Besluit van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid tot wijziging van de verplichtstelling tot deelneming in het bedrijfstakpensioenfonds voor de Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees

Gezien de aanvraag van de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees namens de Vereniging voor de Nederlandse Vleeswarenindustrie, de Algemene Kokswaren- en Snackproducenten Vereniging, de Centrale Organisatie voor de Vleessector, de Vereniging van de Nederlandse Pluimveeverwerkende Industrie, FNV, CNV Vakmensen, en De Unie Vakbond voor industrie en dienstverlening, daartoe strekkende, dat de verplichtstelling tot deelneming in de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees, ingevolge de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000, wordt gewijzigd voor de in de aanvraag bedoelde groepen van personen in de bedrijfstak voor de bedrijfstak voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees;

Gelet op de artikelen 10, eerste lid en 16 van de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000;

BESLUIT:

I

Wijzigt het besluit van 21 november 1956, nr. 4932, Stcrt. 1956, nr. 234 (laatstelijk gewijzigd bij besluit van 3 juni 2013, Stcrt. 2013, nr. 15217) waarin werd overgegaan tot het verplicht stellen van de deelneming in de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Vlees- en Vleeswarenindustrie en de Gemaksvoedingindustrie.

De verplichtstelling tot deelneming komt na wijziging te luiden als volgt:

‘de deelneming in de Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees is verplicht gesteld voor:

de mannelijke en vrouwelijke werknemers in de Vleeswarenindustrie, de Gemaksvoedingindustrie, de Versvlees- en Vleesbewerkende industrie en de Pluimveeverwerkende Industrie die de leeftijd van 20 jaar maar nog niet de eerste dag van de maand waarin de pensioenrichtleeftijd als bedoeld in artikel 18a van de Wet op de loonbelasting 1964 hebben bereikt.

Worden ten deze verstaan onder:

  • A. de Vleeswarenindustrie:

    de ondernemingen en onderdelen van ondernemingen van:

    • 1. het fabriekmatig vlees verduurzamen of toebereiden, al dan niet met andere stoffen vermengd, tenzij het verduurzamen of toebereiden uitsluitend door afkoelen of zouten geschiedt en/of;

    • 2. de ondernemingen en gedeelten van ondernemingen waarvan de werkzaamheden voornamelijk bestaan uit het slicen en verpakken van vleeswaren en de daaraan gerelateerde werkzaamheden en/of;

    • 3. (gedeelten van) ondernemingen welke bacon bereiden.

  • B. de Gemaksvoedingindustrie:

    de ondernemingen en delen van ondernemingen:

    • die uitsluitend of in hoofdzaak het bedrijf uitoefenen van het fabriekmatig bereiden of samenstellen van etenswaren die als gemaksvoeding kunnen worden aangemerkt; dan wel

    • die uitsluitend of in hoofdzaak het bedrijf uitoefenen van de groothandel in bedoelde eetwaren.

    Worden ten deze verstaan onder:

    • in hoofdzaak: 50% of meer van de verloonde arbeid dan wel 50% of meer van de in geld uitgedrukte omzet wordt aan de produktie of groothandel van gemaksvoeding besteed.

    Worden ten deze onder meer verstaan onder gemaksvoeding:

    • kroketten, bitterballen, nierbroodjes, bamiballen, nasiballen, loempia’s en de met een en ander overeenkomende meelproducten, eventueel gemengd of gevuld met vlees, pluimveevlees, wild, vis of groenten, of producten daarvan, die in hun geheel gefrituurd zijn of bestemd zijn om in hun geheel gefrituurd te worden.

    • saucijzenbroodjes, palingbroodjes, kaasbroodjes, hambroodjes, tosti’s, pizza’s en de met een en ander overeenkomende meelproducten, eventueel gemengd of gevuld met vlees, pluimveevlees, wild, vis of groenten, of producten daarvan, die in hun geheel gebakken zijn of bestemd zijn om in hun geheel gebakken te worden.

    • pasteitjes en de met deze overeenkomende producten.

    • gekookte, gestoomde, voorgebakken of op andere wijze toebereide mie, bami goreng, ravioli, toebereide spaghetti en op overeenkomstige wijze toebereide andere deegwaren.

    • gekookte, gestoomde of voorgebakken rijst, nasi goreng of op andere wijze toebereide rijst.

    • salades, russisch ei, gevulde tomaat, gevulde paprika en soortgelijke koud te nuttigen waren.

    • frika(n)dellen, toebereide gehaktballen, hamburgers, satéh, sjaslik, kant- en-klare maaltijden en maaltijdcomponenten die samen een volledige maaltijd vormen.

      Deze voeding is door middel van conservering, bijvoorbeeld diepvries, koelvers, koelvers vacuüm, blik of droge vorm, klaar voor gebruik.

