Circulaire 2019 (onkosten)vergoeding voor politieke ambtsdragers van provincies, Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

Onderwerp: Per 1 januari 2019 geïndexeerde bedragen van de (onkosten)vergoeding voor politieke ambtsdragers van provincies

Doelstelling: Informatie over beleid

Juridische grondslag: Rechtspositiebesluit commissarissen van de Koning, Rechtspositiebesluit gedeputeerden en Rechtspositiebesluit staten- en commissieleden

Relaties met andere circulaires: 1 november 2017, nr. 2017-0000522402 en 9 augustus 2018, nr. 2018-0000661865

Ingangsdatum: 1 januari 2019

Geldig tot: Nader order

Van verzending circulaires naar publicatie op internet

Met ingang van 1 januari 2019 zullen circulaires met betrekking tot de rechtspositie van politieke ambtsdragers uitsluitend nog bekend worden gemaakt op de site van de officiële bekendmakingen (Staatscourant) en op de website www.politiekeambtsdragers.nl . U kunt zich met een RSS-feed abonneren op deze site. Als er een circulaire op deze site wordt gepubliceerd, ontvangt u een attendering. Gedurende het jaar 2018 worden bij wijze van overgangsmaatregel de circulaires ook nog per post verzonden.

Inleiding

Door middel van deze circulaire wordt u, zoals elk jaar gebruikelijk, geïnformeerd over de wijzigingen van de bedragen van de (onkosten)vergoedingen voor de commissarissen van de Koning, de leden van provinciale staten, de leden van gedeputeerde staten en de commissieleden per 1 januari 2019.

Omdat het doorvoeren van deze wijzigingen in de regelgeving tijd vergt, wordt u, vooruitlopend op het formeel van kracht worden van die wijzigingen, door middel van deze circulaire geïnformeerd over de aanstaande wijzigingen voor commissarissen, gedeputeerden en statenleden. U kunt deze wijzigingen nu al doorvoeren.

Over de wijzigingen van de bezoldigingsbedragen per 1 juli 2018 voor de commissarissen van de Koning en de gedeputeerden en over de tegemoetkoming in de kosten van een ziektekostenverzekering voor de statenleden bent u reeds bij circulaire van 9 augustus 2018 geïnformeerd. Deze bedragen zijn omwille van het totaaloverzicht nogmaals in deze circulaire opgenomen.

1. Nieuw rechtspositiebesluit

Nieuw rechtspositiebesluit met ingang van 28 maart 2019

Met ingang van 28 maart 2019 zal er voor commissarissen van de Koning, gedeputeerden en statenleden sprake zijn van een nieuw rechtspositiebesluit. Alle voormalige, voor de verschillende politieke ambten van de decentrale bestuursorganen, geldende rechtspositiebesluiten worden gebundeld in één rechtspositiebesluit. Dit besluit geldt dus ook voor de rechtspositie van de raadsleden, burgemeesters en wethouders en de leden van het algemeen bestuur en de voorzitter en leden van het dagelijks bestuur van waterschappen. Die rechtsposities waren tot op heden uitgewerkt in zeven afzonderlijke besluiten. Over het nieuwe rechtspositiebesluit en de inhoudelijke wijzigingen in de rechtspositionele bepalingen die daarin opgenomen zijn, wordt u door middel van een separate circulaire nader geïnformeerd.

In verband met de verkiezingen van provinciale staten en de algemeen besturen van de waterschappen treedt het besluit voor de politieke ambtsdragers van de provincies en waterschappen – anders dan voor de gemeenten geldt – niet in werking op 1 januari 2019, maar op 28 maart 2019. Het is immers niet wenselijk noch praktisch de rechtspositie van zittende volksvertegenwoordigers en dagelijks bestuurders voor een periode van slechts drie maanden te wijzigen. Om deze reden wordt in de onderhavige circulaire volstaan met een verwijzing naar de huidige bepaling die de grondslag vormt voor een geldelijke vergoeding en vooralsnog geen verwijzing opgenomen naar de nieuwe bepaling.

