Regeling van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid van 11 december 2018, nummer 2433902, houdende wijziging van het Voorschrift Vreemdelingen 2000 (honderdachtenvijftigste wijziging)

De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

Gelet op artikelen 2c, vijfde lid, 2l, eerste lid, 24, tweede lid, en 37, tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000 en artikel 4.53, tweede lid, onder c, van het Vreemdelingenbesluit 2000;

Besluit:

ARTIKEL I

Het Voorschrift Vreemdelingen 2000 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1.11 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt ‘een bedrag van € 3.861’ vervangen door ‘een bedrag van € 3.927’.

2. In het tweede lid wordt ‘een bedrag van € 1.930’ vervangen door ‘een bedrag van € 1.963’.

B

Artikel 1.17 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt ‘een bedrag van € 150’ vervangen door ‘een bedrag van € 153’.

2. In het derde lid wordt ‘een bedrag van € 44’ vervangen door ‘een bedrag van € 45’.

C

In artikel 3.34 wordt de tarieftabel vervangen door:

I. Verblijfsdoel

II. Verlening of wijziging

III. Verlenging

a. ‘verblijf als familie- of gezinslid’

€ 171

€ 171

b. ‘verblijf als economisch niet-actieve langdurig ingezetene of vermogende vreemdeling’

€ 171, of als vermogende vreemdeling: € 2.173

€ 171, of als vermogende vreemdeling: € 1.087

c. ‘arbeid als zelfstandige’

In het kader van ‘arbeid als zelfstandige’ als bedoeld in artikel 3.30, zesde lid, van het Besluit € 326, overige € 1.348

€ 361

d. ‘arbeid als kennismigrant’

€ 285

€ 285

e. ‘verblijf als houder van de Europese blauwe kaart’

€ 285

€ 285

f. ‘seizoenarbeid’

€ 171

€ 171

g. ‘overplaatsing binnen een onderneming’

€ 285

€ 285

h. ‘arbeid in loondienst’

€ 285

€ 285

i. ‘grensoverschrijdende dienstverlening’

€ 285

€ 285

j. ‘wetenschappelijk onderzoek in de zin van richtlijn 2016/801/EU’

€ 171

€ 171

k. ‘lerend werken’

€ 285

€ 285

l. ‘arbeid als niet-geprivilegieerd militair of niet-geprivilegieerd burgerpersoneel’

€ 0

€ 0

m. ‘studie’

€ 171

€ 171

n. ‘het zoeken en verrichten van arbeid al dan niet in loondienst’

€ 171

niet van toepassing

o. ‘uitwisseling, al dan niet in het kader van een verdrag’

€ 285

€ 285

p. ‘medische behandeling’

In het kader van ‘medische behandeling’ als bedoeld in artikel 3.46, vierde lid, van het Besluit € 0, overige € 1.033

In het kader van ‘medische behandeling’ als bedoeld in artikel 3.46, vierde lid, van het Besluit € 0, overige € 361

q. ‘tijdelijke humanitaire gronden’

In het kader van ‘buiten schuld’, met uitzondering van amv’s € 326, overige € 0

In het kader van ‘buiten schuld’, met uitzondering van amv’s € 326, overige € 0

r. ‘het afwachten van een verzoek op grond van artikel 17 van de Rijkswet op het Nederlanderschap’

€ 1.033

€ 361

s. ‘niet-tijdelijke humanitaire gronden’

In het kader van de regeling langdurig verblijvende kinderen € 164, overige € 1.033

In het kader van de regeling langdurig verblijvende kinderen € 164, overige € 361

t. alle overige verblijfsdoelen

€ 1.033

€ 361

D

In artikel 3.34a wordt de tarieftabel vervangen door:

I. Categorie

II. Verlening of wijziging

III. Verlenging

a. ‘verblijf als familie- of gezinslid’ indien het een kind betrtikel 3.343.34d komen te luiden:nderdeel NNet Voorschrift Vreemdelingen 2000 worden de bij dit besluit opgenomen bijlagen ingreft die verblijf vraagt bij een ouder

