Besluit van de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media van 17 december 2018, nr. VO/1433973, houdende instelling van de beoordelingscommissie technisch vmbo voor de periode 2018 tot en met 2023 (Instellingsbesluit beoordelingscommissie technisch vmbo 2018–2023)

De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media,

Gelet op artikel 2 van het Besluit vergoedingen adviescolleges en commissies;

Besluit:

Artikel 1. Begripsbepalingen

In dit besluit wordt verstaan onder:

Minister:

Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media;

commissie:

beoordelingscommissie als bedoeld in artikel 2;

regeling:

Subsidieregeling sterk techniekonderwijs 2020–2023.

Artikel 2. Instelling en taak

  • 1. Er is een Beoordelingscommissie sterk techniekonderwijs.

  • 2. De commissie wordt ingesteld met ingang van 1 december 2018 en wordt opgeheven per 1 januari 2025.

  • 3. De commissie heeft tot taak:

    • a. subsidieaanvragen als bedoeld in artikel 1.6 en 1.8, tweede lid, van de regeling te beoordelen op basis van de beoordelingscriteria, bedoeld in artikel 1.7 van de regeling;

    • b. subsidieaanvragen van penvoerders in techniekarme regio’s die voldoen aan de criteria, bedoeld onder a, te rangschikken volgens de voorschriften, bedoeld in artikel 3.4 van de regeling;

    • c. de Minister te adviseren over de subsidieverstrekking, bedoeld in artikel 1.8 van de regeling, en dat advies te voorzien van een draagkrachtige motivering per beoordeling;

    • d. te reflecteren op de midtermreviews en de eindevaluatie van het onderzoeksconsortium dat de regionale planvorming en de uitvoering van die plannen monitort en evalueert;

    • e. te adviseren over de structurele inzet van de investeringsmiddelen van € 100 mln. per jaar vanaf 2024.

  • 4. Voor de taken, bedoeld in het derde lid onderdeel b en c, adviseert de commissie de Minister binnen 10 weken na afloop van de aanvraagperiode als bedoeld in artikel 1.6 van de regeling. Indien toepassing wordt gegeven aan artikel 1.8, tweede lid, van de regeling adviseert de commissie de Minister eveneens binnen 10 weken.

  • 5. Leden van de commissie zijn ook na 1 januari 2025 te consulteren door de Minister in verband met de rechten en plichten die voortvloeien uit de in het derde lid genoemde taken van de commissie.

Artikel 3. Samenstelling, benoeming en ontslag

  • 1. De commissie bestaat uit een voorzitter en ten hoogste vijftien andere leden.

  • 2. De voorzitter en de overige leden worden door de Minister benoemd en, in voorkomend geval, geschorst of tussentijds ontslagen.

  • 3. De voorzitter of een ander lid kan worden geschorst of tussentijds ontslagen indien:

    • a. daarom door de betreffende persoon is verzocht;

    • b. het functioneren van de voorzitter of het lid daartoe aanleiding geeft; of

    • c. gebleken is dat de onafhankelijkheid van de voorzitter of het lid niet gewaarborgd is.

  • 4. Bij tussentijds ontslag van een lid kan de Minister een ander lid benoemen.

  • 5. Een lid neemt niet deel aan de beoordeling van of advisering over een subsidieaanvraag, indien het de beoordeling van of het advies over een aanvraag betreft, waarbij dat lid een persoonlijk of zakelijk belang heeft.

Artikel 4. Leden

Tot leden van de commissie worden benoemd:

  • a. de heer M. van Stralen, tevens voorzitter;

  • b. de heer A. van Andel;

  • c. de heer J. Bergman;

  • d. de heer M. Boogers;

  • e. de heer B. Buddingh;

  • f. mevrouw A. Dijkstra;

  • g. de heer R. Fastenau;

  • h. mevrouw C. de Graaff;

  • i. de heer G. van der Helm;

  • j. de heer J. de Kruijf;

  • k. de heer J. Plak;

  • l. de heer A. Smits;

  • m. mevrouw R. Verhulst;

  • n. mevrouw I. Vugs;

  • o. de heer M. van Willigen;

  • p. mevrouw J. Westerhuis.

Artikel 5. Secretariaat

  • 1. De commissie wordt ondersteund door een secretariaat.

  • 2. Het secretariaat is voor de inhoudelijke uitvoering van zijn taak uitsluitend verantwoording schuldig aan de commissie.

  • 3. In het secretariaat wordt voorzien door de Minister.

Artikel 6. Werkwijze

  • 1. De commissie stelt haar eigen werkwijze vast.

  • 2. De commissie kan zich, na toestemming van de Minister, door andere personen doen bijstaan voor zover dat voor de vervulling van haar taak nodig is.

Artikel 7. Informatieplicht

De commissie verstrekt aan de Minister desgevraagd de door hem gewenste inlichtingen. De Minister kan inzage vorderen van zakelijke gegevens en bescheiden, voor zover dat voor de vervulling van zijn taak redelijkerwijs nodig is.

Artikel 8. Vergoeding

  • 1. De vergoeding van de voorzitter van de commissie bedraagt 333 euro per dagdeel.

  • 2. De vergoeding van de overige leden bedraagt 256 euro per dagdeel.