Indexering volgens oude systematiek

Een van de inhoudelijke wijzigingen in het nieuwe rechtspositiebesluit is de aanpassing van de indexeringsbepalingen. Tot op heden werden voor de indexering van de geldbedragen bepaalde indexcijfers1 gebruikt die door het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) waren vastgesteld voor de maand september van het voorgaande kalenderjaar. Aangezien dit voorlopige cijfers waren die later nog door het CBS konden worden bijgesteld, is in het nieuwe besluit aansluiting gezocht bij indexcijfers die definitief zijn. Gekozen is voor in beginsel dezelfde indexcijfers, maar dan zoals die één jaar daarvoor golden (met andere woorden van de maand september in het tweede voorafgaande kalenderjaar).

Voor het jaar 2019 worden de vergoedingen nog geïndexeerd op basis van de oude systematiek. De nieuwe indexatiemethode gaat in per 1 januari 2020. Hiervoor is in artikel 5.1 van het nieuwe rechtspositiebesluit een overgangsbepaling opgenomen. In het nieuwe rechtspositiebesluit, zoals dat in het Staatsblad is gepubliceerd (Stb 2018, nr. 386) – en voor de provincies dus pas gaat gelden per 28 maart 2019 –, zijn de betreffende bedragen opgenomen die gelden voor 2018. Deze moeten vervolgens bij ministeriële regeling voor 1 januari 2019 worden geïndexeerd. Aangezien voor het jaar 2019 nog indexatie plaatsvindt op basis van de oude systematiek, vertoont de in onderhavige circulaire gehanteerde indexatiemethode nog geen verschil met die van voorgaande jaren.

2. Bezoldiging commissaris van de Koning

U bent eerder geïnformeerd over de meerjarige arbeidsvoorwaardenovereenkomst voor het personeel in de sector Rijk en de gevolgen daarvan voor de bezoldiging van de commissarissen van de Koning. Voor de volledigheid vermeld ik hier nogmaals de bezoldigingsbedragen per 1 juli 2018, 1 juli 2019 en 1 januari 2020.

Het bezoldigingsbedrag voor de commissaris van de Koning genoemd in artikel 3, eerste lid, van het Rechtspositiebesluit commissarissen van de Koning bedraagt:

per 1 januari 2017: € 11.427,98

per 1 juli 2018: € 11.770,82

per 1 juli 2019: € 12.006,24

per 1 januari 2020: € 12.246,36

3. Eenmalige uitkering commissaris van de Koning

In het arbeidsvoorwaardenakkoord sector Rijk is afgesproken dat alle medewerkers die op 1 januari 2019 een aanstelling binnen de sector Rijk hebben, in januari 2019 een eenmalige uitkering van € 450,– ontvangen bij een formele gemiddelde arbeidsduur van 36 uur. Medewerkers met een andere formele gemiddelde wekelijkse arbeidsduur ontvangen een uitkering naar rato.

In artikel 3, zevende lid, van het Rechtspositiebesluit commissarissen van de Koning is bepaald dat indien aan het personeel in de sector Rijk een éénmalige uitkering wordt toegekend, de commissaris van de Koning een uitkering op gelijke voet ontvangt. Commissarissen van de Koning die op peildatum 1 januari 2019 commissaris van de Koning zijn, hebben hiermee aanspraak op een éénmalige bruto uitkering van € 450,–.

4. Ambtstoelage en overige ambtskosten commissaris van de Koning

De in artikel 3, tweede lid, van het Rechtspositiebesluit commissarissen van de Koning genoemde ambtstoelage bedraagt € 635,29 en de vergoeding van overige ambtskosten € 485,73. Dit zijn steeds vaste bedragen geweest waarop geen indexering werd toegepast.

In het nieuwe rechtspositiebesluit zal worden bepaald dat deze bedragen per 28 maart 2019 bij ministeriële regeling worden gewijzigd aan de hand van de consumentenprijsindex voor de maand september 2018. Zoals beschreven in paragraaf 1, wordt in 2019 voor de laatste keer de oude systematiek voor indexatie gehanteerd.

De consumentenprijsindex voor september 2018 is bepaald op 103,95. Voor 2017 was dit indexcijfer 102,03. Procentueel is dat een verhoging van 1,9. Dit betekent dat het bedrag van de ambtstoelage per 28 maart 2019 wordt verhoogd met 1,9% naar € 647,36. Het bedrag voor de vergoeding van de overige ambtskosten wordt per 28 maart 2019 verhoogd naar € 494,96.

