Besluit van de Minister van Economische Zaken van 27 november 2014, DGETM-TM/nr. 14191166, houdende aanwijzingen voor aanbieders van mobiele openbare telecommunicatienetwerken inzake de alarmeringsdienst NL-Alert (Besluit aanwijzingen aanbieders inzake alarmeringsdienst NL-Alert)

De Minister van Economische Zaken,

handelende in overeenstemming met de Minister van Veiligheid en Justitie;

Gelet op artikel 14.1, tweede lid, onderdeel a, van de Telecommunicatiewet;

Besluit:

Paragraaf 1 Definities

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder:

aanbieder:

aanbieder van een openbaar mobiel telecommunicatienetwerk;

actieve cel:

gebied dat bestreken wordt door een zendinstallatie voor elektronische communicatie die actief is op het moment van distributie van een bericht;

bericht:

een NL-Alert tekstbericht dat door middel van cell broadcast wordt gedistribueerd;

broker:

degene die door de Minister van Veiligheid en Justitie is aangewezen voor het faciliteren van het aanmaken van het bericht door de meldkamer en voor het aanbieden van het bericht aan de aanbieder;

brokerinterface:

punt waarop de broker een netwerkkoppeling maakt met het netwerk van de aanbieder;

Cell Broadcast Center:

het netwerkelement dat nodig is om cell broadcast diensten te kunnen leveren;

cell broadcast:

standaard volgens ETSI 123.041 of een andere gelijkwaardige standaard waarvan gebruik wordt gemaakt om de eindgebruiker in levens- en gezondheidsbedreigende situaties te waarschuwen door onverwijld en locatiespecifiek een bericht te versturen;

dienstverlening:

de door de aanbieder te verrichten diensten en te leveren prestaties als omschreven in dit besluit;

dienstverleningsovereenkomst:

een overeenkomst tussen de Minister van Veiligheid en Justitie en een aanbieder, waarin in aanvulling op dit besluit nadere afspraken over de dienstverlening kunnen worden overeengekomen.

ETSI TS 123 041:

de technische standaard van het European Telecommunications Standards Institute betreffende cell broadcast;

Minister:

de Minister van Economische Zaken;

netwerktechnologie:

door de aanbieder gebruikte technologie die door ETSI gestandaardiseerd is;

NL-Alert

:alarmeringsdienst die de eindgebruiker in een verzendgebied waarschuwt op zijn randapparaat, via cell broadcast technologie;

NL-Alert keten:

de keten vanaf het opstellen van een bericht tot en met de distributie door de aanbieder naar randapparaten in het verzendgebied;

prestatiepercentage aanbieder:

het quotiënt van het aantal, voor een afzonderlijke technologie geschikte, actieve cellen van de aanbieder in het verzendgebied dat binnen de periode, genoemd in artikel 3,een bericht heeft verzonden, gedeeld door het totaal aantal actieve cellen van die technologie dat op dat moment in het verzendgebied is geselecteerd;

randapparaat:

randapparaat als bedoeld in artikel 1.1, onderdeel jj, subonderdeel 1°, van de Telecommunicatiewet, dat voor telecommunicatiediensten gebruikt wordt;

verzendgebied:

het geografisch gebied waarbinnen een bericht wordt gedistribueerd.

Paragraaf 2 Functionele en technische eisen

Artikel 2

  • 1. Een aanbieder is verplicht medewerking te verlenen aan de verzending van berichten overeenkomstig dit besluit.

  • 2. Het eerste lid is niet van toepassing op aanbieders van een afzonderlijk netwerk of van een afzonderlijke netwerktechnologie, voor zover op dat netwerk of via die technologie gewoonlijk minder dan 25.000 eindgebruikers tegelijk actief zijn.

Artikel 3

De aanbieder distribueert een door de broker op de brokerinterface aangeboden bericht via cell broadcast in het verzendgebied binnen drie minuten na het moment waarop het bericht door de aanbieder is ontvangen.

Artikel 4

De aanbieder distribueert een bericht in het verzendgebied voor zover daar via zijn netwerk mobiele telecommunicatiediensten worden verwerkt.

Artikel 5

  • 1. Een bericht wordt gedistribueerd via cell broadcast conform standaard ETSI TS 123 041.

  • 2. De aanbieder voorziet een bericht conform ETSI TS 123 041 van een uniek nummer om de herhaalde ontvangst van een bericht door een eindgebruiker tot een minimum te beperken.

