TOELICHTING
I. Algemeen
1. De wijziging
Deze regeling wijzigt bijlage 1 bij de Regeling ammoniak en veehouderij (hierna: Rav).
De Rav is een ministeriële regeling die regels bevat voor de uitvoering van de Wet
ammoniak en veehouderij (hierna: Wav).
In bijlage 1 bij de Rav zijn emissiefactoren opgenomen voor de berekening van de ammoniakemissie
vanuit veehouderijen. De emissiefactoren zijn gekoppeld aan huisvestingssystemen per
diercategorie. De emissiefactoren worden gebruikt voor de beoordeling of huisvestingssystemen
in dierenverblijven voldoen aan de maximale emissiewaarden voor ammoniak in het Besluit
emissiearme huisvesting. Deze beoordeling vindt op grond van de Wav plaats in het
kader van de behandeling van een aanvraag voor een omgevingsvergunning milieu op grond
van artikel 2.1, eerste lid, onder e, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
(hierna: omgevingsvergunning milieu) voor de oprichting of verandering van een veehouderij
of in het kader van de naleving van de algemene regels op grond van het Activiteitenbesluit
milieubeheer voor het houden van dieren. De emissiefactoren uit de Rav worden daarnaast
gebruikt bij het berekenen van stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden op grond
van de Wet natuurbescherming.
Bijlage 1 bij de Rav wordt op een aantal punten gewijzigd naar aanleiding van nieuwe
ontwikkelingen. Voor melk- en kalfkoeien ouder dan 2 jaar zijn twee nieuwe huisvestingssystemen
beschikbaar gekomen en is voor één systeem een definitieve emissiefactor vastgesteld.
De definitieve emissiefactor is bepaald op basis van de opgeleverde meetrapporten
van de proefstallen. Daarnaast is van één huisvestingssysteem voor melk- en kalfkoeien
de voorlopige emissiefactor (eindnoot 19) ingetrokken en vervangen door eindnoot 28.
Dit betekent dat dit huisvestingssysteem niet meer kan worden toegepast bij nieuwbouw.
Tevens is besloten dat bij de huisvestingssystemen voor melk- en kalfkoeien het vloeroppervlak
van de wachtruimte niet meer meegenomen hoeft te worden bij het bepalen van het met
mest besmeurd oppervlak per dierplaats, als wordt voldaan aan een aantal aanvullende
eisen. Deze eisen zijn opgenomen in de systeembeschrijvingen. Verder is bij een huisvestingssysteem
voor vleeskuikens eindnoot 11 toegevoegd. Dit betekent dat dit systeem toe te passen
is in combinatie met een overdekte uitloop. Tot slot, is de systeembeschrijving aangepast
van twee additionele technieken voor de emissiereductie van fijnstof bij pluimvee.
Een nadere uitleg bij deze wijzigingen staat in de artikelsgewijze toelichting.
2. Gevolgen
Administratieve lasten
Deze regeling bevat geen meldings-, registratie- of andere informatieverplichtingen
en leidt niet tot een verhoging van administratieve lasten bij bedrijven.
Effecten voor het bedrijfsleven
De wijzigingen in bijlage 1 bij de Rav leiden niet tot extra nalevingskosten voor
het bedrijfsleven. Doordat met deze wijziging twee nieuwe huisvestingssystemen in
de Rav zijn opgenomen, krijgen veehouders meer mogelijkheden om te kiezen tussen huisvestingssystemen
en daarmee te voldoen aan de maximale emissiewaarden voor ammoniak, waarbij de kosten
van de verschillende mogelijkheden variëren.
