TOELICHTING
1. Inleiding
De regeling vervangt in totaal 38 kaarten in de bijlagen II, III en IV bij de Waterregeling.
Deze bijlagen bevatten kaarten met grenzen van oppervlaktewaterlichamen en zijwateren
waar het Rijk het waterkwaliteits-, waterkwantiteits- en waterstaatkundig beheer voert
en van drogere oevergebieden.
2. Wijzigingen per onderdeel
De aangepaste kaarten binnen de bijlagen II, III en IV bij de Waterregeling (onder
nummers 034, 036, 038, 098, 177, 178, 181, 195, 235, 262 en 323 tot en met 337) bevatten
gewijzigde grenzen voor het beheer. De wijzigingen van de grenzen betreffen verbeteringen
van de eerdere versies van de kaarten en de vastlegging van de met andere betrokken
bestuursorganen afgesproken wijzigingen van de beheergrenzen. Hieronder zijn per regionaal
onderdeel van Rijkswaterstaat de wijzigingen toegelicht.
Zuid-Nederland (kaarten onder nummer 034, 036 en 038)
De wijzigingen van de kaarten onder nummer 034 en 036 in bijlage II betreffen correcties
met betrekking tot het beheergebied ten aanzien van de waterkwaliteit van het Oude
Maasje vanaf de keersluis Schipdiep.
Het waterkwaliteitsbeheer van dat gebied is al lange tijd een taak van het waterschap
Brabantse Delta, maar per abuis nog niet op de kaarten weergegeven.
De wijziging van de kaarten onder nummer 038 betreft een correctie met betrekking
tot de beheergrenzen waterkwaliteit, waterkwantiteit en waterstaatswerken. Dit is
gelegen in het feit dat in Drimmelen een zwemwater onder beheer van Rijkswaterstaat
valt. Dit water staat in open verbinding met de Amertak en dient derhalve op de kaarten
ingetekend te worden.
Zee en Delta (kaarten onder nummer 098)
Op de kaarten onder nummer 098 is een aanpassing noodzakelijk met betrekking tot de
Schependijk in Terneuzen, die was aanwezen als drogere oevergebied. Conform het Tracébesluit
Nieuwe Sluis Terneuzen1 wordt de Schependijk gedeeltelijk afgegraven. Op het moment dat met afgraven wordt
aangevangen wordt in feite vrijwel direct in den natte gewerkt. Om recht te doen aan
deze feitelijke en de nieuwe situatie, dienen de bijlagen II, III en IV bij de Waterregeling
te worden gewijzigd. Hierdoor zal de aanwijzing van de Schependijk als drogere oevergebied
te komen vervallen.
Daarnaast blijkt er bij de Schependijk sprake te zijn van een plaatselijke bodemverontreiniging.
In het laatste kwartaal van 2018 wordt voordat de wijziging van de kaarten onder nummer
098 van kracht wordt ter plaatse de verontreinigde bovenlaag droog afgegraven onder
het regime van de Wet bodembescherming. De plaatselijk verontreinigde onderlaag dient
eveneens te worden afgegraven. Dit kan echter niet droog gebeuren zonder het risico
op schade voor de bebouwde omgeving. Er zal in dat geval immers bemaling moeten worden
toegepast. Om die reden is het van belang dat de aanwijzing als drogere oevergebied
voordien komt te vervallen.
West-Nederland Noord (kaarten onder nummer 177, 178 en 181)
Allereerst zijn voor West-Nederland Noord de kaarten onder nummer 177 aangepast. Door
de verwijdering van het Sluiseiland uit het Amsterdam-Rijnkanaal is de feitelijke
situatie gewijzigd. Op de aangepaste kaarten zijn de begrenzingen van het gebied waarover
het Rijk het waterstaatkundig beheer, waterkwaliteitsbeheer en waterkwantiteitsbeheer
heeft veranderd om recht te doen aan de nieuwe situatie.
Ook de kaarten onder nummer 178 zijn gewijzigd. Door middel van een coupure2 is in 2015 de Noorder IJplas in open verbinding gesteld met het Zijkanaal H van het
Noordzeekanaal. Dit heeft geleid tot een nieuwe beheersituatie, waardoor het waterbeheer
van de Noorder IJplas is overgedragen aan het Rijk. De wijziging van de kaarten onder
nummer 178 doet recht aan deze nieuwe beheersituatie.
Ten slotte zijn de kaarten onder nummer 181 aangepast. Dit was noodzakelijk, omdat
als gevolg van reeds uitgevoerde werkzaamheden aan de nieuwe zeesluis bij IJmuiden
de feitelijke situatie in het gebied niet meer overeenstemde met de situatie op de
kaarten waarbij de vergraven landtongen waren aangewezen als drogere oevergebied.
De grenzen van de oude landtongen waren feitelijk niet meer zichtbaar, terwijl de
nieuwe grenzen inmiddels volledig zichtbaar waren in het werkgebied. Reden waarom
de nieuwe situatie in de kaarten onder nummer 181 wordt vastgelegd.
Oost-Nederland (kaarten onder nummer 195)
In het kader van Ruimte voor de Rivier wordt de maatregel IJsseldelta-Zuid (aanleg
hoogwatergeul) gerealiseerd. Met de aanleg van een vaargeul door de uiterwaarden van
de IJssel en een schutsluit (voor de recreatievaart) wordt het Reevediep een met de
IJssel verbonden oppervlaktewaterlichaam. Hierdoor onstaat per 1 januari 2019 ook
een nieuw buitendijks gebied dat wordt toegevoegd aan het beheergebied van het Rijk.