Artikel 6

De aanbieder distribueert een bericht parallel via al zijn netwerktechnologieën die cell broadcast kunnen ondersteunen met gebruikmaking van alle voor het verzendgebied benodigde zendinstallaties.

Artikel 7

  • 1. De aanbieder ontwerpt de als gevolg van dit Besluit te realiseren infrastructuur zodanig dat de op basis van deze infrastructuur te leveren diensten tenminste 99,9% van elke kalendermaand functioneel beschikbaar zijn. De dienstverlening is op meerdere locaties beschikbaar en de als gevolg van dit besluit te realiseren infrastructuur is voorzien van een noodstroomvoorziening die tenminste 24 uur stroomuitval kan opvangen.

  • 2. De aanbieder monitort de werking van de gehele dienstverlening periodiek op de beschikbare netwerken. Door de aanbieder geconstateerde storingen worden gemeld aan de Minister van Veiligheid en Justitie, en worden opgelost, conform nadere afspraken in de dienstverleningsovereenkomst

Artikel 8

De aanbieder volgt de instructies van de broker inzake het herhalen of afbreken van de distributie van een bericht.

Artikel 9

  • 1. De aanbieder distribueert een door de broker aangeboden bericht, ongeacht vorm en inhoud, zonder hierin wijzigingen aan te brengen.

  • 2. De aanbieder zorgt ervoor dat het versturen van ongeautoriseerde berichten via NL-Alert wordt voorkomen.

Artikel 10

De aanbieder configureert de dienstverlening in relatie tot overige verkeersstromen dusdanig dat de distributie van een bericht gegarandeerd is.

Artikel 11

De aanbieder is in staat 20 gelijktijdig aangeboden cell broadcast berichten te verwerken.

Artikel 12

Berichten worden via de in ETSI TS 123 041 genoemde cell broadcast kanalen gedistribueerd alsmede via cell broadcast kanaal 919.

Artikel 13

De aanbieder zorgt ervoor dat het ontvangen van berichten voor de eindgebruiker geheel kosteloos is.

Artikel 14

De aanbieder verwerkt wijzingen in de netwerkconfiguratie die impact hebben op het verzendgebied binnen 24 uur in het Cell Broadcast Center.

Artikel 15

  • 1. Het door de aanbieder gebruik laten maken van het Cell Broadcast Center door derden is toegestaan, mits dit niet ten koste gaat van de dienstverlening.

  • 2. De aanbieder bevordert dat de derden, die gebruik maken van het Cell Broadcast Center van zijn netwerk, een zodanig gebruik maken van cell broadcasting dat eindgebruikers van het netwerk cell broadcasting op hun randapparaat geactiveerd houden.

Paragraaf 3 Eisen met betrekking tot continuïteit

Artikel 16

  • 1. De verschillende locaties van aanbieder worden door de aanbieder via een elektronisch communicatie netwerk gekoppeld aan de geografisch gescheiden locaties van de broker.

  • 2. De koppeling bestaat uit twee verschillende verbindingen, waarvan er een bestaat uit het elektronisch mobiel communicatienetwerk van de aanbieder.

Paragraaf 4 Eisen met betrekking tot informeren

Artikel 17

De aanbieder verstrekt een beschrijving van zijn brokerinterface aan de Minister van Veiligheid en Justitie.

Paragraaf 5 Eisen met betrekking tot controle

Artikel 18

  • 1. De aanbieder berekent per kalendermaand per technologie het prestatiepercentage over alle in een maand gedistribueerde berichten.

  • 2. De Minister van Veiligheid en Justitie kan het prestatiepercentage opvragen bij de aanbieder.

  • 3. Het in het eerste lid bedoelde prestatiepercentage bedraagt ten minste 95 procent.

Artikel 19

De aanbieder verstrekt per bericht en per netwerktechnologie drie minuten na het distribueren van een bericht een rapportage aan de broker waarin staat:

  • a) naar hoeveel actieve cellen het verzendgebied is vertaald, en

  • b) hoeveel van deze actieve cellen het bericht in ten hoogste drie minuten na verzending hebben verstuurd.

Artikel 20

  • 1. De Minister van Veiligheid en Justitie kan ten hoogste 5 keer per jaar over een verstuurd bericht een ad-hoc rapportage opvragen, die de aanbieder ten hoogste 5 werkdagen na het distribueren van het bericht beschikbaar stelt.

  • 2. De in het eerste lid bedoelde ad-hoc rapportage bevat ten minste:

    • a) een grafische weergave van het verzendgebied waarin is aangegeven op welke plekken een bericht is gedistribueerd en waar de distributie niet tot stand is gekomen, en

    • b) een evaluatie.

