Regeling van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 30 oktober 2018, nr. MBO/1336499, houdende nadere voorschriften ten aanzien van de melding tot het voornemen een beroepsopleiding te starten of te beëindigen (Regeling melding starten of stoppen van een beroepsopleiding 2018)

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Gelet op artikel 6.1.2, tweede lid, van de Wet educatie en beroepsonderwijs;

Besluit:

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

bbl-opleiding:

beroepsopleiding in de beroepsbegeleidende leerweg als bedoeld in artikel 7.2.7, vierde lid, van de wet;

bol-opleiding:

beroepsopleiding in de beroepsopleidende leerweg als bedoeld in artikel 7.2.7, derde lid, van de wet;

brinnummer:

registratienummer van de instelling;

crebocode:

code van een kwalificatie of kwalificatiedossier, bedoeld in artikel 6.4.1, tweede lid, van de wet;

melding:

melding omtrent het voornemen tot starten of beëindigen van een beroepsopleiding als bedoeld in artikel 6.1.2, eerste lid, van de wet;

wet:

Wet educatie en beroepsonderwijs.

Artikel 2. Tijdstip melding

  • 1. Een melding voor een bol-opleiding wordt uiterlijk achttien maanden voorafgaand aan het studiejaar waarin wordt beoogd de bol-opleiding te starten of te beëindigen gedaan.

  • 2. Een melding voor een bbl-opleiding wordt uiterlijk zes maanden voorafgaand aan het studiejaar waarin wordt beoogd de bbl-opleiding te starten of te beëindigen gedaan.

  • 3. Indien door onvoorziene omstandigheden een melding als bedoeld in het eerste of het tweede lid, niet tijdig kan worden gedaan doet een instelling deze melding zo spoedig mogelijk.

Artikel 3. Locatie starten/stoppen beroepsopleiding

Een melding vindt plaats voor elke locatie van de bbl- of bol-opleiding, tenzij het betreft:

  • a. het starten van een beroepsopleiding op een locatie die gelegen is in de gemeente waar de instelling reeds dezelfde beroepsopleiding verzorgt; of

  • b. het verplaatsen van de locatie van de beroepsopleiding binnen dezelfde gemeente door de instelling.

Artikel 4. Vorm en inhoud van melding

  • 1. Een melding wordt digitaal door middel van een daartoe gepubliceerd formulier ingediend bij de Dienst Uitvoering Onderwijs via www.meldingmbo.nl.

  • 2. Een melding bevat ten minste de volgende gegevens:

    • a. de naam van de beroepsopleiding;

    • b. de crebocode van de kwalificatie waarop de betreffende beroepsopleiding is gericht. Indien deze code nog niet bekend is, wordt volstaan met de crebocode van het kwalificatiedossier waarbij het niveau, bedoeld in artikel 7.2.2, eerste lid, van de wet, vermeld wordt;

    • c. de leerweg waarin de beroepsopleiding gestart of beëindigd wordt;

    • d. het adres van de locatie waar de beroepsopleiding start of beëindigd wordt;

    • e. de datum van starten of beëindigen van de beroepsopleiding; en

    • f. het brinnummer van de instelling.

Artikel 5. Uitzondering melding stoppen beroepsopleiding

In het geval dat op grond van artikel 6.1.4 van de wet de rechten, genoemd in artikel 1.3.1 van de wet, zijn ontnomen, hoeft een instelling niet te melden dat een opleiding beëindigd zal worden.

Artikel 6. Intrekking

De Regeling melding voornemen starten of beëindigen beroepsopleidingen wordt ingetrokken.

Artikel 7. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 augustus 2018.

Artikel 8. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling melding starten of stoppen van een beroepsopleiding 2018.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap I.K. van Engelshoven

TOELICHTING

Algemeen

Artikel 6.1.2 van de Wet educatie en beroepsonderwijs (WEB) stelt het melden van het voornemen om een beroepsopleiding te starten of te beëindigen voor bekostigde instellingen verplicht. Met deze regeling worden de precieze voorwaarden die verbonden worden aan de melding bepaald.

Openbaarmaking van het voornemen tot starten of beëindigen van een opleiding stelt belanghebbenden in de regio in staat daar waar nodig te reageren en actie te ondernemen. Het transparant maken van het voornemen om een opleiding te starten of te beëindigen zorgt ervoor dat andere instellingen met deze voornemens rekening kunnen houden bij de samenstelling van hun portfolio dan wel met de betreffende instelling overleg kunnen voeren over het voornemen en afspraken kunnen maken in het licht van een doelmatig opleidingenaanbod dat voldoende arbeidsmarktperspectief heeft. Het tijdig melden van het beëindigen van opleidingen zorgt er ook voor dat opleidingen, waaronder de kleinschalige opleidingen die uniek zijn voor de regio of het land, niet onopgemerkt kunnen verdwijnen.