€ 171

€ 171

b. gezinslid van een houder van een EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen welk gezinslid het verblijfsdoel ‘verblijf als familie- of gezinslid’ aanvraagt

€ 171

€ 171

c. houder van een EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen in een andere lidstaat of een gezinslid daarvan die een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 14 van de Wet aanvraagt

€ 171

€ 171

d. vreemdeling die valt onder artikel 41, eerste lid, van het op 23 november 1970 te Brussel tot stand gekomen Aanvullend Protocol bij de op 12 september 1963 te Ankara gesloten Overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Economische Gemeenschap en Turkije (Trb. 1971, 70) of artikel 6, 7 of 13 van het Besluit 1/80 van de Associatieraad EEG-Turkije betreffende de ontwikkeling van de Associatie

€ 57

€ 57

e. vreemdeling die in aanmerking komt voor de terugkeeroptie op grond van artikel 8 van de Remigratiewet

€ 57

€ 57

f. vreemdeling met de nationaliteit van Argentinië, Australië, Canada, Hong Kong, Nieuw Zeeland dan wel Zuid-Korea die het verblijfsdoel ‘uitwisseling’ aanvraagt, in het kader van het Working Holiday Scheme of het Working Holiday Programme

€ 57

niet van toepassing

g. vreemdeling met de nationaliteit van Canada die het verblijfsdoel ‘lerend werken’ aanvraagt, in het kader van het Young Workers Exchange Programme

€ 57

€ 57

h. vreemdeling die werkzaamheden als bedoeld in artikel 40, eerste lid, van het op 7 juni 2007 te ’s-Gravenhage tot stand gekomen Zetelverdrag tussen het Internationaal Strafhof en het Gastland (Trb. 2007, 25) verricht en het verblijfsdoel ‘arbeid in loondienst’ aanvraagt

€ 66

€ 66

i. vreemdeling die met het oog op de voorlaatste alinea van de brief van 21 december 2007 van de Permanente Vertegenwoordiging van het Koninkrijk der Nederlanden bij de Verenigde Naties, behorend bij het op 21 december 2007 te New York tot stand gekomen Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Verenigde Naties betreffende de Zetel van het Speciale Tribunaal voor Libanon (Trb. 2007, 228), het verblijfsdoel ‘arbeid in loondienst’ aanvraagt

€ 66

€ 66

j. vreemdeling die het verblijfsdoel ‘verblijf als familie- of gezinslid’ aanvraagt en die om vrijstelling van leges verzoekt, daarbij een gerechtvaardigd beroep doet op artikel 8 EVRM en aantoont niet te kunnen beschikken over middelen om aan de legesverplichting te kunnen voldoen

€ 0

€ 0

k. vreemdeling die blijkens een schriftelijke verklaring van de Minister in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 14 van de Wet, voor een verblijfsdoel verband houdend met niet-tijdelijke humanitaire gronden of met een ander verblijfsdoel dan genoemd in artikel 3.4, eerste lid, van het Besluit

€ 0

niet van toepassing

l. minderjarig kind dat een aanvraag indient voor ‘verblijf als familie- of gezinslid’ bij een vreemdeling die verblijf heeft gekregen of heeft aangevraagd voor het verblijfsdoel ‘tijdelijke humanitaire gronden’, tenzij die verblijfsvergunning is verleend op grond van artikel 3.48, eerste lid, onder g, of 3.48, tweede lid, onder a, van het Besluit

