TOELICHTING
I Algemeen
1. NL-Alertberichten
NL-Alert is een alarmeringsdienst waarmee de overheid via een tekstbericht op mobiele
randapparaten gerichte informatie en advies geeft aan burgers in de directe omgeving
van een (dreigende) noodsituatie. De NL-Alertketen kan van begin tot eind worden onderverdeeld
in de volgende schakels: de meldkamer van de veiligheidsregio, de broker, de aanbieders
van openbare mobiele elektronische communicatienetwerken en de eindgebruikers van
mobiele randapparaten. De meldkamer van een veiligheidsregio initieert een NL-Alertbericht.
De meldkamer maakt dit bericht aan in het systeem van de broker. De broker zorgt er
vervolgens voor dat de aanbieders het NL-Alertbericht correct krijgen aangeboden op
de brokerinterface. Het aangeboden bericht bestaat voornamelijk uit een berichttekst,
de kanalen waarover het bericht gedistribueerd dient te worden en een geografisch
gebied, omschreven door middel van coördinaten. De aanbieders vertalen dat gebied
dusdanig, dat zendmasten die de cellen van het mobiele netwerk die dat gebied dekken
worden geactiveerd om de berichttekst uit te zenden. Deze vertaalslag wordt gemaakt
door het Cell Broadcast Center dat onderdeel uitmaakt van de infrastructuur van de
aanbieder.
De huidige aanbieders van openbare mobiele elektronische communicatienetwerken die
geschikt zijn voor cell broadcasttechnologie (de huidige vier aanbieders van openbare
mobiele telefoonnetwerken, verder: aanbieders) zijn een onmisbare schakel in de NL-Alertketen.
De mogelijkheid om via cell broadcasting een bericht te versturen naar alle in een
verzendgebied aanwezige en actieve mobiele randapparaten is namelijk een technische
voorziening van het communicatienetwerk. In deze regeling worden de aanbieders van
openbare mobiele elektronische communicatienetwerken die geschikt zijn voor cell broadcasttechnologie
dan ook verplicht om medewerking te verlenen aan de verzending van NL-Alertberichten.
Hiervoor wordt gebruik gemaakt van de grondslag in artikel 14.1, tweede lid, onderdeel
a, van de Telecommunicatiewet. Op grond van die bepaling kan de Minister van Economische
Zaken en Klimaat, in overeenstemming met de Minister van Justitie en Veiligheid, aanwijzingen
geven aan aanbieders van openbare telecommunicatienetwerken en openbare telecommunicatiediensten
betreffende het gebruik van mededelingen van overheidsinstanties om het publiek te
waarschuwen voor dreigende rampen of noodsituaties en om de gevolgen van rampen of
noodsituaties te verzachten.
2. Besluit aanwijzingen aanbieders inzake alarmeringsdienst NL-Alert (2014)
In 2014 is een eerste besluit op grond van artikel 14.1 van de Telecommunicatiewet
tot stand gekomen: het Besluit aanwijzingen aanbieders inzake alarmeringsdienst NL-Alert
(Stcrt. 2014, nr. 34590) (verder: Aanwijzingsbesluit 2014). Met het Aanwijzingsbesluit 2014 werden de eerdere
afspraken tussen alle aanbieders van openbare mobiele telecommunicatienetwerken en
het Ministerie van Justitie en Veiligheid geharmoniseerd en werden aan deze aanbieders
van openbare mobiele telecommunicatienetwerken voor onbepaalde tijd gelijkluidende
eisen opgelegd, om de distributie van NL-Alertberichten zo volledig mogelijk te waarborgen.
In het Aanwijzingsbesluit 2014 waren daarnaast bepalingen opgenomen die tot doel hadden
de continuïteit van de dienstverlening te waarborgen.
Sindsdien zijn de systemen en netwerken van de betrokken aanbieders geschikt gemaakt
voor verzending van NL-Alertberichten. Aangezien de verplichting om de systemen en
netwerken voor NL- Alertberichten geschikt te maken voor alle betrokken aanbieders
gelijkelijk geldt, kan elke nieuwe aanbieder/vergunninghouder vanaf het begin van
de activiteiten rekening houden met deze verplichting.