In 2015 is de verplichting tot melding van starten en beëindigen van opleidingen in de wet verankerd. Daarbij is de verplichting opgenomen om zowel opleidingen in de beroepsopleidende leerweg (bol) als de beroepsbegeleidende leerweg (bbl) anderhalf jaar voor de start of het beëindigen te melden. De veronderstelling was dat met een periode van anderhalf jaar voldoende gelegenheid wordt gegeven om zelfregulering haar werk te laten doen. In aanvulling daarop geeft een dergelijke periode ook de gelegenheid om het onderwijsprogramma adequaat vorm te geven alvorens studenten in te schrijven.

Onder het beëindigen van een opleiding wordt verstaan het niet langer openstellen van de opleiding voor nieuwe studenten. Dit betekent dat in beginsel anderhalf jaar voordat de laatste student wordt ingeschreven, het voornemen tot stoppen kenbaar moet zijn gemaakt.

De eerste ervaringen met de verplichting tot het melden van starten en beëindigen van een opleiding hebben ertoe geleid dat vanuit het onderwijs en het bedrijfsleven het verzoek is gekomen tot meer flexibiliteit voor de bbl-opleiding. De regering meent dat met het oog op een responsief mbo meer flexibiliteit wenselijk is voor deze leerweg. Immers, bij de bbl-opleiding is het aantal begeleide onderwijsuren beperkter van omvang ten opzichte van de bol-opleiding. Bovendien hebben de studenten veelal bij de bbl-opleiding al een leerbedrijf waar de beroepspraktijkvorming gevolgd wordt (ten minste 610 klokuren per studiejaar). Daarmee is de verwachting dat opleidingen in deze leerweg vaak voldoen aan de zorgplicht arbeidsmarktperspectief. De periode van anderhalf jaar zou daarom aangepast kunnen worden in een periode van een half jaar, zodat mbo-instellingen in staat worden gesteld om (op verzoek van het bedrijfsleven) snel een opleiding te starten. Tegelijkertijd biedt de periode van zes maanden voldoende tijd voor overleg met mbo-instellingen in de regio en voor het vormgeven van een onderwijsprogramma. Om die reden is na afstemming met de MBO Raad en de stichting Samenwerkingsorganisatie beroepsonderwijs bedrijfsleven (SBB) ervoor gekozen om:

  • de periode voor de melding met het voornemen tot starten of beëindigen van een beroepsopleiding in de bbl te verkorten tot zes maanden voorafgaand aan het studiejaar waarin wordt beoogd de bbl-opleiding te starten of te beëindigen.

  • de periode van achttien maanden voor de melding met het voornemen tot starten of beëindigen voor een opleiding in de bol te handhaven.

Administratieve lasten

In de memorie van toelichting bij de wet macrodoelmatigheid mbo (Stb. 2015, 56) is vermeld dat de administratieve lasten van de verplichting tot het melden van het starten en beëindigen van een opleiding gepaard zou gaan met administratieve lasten van € 0,1 mln. Bij die berekening is er van uitgegaan dat het melden aan OCW vier uur per opleiding zou kosten met een uurloon van € 45. De afgelopen drie jaar zijn ruim 1800 opleidingen aan DUO gemeld. Het aantal meldingen zal nagenoeg gelijk blijven (met uitzondering van die meldingen die zagen op het starten van een opleiding binnen dezelfde gemeente). Op jaarbasis leidt dit daarom tot wederom € 0,1 mln aan administratieve lasten (rekening houdend met vier uur dat een melding aan OCW kost tegen een uurtarief van € 45).

Uitvoering en handhaafbaarheid

De ministeriële regeling is voor een uitvoerings- en handhaafbaarheidstoets voorgelegd aan DUO. De regeling is door hen uitvoerbaar en handhaafbaar verklaard.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 2

Een melding voor een bol-opleiding blijft ongewijzigd en dient uiterlijk achttien maanden voor de voorgenomen start van de opleiding dan wel het sluiten van de inschrijving voor de opleiding dit gemeld moet worden aan DUO. Voorbeeld: indien een opleiding start met ingang van studiejaar 2021–2022, dan moet dit voornemen vóór 1 februari 2020 gemeld zijn.

De melding voor een bbl-opleiding dient voortaan uiterlijk zes maanden voor de voorgenomen start van de opleiding dan wel het sluiten van de inschrijving voor de opleiding gemeld te worden aan DUO. Voorbeeld: indien een opleiding beëindigd wordt met ingang van studiejaar 2020–2021, dan dient dit uiterlijk 1 februari 2020 gemeld te zijn.