€ 0

€ 0

m. de vreemdeling in aanmerking komt voor verlenging van de verblijfsvergunning als bedoeld in artikel van 14 van de Wet, onder een beperking verband houdend met verblijf als familie- of gezinslid voor verblijf bij een vreemdeling aan wie in het kader van dreigend eergerelateerd geweld, slachtoffer mensenhandel of huiselijk geweld, een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 14 van de Wet, onder een beperking verband houdend met tijdelijke humanitaire gronden is verleend

niet van toepassing

€ 0

n. de broer en zus die een aanvraag indienen voor ‘verblijf als familie- en gezinslid’ bij een vreemdeling die verblijf heeft gekregen of heeft aangevraagd voor het verblijfsdoel ‘tijdelijke humanitaire gronden’ in het kader van het beleid voor de Afghaanse vreemdeling die een verwesterde, schoolgaande en minderjarige vrouw is

€ 0

€ 0

o. vreemdeling die een aanvraag indient in het geval, bedoeld in artikel 3.101, tweede lid, van het Besluit

€ 0

niet van toepassing

p. de vreemdeling waaraan een verblijfsvergunning is verleend in het kader van verblijf als gezinslid van een militair verbonden aan een hier te lande gevestigd internationaal militair hoofdkwartier (Joint Force Command-headquarters) onder de beperking ‘arbeid in loondienst’

€ 285

€ 0

E

Artikel 3.34c wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt ‘een bedrag van € 376’ vervangen door ‘een bedrag van € 382’.

2. In het derde lid wordt ‘een bedrag van € 240’ vervangen door ‘een bedrag van € 171’.

F

Artikel 3.34g, eerste tot en met derde lid, komt te luiden:

  • 1. Ter zake van de afdoening van een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 20 van de Wet of een EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen, is de vreemdeling een bedrag van € 171 verschuldigd.

  • 2. In afwijking van het eerste lid is de vreemdeling van Turkse nationaliteit aan wie het verrichten van arbeid is toegestaan ter zake van de afdoening van een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 20 van de Wet of een EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen, een bedrag van € 57 verschuldigd.

  • 3. In afwijking van het eerste lid is het toegelaten gezinslid van een vreemdeling als bedoeld in het tweede lid, ter zake van de afdoening van een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 20 van de Wet of een EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen, een bedrag van € 57 verschuldigd.

G

In de artikelen 3.34g, vierde lid, 3.34h, eerste en tweede lid, 3.34j, derde en vierde lid, 3.34jb, 3.43b, tweede en vierde lid, 3.43c, derde en vierde lid, 3.43e, 3.51, tweede lid, 3.52 en 3.52b wordt ‘een bedrag van € 51’ telkenmale vervangen door ‘een bedrag van € 57’.

H

In de artikelen 3.34ja, 3.34k, tweede en derde lid, 3.43d en 3.52a wordt ‘een bedrag van € 29’ telkenmale vervangen door ‘een bedrag van € 30’.

I

In artikel 3.34k, eerste lid, wordt ‘een bedrag van € 106’ vervangen door ‘een bedrag van € 108’.

J

In de artikelen 3.43b, eerste lid, en 3.43c, eerste en tweede lid, wordt ‘een bedrag van € 161’ telkenmale vervangen door ‘een bedrag van € 132’.

K

Onder vervanging van de punt aan het slot van artikel 4.28, eerste lid, onderdeel e, door een puntkomma wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • f. de door de vreemdeling ingevulde en ondertekende antecedentenverklaring, bedoeld in artikel 3.77, elfde lid, van het Besluit.

L

Onder vervanging van de punt aan het slot van artikel 4.29, eerste lid, onderdeel e, door een puntkomma wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • f. de door de vreemdeling ingevulde en ondertekende antecedentenverklaring, bedoeld in artikel 3.77, elfde lid, van het Besluit.

M

Artikel 4.30 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onder vervanging van de punt aan het slot van het eerste lid, onderdeel f, door een puntkomma wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • g. de door de vreemdeling ingevulde en ondertekende antecedentenverklaring, bedoeld in artikel 3.77, elfde lid, van het Besluit.

