De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
Gelet op artikel 48, vierde lid, van het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004;
Besluit:
ARTIKEL I
Aan artikel 1a van de Regeling financiering en verantwoording IOAW, IOAZ en Bbz 2004
wordt een lid toegevoegd, luidende:
-
6. In afwijking van het eerste lid, is de norm voor de baten, bedoeld in artikel 48,
vierde lid, van het Bbz 2004 voor de vaststelling van de ten laste van de gemeente
gebleven kosten, bedoeld in artikel 48, vierde lid, van het Bbz 2004, voor het kalenderjaar
2019 bepaald op de feitelijke baten.
ARTIKEL II
Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2019.
Den Haag, 27 november 2018
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
T. van Ark
TOELICHTING
Met ingang van het jaar 2013 zijn de baten bijstand bedrijfskapitaal genormeerd op
basis van een landelijk gemiddelde (Stcrt. 2012, 21795). Dit landelijke gemiddelde, de macronorm, is vastgesteld aan de hand van de som
van de baten in verband met de bijstand ter voorziening in de behoefte aan bedrijfskapitaal
van alle gemeenten over vijf jaren gedeeld door de som van de lasten in verband met
verleende bijstand ter voorziening in de behoefte van bedrijfskapitaal van alle gemeenten
over dezelfde vijf jaren. Door toepassing van deze in artikel 1a, eerste lid, van
de Regeling financiering en verantwoording IOAW, IOAZ en Bbz 2004 (hierna: de regeling)
opgenomen systematiek zou de macronorm voor het jaar 2019 op grond van de landelijke
realisaties van lasten en baten over de jaren 2013 tot en met 2017 moeten worden vastgesteld
op 117,5%.
Met de invoering van de normbatenregeling in 2013 is beoogd een (extra) financiële
prikkel in te bouwen met als doel (1) een beter kredietbeheer door gemeenten en (2)
meer selectiviteit bij het verstrekken van leningen. Inmiddels is uit onderzoek bij
gemeenten gebleken, dat de normbatenregeling hierop maar beperkt invloed heeft. Bovendien
ervaren gemeenten de normbatenregeling niet als een indicator van hun prestaties,
maar als gebaseerd op toeval.
Voor mij is dit aanleiding geweest om de huidige financieringssystematiek van het
Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004 (hierna: Bbz 2004), inclusief de normbatenregeling,
te heroverwegen. Deze heroverweging heeft geleid tot mijn voornemen om met ingang
van het jaar 2020 de financieringssystematiek van het Bbz 2004 te gaan wijzigen. Met
deze wijziging wil ik de financieringssystematiek eenvoudiger en transparanter maken,
met als doel dat gemeenten hierdoor (meer) worden gestimuleerd tot een efficiënte
en effectieve uitvoering van het Bbz 2004. Als in de nieuwe financieringssystematiek
de financiële prikkels op de juiste plaatsen worden gelegd, kan de normbatenregeling
vervallen.
In aanloop naar het vervallen van de normbatenregeling in 2020 heb ik besloten om
geen macronorm voor het jaar 2019 vast te stellen, maar om – in afwijking van de in
artikel 1a, eerste lid, van de regeling opgenomen systematiek, maar in overeenstemming
met artikel 48, vierde lid, van het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004 –
voor het jaar 2019 een norm voor de baten op gemeentelijk niveau vast te stellen die
gelijk is aan de feitelijke baten op gemeentelijk niveau. Hierdoor ontstaat er de
facto een situatie die voor wat betreft de financiële afrekening van gemeenten over
het jaar 2019 gelijk is aan de situatie van vóór de invoering van de normbatenregeling,
dus aan een situatie zonder normbatenregeling.
De Vereniging van Nederlandse Gemeenten heeft met dit besluit ingestemd.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
T. van Ark