Regeling van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 8 februari 2018, nr. 2018-0000097732, tot wijziging van de Regeling minimumbijdrage verhuis- en inrichtingskosten bij renovatie en de Uitvoeringsregeling huurprijzen woonruimte in verband met een aanpassing van de minimumbijdrage en de maximale huurverhogingspercentages

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

Gelet op de artikelen 220, zesde lid, en 275, vierde lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek en artikel 10, tweede lid, van de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte;

Besluit:

ARTIKEL I

In artikel 1 van de Regeling minimumbijdrage verhuis- en inrichtingskosten bij renovatie wordt ‘€ 5.910’ vervangen door: € 5.993.

ARTIKEL II

De Uitvoeringsregeling huurprijzen woonruimte wordt als volgt gewijzigd:

A

Bijlage V wordt vervangen door bijlage V die is opgenomen in bijlage I bij deze regeling.

B

In bijlage V (nieuw) wordt:

a. ‘1 juli 2017’ vervangen door ‘1 juli 2018’,

b. ‘2,8 procentpunt’ vervangen door ‘3,9 procentpunt’,

c. ‘4,3 procentpunt’ vervangen door ‘5,4 procentpunt’, en

d. ‘1,8 procentpunt’ vervangen door: 2,9 procentpunt.

ARTIKEL III

  • 1. Artikel I treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

  • 2. Artikel II, onderdeel A, treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2018.

  • 3. Artikel II, onderdeel B, treedt in werking met ingang van 1 juli 2018.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

‘s-Gravenhage, 8 februari 2018

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, K.H. Ollongren

BIJLAGE I BIJ DE REGELING VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES VAN 8 FEBRUARI 2018, NR. 2018-0000097732, TOT WIJZIGING VAN DE REGELING MINIMUMBIJDRAGE VERHUIS- EN INRICHTINGSKOSTEN BIJ RENOVATIE EN DE UITVOERINGSREGELING HUURPRIJZEN WOONRUIMTE IN VERBAND MET EEN AANPASSING VAN DE MINIMUMBIJDRAGE EN DE MAXIMALE HUURVERHOGINGSPERCENTAGES

BIJLAGE V

Schema van redelijke huuraanpassingen per 1 juli 2017 voor woonruimte bij overgang van reguliere huurprijs naar reguliere huurprijs

Geldende huurprijs (in bedragen per maand)

Huuraanpassing

I hoger dan de maximale huurprijsgrens1

huurverlaging2 tot de maximale huurprijsgrens1

II niet hoger dan de maximale huurprijsgrens1

IIa. huurverhoging van:

indien het huishoudinkomen, bedoeld in artikel 7:252a, tweede lid, onderdeel b, van het Burgerlijk Wetboek, over het inkomenstoetsjaar, bedoeld in onderdeel d van dat artikellid, van de op het tijdstip van de in het voorstel tot verhoging van de huurprijs genoemde ingangsdatum in de woonruimte, die een zelfstandige woning vormt, wonende huurder en overige bewoners

a. lager is dan of gelijk is aan het in artikel 10, tweede lid, tweede volzin, van de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte bedoelde bedrag: maximaal 2,8 procentpunt, en

b. hoger is dan het in artikel 10, tweede lid, tweede volzin, van de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte bedoelde bedrag: maximaal 4,3 procentpunt,

voor zover de maximale huurprijsgrens1 niet wordt overschreden.

IIb. huurverhoging ten aanzien van overige woonruimte: maximaal 1,8 procentpunt, voor zover de maximale huurprijsgrens1 niet wordt overschreden.

X Noot
1

De maximale huurprijsgrenzen, bedoeld in de artikelen 8a en 12, eerste lid, van het Besluit huurprijzen woonruimte, zoals deze gelden op de dag dat dit schema in werking treedt.

X Noot
2

Bij woonruimte welke een zelfstandige woning vormt, met een puntentotaal van meer dan 250 en een geldende huurprijs hoger dan de maximale huurprijsgrens bij een puntentotaal van 250, kan een huurprijsverlaging plaatsvinden, indien het huurpeil van vergelijkbare woonruimte daartoe aanleiding geeft. De huurprijs van deze woonruimte kan niet worden verlaagd tot minder dan de maximale huurprijsgrens behorende bij woonruimte met een puntentotaal van 250, behoudens toepassing van artikel 6, eerste lid, van het Besluit huurprijzen woonruimte.

TOELICHTING

Artikel I

Op grond van de artikelen 220, zesde lid, en 275, vierde lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek is in de Regeling minimumbijdrage verhuis- en inrichtingskosten bij renovatie de minimumbijdrage vastgesteld die de verhuurder in bepaalde gevallen verschuldigd is aan de huurder voor verhuis- en inrichtingskosten. Diezelfde bepalingen bevatten de opdracht aan de Minister om dat bedrag jaarlijks vóór 1 maart te wijzigen, voor zover de consumentenprijsindex daartoe aanleiding geeft. Met deze regeling is daaraan uitvoering gegeven.

In 2017 bedroeg de consumentenprijsindex volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek 1,4 procent. Dat betekent dat het bedrag van € 5.910 is verhoogd met € 83, waardoor het bedrag is gewijzigd in € 5.993.

Artikel II

In de Staatscourant van 20 december 2017 is de Regeling van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 15 december 2017, nr. 2017-0000634163, houdende enkele wijzigingen van de Regeling toegelaten instellingen volkshuisvesting 2015, een indexering van bedragen in het Besluit toegelaten instellingen 2015 en een aanpassing van de maximale huurverhogingspercentages gepubliceerd (Stcrt. 2017, nr. 73171). Met de in die regeling opgenomen nieuwe bijlage V, die pas per 1 juli 2018 in werking had moeten treden, is abusievelijk bijlage V, die is gevoegd bij de Regeling van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 18 april 2017, nr. 2017-0000166074, houdende wijziging van de Uitvoeringsregeling huurprijzen woonruimte (Stcrt. 2017, 23637), vervangen. Met de thans opgenomen bijlage V wordt dit rechtgezet, waardoor de correcte bijlage V bij de Uitvoeringsregeling huurprijzen woonruimte, zoals deze geldt per 1 juli 2017, is teruggeplaatst.

Met de wijziging die is opgenomen in onderdeel B worden de datum en de huurverhogingspercentages aangepast voor het tijdvak van 1 juli 2018 tot en 30 juni 2019.

Artikel III

De inwerkingtreding van deze regeling is geregeld in artikel III. Wat betreft artikel I is afgeweken van het systeem van vaste verandermomenten omdat deze jaarlijkse wijziging voortvloeit uit de wettelijke verplichting dat zij voor 1 maart 2018 moet plaatsvinden.

De wijziging in artikel II, onderdeel A, werkt terug tot en met 1 januari 2018. Artikel II, onderdeel B, treedt in werking met ingang van 1 juli 2018.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, K.H. Ollongren

Naar boven