2. Onder vervanging van de punt aan het slot van het tweede lid, onderdeel e, door een puntkomma wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • f. de door de vreemdeling ingevulde en ondertekende antecedentenverklaring, bedoeld in artikel 3.77, elfde lid, van het Besluit.

3. Onder vervanging van de punt aan het slot van het derde lid, onderdeel c, door een puntkomma wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • d. de door de vreemdeling ingevulde en ondertekende antecedentenverklaring, bedoeld in artikel 3.77, elfde lid, van het Besluit.

N

Onder vervanging van de punt aan het slot van artikel 4.32, onderdeel d, door een puntkomma wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • e. de door de vreemdeling ingevulde en ondertekende antecedentenverklaring, bedoeld in artikel 3.77, elfde lid, van het Besluit, indien de referent erkend is krachtens artikel 2c van de Wet.

O

Onder vervanging van de punt aan het slot van artikel 4.33, onderdeel d, door een puntkomma wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • e. de door de vreemdeling ingevulde en ondertekende antecedentenverklaring, bedoeld in artikel 3.77, elfde lid, van het Besluit, indien de referent erkend is krachtens artikel 2c van de Wet.

P

Onder vervanging van de punt aan het slot van artikel 4.34, onderdeel c, door een puntkomma wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • d. de door de vreemdeling ingevulde en ondertekende antecedentenverklaring, bedoeld in artikel 3.77, elfde lid, van het Besluit, indien de referent erkend is krachtens artikel 2c van de Wet.

Q

Onder vervanging van de punt aan het slot van artikel 4.35, eerste lid, onderdeel e, door een puntkomma wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • f. de door de vreemdeling ingevulde en ondertekende antecedentenverklaring, bedoeld in artikel 3.77, elfde lid, van het Besluit, indien de referent erkend is krachtens artikel 2c van de Wet.

R

Onder vervanging van de punt aan het slot van artikel 4.35a, eerste lid, onderdeel d, door een puntkomma wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • e. de door de vreemdeling ingevulde en ondertekende antecedentenverklaring, bedoeld in artikel 3.77, elfde lid, van het Besluit, indien de referent erkend is krachtens artikel 2c van de Wet.

S

Onder vervanging van de punt aan het slot van artikel 4.36, onderdeel c, door een puntkomma wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • d. de door de vreemdeling ingevulde en ondertekende antecedentenverklaring, bedoeld in artikel 3.77, elfde lid, van het Besluit.

T

Artikel 4.40 vervalt.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2019.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 11 december 2018

De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, M.G.J. Harbers

TOELICHTING

Algemeen

Deze regeling tot wijziging van het Voorschrift Vreemdelingen 2000 bevat een aanpassing van de legestarieven en een uitbreiding van de administratieplicht voor erkende referenten.

De invoeringstermijn van deze regeling bedraagt minder dan twee maanden. Hiermee wordt afgeweken van het in het Kabinetsstandpunt inzake Vaste Verandermomenten neergelegde uitgangspunt. Deze uitzondering is toegestaan omdat de doelgroep bij de wijzigingen van de leges (artikel I, onderdelen A, B, C, D, E, F, G, H, I en J) een financieel belang heeft (Aanwijzing 4.17, vijfde lid, onder a, van de Aanwijzingen voor de regelgeving).

Artikelsgewijs

Artikel I

Onderdelen A, B, C, D, E, F, G, H, I en J (artikelen 1.11, eerste en tweede lid, 1.17, eerste en derde lid, 3.34, 3.34a, 3.34c, eerste en derde lid, 3.34g, eerste tot en met vierde lid, 3.34h, eerste en tweede lid, 3.34j, derde en vierde lid, 3.34ja, 3.34jb, 3.34k, eerste tot en met derde lid, 3.43b, eerste, tweede en vierde lid, 3.43c, eerste tot en met vierde lid, 3.43d, 3.43e, 3.51, tweede lid, 3.52, 3.52a en 3.52b)

