Wijziging Convenant CO2 emissieruimte binnen het CO2-sectorsysteem glastuinbouw voor de periode 2013–2020

Partijen:

1. De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, mevrouw Carola Schouten;

2. De Minister van Economische Zaken en Klimaat, de heer Eric Wiebes;

3. De Staatssecretaris van Financiën, de heer Menno Snel;

Partijen 1 tot en met 3 handelend in hun hoedanigheid van bestuursorgaan en hierna samen te noemen: Rijksoverheid;

4. De vereniging LTO Nederland, te dezen vertegenwoordigd door de heer Marc Calon, hierna te noemen: LTO;

5. De vereniging Ondernemersorganisatie Glastuinbouw LTO-Noord/Glaskracht, te dezen vertegenwoordigd door de heer Sjaak van der Tak, hierna te noemen: LTO Glaskracht;

Partijen 4 en 5 hierna samen te noemen: Glastuinbouwsector;

Alle Partijen hierna samen te noemen: Partijen;

Aanleiding:

In februari 2012 is het ‘Convenant CO2 emissieruimte binnen het CO2-sectorsysteem glastuinbouw voor de periode 2013–2020’ (CO2-convenant glastuinbouw) getekend door de toenmalige Staatssecretarissen van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, Infrastructuur en Milieu, en Financiën, de vereniging LTO Nederland, LTO Glaskracht Nederland en het inmiddels opgeheven Productschap Tuinbouw.

Conform artikel 9 van het CO2-convenant glastuinbouw is de uitvoering van dit convenant geëvalueerd. Deze ‘evaluatie van de CO2-sturing in de glastuinbouw voor de periode 2011–2016’ is op 6 juli 2017 aan de Tweede Kamer aangeboden (hierna: Evaluatie).1 De hoofdconclusie is dat de gemaakte afspraken door alle Partijen zijn nagekomen met uitzondering van de uitbreiding van het CO2-kostenvereveningssysteem (CO2-sectorsysteem) met individuele emissieruimtes.

In artikel 11, lid 2, van het CO2-convenant glastuinbouw is bepaald dat indien de verwachting is dat de totale ETS- en non-ETS-emissies uitkomt boven 7,1 Mton of onder 5,7 Mton en indien uit een evaluatie blijkt dat een vergaande verandering van areaal van de glastuinbouwsector of van de inzet van warmtekrachtkoppeling een bepalende factor is voor deze ontwikkeling, in gezamenlijk overleg besproken wordt of het CO2-convenant glastuinbouw aangepast moet worden. Uit de prognose van Wageningen Economic Research2 gemaakt in het kader van de Evaluatie is gebleken dat beide factoren zich voordoen en dat de CO2-emissie van glastuinbouwbedrijven in 2020 naar verwachting uitkomt op 4,3 Mton (midden scenario).

Partijen hebben het volgende overwogen:

  • 1. Uit de Evaluatie blijkt dat de gemaakte afspraken uit het CO2-convenant glastuinbouw door Partijen zijn nagekomen met uitzondering van de uitbreiding van het CO2-sectorsysteem met individuele emissieruimtes. De Glastuinbouwsector heeft voor dit onderdeel van het CO2-convenant glastuinbouw een privaat systeem opgezet in lijn met afspraken daarover in het Energieakkoord. Voor dit systeem is een aanvraag voor een algemeen verbindendverklaring ingediend bij de Minister van Economische Zaken. De aanvraag is thans in behandeling waarbij diverse aspecten moeten worden beoordeeld die een zorgvuldige afweging behoeven.

  • 2. Wageningen Economic Research raamt voor de periode 2014–2020 een daling van de CO2-emissie (4,3 Mton in 2020 in midden scenario). Deze daling wordt in het midden scenario veroorzaakt door een daling van de verkoop van elektriciteit (-37%), krimp van het areaal (25%), meer inkoop van elektriciteit (-16%), toename van het gebruik van duurzame energie (-14%), afname van het energiegebruik per m2 kas (-9%) en minder inkoop van warmte (+1%).

    De prognose voor de CO2-emissie van de glastuinbouw in 2020 komt als gevolg hiervan onder het doel en onder de in het CO2-convenant afgesproken bandbreedte van 5,7 Mton. Dit is ook het geval wanneer alleen naar het effect van de verwachte verminderde elektriciteitsverkoop en krimp van het areaal gekeken wordt.

