290

Incidentele verhoging inzake coördinatiekosten kwaliteitskader verpleeghuizen

0,300

Incidentele verhoging inzake Onafhankelijke Cliëntondersteuning

1,500

Voortzetting werkzaamheden van de werkwijze inzake het experiment “Persoonsvolgende zorg” voor CZ en Zilveren Kruis

0,500

Totaal

92,406

Het percentage voor loon- en prijsbijstelling wordt nagecalculeerd als daartoe te zijner tijd een nadere aanwijzing van de Minister verschijnt.

Van het totaalbedrag van € 92,406 miljoen heeft € 4,563 miljoen betrekking op de reguliere taken die de Wlz-uitvoerders ook in 2018 hebben uitgevoerd. Naast dit bedrag worden ook de volgende bedragen rechtstreeks aan de Wlz-uitvoerders uitgekeerd:

  • € 0,290 miljoen voor ONVZ Langdurige Zorg B.V. en A.S.R. Wlz-uitvoerder B.V.;

  • € 0,300 miljoen voor de incidentele verhoging inzake coördinatiekosten kwaliteitskader verpleeghuizen;

  • € 0,500 miljoen voor de voortzetting van de werkzaamheden van de werkwijze inzake het experiment ‘Persoonsvolgende zorg’ aan CZ zorgkantoor B.V. en Zilveren Kruis Zorgkantoor N.V.;

  • € 9,850 miljoen euro voor de uitvoering van de Onafhankelijke Cliëntondersteuning.

Verdeling overig budgetdeel

De verdeling van het resterende budgetgedeelte van € 77,203 miljoen geschiedt op basis van het aantal bij de Wlz-uitvoerder ingeschreven verzekerden dat aanspraak kan maken op verstrekkingen en uitkeringen ingevolge de Wlz. Aangezien een verzekerde niet per definitie in een zorgkantoorregio woont waar zijn Wlz-uitvoerder verantwoordelijk is voor de uitvoering van de langdurige zorg, dient het beheerskostenbudget van de Wlz-uitvoerder te worden herverdeeld over alle zorgkantoorregio’s waar de verzekerden van de betreffende Wlz-uitvoerder woonachtig zijn.

Daarom hebben Wlz-uitvoerders met ZN afgesproken dat ZN deze bedragen ontvangt en herverdeelt. Indien een Wlz-uitvoerder ZN hiertoe gemachtigd heeft, zal het Zorginstituut het betreffende bedrag overmaken aan ZN.

Kwaliteitskader verpleeghuiszorg

Het kwaliteitskader Verpleeghuiszorg is in 2017 opgenomen in het register van het Zorginstituut en per direct in werking getreden. Het kwaliteitskader omschrijft vereisten voor zorgorganisaties op het gebied van kwaliteit en biedt handreikingen hoe daaraan te werken. De Wlz-uitvoerders hebben een belangrijke taak in de transitiefase via de zorginkoop. Voor de extra werkzaamheden die hierdoor ontstaan is incidenteel € 0,300 miljoen extra beschikbaar gesteld voor de coördinatiekosten van deze extra werkzaamheden.

Onafhankelijke cliëntondersteuning

Voor onafhankelijke cliëntondersteuning zijn drie bedragen in de Aanwijzing opgenomen. Allereerst heeft de Minister voor 2019 incidenteel € 1,500 miljoen beschikbaar gesteld voor deze werkzaamheden. De Wlz-uitvoerders hebben een plan van aanpak opgesteld voor de inzet van extra middelen voor Onafhankelijke cliëntondersteuning. Dit bedrag is onderdeel van het bedrag van € 77,203 miljoen voor de regionale taken.

Ten tweede is een bedrag van € 9,850 miljoen structureel beschikbaar voor de uitvoering van de Onafhankelijke cliëntondersteuning. Dit bedrag was ook in 2018 beschikbaar.

Ten derde is door de Minister incidenteel € 0,500 miljoen beschikbaar gesteld.

In 2018 is het experiment ‘Persoonsvolgende zorg’ beëindigd. In afwachting van de evaluatie continueren Zilveren Kruis Zorgkantoor N.V. en CZ Zorgkantoor B.V. op verzoek van VWS de werkwijze voor de onafhankelijke cliëntondersteuning (OCO) tijdens dit experiment.

ONVZ en ASR

ONVZ en ASR zijn de enige twee Wlz-uitvoerders die voor geen enkele regio zijn aangewezen als zorgkantoor. Als gevolg van de invoering van de Wlz hebben deze twee Wlz-uitvoerders een duidelijke taakverzwaring gekregen. In het macrobedrag uit de Aanwijzing besteedbare middelen beheerskosten Wlz 2019 is voor ONVZ een bedrag van € 0,200 miljoen en voor ASR een bedrag van € 0,090 miljoen opgenomen.

SVB

Voor de taken van de SVB is € 24,347 miljoen beschikbaar.

Omschrijving

Bedrag (1 = 1 mln)

Incidentele toekenning

24,347

Totaal

24,347

Ter dekking van de beheerskosten met betrekking tot de PGB werkzaamheden van de SVB heeft de Minister voor 2019 € 24,347 miljoen beschikbaar gesteld.

In jaar t+2 stelt het Zorginstituut het beheerskostenbudget definitief vast. Het Zorginstituut betrekt bij de definitieve vaststelling de bevindingen van de onafhankelijke controlerend accountant (Interne Audit Dienst van de SVB) en de bevindingen van de toezichthouder op de verantwoorde beheerskosten van de SVB.

Voorzitter Raad van Bestuur S. Wijma

Naar boven