Bij brief van 20 december 2018 is de Tweede Kamer geïnformeerd over de aanpassing van de leges voor reguliere verblijfsvergunningen die worden afgegeven uit hoofde van EU-richtlijnen over legale migratie. Deze tarieven zijn met ingang van 1 januari 2019 gekoppeld aan het legestarief voor de nationale identiteitskaart. Het tarief voor de nationale identiteitskaart is met ingang van 1 januari 2019 vastgesteld op € 57. De tarieven bestaan uit 3 x het tarief voor de nationale identiteitskaart (3 x € 57 = € 171) of 5 x het tarief voor de nationale identiteitskaart (5 x € 57 = € 285). Voorts is rekening gehouden met de langere duur van afgifte van de nationale identiteitskaart (10 jaar) ten opzichte van de maximale geldigheidsduur van een verblijfsvergunning (maximaal 5 jaar). Op basis van deze berekening zal in de toekomst het tarief voor reguliere verblijfsvergunningen die worden afgegeven uit hoofde van EU-richtlijnen over legale migratie aan de hoogte van de leges voor de nationale identiteitskaart worden aangepast.

Voor de overige legestarieven geldt dat deze met ingang van 1 januari 2019 worden geïndexeerd. De leges zijn geïndexeerd op basis van het indexcijfer van de cao-lonen zoals berekend door het CBS (1,7%), conform de handelwijze bij de indexering van de leges die geheven worden in het kader van de Rijkswet op het Nederlanderschap. Voor een nadere toelichting over het indexeringscijfer wordt verwezen naar de toelichting bij de Beschikking wijzigingspercentage optie- en naturalisatiegelden 2019 (Stct. 2018, 49566).

Voor de verblijfsdoelen seizoenarbeid, lerend werken en uitwisseling, al dan niet in het kader van een verdrag is een legesbedrag voor de verlenging van de verblijfsvergunning opgenomen omdat een verlenging, conform artikel 3.58 van het Vreemdelingenbesluit 2000, in de praktijk sporadisch voorkomt.

Onderdeel K, L, M, N, O, P, Q, R en S (artikelen 4.28, eerste lid, onderdeel e, 4.29, eerste lid, onderdeel e, 4.30, eerste lid, onderdeel f, tweede lid, onderdeel e en derde lid, onderdeel c, 4.32, onderdeel d, 4.33, onderdeel d, 4.34, onderdeel c, 4.35, eerste lid, onderdeel e, 4.35a, eerste lid, onderdeel d, 4.36, onderdeel c)

Deze onderdelen zien op een uitbreiding van de administratieplicht voor erkende referenten die gebruik maken van de verkorte procedure voor het aanvragen om verlening van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd. Erkende referenten dienen vanaf de inwerkingtreding van deze regeling bij een aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning te verklaren dat de antecedentenverklaring, bedoeld in artikel 3.77, elfde lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000, door de vreemdeling is ingevuld en ondertekend. Indien er geen sprake is van antecedenten verklaart de erkende referent dat in het aanvraagformulier en neemt vervolgens de antecedentenverklaring in de administratie op. De antecedentenverklaring hoeft in dit geval niet meer meegezonden te worden met de (digitale) aanvraag.

Indien er wel sprake is van antecedenten of de antecedentenverklaring is niet ondertekend dient de erkende referent de antecedentenverklaring van de vreemdeling alsnog bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst aan te leveren. De antecedenten worden vervolgens door de Immigratie- en Naturalisatiedienst betrokken bij de beoordeling van de aanvraag.

Onderdeel T (artikel 4.40)

Met de honderddrieëntwintigste wijziging van het Voorschrift Vreemdelingen 2000 (Stcrt. 2013, 35683) is artikel 1.7 komen te vervallen. Met het verval van artikel 1.7 is tevens artikel 4.40 overbodig geworden. Dit artikel vervalt dan ook.

De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, M.G.J. Harbers

Naar boven