  • 3. De partijen hebben op basis van deze resultaten besloten de emissieruimte voor de glastuinbouw technisch te corrigeren voor de verwachte verminderde elektriciteitsverkoop en krimp van het areaal, aangezien de hiermee gepaard gaande CO2-reductie geen inspanning van de glastuinbouw vraagt.

  • 4. De technische correctie van de basis CO2-emissieruimte voor 2020 is als volgt bepaald. Uitgangswaarde is de in 20103 verwachte CO2 emissie voor 2020 van 6,6 Mton die is gehanteerd bij het vaststellen van de basis CO2-emissieruimte voor 2020 in het Convenant. Deze waarde is gecorrigeerd voor het verschil tussen de prognoses uit 2010 en uit 2016 voor de omvang van het areaal en de verkoop van elektriciteit (midden varianten. Omgerekend betreft het 1,95 Mton CO2. Een deel van de lagere verwachting van de inzet van warmtekrachtkoppeling hoort echter in een technische correctie niet meegenomen te worden. Dit betreft het indirecte effect dat een hoger gebruik van duurzame energie leidt tot minder inzet van de warmtekrachtkoppeling voor warmte en daardoor ook minder elektriciteit wordt geproduceerd en verkocht. Dit is te zien als inspanning van de sector. Het betreft volgens de prognose uit 2016 0,21 Mton. Het resultaat van deze correcties is vervolgens, net als in het Convenant, verminderd met 6% en afgerond op één decimaal. Dit leidt tot een technisch gecorrigeerde basis CO2-emissieruimte voor 2020 van (6,6-(1,95-0,21))*0,94=4,6 Mton CO2.

  • 5. De basis CO2-emissieruimte voor 2015 is op eenzelfde wijze technisch gecorrigeerd. De uitgangswaarde is bepaald op basis van de lineaire lijn tussen de verwachte emissies in 2013 en 2020 uit de prognose uit 2010. Deze is gecorrigeerd voor het verschil tussen de prognose uit 2010 en de realisatie4 voor de omvang van het areaal en de verkoop van elektriciteit. Omgerekend betreft het 0,98 Mton CO2. Het indirecte effect duurzame energie betreft 0,07 Mton5. Het resultaat van deze correcties is vervolgens aangescherpt met een factor op de lijn tussen 0% in 2013 en 6% in 2020. Dit leidt tot een technisch gecorrigeerde basis CO2-emissieruimte voor 2015 van (7,2-(0,98-0,07))*0,98=6,2 Mton CO2.

  • 6. Voor de tussenliggende jaren wordt de basis CO2-emissieruimte bepaald op basis van een lineaire lijn tussen de technisch gecorrigeerde emissieruimtes van 2015 en 2020

  • 7. De jaar emissieruimte voor het CO2-sectorsysteem wordt in het Convenant bepaald door de basis CO2-emissieruimte te verminderen met de berekende emissieruimte van de EU-ETS bedrijven. Deze berekende emissieruimte van de EU-ETS bedrijven wordt ook gecorrigeerd voor de veranderingen in de omvang van het areaal en de verkoop van elektriciteit. Aangezien voor deze bedrijven geen gebruik gemaakt kan worden van prognoses die specifiek deze groep betreffen, wordt als correctiefactor gehanteerd de verhouding oorspronkelijke basis emissieruimte gedeeld door de technisch gecorrigeerde basis emissieruimte. Deze factor verschilt per jaar en wordt voor elk jaar bepaald.

  • 8. Voor 2015 en 2016 is de CO2-emissieruimte voor het CO2-sectorsysteem reeds gepubliceerd op basis van de oorspronkelijke lineaire afname tot 6,2 Mton in 2020. Deze besluiten worden niet met terugwerkende kracht aangepast.

  • 9. Het jaarlijkse emissiesaldo vanaf 2015 is het verschil tussen de technisch gecorrigeerde jaaremissieruimte en de feitelijke emissie van de deelnemers aan het CO2-sectorsysteem.

    Wanneer het gecorrigeerde emissiesaldo voor de periode 2015 t/m 2016 negatief is, dan wordt het emissiesaldo bepaald op basis van de niet gecorrigeerde jaaremissieruimte voor 2015 en 2016, verminderd met de feitelijke emissie van de deelnemers aan het CO2-sectorsysteem in deze jaren, om te voorkomen dat de correctie achteraf een hogere betaling zou betekenen, terwijl de sector hier geen rekening mee heeft kunnen houden.