Vanaf 1 januari 2019 draagt Rijkswaterstaat de zorg voor het waterkwaliteits-, waterkwantiteits-
en waterstaatkundig beheer in dit gebied. Hiertoe wordt het desbetreffende gebied
opgenomen in bijlage II van het Waterbesluit.3 In bijlage III wordt op een nog bij koninklijk besluit te bepalen moment, als de
werkzaamheden gereed zijn, tevens de Reevedam en het Reevesluiscomplex opgenomen als
primaire waterkering in beheer bij het Rijk. De begrenzing van het gebied wordt vastgelegd
op de kaarten bij de Waterregeling.4
Noord-Nederland (kaarten onder nummer 235, 262, 323 tot en met 337)
Rijkswaterstaat Noord-Nederland heeft de beheergrenzen van de Hoofdvaarweg Lemmer-Delfzijl
geëvalueerd en opnieuw vastgesteld.
De beheergrenzen voor de Hoofdvaarweg Lemmer-Delfzijl zijn, na de overname ervan door
Rijkswaterstaat van de noordelijke provincies in 2014, vastgesteld op de grenzen die
gehanteerd werden door de provincies. Voor de inwerkingtreding van deze regeling werd
voor de gehele Hoofdvaarweg Lemmer-Delfzijl een beheergrens gehanteerd van 30 meter
aan weerszijden. Op grond van de Waterwet dient voor elke activiteit die in deze zone
wordt geïnitieerd, een melding of een aanvraag van een watervergunning gedaan te worden.
Dit leidt voor initiatiefnemers tot onnodige administratieve lasten. Zeker in situaties
waarbij de activiteit weinig tot geen impact heeft op het areaal van Rijkswaterstaat.
Dit leidt tot veel bestuurlijke lasten. Uit evaluatie is gebleken dat deregulering
door het versmallen van de beheergrenzen tot 10 meter aan weerszijden van de vaarweg
onder andere leidt tot een sterke vermindering van zowel administratieve als bestuurlijke
lasten. Deze versmalling is uitgevoerd door de aanpassing van onder nummer de kaarten
235 en 323 tot en met 337.
Daarnaast zijn de kaarten onder nummer 262 voor waterkwaliteit, waterkwantiteit en
waterstaatswerken gewijzigd door een dijkverlegging langs de Eems-Dollard door het
waterschap Noorderzijlvest.
3. Gevolgen van deze regeling
Als gevolg van het vergunningvrij dan wel vergunningplichtig worden van gebieden kunnen
er regeldrukgevolgen zijn. Echter, deze volgen reeds uit eerder gemaakte afspraken,
dan wel uit de toepassing van andere regelgeving op de wijzigingen in de desbetreffende
gebieden. De onderhavige wijziging heeft op zichzelf geen gevolgen voor de administratieve
lastendruk voor burgers en bedrijven en evenmin voor de bestuurlijke en uitvoeringslasten.
De wijzigingen zijn afgestemd met de betrokken bestuursorganen. Voor burgers en bedrijven
zijn er als gevolg van deze regeling geen andere ingrijpende gevolgen. Om deze redenen
is afgezien van internetconsultatie, in lijn met het beleid ten aanzien daarvan.5
4. Overgangsrecht
Deze regeling bevat de gebruikelijke overgangsbepaling, waarmee wordt bereikt dat
voor bestaande, doorlopende werken en handelingen waarvoor eerder geen watervergunning
vereist was, na inwerkingtreding van de onderhavige regeling niet enkel door de wijziging
van beheergrenzen een watervergunning vereist is. Voorwaarde is wel dat de werken
en handelingen voorafgaand aan het van kracht worden van de gewijzigde beheergrenzen
aan de Waterwet en de krachtens die wet gestelde regels en voorschriften voldoen (zoals
vergunningseisen en -voorschriften, zorgplichten, algemene regels, maatwerkvoorschriften
en meldings- en informatieplichten). Met dit overgangsrecht wordt de continuïteit
van bestaande rechten en beschermingsniveaus gewaarborgd en worden onnodige lasten,
die zouden ontstaan door het – enkel door de wijzigingsregeling – moeten aanvragen
van nieuwe vergunningen of ontheffingen of door het opleggen van nieuwe maatwerkvoorschriften,
voorkomen.
5. Inwerkingtreding
Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2019 in verband met wijzigingen
van de beheergrenzen die per die datum noodzakelijk zijn. Van de invoeringstermijn
van drie maanden uit het systeem van vaste verandermomenten van regelgeving, die is
vereist wegens de gevolgen voor andere overheden, wordt afgeweken. Dat is niet bezwaarlijk,
omdat de wijzigingen al zijn afgestemd met de betrokken overheden en waar relevant
met andere betrokkenen. Bovendien is latere inwerkingtreding niet gewenst, omdat de
voorheen aangegeven beheergrenzen op de genoemde kaarten bij de Waterregeling niet
actueel zijn. Spoedige wijziging is dus noodzakelijk en een later vast verandermoment,
in dit geval 1 april 2019, kan om die reden niet worden afgewacht. Dit is in overeenstemming
met de uitzonderingsgrond van aanwijzing 4.17, vijfde lid, onderdeel a, van de Aanwijzingen
voor de regelgeving.
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, C. van Nieuwenhuizen Wijbenga