3. Evaluatie
Het Aanwijzingsbesluit 2014 is circa een jaar na inwerkingtreding geëvalueerd. De
ontwikkelingen met betrekking tot het geschikt maken van de netwerken en systemen
die worden gebruikt om – als daarom wordt gevraagd – NL-Alertberichten te versturen,
zijn doorgegaan. Alle aanbieders waarvoor het Aanwijzingsbesluit 2014 geldt beschikken
thans over goed functionerende voorzieningen ten behoeve van de verzending van NL-Alertberichten.
Daarom kan voor de toekomst worden volstaan met aanwijzingen die zijn beperkt tot
de verplichting om berichten, nadat die zijn ontvangen, onverwijld en met toepassing
van de daarvoor geschikte techniek in het aangewezen verzendgebied te versturen, en
om informatie te verstrekken over de aantallen bereikte eindgebruikers.
Hierbij horen de onderwerpen die nodig zijn om NL-Alertberichten te versturen en te
ontvangen:
-
a. de verplichting om berichten te verzenden;
-
b. de aanduiding van de partij die de aanbieders opdraagt een NL-Alertbericht te versturen;
-
c. de reikwijdte van de verplichting een NL-Alertbericht uit te zenden;
-
d. de toe te passen technische normen;
-
e. de rapportage- en evaluatieverplichtingen van de aanbieders ten behoeve van een goede
dienstverlening.
4. Inhoud regeling
4.1. Techniek
Sinds 8 november 2012 wordt NL-Alert landelijk gebruikt door de veiligheidsregio's.
Via een bedieningsterminal sturen de meldkamers van veiligheidsregio’s NL-Alertberichten.
Deze terminals staan in verbinding met een ICT-dienstverlener, die een zogenaamde
brokerrol vervult. Deze broker stuurt de berichten en betreffende distributiegebieden
naar de aanbieders. Via de mobiele netwerken van deze aanbieders worden de NL-Alertberichten
vervolgens verspreid in de door de meldkamer geselecteerde gebieden. De techniek die
hiervoor gebruikt wordt is cell broadcast, ook wel SMS-CB genoemd. De techniek heeft
zich in de praktijk bewezen, en is al regelmatig ingezet.
Om cell broadcastberichten te ontvangen moet de telefoon van de gebruiker ingesteld
zijn op het juiste kanaal (4371 en 919), zich in het gebied bevinden van de zendmast
die het cell broadcastbericht verzendt, en aanstaan. Door de aanbieder verzonden NL-Alertberichten
worden door alle telefoons binnen het verzendgebied die contact maken met de zendmast
van de aanbieder ontvangen, ongeacht of de eindgebruiker abonnee is bij de betreffende
aanbieder. Doordat een bericht verzonden wordt uit vooraf geselecteerde zendmasten,
is het mogelijk informatie te verschaffen op regionaal niveau. De technische specificaties
van cell broadcast zijn uitgewerkt in de normen ETSI TS 123 041 en ETSI 123 401. Vanaf
eind 2015 is het mogelijk om via alle 2G-, 3G-netwerken van de Nederlandse providers
NL-Alertberichten te ontvangen, en sinds 2016 geldt dit ook voor de 4G-netwerken.
Voor de komende jaren is de cell broadcasttechniek toekomstbestendig. Ook met de opkomst
van 5G blijft cell broadcast een bestendige techniek. Wel kan het zijn dat telecompartijen
investeringen moeten blijven doen om te zorgen dat het NL-Alertsysteem goed blijft
werken. Bij nieuwe ontwikkelingen in de telecominfrastructuur dient gewaarborgd te
worden dat het NL-Alertbericht via cell broadcast aan burgers in het daartoe geselecteerde
gebied aangeboden kan worden.
Voor de goede werking van het systeem is het belangrijk dat de aanbieder ervoor zorgt
dat de door de broker aangeboden NL-Alertberichten te allen tijde onverwijld worden
verzonden in het aangewezen verzendgebied. De ontvangst van een NL-Alertbericht is
voor de eindgebruiker kosteloos.
Daarnaast is belangrijk dat de broker en de aanbieder zelf de systeemwijzigingen kunnen
testen zonder de dienstverlening te onderbreken en dat bij het regulier testen van
randapparatuur door de aanbieder, de ontvangst en verzending van NL-Alertberichten
worden meegenomen.
