Rectificatie van WBV 2018/14

In de Staatscourant van 31 december 2018, nr. 69964, is het Besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid van 7 december 2018, nummer WBV 2018/14, houdende wijziging van de Vreemdelingencirculaire 2000, gepubliceerd. Abusievelijk zijn paragrafen A3/7.2.6 en B6/4.2 met een verschrijving gepubliceerd. Om deze reden worden paragrafen A3/7.2.6 en B6/4.2 opnieuw gepubliceerd.

A

Paragraaf A3/7.2.6 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:

7.2.6. Raadplegen BMA

Bij de beoordeling van de aanvraag om uitstel van vertrek op grond van artikel 64 Vw verzoekt de IND het BMA om een advies uit te brengen, als de IND dit op grond van de overgelegde bewijsmiddelen nodig acht om de aanvraag te beoordelen.

  • De IND verzoekt het BMA in ieder geval niet om een advies uit te brengen als de vreemdeling incomplete of ontbrekende bewijsmiddelen als genoemd in paragraaf A3/7.2.4 Vc overlegt en deze niet heeft aangevuld, ondanks dat de IND hem daartoe in de gelegenheid heeft gesteld.

  • Het raadplegen van BMA is niet nodig als het gaat om een aanvraag om uitstel van vertrek op grond van artikel 64 Vw bij zwangerschap, tuberculose of klinische opname (zie ook paragrafen A3/7.2.6, A3/7.2.7 en A3/7.2.8 Vc).

  • De vreemdeling hoeft zijn medische situatie niet aan te tonen als de DT&V, het COA of de ambtenaar belast met grensbewaking, concrete aanwijzingen heeft dat de vreemdeling medisch gezien niet in staat is om te reizen. De vreemdeling moet in ieder geval onder behandeling staan bij een behandelaar. De ambtenaar belast met de uitzetting of ontruiming of de ambtenaar van de DT&V moet ook zonder nadere onderbouwing van het beroep op artikel 64 Vw door de vreemdeling zich ervan vergewissen of de uitzetting achterwege moet blijven en bij de IND een medisch advies (laten) vragen.

  • De IND vraagt het BMA geen informatie over behandelmogelijkheden in het land van herkomst als de vreemdeling zijn identiteit en nationaliteit niet aannemelijk heeft gemaakt. In dat geval is niet duidelijk in welk land naar behandelmogelijkheden moet worden gezocht en wordt uitgegaan van het bestaan ervan.

  • De IND vraagt het BMA geen informatie over behandelmogelijkheden in het land van herkomst -bij een (ambtshalve) verzoek om toepassing van artikel 64 Vw- als de vreemdeling afkomstig is uit één van onderstaande landen: een Europese lidstaat en IJsland, Noorwegen, Zwitserland en Liechtenstein, Australië, Japan, Canada, Singapore, Nieuw Zeeland, Israël, Qatar, Koeweit en de Verenigde Staten.

Afkomstig uit een land van herkomst ziet niet alleen op personen met de nationaliteit van een van de betrokken landen, maar ook op vreemdelingen die een verblijfsrecht hebben verkregen in de genoemde landen.

B

Paragraaf B6/4.2 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:

4.2. Het zoeken naar en verrichten van arbeid, al dan niet in loondienst

De IND beschouwt als bewijsmiddel waaruit moet blijken dat de vreemdeling aan een Nederlandse instelling voor hoger onderwijs met goed gevolg een geaccrediteerde bachelor- of masteropleiding of een postdoctorale opleiding heeft afgerond:

  • een diploma of getuigschrift; of

  • een verklaring met de datum waarop aan alle voorwaarden is voldaan voor het verkrijgen van een diploma of getuigschrift van die opleiding.

De IND beschouwt als bewijsmiddel, waaruit moet blijken dat de vreemdeling een dergelijke opleiding heeft afgerond, een diploma of getuigschrift van een onderwijsinstelling die:

  • opleidingen verzorgt in het kader van de Wet op het specifiek cultuurbeleid;

  • opleidingen verzorgt in het kader van het ontwikkelingssamenwerkingsbeleid van het Ministerie van Buitenlandse Zaken; of

  • is aangewezen in het Voorschrift Vreemdelingen.

De IND beschouwt als bewijsmiddel waaruit moet blijken dat de vreemdeling een Erasmus Mundus Masters Course heeft afgerond:

  • een diploma of getuigschrift; en

  • een schriftelijke diplomawaardering van Nuffic van dit diploma of getuigschrift.

De IND beschouwt als bewijsmiddel waaruit moet blijken dat de vreemdeling een masteropleiding, een postdoctorale opleiding of een promotietraject aan een buitenlandse onderwijsinstelling als bedoeld in artikel 3.23 VV heeft afgerond:

  • een diploma of getuigschrift; en

  • een schriftelijke diplomawaardering van Nuffic van dit diploma of getuigschrift.

Een diplomawaardering van Nuffic hoeft niet overgelegd te worden als de opleiding voorkomt in het Vlaamse Hogeronderwijsregister.

De IND beschouwt als bewijsmiddel waaruit moet blijken dat de vreemdeling een minimaal niveau van kennis van de Engelse of Nederlandse taal heeft:

  • een testrapport van het International English Language Testing System met een minimale score van 6.0; of

  • een testrapport van een andere Engelse taaltest zoals opgenomen in de Gedragscode internationale student hoger onderwijs met een vergelijkbare minimale score; of

  • een diploma, certificaat of document als bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, van het Besluit inburgering; of

  • een bewijsstuk waaruit blijkt dat de vreemdeling zijn masteropleiding, postdoctorale opleiding of promotietraject heeft genoten in het Engels of het Nederlands.

Naar boven