Artikel 21

  • 1. De aanbieder stelt per kalenderjaar een rapportage op over de dienstverlening en verstrekt deze aan de Minister en de Minister van Veiligheid en Justitie.

  • 2. De in het eerste lid genoemde rapportage bevat ten minste:

    • a) het gemiddelde prestatiepercentage in dat jaar;

    • b) bevindingen uit het testen van toestellen;

    • c) geaggregeerde feedback van klanten;

    • d) een jaarevaluatie en verbeterplan;

    • e) het gebruik van het Cell Broadcast Center door derden, en

    • f) aanbevelingen.

Artikel 22

  • 1. De Minister van Veiligheid en Justitie kan eenmaal per jaar een audit op de dienstverlening uitvoeren op locatie van de aanbieder ten aanzien van:

    • a) de infrastructuur, organisatie en ondersteunende processen met betrekking tot het versturen van een bericht;

    • b) de configuratie van de dienstverlening, en

    • c) de beveiliging van de dienstverlening.

  • 2. De aanbieder verleent zijn medewerking aan de in het eerste lid bedoelde audit.

Artikel 23

  • 1. De aanbieder zorgt ervoor dat aanbieder en broker systeemwijzigingen kunnen testen zonder de dienstverlening te onderbreken.

  • 2. De aanbieder zorgt ervoor dat, bij het regulier testen van randapparatuur door de aanbieder, de ontvangst van NL-Alert wordt meegenomen.

Artikel 24

De aanbieder verleent zijn medewerking aan het monitoren van de dienstverlening, waarbij door de broker een maal per 10 minuten een signaal over de beschikbare netwerken wordt verstuurd, en beperkt daarbij de overlast voor de eindgebruikers tot een minimum.

Paragraaf 6 Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 25

In afwijking van artikel 6 voldoen aanbieders die reeds beschikken over LTE-technologie, maar waarbij het netwerk nog niet geschikt is gemaakt voor het versturen van berichten, uiterlijk een jaar na het tijdstip van inwerkingtreding van deze aanwijzing aan de verplichting een bericht mede via LTE-technologie uit te sturen.

Artikel 26

Op verzoek van de aanbieder kan de Minister of de Minister van Veiligheid en Justitie toestaan dat de aanbieder tijdelijk niet aan een of meer verplichtingen van dit besluit voldoet.

Artikel 27

De Minister van Veiligheid en Justitie sluit zo nodig met een afzonderlijke aanbieder een dienstverleningsovereenkomst.

Artikel 28

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.

Artikel 29

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit aanwijzingen aanbieders inzake alarmeringsdienst NL-Alert.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

‘s-Gravenhage, 27 november 2014

De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp

Dit besluit is voorbereid met toepassing van Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht. Een belanghebbende die zich niet met dit besluit kan verenigen, kan binnen zes weken na de dag waarop dit besluit is bekendgemaakt beroep instellen. Geen beroep kan worden ingesteld door een belanghebbende aan wie redelijkerwijs kan worden verweten dat hij geen zienswijze over het ontwerp van onderhavig besluit heeft ingediend. Het beroepschrift moet worden gericht aan de rechtbank te Rotterdam.

TOELICHTING

I Algemeen

1.1 NL Alert-berichten

NL-Alert is een alarmeringsdienst waarmee de overheid via een tekstbericht op mobiele telefoons gerichte informatie en advies geeft aan mensen in de directe omgeving van een (dreigende) noodsituatie. In dit besluit worden eisen gesteld aan de aanbieders van openbare telecommunicatienetwerken (verder: aanbieders), die een onmisbare schakel zijn in de NL-Alert keten, omdat de mogelijkheid om via cell broadcasting een bericht te versturen naar alle in een verzendgebied aanwezige en actieve mobiele randapparaten een technische voorziening is van het netwerk, en geen afzonderlijke dienst van een aanbieder van telecommunicatiediensten. Voorheen waren de betrekkingen ten aanzien van de NL-Alert dienstverlening vastgelegd door middel van contractuele afspraken tussen het Ministerie van Veiligheid en Justitie en de aanbieders. Met dit besluit worden de afspraken geharmoniseerd en worden aan alle aanbieders van openbare mobiele telecommunicatienetwerken voor onbepaalde tijd gelijkluidende eisen opgelegd. Op deze manier wordt met betrekking tot de aanbieders beoogd de distributie van NL-Alert berichten zo volledig mogelijk te waarborgen.