4.2. Continuïteit
De verplichting voor de aanbieders die NL-Alertberichten versturen om hun netwerken
in stand te houden en om de continuïteit van de dienstverlening ten behoeve van NL-Alertberichten
over deze netwerken te waarborgen volgt reeds uit de algemene verplichtingen die rusten
op die aanbieders op grond van hoofdstuk 11a, met name artikel 11a.1, eerste en tweede
lid, van de Telecommunicatiewet, alsmede op grond van het Besluit continuïteit openbare
elektronische communicatienetwerken en -diensten, in combinatie met de verplichtingen
op grond van de voorliggende regeling. Er is in zoverre geen behoefte (meer) aan afzonderlijke
verplichtingen om de systemen en netwerken voor zover die voor het verzenden van NL-Alertberichten
worden gebruikt tot stand te brengen en om die in stand te houden en de verzending
van deze berichten te garanderen. De specifiek hierop gerichte verplichtingen in het
Aanwijzingsbesluit 2014 kunnen daarom vervallen. Het schrappen van de specifieke verplichtingen
heeft geen gevolgen voor de maatregelen die aanbieders moeten nemen om de continuïteit
en kwaliteit van dienstverlening van NL-Alert te waarborgen. Met deze regeling is
geen aanscherping, maar ook geen afzwakking van de eisen ten aanzien van continuïteit
beoogd, beoogd wordt de continuïteit en kwaliteit te continueren. Een maatregel die
de aanbieders in dit verband bijvoorbeeld genomen hebben is het voorzien in een fallbackverbinding
naar de verschillende locaties van de broker aan de aanbieder.
5. Financiering
Ten tijde van de totstandkoming van het Aanwijzingsbesluit 2014 werden de netwerken
op basis van overeenkomsten tussen de aanbieders en het Ministerie van Justitie en
Veiligheid gereedgemaakt voor het verzenden van NL-Alertberichten. De daarvoor benodigde
investeringskosten werden gedragen door dat ministerie, omdat de aanbieders geen rekening
hadden kunnen houden met de nieuwe verplichtingen bij de oorspronkelijke inrichting
van hun netwerken en systemen.
Nu de netwerken van de betrokken aanbieders geschikt zijn gemaakt voor de verzending
van NL-Alertberichten, komen toekomstige kosten van de naleving van deze verplichtingen
vanaf 1 januari 2020 niet langer voor rekening van het Ministerie van Justitie en
Veiligheid. Indien nieuwe aanbieders van openbare mobiele elektronische communicatienetwerken
die geschikt zijn voor cell broadcasttechnologie (netwerken voor mobiel internet en
telefonie) op de markt komen, zijn zij verplicht hun netwerken vanaf het begin van
de dienstverlening geschikt te maken voor de verzending van NL-Alertberichten. De
kosten van de naleving van deze verplichtingen worden gedragen door de aanbieders,
die hiermee in hun bedrijfsplan, tariefstelling en bij de biedingen voor de vergunningen
voor het gebruik van frequentieruimte rekening kunnen houden.
6. Vervanging Besluit
Het Aanwijzingsbesluit 2014 legde op grond van de Telecommunicatiewet de verplichtingen
om NL-Alertberichten te distribueren op aan de aanbieders. Deze publiekrechtelijke
verplichting kwam in de plaats van afzonderlijke afspraken met de aanbieders. Het
was in veel opzichten een besluit in een overgangssituatie, waarin de verschillende
aanbieders in verschillende mate aan de verplichtingen voldeden. De bedoelde overgangssituatie
is voorbij. Om die reden komt het Aanwijzingsbesluit 2014 te vervallen. Het besluit
wordt vervangen door een ministeriële regeling, omdat de bepalingen algemeen verbindende
voorschriften zijn.
7. Toezicht
Het toezicht op de naleving door de aanbieders van de verplichtingen in deze regeling
wordt door Agentschap Telecom uitgevoerd. Daarbij worden de toezichtinstrumenten gehanteerd
die passen bij Hoofdstuk 15 van de Telecommunicatiewet.
8. Inhoudelijke nalevingskosten
Deze regeling brengt inhoudelijke nalevingskosten met zich mee voor de partijen die
er onder vallen. Deze kosten kunnen verschillen per onderhavige telecomaanbieder.