Daarnaast krijgen melkrundveehouderijen met deze wijziging de aanvullende mogelijkheid
om bij het bepalen van het emitterend vloeroppervlak per dierplaats de wachtruimte
voor het dagelijks melken van de koeien niet meer mee te tellen. In dat geval moet
worden voldaan aan een aantal aanvullende voorwaarden om de bijdrage van de wachtruimte
aan de stalemissie te beperken. Door deze wijziging wordt het voor de veehouder eenvoudiger
te voldoen aan de gestelde eis in de systeembeschrijving van maximaal 5,5 m2emitterend vloeroppervlak per dierplaats. Bijvoorbeeld, bij bedrijven met een externe
melkstal met wachtruimte waar koeien vanuit meerdere stallen worden gemolken en waarvan
de wachtruimte buiten de melktijden niet beschikbaar is voor de dieren. Deze wachtruimte
hoeft de veehouder niet mee te tellen bij het bepalen van het emitterend vloeroppervlak
als de wachtruimte is uitgevoerd met een dichte vloer en de vloer na gebruik direct
wordt gereinigd. Het emitterend vloeroppervlak per dierplaats van maximaal 5,5 m2omvat dan uitsluitend de loopgangen, de doorsteken en de doorlopen in de stal.
In de systeembeschrijving blijft tevens de mogelijkheid voor de veehouder staan om
het vloeroppervlak van de wachtruimte wel mee te nemen bij het bepalen van het emitterend
vloeroppervlak per dierplaats. De aanvullende voorwaarden zijn dan niet van toepassing.
Lasten voor de overheid
Er is mogelijk sprake van een beperkte stijging van de bestuurlijke lasten voor gemeenten
en provincies die optreden als bevoegd gezag. Vanwege het vaststellen van een definitieve
emissiefactor bij huisvestingssysteem voor melkrundvee zal bij lopende procedures
voor de aanvraag van een omgevingsvergunning milieu de ammoniakemissie opnieuw berekend
moeten worden.
Effecten voor het milieu
Door het opnemen van nieuwe systemen en het verduidelijken van de eisen in de beschrijvingen
van bestaande systemen zijn de gevolgen van de wijzigingen voor het milieu neutraal
of positief. Voor wat betreft de mogelijkheid voor melkrundveehouderijen om bij het
bepalen van het emitterend vloeroppervlak per dierplaats het vloeroppervlak van de
wachtruimte niet meer mee nemen zijn de belastende gevolgen voor het milieu beperkt,
omdat de veehouder moet voldoen aan aanvullende voorwaarden. Deze emissiebeperkende
voorwaarden zijn opgenomen in de systeembeschrijving. Als aan deze voorwaarden wordt
voldaan, beperkt de bijdrage van de wachtruimte zich tot enkele procenten van de vloeremissie.
Betrokken op de gehele stalemissie is de bijdrage van de wachtruimte dan gering en
acceptabel met het oog op de voordelen voor de bedrijfsvoering van de veehouder.
3. Consultatie
De meetrapporten, beschrijvingen van huisvestingssystemen en andere gegevens die de
basis vormen voor de wijzigingen in bijlage 1 bij de Rav zijn in opdracht van het
Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat door deskundigen van de Technische adviespool
(TAP) van RVO op volledigheid en juistheid beoordeeld. Zij hebben aan het ministerie
advies uitgebracht over de te hanteren emissiefactoren en uitvoeringseisen voor de
verschillende huisvestingssystemen en additionele technieken in de Rav. Daarnaast
zijn de betrokken fabrikanten van vloeren voor melkrundveestallen geraadpleegd over
het aanpassen van de beschrijvingen van deze huisvestingssystemen. Dit heeft niet
tot ingrijpende wijzigingen geleid.
De voorgestelde wijziging van deze regeling is op 1 november 2018 voorgelegd aan het
Adviescollege toetsing regeldruk (ATR). Op 14 november 2018 heeft het ATR aangegeven
geen formeel advies uit te brengen.
4. Inwerkingtreding
Er is afgezien van een minimuminvoeringstermijn van twee maanden tussen publicatie
en inwerkingtreding van de regeling, op grond van de afwijkingsmogelijkheid die is
vermeld in aanwijzing 4.17, vierde lid, van de Aanwijzingen voor de regelgeving.