5. Eindejaarsuitkering commissaris van de Koning

Op grond van artikel 4a van het Rechtspositiebesluit commissarissen van de Koning heeft de commissaris recht op een eindejaarsuitkering overeenkomstig de regels, die te dien aanzien voor het personeel in de sector Rijk zijn vastgesteld.

U bent over de eindejaarsuitkering van de commissarissen geïnformeerd bij circulaire van 19 juni 2007, nr. 2007-182147. Deze informatie is nog steeds van toepassing.

Voor uw informatie meld ik u dat de eindejaarsuitkering voor commissarissen van de Koning sinds 1 december 2009 is vastgesteld op 8,3%.

6. Bezoldiging gedeputeerden

U bent eerder geïnformeerd over de meerjarige arbeidsvoorwaardenovereenkomst voor het personeel in de sector Rijk en de gevolgen daarvan voor de bezoldiging van gedeputeerden. Voor de volledigheid vermeld ik hier nogmaals de bezoldigingsbedragen per 1 juli 2018, 1 juli 2019 en 1 januari 2020.

Het bezoldigingsbedrag voor gedeputeerden genoemd in artikel 3, eerste lid, van het Rechtspositiebesluit gedeputeerden bedraagt:

per 1 januari 2017: € 8.518,41

per 1 juli 2018: € 8.773,96

per 1 juli 2019: € 8.949,44

per 1 januari 2020: € 9.128,43

7. Eénmalige uitkering gedeputeerden

In het arbeidsvoorwaardenakkoord sector Rijk is afgesproken dat alle medewerkers die op 1 januari 2019 een aanstelling binnen de sector Rijk hebben, in januari 2019 een eenmalige uitkering van € 450,– ontvangen bij een formele gemiddelde arbeidsduur van 36 uur. Medewerkers met een andere formele gemiddelde wekelijkse arbeidsduur ontvangen een uitkering naar rato.

In artikel 4, tweede lid, van het Rechtspositiebesluit gedeputeerden is bepaald dat indien aan het personeel in de sector Rijk een éénmalige uitkering wordt toegekend, de gedeputeerde een uitkering op gelijke voet ontvangt. Gedeputeerden die op peildatum 1 januari 2019 gedeputeerde zijn, hebben hiermee aanspraak op een éénmalige bruto uitkering van € 450,–. De uitkering is naar rato van de door de staten voor de gedeputeerde vastgestelde tijdsbestedingsnorm.

8. Onkostenvergoeding gedeputeerden

In artikel 21, tweede lid, van het Rechtspositiebesluit gedeputeerden is bepaald dat de onkostenvergoeding voor overige aan de uitoefening van het ambt verbonden kosten (genoemd in artikel 21, eerste lid, Rechtspositiebesluit gedeputeerden) voor een gedeputeerde per 1 januari van elk jaar wordt herzien aan de hand van de consumentenprijsindex geldend voor de maand september van het voorafgaande kalenderjaar.

Zoals beschreven in paragraaf 1, wordt in 2019 voor de laatste keer de oude systematiek gehanteerd. Dit betekent het volgende:

De consumentenprijsindex voor september 2018 is bepaald op 103,95. Voor 2017 was dit indexcijfer 102,03. Procentueel is dat een verhoging van 1,9. Dit betekent dat het bedrag van de onkostenvergoeding voor gedeputeerden per 1 januari 2018 wordt verhoogd met 1,9%.

Met ingang van 1 januari 2019 wordt het bedrag genoemd in artikel 21, eerste lid, van het Rechtspositiebesluit gedeputeerden gewijzigd in € 362,56 (was € 355,80).

9. Eindejaarsuitkering gedeputeerden

Op grond van artikel 4, eerste lid, Rechtspositiebesluit gedeputeerden ontvangt de gedeputeerde een eindejaarsuitkering overeenkomstig de bepalingen welke daaromtrent voor het personeel in de sector Rijk zijn vastgesteld.

U bent over de eindejaarsuitkering van gedeputeerden geïnformeerd bij circulaire van 19 juni 2007, nr. 2007-182147. Deze informatie is nog steeds van toepassing.

