Met deze wijziging van de Regeling zorgverzekering (hierna: Regeling) is per 1 april
2019 een behandeling voorwaardelijk toegelaten tot het basispakket van de zorgverzekering.
Het betreft CardioMEMS arteria pulmonalis (PA) monitoring bij patiënten met chronisch
hartfalen New York Heart Association (NYHA) klasse III met recidiverende ziekenhuisopnamen
(hierna: CardioMEMS). Voorwaarde is wel dat de patiënt deelneemt aan het onderzoek
naar de behandeling.
In de brief van 6 juli 2018 aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal is CardioMEMS
genoemd als een potentiële kandidaat voor voorwaardelijke toelating (Kamerstukken
II 2017/18, 29 689, nr. 930). In die brief is tevens vermeld dat per 2019 de voorwaardelijke toelating wordt
vervangen door een subsidieregeling voor veelbelovende zorg. Die subsidieregeling
is per 1 februari 2019 in werking getreden (Stcrt. 2019, 1444). Om te voorkomen dat er een gat ontstaat tussen het einde van de voorwaardelijk
toelating en het begin van de subsidieregeling, is tot en met het voorjaar van 2018
nog de mogelijkheid geboden om voorstellen voor voorwaardelijke toelating in te dienen.
Voor die voorstellen wordt de gebruikelijke procedure voor voorwaardelijke toelating
gevolgd.
Inmiddels voldoet CardioMEMS aan alle eisen om voorwaardelijk te worden toegelaten
(Kamerstukken II 2014/15, 32 620, nr. 134). Het begeleidend onderzoek naar de (kosten)effectiviteit van deze zorg is verder
uitgewerkt en betrokkenen hebben in het convenant de benodigde afspraken vastgelegd.
De genoemde behandeling zal worden uitgevoerd door: Erasmus MC, UMCG, UMCU, MUMC,
AMC, VUMC, LUMC, Isala Klinieken, St. Antonius ziekenhuis, OLVG, HAGA, Albert Schweitzer
ziekenhuis, Spaarne ziekenhuis, Alrijne ziekenhuis, Scheper ziekenhuis, Ziekenhuisgroep
Twente, Meander MC, Noordwest Ziekenhuisgroep, Catherina ziekenhuis en Maasstad ziekenhuis.
Het Zorginstituut Nederland (hierna: Zorginstituut) heeft positief geadviseerd over
de voorwaardelijke toelating voor de duur van vier jaar. Het Zorginstituut schat in
dat de in het convenant gemaakte afspraken voldoende garanties bieden om een voorwaardelijke
toelating zorgvuldig en succesvol te laten verlopen. Het gaat ervan uit dat het met
de voorwaardelijke toelating van de behandeling mogelijk wordt om binnen genoemde
termijnen duidelijke conclusies over de effectiviteit van de interventie te kunnen
trekken en dat patiënten tijdig en op verantwoorde wijze toegang hebben tot deze veelbelovende
zorg.
Met deze voorwaardelijke toelating is volgens het Zorginstituut een bedrag gemoeid
van maximaal € 3.831.216 (hoofdonderzoek). Dit bedrag is gebaseerd op de door de betrokken
partijen aangeleverde p*q ramingen, zoals opgenomen in het convenant dat die partijen
met elkaar hebben gesloten. Indien deze raming tijdens de periode van de voorwaardelijke
toelating wordt overschreden of dreigt te worden overschreden, kan dit leiden tot
beëindiging van de voorwaardelijke toelating voor afloop van de periode van vier jaar.
Er zal geen nevenonderzoek als bedoeld in artikel 2.2, tweede lid, onderdeel b, van
de Regeling worden opgezet, omdat het gaat om een interventie die niet ongedaan gemaakt
kan worden. Het Zorginstituut is dan ook van mening dat tijdens de periode van voorwaardelijke
toelating men terughoudend moet zijn met het op ruime schaal aanbieden van deze (nog)
niet bewezen effectieve behandeling.
De inwerkingtreding van deze wijzigingsregeling op 1 april 2019 houdt verband met
de keuze, verwoord in de brief van 10 juni 2014 (Kamerstukken II 2013/14, 32 620, nr. 122), om interventies maximaal viermaal per jaar voorwaardelijk toe te laten tot het
basispakket van de zorgverzekering. Om duidelijkheid te scheppen naar alle betrokken
partijen is gekozen voor vaste momenten in het jaar, te weten 1 januari, 1 april,
1 juli en 1 oktober. Voor de termijn tussen de publicatiedatum en inwerkingtreding
is afgeweken van de gebruikelijke twee maanden. Betrokkenen zijn echter al geruime
tijd op de hoogte van deze voorwaardelijke toelating en zij zijn hierop voldoende
voorbereid.