TOELICHTING
Algemeen
Artikel 6.1.2 van de Wet educatie en beroepsonderwijs (WEB) stelt het melden van het
voornemen om een beroepsopleiding te starten of te beëindigen voor bekostigde instellingen
verplicht. Met deze regeling worden de precieze voorwaarden die verbonden worden aan
de melding bepaald.
Openbaarmaking van het voornemen tot starten of beëindigen van een opleiding stelt
belanghebbenden in de regio in staat daar waar nodig te reageren en actie te ondernemen.
Het transparant maken van het voornemen om een opleiding te starten of te beëindigen
zorgt ervoor dat andere instellingen met deze voornemens rekening kunnen houden bij
de samenstelling van hun portfolio dan wel met de betreffende instelling overleg kunnen
voeren over het voornemen en afspraken kunnen maken in het licht van een doelmatig
opleidingenaanbod dat voldoende arbeidsmarktperspectief heeft. Het tijdig melden van
het beëindigen van opleidingen zorgt er ook voor dat opleidingen, waaronder de kleinschalige
opleidingen die uniek zijn voor de regio of het land, niet onopgemerkt kunnen verdwijnen.
In 2015 is de verplichting tot melding van starten en beëindigen van opleidingen in
de wet verankerd. Daarbij is de verplichting opgenomen om zowel opleidingen in de
beroepsopleidende leerweg (bol) als de beroepsbegeleidende leerweg (bbl) anderhalf
jaar voor de start of het beëindigen te melden. De veronderstelling was dat met een
periode van anderhalf jaar voldoende gelegenheid wordt gegeven om zelfregulering haar
werk te laten doen. In aanvulling daarop geeft een dergelijke periode ook de gelegenheid
om het onderwijsprogramma adequaat vorm te geven alvorens studenten in te schrijven.
Onder het beëindigen van een opleiding wordt verstaan het niet langer openstellen
van de opleiding voor nieuwe studenten. Dit betekent dat in beginsel anderhalf jaar
voordat de laatste student wordt ingeschreven, het voornemen tot stoppen kenbaar moet
zijn gemaakt.
De eerste ervaringen met de verplichting tot het melden van starten en beëindigen
van een opleiding hebben ertoe geleid dat vanuit het onderwijs en het bedrijfsleven
het verzoek is gekomen tot meer flexibiliteit voor de bbl-opleiding. De regering meent
dat met het oog op een responsief mbo meer flexibiliteit wenselijk is voor deze leerweg.
Immers, bij de bbl-opleiding is het aantal begeleide onderwijsuren beperkter van omvang
ten opzichte van de bol-opleiding. Bovendien hebben de studenten veelal bij de bbl-opleiding
al een leerbedrijf waar de beroepspraktijkvorming gevolgd wordt (ten minste 610 klokuren
per studiejaar). Daarmee is de verwachting dat opleidingen in deze leerweg vaak voldoen
aan de zorgplicht arbeidsmarktperspectief. De periode van anderhalf jaar zou daarom
aangepast kunnen worden in een periode van een half jaar, zodat mbo-instellingen in
staat worden gesteld om (op verzoek van het bedrijfsleven) snel een opleiding te starten.
Tegelijkertijd biedt de periode van zes maanden voldoende tijd voor overleg met mbo-instellingen
in de regio en voor het vormgeven van een onderwijsprogramma. Om die reden is na afstemming
met de MBO Raad en de stichting Samenwerkingsorganisatie beroepsonderwijs bedrijfsleven
(SBB) ervoor gekozen om:
-
• de periode voor de melding met het voornemen tot starten of beëindigen van een beroepsopleiding
in de bbl te verkorten tot zes maanden voorafgaand aan het studiejaar waarin wordt
beoogd de bbl-opleiding te starten of te beëindigen.
-
• de periode van achttien maanden voor de melding met het voornemen tot starten of beëindigen
voor een opleiding in de bol te handhaven.
Administratieve lasten
In de memorie van toelichting bij de wet macrodoelmatigheid mbo (Stb. 2015, 56) is vermeld dat de administratieve lasten van de verplichting tot het melden van
het starten en beëindigen van een opleiding gepaard zou gaan met administratieve lasten
van € 0,1 mln. Bij die berekening is er van uitgegaan dat het melden aan OCW vier
uur per opleiding zou kosten met een uurloon van € 45. De afgelopen drie jaar zijn
ruim 1800 opleidingen aan DUO gemeld. Het aantal meldingen zal nagenoeg gelijk blijven
(met uitzondering van die meldingen die zagen op het starten van een opleiding binnen
dezelfde gemeente). Op jaarbasis leidt dit daarom tot wederom € 0,1 mln aan administratieve
lasten (rekening houdend met vier uur dat een melding aan OCW kost tegen een uurtarief
van € 45).
Uitvoering en handhaafbaarheid
De ministeriële regeling is voor een uitvoerings- en handhaafbaarheidstoets voorgelegd
aan DUO. De regeling is door hen uitvoerbaar en handhaafbaar verklaard.
Artikelsgewijze toelichting
Artikel 2
Een melding voor een bol-opleiding blijft ongewijzigd en dient uiterlijk achttien
maanden voor de voorgenomen start van de opleiding dan wel het sluiten van de inschrijving
voor de opleiding dit gemeld moet worden aan DUO. Voorbeeld: indien een opleiding
start met ingang van studiejaar 2021–2022, dan moet dit voornemen vóór 1 februari
2020 gemeld zijn.