II. Artikelsgewijs
Artikel I
In onderdeel A tot en met E wordt Bijlage 1 op verschillende punten geactualiseerd
en aangevuld. Hieronder wordt per punt aangegeven wat deze wijzigingen inhouden.
Artikel I, onderdeel A
Met de wijziging onder 1 en 2 zijn de beschrijvingen van de huisvestingssystemen met
de Rav-codes A 1.5 tot en met A 1.16 en A 1.18 tot en met A 1.32 binnen de diercategorie
A 1, melk- en kalfkoeien ouder dan 2 jaar, aangepast. In de beschrijvingen is opgenomen
dat het vloeroppervlak van de wachtruimte onder bepaalde emissiebeperkende voorwaarden
niet meer meegenomen hoeft te worden bij het bepalen van het met mest besmeurd vloeroppervlak
per dierplaats. Een belangrijke voorwaarde is dat de gebruiksduur van de wachtruimte
zich beperkt tot de melktijden. Daarnaast moet de wachtruimte worden uitgevoerd met
een dichte vloer en moet de vloer na gebruik direct worden gereinigd. In de systeembeschrijving
blijft tevens de mogelijkheid staan om het vloeroppervlak van de wachtruimte wel mee
te nemen bij het bepalen van het met mest besmeurd vloeroppervlak. De aanvullende
voorwaarden zijn dan niet van toepassing.
Om misverstanden in de handhaving te voorkomen, wordt deze wijziging ook verwerkt
in de beschrijvingen van huisvestingssystemen, die niet meer bij nieuwbouw kunnen
worden toegepast. Deze huisvestingssystemen hebben een eindnoot 28. De aangepaste
systeembeschrijvingen kunnen worden gebruikt om af te zien van handhaving van bestaande
stallen met een wachtruimte die uitsluitend wordt gebruikt tijdens melktijden en die
niet aan de eis kunnen voldoen dat het met mest besmeurd oppervlak per dierplaats
maximaal 5,5 m2 is.
Verder is voor BWL 2015.05 ‘ligboxenstal met roostervloer, voorzien van rubber matten
en composiet nokken met een hellend profiel, kunststofcassettes met kleppen in de
roosterspleten en met mestschuif’ (Rav-code A 1.28) op basis van de ingediende meetrapporten
van de proefstallen een definitieve emissiefactor vastgesteld.
Daarnaast is de voorlopige emissiefactor voor BWL 2015.06 (Rav-code A 1.29) komen
te vervallen. Voor dit huisvestingssysteem zullen geen meetrapporten worden opgeleverd
op basis waarvan een definitieve emissiefactor kan worden vastgesteld. Aan het systeem
is nu een eindnoot 28 toegekend, zodat dit systeem niet meer bij nieuwbouw kan worden
toegepast.
Met de wijziging onder 3 zijn twee nieuwe huisvestingssystemen binnen de diercategorie
A 1, melk- en kalfkoeien ouder dan 2 jaar opgenomen. Voor het huisvestingssysteem
BWL 2018.06 ‘ligboxenstal met vlakke vloer, voorzien van rubberen sleufvloer met 3%
hellende langssleuven en geprofileerd rubber (hellende V-vorm) met groeven en nopjes
tussen de langssleuven, met mestschuif’ (Rav-code A 1.33) is een voorlopige emissiefactor
(eindnoot 19) opgenomen van 7,1 kg NH3/dierplaats per jaar. De ammoniakreductie wordt
behaald door het frequent verwijderen van mest en urine van de vloer, het verlagen
van de zuurgraad van de urine en het beperken van de uitwisseling van kelderlucht
en stallucht.