  • 10. De bandbreedte in het Convenant is bepaald op 0,5 Mton buiten de raming en de basis CO2emissieruimte in 2020. Deze werkwijze wordt voorgezet, waarbij de omvang van de bandbreedte wordt gecorrigeerd met de verhouding tussen de oude en technisch gecorrigeerde basis CO2-emissieruimte voor 2020 en afgerond op één decimaal. De bovengrens van de bandbreedte wordt daarmee 4,6 + (0,5 x 4,6/6,2) = 5,0 Mton CO2, de onder bandbreedte wordt 4,3 – (0,5 x 4,6/6,2) = 3,9 Mton CO2.

  • 11. Wageningen Economic Research is bij de raming uitgegaan van voortzetting van de activiteiten van het innovatie- en actieprogramma Kas als Energiebron, het uitvoeringsprogramma van de Meerjarenafspraak Energietransitie Glastuinbouw 2014–2020 en de overige stimuleringsmaatregelen. Daarom zal een wijzigingsgrond worden opgenomen, zodat wanneer veranderingen in het stimuleringskader optreden de convenantspartijen in gezamenlijk overleg zullen bespreken of het convenant aangepast moet worden.

  • 12. Partijen zullen ook bezien of het Convenant moet worden aangepast of vernieuwd naar aanleiding van het nog tot stand te brengen Klimaatakkoord. Dit akkoord vloeit voort uit het regeerakkoord van het kabinet Rutte III waarin is afgesproken de nationale emissies van onder meer CO2 verder terug te dringen. Met medeoverheden, maatschappelijke organisaties en het bedrijfsleven wordt onder verantwoordelijkheid van de Minister van Economische Zaken en Klimaat gewerkt aan het Klimaatakkoord waarin nieuwe sectorale doelstellingen worden opgenomen. De totstandkoming van het Klimaatakkoord en de maatregelen ter uitvoering daarvan wordt voorzien in 2019. Bij de sectortafel Landbouw en landgebruik zal in dit verband gekeken worden naar onderwerpen die de omstandigheden voor glastuinders raken. Partijen constateren dat dit mogelijk effect op dit Convenant zou kunnen hebben en (de instrumentering van) de opgave voor de glastuinbouw waaronder de energiebelasting.

  • 13. Door het afschaffen van de publieke bedrijfsorganisaties (PBO) is het bevoegd gezag en de uitvoering die in medebewind was opgedragen aan het Productschap Tuinbouw vanaf 2015 overgenomen door het Ministerie van Economische Zaken (vanaf oktober 2017 het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit).

  • 14. Partijen hebben de verrekenprijs bij overschrijding van de emissieruimte bepaald.

Partijen komen overeen als volgt:

I.

Het ‘Convenant CO2-emissieruimte binnen het CO2-sectorsysteem glastuinbouw voor de periode 2013–2020’ wordt op grond van artikel 11, lid 3, van dat convenant als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1, lid 1 en onderdeel h, wordt ‘verordening van het Productschap Tuinbouw over het CO2-sectorsysteem’ vervangen door: ‘Regeling kostenverevening reductie CO2-emissies glastuinbouw’.

B

In artikel 1, lid 1 en onderdeel j wordt ‘PT: Productschap Tuinbouw’ vervangen door: ‘RVO: Rijksdienst voor Ondernemend Nederland’.

C

Het eerste lid van artikel 2 komt te luiden:

  • 1. De basis van de jaar emissieruimte voor de glastuinbouw voor het boekjaar 2015 is 6,2 Megaton. Deze basis CO2-emissieruimte neemt in de periode 2016–2020 lineair af naar 4,6 Megaton in 2020.

D

In artikel 2, lid 2, wordt ‘Staatssecretaris van IenM’ vervangen door: ’Minister van Economische Zaken en Klimaat’.

E

In artikel 2, lid 2, wordt ‘Staatssecretaris van EL&I’ vervangen door: ‘de Minister van LNV’.

F

Aan artikel 2, lid 2, wordt toegevoegd:

‘De jaar emissieruimte wordt afgerond op één decimaal’.