Het betreft de kosten die nodig zijn om te zorgen dat het netwerk in staat blijft
om NL-Alertberichten te verzenden.
In 2014 is het Aanwijzingsbesluit 2014 in werking getreden, waardoor de grote openbare
telecomaanbieders de verplichting kregen om NL-Alertberichten te verzenden. Tot die
tijd golden contractuele afspraken tussen de Minister van Veiligheid en Justitie en
de aanbieders, op grond waarvan de kosten die de aanbieders maakten voor NL-Alert
vergoed werden door de Minister van Veiligheid en Justitie. Hoewel de nalevingskosten
voor publiekrechtelijke verplichtingen in beginsel niet door de overheid vergoed worden,
is destijds besloten om de benodigde investerings- en beheerskosten nog enige tijd
te blijven vergoeden. Dit had te maken met de contractuele situatie tot die tijd,
in combinatie met de omstandigheid dat de publiekrechtelijke verplichting in werking
trad net nadat de vergunningen voor het gebruik van een groot deel van de frequenties
voor mobiele communicatie waren gekocht. Hierdoor was deze verplichting niet tijdig
bekend om mee te kunnen nemen in investeringsbeslissingen. De benodigde investeringskosten
verschilden per aanbieder.
Per 1 januari 2020, een jaar na ingang van de nieuwe regeling, komt een eind aan deze
vergoedingen. Met deze periode hebben de aanbieders, na inwerkingtreding van deze
regeling, nog een jaar om zich voor te bereiden op de overgang van de kosten. Het
systeem werkt goed. De netwerken zijn volledig gereed gemaakt en onderhouden voor
verzending van NL-Alert, en de aanbieders zijn hiervoor volledig gecompenseerd. De
aanbieders maken (reguliere) beheerskosten en zullen op een gegeven moment wel vervangingsinvesteringen
moeten doen die onder de nieuwe regeling niet vergoed zullen worden. Daarnaast kan
het zijn dat aanvullende investeringen nodig zijn om over te gaan op 5G. Deze investeringen
zullen onder de nieuwe regeling niet worden vergoed.
Van de aanbieders die onder de verplichtingen van deze regeling vallen behoort er
geen tot het MKB.
9. Regeldruk
In de regeling zijn beperkte rapportageverplichtingen opgenomen, zodat het Ministerie
van Justitie en Veiligheid kan toetsen of het systeem naar behoren werkt en NL-Alertberichten
goed verzonden zijn. Dit wordt gedaan door middel van een beperkte jaarlijkse rapportage.
In bijzondere gevallen kan ad hoc nadere informatie worden gevraagd. Dit komt enkele
keren per jaar voor, met name wanneer een aanbieder een verzendscore (ver) onder de
95% heeft bij de verzending van een NL-Alert. Daarnaast houdt Agentschap Telecom toezicht
op de continuïteit van het NL-Alertsysteem, als onderdeel van het toezicht op de continuïteit
van het netwerk in zijn geheel. Dit kan leiden tot informatieverzoeken van Agentschap
Telecom.
10. Consultatie
Een concept van deze regeling is geconsulteerd via internetconsultatie van 21 maart
2018 tot en met 25 april 2018 (https://www.internetconsultatie.nl/regelingnlalert). Er zijn vijf reacties ontvangen, waarvan één openbaar. Daarnaast is door de staatsecretaris
buiten de internetconsultatie nog één andere, vertrouwelijke, reactie ontvangen.
In de consultatie is bezwaar gemaakt tegen het stopzetten van de vergoedingen die
de aanbieders, eerst contractueel en daarna onder het Aanwijzingsbesluit, kregen voor
de voor NL-Alert benodigde investeringen en voor de exploitatiekosten. Over het besluit
om deze vergoedingen stop te zetten is naar aanleiding hiervan gesproken met de betrokken
aanbieders. Zij hebben daarbij nogmaals uiteen kunnen zetten wat hun bezwaren zijn
tegen het stopzetten van de vergoeding. Deze bezwaren zijn meegewogen bij de besluitvorming,
maar hebben niet geleid tot voortzetting van de vergoeding. Wel is ervoor gekozen
om pas een jaar na inwerkingtreding van de regeling te stoppen met de vergoedingen
en is de motivering van dit besluit, in onderdeel 8 van de toelichting, aangepast.