De aanbieders zijn één van de schakels in de NL-Alert keten. Deze keten kan van begin tot eind worden onderverdeeld in de volgende schakels: de meldkamer van de veiligheidsregio, de broker, de aanbieders, en de gebruikers van mobiele randapparaten. De meldkamer van een veiligheidsregio initieert een NL-Alert bericht. De meldkamer maakt dit bericht aan in het systeem van de broker. De broker zorgt er vervolgens voor dat de aanbieders het NL-Alert bericht correct krijgen aangeboden op de broker interface. Het aangeboden bericht bestaat voornamelijk uit een berichttekst en een geografisch gebied, omschreven door middel van coördinaten. De aanbieders vertalen dat gebied dusdanig, dat zendmasten die de cellen van het mobiele netwerk die dat gebied dekken worden geactiveerd om de berichttekst uit te zenden. Deze vertaalslag wordt gemaakt door het Cell Broadcast Center.

Het besluit is ingedeeld in paragrafen. Hierin zijn respectievelijk de volgende eisen aan de dienstverlening opgenomen: functionele en technische eisen, eisen met betrekking tot de continuïteit, eisen met betrekking tot informeren, en eisen met betrekking tot controle. Daarnaast zal de Minister van Veiligheid en Justitie aparte dienstverleningsovereenkomsten sluiten met de afzonderlijke aanbieders om de detailafspraken vast te leggen.

1.2 Ingediende zienswijzen

Naar aanleiding van zienswijzen van partijen, welke zienswijzen vaak een vertrouwelijk karakter hadden, is de tekst aangepast. Hierna volgt een opsomming van de artikelen en onderwerpen die zijn aangepast. Veel zienswijzen betroffen de vergoeding die aanbieders ontvangen van het Ministerie van Veiligheid en Justitie voor de aanpassingen die zij tot op heden aan het netwerk hebben moeten maken en het onderhoud en de bediening ervan ten behoeve van de verspreiding van NL Alert berichten. De regeling van de vergoeding valt buiten deze aanwijzing. Het is echter duidelijk voor aanbieders dat zij bij de aanschaf en ingebruikneming van een netwerk of een technologie steeds in gedachten houden dat dat netwerk en die technologie dan geschikt moeten zijn om door middel van cell broadcasting NL Alert berichten te verspreiden.

  • De begripsomschrijving van aanbieder in artikel 1.1 is niet aangepast. De toelichting daarbij wel, om duidelijk te maken dat de aanbieders van openbare telecommunicatienetwerken die, wellicht naast andere functionaliteiten, in elk geval communicatie met mobiele randapparaten mogelijk maken, de verplichtingen uit deze aanwijzing moeten nakomen.

  • De begripsomschrijving van actieve cel is geconcretiseerd.

  • De begripsomschrijving van cell broadcast is aangepast. Aangesloten is bij ETSI TS 123.041., die overigens gelijkwaardig is aan de eerder gebruikte 3GPP standaard 23.041.

  • De begripsbepaling van prestatiequotiënt is verbeterd.

  • Aan artikel 2 is een tweede lid toegevoegd om te bewerkstelligen dat aanbieders van openbare mobiele telecommunicatienetwerken die in het hele netwerk, of met een nieuwe technologie, niet meer dan 25.000 gebruikers bedienen, in zoverre niet verplicht zijn de regels van deze aanwijzing uit te voeren; hierdoor wordt de ontwikkeling van een nieuwe technologie of de uitrol van een nieuw netwerk niet belemmerd. Opgemerkt wordt dat variaties binnen een technologie, niet als afzonderlijke technologie worden aangemerkt.

  • De beschikbaarheid van de dienst is in artikel 7 (nieuw) opnieuw geformuleerd.

  • Het in artikel 11 genoemde aantal tegelijk aangeboden en te verwerken berichten is teruggebracht van 50 naar 20.

  • De kosteloze ontvangst geldt voor alle eindgebruikers in het verzendgebied, niet alleen voor abonnees. Dit is in artikel 13 aangepast opgenomen.

  • Voor de eisen met betrekking tot de continuïteit is nauwer aangesloten bij de reeds van toepassing zijnde regels en afspraken ter uitvoering van hoofdstuk 14a van de Telecommunicatiewet.