G

Artikel 2, lid 3, onderdeel 4, komt te luiden:

  • 4) De totale gemiddelde allocatie 2010–2012 wordt verminderd met een factor 0,0174 maal het aantal jaren na 2010.

H

Aan artikel 2, lid 3, wordt toegevoegd:

  • 5) De uitkomst van de berekening in onderdeel 4 wordt vermenigvuldigd met de verhouding tussen de basis CO2-emissie voor dat jaar als bedoeld in lid 1 en het getal voor het betreffende jaar op een lijn die loopt van 7,5 in 2013 naar 6,2 in 2020.

I

In artikel 3, lid 1, wordt ‘Productschap Tuinbouw’ vervangen door: ‘RVO’.’

J

In artikel 3, lid 1, wordt ‘Dit emissiesaldo wordt uiterlijk 1 december van het volgende jaar gerapporteerd’ vervangen door: ‘Dit emissiesaldo wordt uiterlijk 1 december van het tweede volgende jaar gerapporteerd’.

K

In artikel 3, lid 2, wordt ‘uiterlijk op 31 december van het jaar volgend op het jaar waarover gerapporteerd wordt’ vervangen door: ‘uiterlijk op 31 december van het tweede jaar volgend op het jaar waarover gerapporteerd wordt’.

L

In artikel 3, lid 2, wordt ‘een hoeveelheid emissierechten die overeenkomt met de omvang van het emissiesaldo inleveren bij de overheid' vervangen door: ‘de waarde van de omvang van het emissiesaldo in euro betalen aan de overheid’.

M

Aan artikel 3, lid 2, wordt toegevoegd:

Indien het emissiesaldo voor 2015 t/m 2016 negatief is, dan wordt voor de bepaling van het emissiesaldo uitgegaan van de oorspronkelijke basis van de jaar emissieruimte voor 2015 van 7,1 Mton en voor 2016 van 6,9 Mton.

N

In artikel 3, lid 3, wordt ‘alvorens emissierechten worden ingeleverd’ vervangen door: ‘de waarde van de emissierechten in euro wordt betaald’.

O

Artikel 3, lid 4, komt te luiden:

Voor de waarde van een emissierecht in een bepaald kalenderjaar, wordt de gemiddelde closing price van 1 tot en met 16 december van dat jaar met betrekking tot de EUA futures voor december van dat jaar zoals verhandeld door Intercontinental exchange, Inc. (ICE ) gehanteerd6

P

Aan artikel 11, lid 1, wordt toegevoegd:

  • Veranderingen in het stimuleringskader;

  • Veranderingen voortvloeiend uit het nog tot stand te brengen Klimaatakkoord.

Q

In artikel 11, lid 2, wordt ‘7,1 Mton’ vervangen door: ‘5,0 Mton’.

R

In artikel 11, lid 2, wordt ‘5,7 Mton’ vervangen door: ‘3,9 Mton’.

Q

Aan artikel 13 wordt toegevoegd:

Binnen vier weken na ondertekening van de aanvulling van het convenant wordt de tekst daarvan gepubliceerd in de Staatscourant.

II.

Deze wijziging mag getekend worden in elk aantal afschriften, die gezamenlijk een en dezelfde wijziging van het Convenant CO2-emissieruimte binnen het CO2-sectorsysteem glastuinbouw voor de periode 2013–2020, vormen.

Aldus overeengekomen en in drievoud opgemaakt en ondertekend

Den Haag, 7 november 2018

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten

De Minister van Economische Zaken en Klimaat, E.D. Wiebes

De Staatssecretaris van Financiën, M. Snel

De vereniging LTO Nederland, M. Calon

LTO Glaskracht Nederland, S. van der Tak


X Noot
1

Kamerstukken II, 2016/17, 32 813, nr.149.

X Noot
2

Velden, N.J.A. van der en P. Smit, Prognose CO2-emissie glastuinbouw 2020, Wageningen Economic Research, rapport 2016–067, 2016.

X Noot
3

Velden, N.J.A., Quick scan prognose CO2-emissie glastuinbouw, LEI Wageningen UR, LEI-Nota 10-045, 2010.

X Noot
4

Velden, N.J.A. van der en P. Smit, Energiemonitor van de Nederlandse glastuinbouw 2015, Wageningen Economic Research, rapport 2016–099, 2016.

X Noot
5

Mededeling N.J.A. van der Velden, Wageningen Economic Research, 23 november 2017.

Naar boven