Indien het voor een instelling door onvoorziene omstandigheden niet mogelijk is gebleken binnen de in de eerste twee leden genoemde termijnen te melden dan moet een instelling zo spoedig mogelijk alsnog melden, zo regelt het derde lid. Bij onvoorziene omstandigheden kan gedacht worden aan de situatie dat in verband met opheffing of het ontnemen van de rechten, als genoemd in artikel 1.3.1 van de WEB, een opleiding wordt overgedragen aan een andere instelling die daarmee een opleiding op een nieuwe locatie start. De overnemende instelling zal in dat geval de start van deze opleiding moeten melden. Tijdige melding zal veelal niet mogelijk omdat op korte termijn een oplossing voor studenten (en personeel) gezocht moet worden. In dat geval zal de overnemende instelling zo spoedig mogelijk na het voornemen tot overname moeten melden. Let wel, op grond van artikel 5 hoeft de instelling van welke op grond van artikel 6.1.4 van de wet de rechten, als genoemd in artikel 1.3.1 van de wet, zijn ontnomen, de beëindiging van deze opleiding niet te melden. Zie hiervoor de toelichting bij artikel 5.

Artikel 3

Voor elke nieuwe locatie waar een opleiding aangeboden gaat worden dan wel een opleiding gestopt wordt, moet een melding gedaan worden. Onder locatie wordt verstaan de fysieke locatie (het adres) waar de opleiding voor het overgrote deel wordt verzorgd.

Een melding kan achterwege blijven in een tweetal uitzonderingssituaties. De eerste situatie betreft het geval dat het gaat om het starten van een opleiding in dezelfde gemeente als waar die instelling al dezelfde opleiding (dezelfde crebocode) aanbiedt. Het moet dus gaan om dezelfde instelling of bij fusie om de rechtsopvolger. Indien het gaat om een soortgelijke maar niet dezelfde opleiding of om een andere instelling (al dan niet voortgekomen uit splitsing van instellingen), zal wel gemeld moeten worden.

De tweede situatie is wanneer een opleiding op een locatie in een gemeente gestopt wordt en vervolgens op een andere locatie in dezelfde gemeente gestart wordt. In dat geval is feitelijk sprake van een verhuizing binnen dezelfde gemeente en hoeft er evenmin gemeld te worden. Deze voornemens zullen immers niet leiden tot macrodoelmatigheidsproblemen.

Artikel 4

Reeds op grond van de voorheen geldende Regeling melding voornemen starten of beëindigen beroepsopleidingen moest een instelling de melding aan DUO doen. Voor zover blijft de procedure ongewijzigd. Op de website van DUO kan een instelling het benodigde formulier vinden. De gegevens die aangeleverd moeten worden bij de melding blijven ongewijzigd: het brinnummer van de instelling, de naam van de opleiding en de crebocode, de leerweg, het adres van de locatie en de datum dat de voorgenomen start of beëindiging ingaat. Indien er op dat moment nog geen crebocode is vastgesteld bij ministeriële regeling, kan volstaan worden met de crebocode van het betreffende kwalificatiedossier waarbij in elk geval het opleidingsniveau (niveau 1 t/m 4) wordt vermeld.

Artikel 5

Een instelling behoeft niet ten aanzien van een opleiding waarvan op grond van artikel 6.1.4 van de WEB de rechten als genoemd in artikel 1.3.1 van de WEB worden ingetrokken een melding te doen. Deze intrekking is reeds openbaar op grond van de WEB. Wel dient een instelling, indien hij deze opleiding weer wil starten nadat de termijn van twee jaar is afgelopen, opnieuw een voorafgaande melding te doen. Dit voornemen dient ingevolge artikel 2 voor de bol minimaal achttien maanden respectievelijk voor de bbl minimaal zes maanden voor de start van de opleiding gemeld te worden.

Artikelen 6 tot en met 8

Deze artikelen regelen het intrekken van de vorige regeling, alsmede de citeertitel en het tijdstip van inwerkingtreding van de nieuwe regeling. Deze regeling treedt in werking op de dag na publicatie in de Staatscourant en werkt terug tot en met 1 augustus 2018. Voor inwerkingtreding met terugwerkend kracht is gekozen omdat artikel 6.1.2 van de WEB met de Wet samenwerkingscollege en unieke beroepsopleidingen van 14 februari 20181 is gewijzigd, waardoor met ingang van 1 augustus 2018 niet langer het moment en de wijze van melden geregeld zijn in de WEB. Deze terugwerkende kracht heeft geen negatieve gevolgen voor studenten of instellingen.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap I.K. van Engelshoven

Naar boven