1.3 Toezicht

Het toezicht op de naleving van de verplichtingen in dit besluit wordt door Agentschap Telecom uitgevoerd op basis van de Telecommunicatiewet. Daarbij worden de toezichtsinstrumenten gehanteerd die passen bij Hoofdstuk 11a van die wet. Daarnaast houdt de Minister van Veiligheid en Justitie toezicht op de nakoming van de in de dienstverleningsovereenkomst gemaakte nadere afspraken.

1.4 Uitvoerings- en handhavingstoets

Het Agentschap Telecom heeft laten weten op basis van de tekst van het concept-besluit geen adequaat toezicht te kunnen houden. Daarom is in overleg met het Agentschap Telecom besloten dat de aanwijzing na één jaar geëvalueerd wordt, om te bepalen welke aanpassingen wenselijk zijn. Vervolgens wordt de gewijzigde aanwijzing door Agentschap Telecom aan een UHT onderworpen.

1.5 Regeldruk

De verplichtingen die met dit wetsvoorstel worden geïntroduceerd brengen regeldrukkosten met zich mee. Het betreft inhoudelijke nalevingskosten en administratieve lasten.

Inhoudelijke nalevingskosten

De aanbieders van huidige openbare mobiele telecommunicatienetwerken zullen op grond van de nieuwe verplichtingen in dit Besluit kosten moeten maken om organisatorische en technische voorzieningen te treffen om de netwerken zo aan te passen dat NL-Alert berichten worden doorgegeven volgens de kwaliteitseisen in het Besluit.

Voor de investeringen in de bestaande mobiele telecommunicatienetwerken zijn de aanbieders in voorgaande jaren geheel gecompenseerd door het Ministerie van Veiligheid en Justitie. Voor de netwerken die op dit moment in de markt gezet worden, worden de aanbieders ook door het Ministerie van Veiligheid en Justitie volledig gecompenseerd.

De jaarlijkse exploitatiekosten van de getroffen voorzieningen voor de huidige netwerken en de op de markt komende netwerken worden eveneens door het Ministerie van Veiligheid en Justitie volledig aan de aanbieders vergoed. Daarom worden de investeringskosten en exploitatiekosten van de bestaande mobiele telecommunicatienetwerken en de op de markt komende netwerken niet als regeldruk geteld. Bij toekomstige vergunningverleningen voor mobiele communicatie is compensatie wel voor exploitatiekosten van toepassing, maar niet voor investeringskosten. Op basis van het Besluit dienen partijen die van plan zijn mee te dingen naar een vergunning, de kosten van doorgifte van NL Alert mee te nemen bij de begroting van de investeringen voor de beoogde nieuwe vergunning. Deze investeringskosten voor doorgifte van NL-alert bij nieuwe netwerken zullen wél meegeteld moeten worden als regeldruk.

Het is onvoorspelbaar hoe vaak en op welke momenten in de toekomst deze vergunningverleningen zullen plaatsvinden en hoeveel partijen op deze momenten een vergunning zullen verkrijgen. Op basis van de investeringen voor doorgifte van NL-Alert berichten bij de bestaande en nu op de markt komende netwerken is de schatting dat de investeringskosten tussen de € 1.000.000 en € 2.500.000 per aanbieder bedragen afhankelijk van type, omvang en inrichting van het toekomstige telecommunicatienetwerk van die aanbieder.

Voor toekomstige vergunningverleningen kan niet meer dan een hypothetische schatting gemaakt worden van de inhoudelijker nalevingskosten voor zover het de investeringskosten betreft.

Als voorbeeld wordt genomen dat één maal per vijf jaar een vergunningverlening voor mobiele communicatie plaatsvindt, waarbij drie nieuwe partijen een vergunning verkrijgen en een nieuw netwerk zullen moeten inrichten. Uitgaande van de investeringskosten van bestaande en nu op de markt komende netwerken die variëren van € 1.000.000 tot € 2.500.000 per aanbieder kunnen de volgende hypothetische investeringskosten geschat worden: voor drie aanbieders zijn de kosten € 3.000.000 tot € 7.500.000 per periode van vijf jaar wat omgerekend per jaar € 600.000 tot € 1.500.000 bedraagt. Echter, nieuwe technologieën en de eventuele toepasbaarheid van huidige netwerkcomponenten kunnen de toekomstige investeringskosten aanzienlijk verminderen.

Administratieve lasten.

Er is een drietal rapportageplichten van toepassing.

Allereerst dient de aanbieder volgens artikel 19 per verstuurd NL-Alert bericht een zeer korte cijfermatige statistische rapportage op te stellen m.b.t. de verspreiding van het bericht over het verzendgebied.