Daarnaast wordt in de consultatiereacties aandacht gevraagd voor het besluit van de
Minister van Justitie en Veiligheid om het Waarschuwings- en Alarmeringssysteem (de
sirenes, hierna: het WAS) per 1 januari 2020 af te schaffen. De alternatieven voor
het alerteren van burgers nemen daarmee in de ogen van de aanbieders af, waardoor
de afhankelijkheid van NL-Alert voor alertering toeneemt. Hierbij wordt er op gewezen
dat niet iedere burger NL-Alertberichten ontvangt. Er is echter een palet aan crisiscommunicatiemiddelen
beschikbaar, dat breder is dan enkel NL-Alert. Hiermee kan het bevoegd gezag per situatie
bekijken hoe de bevolking het best kan worden gealarmeerd en geïnformeerd. Onder dit
palet vallen naast NL-Alert onder andere ook internet, regionale calamiteitenzenders
en regionaal ontwikkelde middelen. Voortdurend kan het bevoegd gezag kijken op welke
wijze de burger het best gealarmeerd en geïnformeerd kan worden in geval van rampen
en crises. Deze regeling raakt daarnaast niet aan de kwaliteit van NL-Alert. De voorgenomen
uitfasering van het WAS staat volledig los van de totstandkoming van de regeling.
Naar aanleiding van de consultatiereacties is een verschrijving in het te gebruiken
kanaalnummer hersteld. Kanaalnummers die niet in de regeling zijn voorgeschreven,
maar daar wel voor zijn gereserveerd, kunnen worden vrijgegeven.
Naar aanleiding van de consultatiereacties wordt vastgehouden aan het reeds geldende
maximum van 20 te verzenden berichten, omdat het schrappen van dit maximum onbedoeld
tot een verscherping van de eisen voor NL-Alert zou hebben geleid.
In een van de reacties wordt gevraagd te verduidelijken hoe ver de verplichting strekt
in artikel 3, derde lid, waarin is bepaald dat de herhaalde ontvangst van berichten
door dezelfde gebruiker tot een minimum wordt beperkt. Dit voorschrift verplicht de
aanbieder om maatregelen te nemen om de herhaalde ontvangst van een bericht te beperken.
Dit kan de aanbieder doen door conform ETSI TS 123 041 het bericht te voorzien van
een uniek nummer. Hierbij wordt erkend dat herhaalde ontvangst ondanks deze maatregelen
niet volledig voorkomen kan worden.
In de consultatiereacties wordt ook ingegaan op de ruimte die de regeling geeft om
te kiezen tussen verschillende standaarden (ETSI of een ‘andere gelijkwaardige standaard’).
Deze ruimte werd reeds gegeven in het Aanwijzingsbesluit, en wordt behouden in de
regeling.
Onder het Aanwijzingsbesluit golden een aantal ontheffingen. Naar aanleiding van een
vraag in de consultatie is in de regeling uitdrukkelijk bepaald dat deze ontheffingen
worden voortgezet onder de regeling. Het betreft met name rapportageverplichtingen
waar vooralsnog met de huidige techniek niet aan voldaan kan worden.
In een van de reacties wordt gevraagd te verduidelijken of details die nu in het Aanwijzingsbesluit
staan en niet terugkomen in de regeling, niet meer van toepassing zullen zijn of dat
deze in nadere afspraken tussen de aanbieder en de broker worden opgenomen. De regeling
staat er niet aan in de weg om nadere afspraken te maken ter uitvoering van de verplichtingen
in de regeling, of bestaande afspraken voort te laten bestaan. Publiekrechtelijk zijn
de verplichtingen voor de aanbieder ten aanzien van NL-Alert beperkt tot hetgeen in
deze regeling staat en de continuïteitsverplichtingen die voortvloeien uit de Telecommunicatiewet.
Agentschap Telecom houdt toezicht op de naleving van die bepalingen. Mogelijke contractuele
afspraken zijn civielrechtelijk van aard: daar houdt Agentschap Telecom geen toezicht
op.