De melding voor een bbl-opleiding dient voortaan uiterlijk zes maanden voor de voorgenomen
start van de opleiding dan wel het sluiten van de inschrijving voor de opleiding gemeld
te worden aan DUO. Voorbeeld: indien een opleiding beëindigd wordt met ingang van
studiejaar 2020–2021, dan dient dit uiterlijk 1 februari 2020 gemeld te zijn.
Indien het voor een instelling door onvoorziene omstandigheden niet mogelijk is gebleken
binnen de in de eerste twee leden genoemde termijnen te melden dan moet een instelling
zo spoedig mogelijk alsnog melden, zo regelt het derde lid. Bij onvoorziene omstandigheden
kan gedacht worden aan de situatie dat in verband met opheffing of het ontnemen van
de rechten, als genoemd in artikel 1.3.1 van de WEB, een opleiding wordt overgedragen
aan een andere instelling die daarmee een opleiding op een nieuwe locatie start. De
overnemende instelling zal in dat geval de start van deze opleiding moeten melden.
Tijdige melding zal veelal niet mogelijk omdat op korte termijn een oplossing voor
studenten (en personeel) gezocht moet worden. In dat geval zal de overnemende instelling
zo spoedig mogelijk na het voornemen tot overname moeten melden. Let wel, op grond
van artikel 5 hoeft de instelling van welke op grond van artikel 6.1.4 van de wet
de rechten, als genoemd in artikel 1.3.1 van de wet, zijn ontnomen, de beëindiging
van deze opleiding niet te melden. Zie hiervoor de toelichting bij artikel 5.
Artikel 3
Voor elke nieuwe locatie waar een opleiding aangeboden gaat worden dan wel een opleiding
gestopt wordt, moet een melding gedaan worden. Onder locatie wordt verstaan de fysieke
locatie (het adres) waar de opleiding voor het overgrote deel wordt verzorgd.
Een melding kan achterwege blijven in een tweetal uitzonderingssituaties. De eerste
situatie betreft het geval dat het gaat om het starten van een opleiding in dezelfde
gemeente als waar die instelling al dezelfde opleiding (dezelfde crebocode) aanbiedt.
Het moet dus gaan om dezelfde instelling of bij fusie om de rechtsopvolger. Indien
het gaat om een soortgelijke maar niet dezelfde opleiding of om een andere instelling
(al dan niet voortgekomen uit splitsing van instellingen), zal wel gemeld moeten worden.
De tweede situatie is wanneer een opleiding op een locatie in een gemeente gestopt
wordt en vervolgens op een andere locatie in dezelfde gemeente gestart wordt. In dat
geval is feitelijk sprake van een verhuizing binnen dezelfde gemeente en hoeft er
evenmin gemeld te worden. Deze voornemens zullen immers niet leiden tot macrodoelmatigheidsproblemen.
Artikel 4
Reeds op grond van de voorheen geldende Regeling melding voornemen starten of beëindigen
beroepsopleidingen moest een instelling de melding aan DUO doen. Voor zover blijft
de procedure ongewijzigd. Op de website van DUO kan een instelling het benodigde formulier
vinden. De gegevens die aangeleverd moeten worden bij de melding blijven ongewijzigd:
het brinnummer van de instelling, de naam van de opleiding en de crebocode, de leerweg,
het adres van de locatie en de datum dat de voorgenomen start of beëindiging ingaat.
Indien er op dat moment nog geen crebocode is vastgesteld bij ministeriële regeling,
kan volstaan worden met de crebocode van het betreffende kwalificatiedossier waarbij
in elk geval het opleidingsniveau (niveau 1 t/m 4) wordt vermeld.
Artikel 5
Een instelling behoeft niet ten aanzien van een opleiding waarvan op grond van artikel
6.1.4 van de WEB de rechten als genoemd in artikel 1.3.1 van de WEB worden ingetrokken
een melding te doen. Deze intrekking is reeds openbaar op grond van de WEB. Wel dient
een instelling, indien hij deze opleiding weer wil starten nadat de termijn van twee
jaar is afgelopen, opnieuw een voorafgaande melding te doen. Dit voornemen dient ingevolge
artikel 2 voor de bol minimaal achttien maanden respectievelijk voor de bbl minimaal
zes maanden voor de start van de opleiding gemeld te worden.
Artikelen 6 tot en met 8
Deze artikelen regelen het intrekken van de vorige regeling, alsmede de citeertitel
en het tijdstip van inwerkingtreding van de nieuwe regeling. Deze regeling treedt
in werking op de dag na publicatie in de Staatscourant en werkt terug tot en met 1 augustus
2018. Voor inwerkingtreding met terugwerkend kracht is gekozen omdat artikel 6.1.2
van de WEB met de Wet samenwerkingscollege en unieke beroepsopleidingen van 14 februari
20181 is gewijzigd, waardoor met ingang van 1 augustus 2018 niet langer het moment en de
wijze van melden geregeld zijn in de WEB. Deze terugwerkende kracht heeft geen negatieve
gevolgen voor studenten of instellingen.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
I.K. van Engelshoven