  • 3. Per beoordeelde aanvraag worden voor een commissielid ten hoogste vier dagdelen vergoed, blijkend uit de taakverdeling tussen de commissieleden.

Artikel 9. Kosten van de commissie

De kosten van de commissie komen, voor zover goedgekeurd, voor rekening van de Minister. Onder kosten worden in ieder geval verstaan de kosten voor de faciliteiten van vergaderingen.

Artikel 10. Openbaarmaking

Rapporten, notities, verslagen, adviezen en andere producten die door of namens de commissie worden vervaardigd of vergaard, worden niet door de commissie openbaar gemaakt, maar uitsluitend aan de Minister uitgebracht of overgedragen.

Artikel 11. Archiefbescheiden

De commissie draagt zo spoedig mogelijk na beëindiging van haar werkzaamheden de bescheiden betreffende die werkzaamheden over aan het archief van de Directie Voortgezet Onderwijs van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

Artikel 12. Inwerkingtreding en vervaldatum

  • 1. Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na uitgifte van de Staatscourant, waarin het wordt geplaatst.

  • 2. Dit besluit vervalt met ingang van 1 januari 2026.

Artikel 13. Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Instellingsbesluit beoordelingscommissie technisch vmbo 2018–2023.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst en in afschrift worden gezonden aan betrokkenen.

De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, A. Slob

TOELICHTING

Op 13 september 2018 is de Subsidieregeling sterk techniekonderwijs 2020–2023 inwerking getreden (Stcrt. 2018, 51216, van 12 september 2018). Op grond van deze regeling kunnen regionaal samenwerkende scholen, mbo-instellingen en bedrijven subsidie aanvragen voor het stimuleren van een dekkend en kwalitatief hoogstaand techniekonderwijs. Op grond van artikel 1.7, eerste lid, van deze regeling stelt de Minister een onafhankelijke beoordelingscommissie in. Die commissie is belast met het adviseren aan de Minister over de ingediende subsidieaanvragen. Het voorliggende besluit strekt tot instelling van deze onafhankelijke beoordelingscommissie.

Aan dit besluit zijn geen structurele of eenmalige administratieve lasten verbonden, omdat het besluit de instelling van een commissie betreft, waarmee geen informatieverplichtingen gemoeid zijn.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 2

De voornaamste taak van de commissie is het beoordelen van de subsidieaanvraag op basis van de beoordelingscriteria zoals geformuleerd in de subsidieregeling. Deze beoordeling wordt in de vorm van een advies aangeboden aan de Minister, waarna die een besluit neemt op de aanvraag. Voor aanvragen uit techniekarme regio’s heeft de commissie de aanvullende taak om deze aanvragen op basis van criteria beschreven in de regeling, te rangschikken.

Naast het beoordelen van de subsidieaanvragen heeft de commissie de taak om te reflecteren op de uitkomsten van onderzoek uitgevoerd door een onderzoeksconsortium. Dit betreft zowel een reflectie op de midtermreview als een reflectie op het eindonderzoek.

Ten slotte heeft de commissie de taak om te adviseren over de inzet van de investeringsmiddelen voor vmbo-techniek in de periode na 2023. In het regeerakkoord Rutte III is besloten structureel € 100 mln. in te zetten voor het vmbo-techniek. Tot 2023 worden die middelen via deze subsidieregeling ingezet. De commissie heeft de taak te adviseren over de inzet van die middelen voor de periode daarna.

Artikel 3

De commissie bestaat uit zestien leden, waaronder een voorzitter. De leden van de commissie worden benoemd door de Minister op basis van hun deskundigheid. De commissie is samengesteld met leden met specifieke deskundigheid op het gebied van (techniek)onderwijs in het vmbo, mbo, het bedrijfsleven en/of de lokale overheid. De leden kunnen enkel door de Minister worden geschorst of tussentijds ontslagen. Een lid van de commissie mag niet betrokken zijn bij een beoordeling van een aanvraag waar hij of zij persoonlijk of zakelijk belang in heeft.

Artikel 6

Bij ‘andere personen’ (tweede lid) kan worden gedacht aan experts op de relevante onderwerpen, inclusief, op persoonlijke titel, ambtelijke deskundigen.

Artikel 10

De leden van de commissie ontvangen een vergoeding die is gebaseerd op het aantal dagdelen dat zij besteden aan de uitvoering van de taakopdracht. Voor de leden is het aantal dagdelen verbonden aan het aantal aanvragen. Omdat de voorzitter geen aanvragen beoordeelt hangt het aantal dagdelen voor de voorzitter niet samen met het aantal aanvragen, maar met het aantal vergaderingen dat wordt voorgezeten met de hele commissie. Twee of meer vergaderingen per dag worden als één vergadering beschouwd. De bedragen zijn gebaseerd op de BBRA-schalen zoals die voor het laatst op 18 oktober 2018 is gewijzigd. Op grond van artikel 2, tweede lid, Wet vergoedingen adviescolleges en commissies kunnen de voorzitter en de overige leden een vergoeding ontvangen voor reis- en verblijfskosten op de voet van het Reisbesluit binnenland en het Reisbesluit buitenland.

De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, A. Slob

Naar boven