Daarnaast is voor het huisvestingssysteem BWL 2018.07 ‘ligboxenstal met dichte gegroefde
vloer met rubber matten met een hellend profiel, aangebrachte composietnokken met
een mestschuif met vingers’ (Rav-code A 1.34) een voorlopige emissiefactor opgenomen
in de Rav. De ammoniakemissie wordt bij dit systeem beperkt door de versnelde afvoer
van urine vanaf de dichte vloer naar regelmatige groeven. Dit systeem is toepasbaar
bij de renovatie van bestaande stallen. Door de voorlopige emissiefactor van 9,0 kg
NH3/dierplaats per jaar is het niet toepasbaar in nieuwe situaties, omdat niet wordt
voldaan aan de maximale emissiewaarde die geldt voor deze diercategorie (te weten
diercategorie A 1: melk- en kalfkoeien ouder dan 2 jaar).
Artikel I, onderdeel B
Met de wijziging in onderdeel B wordt eindnoot 11 van toepassing op het huisvestingssysteem
BWL 2017.01 ‘stal met buizenverwarming’ in de rijen met Rav-codes E 5.9.1.1.6, E 5.9.1.2.6
en E 5.15. Bij de wijziging van de Regeling ammoniak en veehouderij van 17 juli 2018
(Staatscourant 2018, Nr. 39679) is deze eindnoot ten onrechte komen te vervallen. Het huisvestingssysteem BWL 2017.01
‘stal met buizenverwarming’ is toe te passen in combinatie met een overdekte uitloop.
Als bij dit huisvestingssysteem een overdekte uitloop aanwezig is, geldt de emissiefactor
voor het huisvestingssysteem inclusief de uitloop als de oppervlakte van de uitloop
geen deel uitmaakt van het op grond van het Besluit houders van dieren vereiste leefoppervlak.
Oftewel, het totaalaantal te houden dieren wordt bepaald op basis van de afmetingen
van de stal zonder de overdekte uitloop. Wanneer de oppervlakte van de uitloop wel
deel uitmaakt van het leefoppervlak, moeten stal en uitloop samen voldoen aan de eisen
die staan beschreven in de stalbeschrijving van het huisvestingssysteem BWL 2017.01.
Artikel I, onderdeel C
De wijziging in onderdeel C betreft het aanpassen van de systeembeschrijvingen van
de warmtewisselaars met BWL 2011.02 (Rav code E 7.6) en BWL 2012.03 (Rav-code E 7.7).
Aan beide systeembeschrijvingen is een eis toegevoegd over het vervangen van de filters.
Om een goed verwijderingsrendement van fijnstof te garanderen moeten de filters na
5 jaar ieder jaar getest worden op het verwijderingsrendement. Een andere optie is
om de filters iedere 5 jaar te vervangen.
Artikel I, onderdeel D
Dit betreft dezelfde wijziging van twee warmtewisselaars als in onderdeel C, maar
dan binnen hoofdcategorie F: Kalkoenen. Voor een verdere toelichting wordt verwezen
naar de toelichting bij onderdeel C.
Artikel I, onderdeel E
Dit betreft dezelfde wijziging van twee warmtewisselaars als in onderdeel C, maar
dan binnen hoofdcategorie G: Eenden. Voor een verdere toelichting wordt verwezen naar
de toelichting bij onderdeel C.
Artikel II
De wijzigingsregeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2019. Bij de vaststelling
van het tijdstip van inwerkingtreding is afgeweken van de minimuminvoeringstermijn
van 2 maanden (Aanwijzing voor de regelgeving 4.17, vierde lid). De reden van deze
afwijking is dat hiermee, gelet op de doelgroep, aanmerkelijke ongewenste private
of publieke voor of nadelen worden voorkomen (Aanwijzing voor de regelgeving 4.17,
vijfde lid, onderdeel a).
Zo spoedig mogelijke inwerkingtreding na de bekendmaking van deze regeling is nadrukkelijk
de wens van de doelgroep zodat nieuwe inzichten en technische ontwikkelingen hun beslag
krijgen.
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, S. van Veldhoven-van der Meer