Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 27 november 2018, nr. 2018-0000171346, tot wijziging van de Regeling financiering en verantwoording IOAW, IOAZ en Bbz 2004 in verband met de vaststelling van de norm voor de baten bedrijfskapitaal Bbz

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Gelet op artikel 48, vierde lid, van het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004;

Besluit:

ARTIKEL I

Aan artikel 1a van de Regeling financiering en verantwoording IOAW, IOAZ en Bbz 2004 wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 6. In afwijking van het eerste lid, is de norm voor de baten, bedoeld in artikel 48, vierde lid, van het Bbz 2004 voor de vaststelling van de ten laste van de gemeente gebleven kosten, bedoeld in artikel 48, vierde lid, van het Bbz 2004, voor het kalenderjaar 2019 bepaald op de feitelijke baten.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2019.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 27 november 2018

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, T. van Ark

TOELICHTING

Met ingang van het jaar 2013 zijn de baten bijstand bedrijfskapitaal genormeerd op basis van een landelijk gemiddelde (Stcrt. 2012, 21795). Dit landelijke gemiddelde, de macronorm, is vastgesteld aan de hand van de som van de baten in verband met de bijstand ter voorziening in de behoefte aan bedrijfskapitaal van alle gemeenten over vijf jaren gedeeld door de som van de lasten in verband met verleende bijstand ter voorziening in de behoefte van bedrijfskapitaal van alle gemeenten over dezelfde vijf jaren. Door toepassing van deze in artikel 1a, eerste lid, van de Regeling financiering en verantwoording IOAW, IOAZ en Bbz 2004 (hierna: de regeling) opgenomen systematiek zou de macronorm voor het jaar 2019 op grond van de landelijke realisaties van lasten en baten over de jaren 2013 tot en met 2017 moeten worden vastgesteld op 117,5%.

Met de invoering van de normbatenregeling in 2013 is beoogd een (extra) financiële prikkel in te bouwen met als doel (1) een beter kredietbeheer door gemeenten en (2) meer selectiviteit bij het verstrekken van leningen. Inmiddels is uit onderzoek bij gemeenten gebleken, dat de normbatenregeling hierop maar beperkt invloed heeft. Bovendien ervaren gemeenten de normbatenregeling niet als een indicator van hun prestaties, maar als gebaseerd op toeval.

Voor mij is dit aanleiding geweest om de huidige financieringssystematiek van het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004 (hierna: Bbz 2004), inclusief de normbatenregeling, te heroverwegen. Deze heroverweging heeft geleid tot mijn voornemen om met ingang van het jaar 2020 de financieringssystematiek van het Bbz 2004 te gaan wijzigen. Met deze wijziging wil ik de financieringssystematiek eenvoudiger en transparanter maken, met als doel dat gemeenten hierdoor (meer) worden gestimuleerd tot een efficiënte en effectieve uitvoering van het Bbz 2004. Als in de nieuwe financieringssystematiek de financiële prikkels op de juiste plaatsen worden gelegd, kan de normbatenregeling vervallen.

In aanloop naar het vervallen van de normbatenregeling in 2020 heb ik besloten om geen macronorm voor het jaar 2019 vast te stellen, maar om – in afwijking van de in artikel 1a, eerste lid, van de regeling opgenomen systematiek, maar in overeenstemming met artikel 48, vierde lid, van het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004 – voor het jaar 2019 een norm voor de baten op gemeentelijk niveau vast te stellen die gelijk is aan de feitelijke baten op gemeentelijk niveau. Hierdoor ontstaat er de facto een situatie die voor wat betreft de financiële afrekening van gemeenten over het jaar 2019 gelijk is aan de situatie van vóór de invoering van de normbatenregeling, dus aan een situatie zonder normbatenregeling.

De Vereniging van Nederlandse Gemeenten heeft met dit besluit ingestemd.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, T. van Ark

Naar boven