    Als minder dan 50% van de verloonde arbeid wordt besteed aan de productie of groothandel van gemaksvoeding en er voor (het onderdeel van) de onderneming geen andere verplichtstelling geldt, dan wordt (het onderdeel van) de onderneming tot de gemaksvoedingindustrie gerekend.

  • C. Versvlees- en vleesbewerkende industrie:

    die onderneming, of dat gedeelte van een onderneming, welke zich bezighoudt met één of meerdere van de volgende werkzaamheden:

    • slachten van dieren m.u.v. pluimvee, wild en konijnen;

    • afsnijden of anderszins bewerken van geslachte dieren (m.u.v. pluimvee, wild en konijnen);

    • bewerken van vlees of ongesmolten dierlijke vetten;

    • verhandelen van vlees of ongesmolten dierlijke vetten;

    • inleenbedrijven en uitzendbedrijven,

    met uitzondering van ondernemingen wier werkzaamheden bestaan uit het verhandelen, be- of verwerken van darmen, en andere, niet voor menselijke consumptie bestemde, organen en met uitzondering van ondernemingen zonder productie-, bewerkings- of verwerkingsfuncties.

    (NB: al het andere dan darmen en niet voor menselijke consumptie bestemde organen is vlees, zo ook bijvoorbeeld koppen en huiden).

    Onder inleenbedrijf wordt verstaan de rechtspersoon of natuurlijke persoon, niet zijnde een uitzendbedrijf, die in de regel voor meer dan 50% van de totale loonsom werknemers arbeid laat verrichten binnen ondernemingen binnen de Versvlees- of vleesbewerkende industrie op basis van een overeenkomst van opdracht of van aanneming met die ondernemingen, niet zijnde een uitzendbedrijf in de sector.

    Onder uitzendbedrijf in de Versvlees- en vleesbewerkende industrie wordt verstaan de rechtspersoon of natuurlijke persoon die in de regel voor meer dan 50% van de totale loonsom op basis van uitzendovereenkomsten in de zin van artikel 690 BW uitzendkrachten ter beschikking stelt van ondernemingen binnen de Versvlees- of vleesbewerkende industrie.

    Onder uitzendbedrijf in de Versvlees- en vleesbewerkende industrie wordt echter niet verstaan het uitzendbedrijf dat aan de volgende cumulatieve vereisten voldoet:

    • de bedrijfsactiviteiten van het uitzendbedrijf bestaan uitsluitend uit het ter beschikking stellen van arbeidskrachten als bedoeld in artikel 7:690 Burgerlijk Wetboek, én

    • het uitzendbedrijf stelt voor ten minste 25% van de arbeidsuren van de in dienst zijnde werknemers, werknemers ter beschikking van derden die niet behoren tot de Versvlees- en vleesbewerkende industrie zoals bedoeld in de verplichtstellingbeschikking van de Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Vlees- en Vleeswarenindustrie en de Gemaksvoedingindustrie zoals gepubliceerd in de Staatscourant van 28 december 2001, nr. 250, én

    • de werkgever zendt voor tenminste 15% van het totale premieplichtig loon op jaarbasis uit op basis van uitzendovereenkomsten met uitzendbeding als bedoeld in artikel 7:691 lid 2 Burgerlijk Wetboek, én

    • het uitzendbedrijf is geen onderdeel van een groep van ondernemingen die geacht wordt te behoren tot de Versvlees- en vleesbewerkende industrie zoals bedoeld in de hiervoor aangehaalde verplichtstellingbeschikking én

    • de uitzendonderneming is geen paritair afgesproken arbeidspool.

    Die onderneming of dat gedeelte van een onderneming, waarin ook andere werkzaamheden dan die, behorende tot de Versvlees- en vleesbewerkende industrie worden verricht, wordt gerangschikt onder de bedrijfstak, waartoe het merendeel van de werkzaamheden van deze onderneming behoort.

  • D. Pluimveeverwerkende Industrie:

    die onderneming welke zich bezighoudt met één of meerdere van de volgende activiteiten:

    • het slachten van pluimvee, wild en/of tamme konijnen of

    • het be- en verwerken van pluimvee, wild en/of tamme konijnen of

    • het vervaardigen van producten van pluimvee, wild en/of tamme konijnen;

    • uitleenbedrijven (uitzendorganisaties) die meer dan 50% van de totale activiteiten verrichten binnen de pluimveeverwerkende industrie.

    Die onderneming, waarin ook andere activiteiten dan bovenstaande worden verricht, wordt gerangschikt onder die bedrijfstak, waartoe het merendeel van de activiteiten van deze onderneming behoort.’

II

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en heeft geen terugwerkende kracht.

’s-Gravenhage, 17 december 2018

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, namens deze, de Directeur Uitvoeringstaken Arbeidsvoorwaardenwetgeving, M.H.M. van der Goes

Naar boven