Voor uw informatie meld ik u dat de eindejaarsuitkering voor gedeputeerden sinds 1 december 2009 is vastgesteld op 8,3%.

10. Vergoeding vervanging gedeputeerden

Op grond van artikel 7 van het Rechtspositiebesluit gedeputeerden ontvangt een tijdelijk vervanger van de gedeputeerde die verlof heeft tijdens zwangerschap en bevalling of ziekte, voor zijn verzekering voor arbeidsongeschiktheid, ouderdom en overlijden een bedrag van € 590,– per maand. Dit is steeds een vast bedrag geweest waarop geen indexering werd toegepast.

In het nieuwe rechtspositiebesluit wordt bepaald dat wanneer de bezoldiging van het personeel in de sector Rijk wijziging ondergaat, dit bedrag bij ministeriële regeling overeenkomstig wordt gewijzigd. Gelet op het feit dat het nieuwe rechtspositiebesluit voor provincies per 28 maart 2019 van kracht wordt, betekent dit concreet het bedrag voor de verzekering voor arbeidsongeschiktheid, ouderdom en overlijden met ingang van 1 juli 2019 wordt verhoogd met 2,0% naar € 601,80. Met ingang van 1 januari 2020 wordt het bedrag opnieuw verhoogd met 2,0% naar € 613,84.

11. Vergoeding werkzaamheden statenleden

In artikel 2, tweede lid, van het Rechtspositiebesluit staten- en commissieleden is bepaald dat het bedrag van de vergoeding voor de werkzaamheden van statenleden per 1 januari van elk jaar wordt herzien aan de hand van het indexcijfer CAO lonen overheid inclusief bijzondere beloningen geldend voor de maand september van het voorafgaande kalenderjaar.

Zoals beschreven in paragraaf 1, wordt in 2019 voor de laatste keer de oude systematiek gehanteerd. Dit betekent het volgende.

Zoals beschreven in paragraaf 1, wordt in 2019 voor de laatste keer de oude systematiek gehanteerd. In de circulaire van 1 november 2017, nr. 2017-0000522402 is gemeld dat het indexcijfer CAO lonen overheid inclusief bijzondere beloningen geldend voor de maand september 2017 was bepaald op 108,5 en dat dit indexcijfer voor het jaar 2016 was bepaald op 108,6. Dit betekende in principe een geringe procentuele verlaging van 0,09% per 1 januari 2018. Deze verlaging is echter niet doorberekend in de vergoeding voor de werkzaamheden van statenleden voor 2018. De bedragen voor de vergoeding voor de werkzaamheden van de statenleden voor het jaar 2018 zijn hiermee op hetzelfde niveau gebleven als de bedragen voor 2017.

Met deze verlaging moet echter nu wel rekening worden gehouden bij de berekening van de bedragen over 2019. Het indexcijfer CAO lonen overheid voor 2018 is bepaald op 112,1. Voor 2017 was dit indexcijfer 108,5. Procentueel is dat een verhoging van 3,3. De volgende berekeningswijze is thans gehanteerd. De verlaging van 0,09% die per 1 januari 2018 niet is doorgevoerd, is nu bij de berekening van de bedragen over 2019 alsnog meegenomen. Dit is gebeurd door de bedragen van 2018 eerst te verlagen en voor de berekening van de bedragen voor 2019 op die verlaagde bedragen de verhoging van 3,3% toe te passen.

Concreet heeft dit tot gevolg dat het bedrag genoemd in artikel 2, eerste lid, van het Rechtspositiebesluit staten- en commissieleden voor de vergoeding van de werkzaamheden van statenleden per 1 januari 2019 € 1.200,95 bedraagt (was € 1.163,75) per maand.

12. Onkostenvergoeding statenleden

In artikel 2, vierde lid, van het Rechtspositiebesluit staten- en commissieleden is bepaald dat de onkostenvergoeding voor aan de uitoefening van het statenlidmaatschap verbonden kosten genoemd in het derde lid van artikel 2, per 1 januari van elk jaar wordt herzien aan de hand van de consumentenprijsindex geldend voor de maand september van het voorafgaande kalenderjaar.

Zoals beschreven in paragraaf 1, wordt in 2019 voor de laatste keer de oude systematiek gehanteerd. Dit betekent het volgende.