Tot slot werd gevraagd of NL-Alert ook over landsgrenzen en op de BES-eilanden beschikbaar
gesteld kan worden. De verplichting geldt alleen voor Nederland, buiten de landsgrenzen
hebben aanbieders niet de bevoegdheid om berichten te verzenden. Voor de BES-eilanden
wordt afzonderlijk met de eilandbesturen gekeken naar de beste wijze van alertering
die past bij de eilanden.
II Artikelen
Artikel 2
Eerste lid
In dit artikel is de algemene verplichting voor aanbieders van openbare mobiele elektronische
communicatienetwerken die geschikt zijn voor cell broadcasttechnologie opgenomen om
medewerking te verlenen aan een verzoek om een NL-Alertbericht in een bij het verzoek
aangewezen verzendgebied te versturen. De belangrijkste verplichting is dat een aangeboden
NL-Alertbericht wordt gedistribueerd (artikel 3). De aanbieder moet daarnaast, ter
uitvoering van deze verplichting, beschikken over de benodigde technische voorzieningen
(artikel 4).
De aanwijzing is gericht tot de (momenteel vier, indien de fusie wordt goedgekeurd
drie) aanbieders van openbare netwerken voor mobiele telefonie en internet. Vaste
of plaatsgebonden netwerken, zoals WiFi, vallen er niet onder, semafonie evenmin.
Tweede lid
Indien een aanbieder voorziet dat hij tijdelijk niet of niet geheel kan voldoen aan
een of meer van de verplichtingen, opgenomen in deze regeling, kan hij de Minister
verzoeken om een ontheffing van één of meer verplichtingen. De Minister van Economische
Zaken en Klimaat neemt, in overeenstemming met de Minister van Justitie en Veiligheid,
een besluit over dit verzoek.
Artikel 3
In dit artikel is de verplichting om een NL-Alertbericht te distribueren in een specifiek
verzendgebied opgenomen. De aanbieder verzendt het bericht ongewijzigd: hij kan er
van uitgaan dat berichten die op de brokerinterface worden aangeboden, als NL-Alertberichten
zijn geautoriseerd.
Artikel 4
Eerste lid
De kosteloze ontvangst geldt voor alle eindgebruikers in het verzendgebied, niet alleen
voor abonnees. Bij het distribueren van het bericht dient de aanbieder zo veel mogelijk
mobiele randapparaten die zich in het verzendgebied bevinden te bereiken. De aanbieder
distribueert het bericht derhalve niet slechts via de vaste en tijdelijke zendmasten
in het verzendgebied, maar tevens via masten die zich buiten het verzendgebied bevinden,
indien hiermee mobiele randapparaten in het verzendgebied kunnen worden bereikt. Ook
binnen zogenoemde in-house en in-company oplossingen zoals picocellen en femtocellen
dient het bericht te worden verzonden. Dit om te voorkomen dat eindgebruikers, in
geval zij gebruik maken van dergelijke infrastructuur, geen NL-Alertbericht ontvangen.
Derde lid
Het door derden gebruik laten maken van het Cell Broadcast Center kan invloed hebben
op het distribueren van een NL-Alertbericht of de effectiviteit van de distributie.
De aanbieders mogen derden alleen dan gebruik laten maken van het Cell Broadcast Center
als dit niet ten koste gaat van de dienstverlening en het bereik van NL-Alert. Dit
laatste zou bijvoorbeeld het geval kunnen zijn indien aanbieders derden gebruik laten
maken van Cell Broadcast Center op een manier die er toe leidt dat gebruikers de dienst
NL-Alert uitzetten, waardoor het bereik van de burgeralarmering via NL-Alert afneemt.
Artikelen 6, 7 en 8
De aanbieder stelt rapportages op zodat de Minister van Justitie en Veiligheid op
de hoogte is van de stand van zaken omtrent de dienstverlening van NL-Alert, en mogelijke
verbeterpunten kunnen worden overlegd. Zo stelt de aanbieder in de ad hoc rapportage
ten minste een grafische weergave op waarin wordt aangeven op welke plekken een bericht
is gedistribueerd, en op welke plekken dit had moeten gebeuren, maar geen distributie
tot stand is gekomen. De aanbieders en de broker gezamenlijk kunnen door middel van
een audit of een test controleren of de dienstverlening optimaal werkt.
De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, M.C.G. Keijzer