De consumentenprijsindex voor 2018 is bepaald op 103,95. Voor 2017 was dit indexcijfer 102.03. Procentueel is dat een verhoging van 1,9. Dit betekent dat het bedrag van de onkostenvergoeding voor statenleden per 1 januari 2019 wordt verhoogd met 1,9%.

Met ingang van 1 januari 2019 bedraagt de onkostenvergoeding genoemd in artikel 2, derde lid, van het Rechtspositiebesluit staten- en commissieleden voor de onkostenvergoeding voor aan de uitoefening van het statenlidmaatschap verbonden kosten € 173,40 (was € 170,17) per maand.

13. Tegemoetkoming in de kosten van een ziektekostenverzekering voor de statenleden

In artikel 10, eerste lid, van het Rechtspositiebesluit staten- en commissieleden is bepaald dat een statenlid ten laste van de provincie een tegemoetkoming in de kosten van een ziektekostenverzekering ontvangt. In artikel 10, tweede lid, van dat rechtspositiebesluit is bepaald dat het bedrag van deze tegemoetkoming wijzigt overeenkomstig de wijzigingen die de bezoldiging van het personeel in de sector Rijk ondergaat.

De tegemoetkoming in de kosten van een ziektekostenverzekering voor statenleden – dat per 1 juli 2018 was vastgesteld op € 107,10 per jaar – wordt met ingang van 1 juli 2019 gewijzigd in € 109,24 per jaar. Met ingang van 1 januari 2020 wordt de tegemoetkoming gewijzigd in € 111,42 per jaar.

14. Commissieleden

In artikel 13, juncto artikel 2, tweede lid, van het Rechtspositiebesluit staten- en commissieleden is het bedrag bepaald van de vergoeding voor het bijwonen van vergaderingen van de commissie dat per 1 januari van elk jaar wordt herzien aan de hand van het indexcijfer CAO lonen overheid inclusief bijzondere beloningen geldend voor de maand september van het voorafgaande kalenderjaar.

Zoals beschreven in paragraaf 1, wordt in 2019 voor de laatste keer de oude systematiek gehanteerd. Zoals hiervoor reeds opgemerkt was het indexcijfer CAO lonen overheid inclusief bijzondere beloningen geldend voor de maand september 2017 bepaald op 108,5 en voor 2016 op 108,6. Deze geringe verlaging van 0,09% is per 1 januari 2018 niet doorberekend in de vergoeding voor het bijwonen van vergaderingen voor commissieleden, waarmee de bedragen voor het jaar 2018 op hetzelfde niveau gebleven zijn als de bedragen voor 2017.

Met deze verlaging moet echter nu wel rekening worden gehouden bij de berekening van de bedragen over 2019. Het indexcijfer CAO lonen overheid voor 2018 is bepaald op 112,1. Voor 2017 was dit indexcijfer 108,5. Procentueel is dat een verhoging van 3,3. De volgende berekeningswijze is thans gehanteerd. De verlaging van 0,09% die per 1 januari 2018 niet is doorgevoerd, is nu bij de berekening van de bedragen over 2019 alsnog meegenomen. Dit is gebeurd door de bedragen van 2018 eerst te verlagen en voor de berekening van de bedragen voor 2019 op die verlaagde bedragen de verhoging van 3,3% toe te passen.

Concreet heeft dit tot gevolg dat het bedrag genoemd in artikel 13 van het Rechtspositiebesluit staten- en commissieleden met ingang van 1 januari 2019 € 115,84 bedraagt (was € 112,25).

15. Vragen en informatie op internet

Informatie die betrekking heeft op politieke ambtsdragers kunt u vinden op de volgende internetsite: www.politiekeambtsdragers.nl. Op deze site vindt u alle actuele wet- en regelgeving, circulaires en brochures over politieke ambtsdragers voor het Rijk, de provincie, de gemeente, de waterschappen en ook voor het Koninkrijk en de BES-eilanden voor zover deze afkomstig is van het Ministerie van BZK. U vindt hier dus niet de modelverordeningen van de VNG of de gemeentelijke of provinciale verordeningen.


X Noot
1

Het gaat om enerzijds het consumentenprijsindexcijfer en anderzijds het indexcijfer CAO-lonen overheid, inclusief bijzondere beloningen.

Naar boven