Op basis van deze rapportages bepaalt de aanbieder volgens artikel 18 tevens maandelijks een prestatie-indicator over alle in de voorgaande maand verstuurde NL-Alert berichten. Deze indicator dient de aanbieder op verzoek van de Minister van Veiligheid en Justitie toe te zenden.

Deze beide rapportages zullen grotendeels geautomatiseerd plaatsvinden. Aangezien het uiteraard onvoorspelbaar is hoeveel NL-Alert berichten per jaar verstuurd zullen worden, evenmin als de locatie en grootte van de verzendgebieden, is een goede inschatting van de lasten onmogelijk.

Tenslotte dient de aanbieder volgens artikel 21 jaarlijks uitgebreider over de NL-Alert dienstverlening te rapporteren. Omdat dit deels ook een kwalitatieve rapportage is vergt deze meer tijd.

De aanbieders van openbare mobiele telecommunicatienetwerken zullen op grond van de nieuwe verplichtingen in dit Besluit kosten moeten maken om de rapportages te leveren.

Als rekenvoorbeeld wordt uitgegaan van 5 NL-Alert berichten per maand. Dit betekent per maand 5 cijfermatige rapportages en een maandrapportage met een prestatie-indicator, welke per maand naar schatting in totaal 4 uur arbeidstijd zullen vergen gezien de weinige te rapporteren cijfers die bovendien grotendeels automatisch verzameld en verzonden zullen worden. Dit rekenvoorbeeld betekent op jaarbasis 48 uur arbeidstijd à € 35 per uur, oftewel € 1.680. Er van uitgaande dat de verplichting geldt voor 10 aanbieders zou dit voor 5 NL-Alert berichten per maand totaal € 16.800 jaarlijks betekenen.

Tenslotte dient de aanbieder jaarlijks uitgebreider over de NL-Alert dienst verlening te rapporteren. Omdat dit deels ook een kwalitatieve rapportage is vergt deze meer tijd. Geschat wordt dat voor het opstellen van deze jaarrapportage 4 dagen nodig is. Wat uitgaande van 10 aanbieders op jaarbasis 4 x 8 x 10 = 320 uur bedraagt, oftewel 320 x € 35 = € 11.200.

De totale jaarlijkse kosten van de drie rapportageplichten voor 5 aanbieders in geval van 5 NL-Alert berichten per maand is € 16.800 + € 11.200 = € 28.000.

De aanbieders worden hiervoor door het Ministerie van Veiligheid en Justitie volledig gecompenseerd. De lasten tellen daardoor niet mee in de regeldrukeffecten.

Lasten voor het MKB

Van de telecomaanbieders die onder de verplichting zullen vallen behoort er geen tot het MKB.

1.6 Notificatie

Lidstaten van de Europese Unie moeten op grond van het Europese Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie het vrije verkeer in de Unie waarborgen. Nu Nederland (technische) eisen stelt aan de dienstverlening van aanbieders van openbare mobiele telecommunicatienetwerken in Nederland wordt het vrije verkeer potentieel belemmerd. De eisen in het besluit vormen technische voorschriften in de zin van richtlijn (EG) nr. 98/34/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 22 juni 1998 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij (PbEG L 204) alsmede eisen waarbij notificatie verplicht is onder richtlijn (EG) nr. 2006/123/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 12 december 2006 betreffende diensten op de interne markt (PbEG L 376/36). De eisen zijn te rechtvaardigen uit het oogpunt van openbare orde, openbare veiligheid, en volksgezondheid.

Het ontwerpbesluit is op 15 augustus 2014 gemeld aan de Commissie van de Europese Unie ter voldoening aan artikel 8, eerste lid, van richtlijn (EG) nr. 98/34/EG alsmede ter voldoening aan artikel 15, zevende lid, van richtlijn (EG) 2006/123/EG (notificatienummer 2014-0346-NL).

De wijzigingen van deze aanwijzing naar aanleiding van de consultatie zijn redactionele en juridisch-technische verbeteringen en preciseringen, die geen wezenlijke invloed hebben op de verplichtingen van de aanbieders zoals die genotificeerd zijn.

II Artikelen

Artikel 1

De aanwijzing is gericht tot aanbieders van openbare mobiele telecommunicatienetwerken, waarmee in elk geval worden bedoeld de elektronische communicatienetwerken die, eventueel naast andere toepassingen, draadloze communicatie mogelijk maken met mobiele randapparaten zoals mobiele telefoons, echter niet met gebruikmaking van een vaste verbinding of op een vaste plaats. De NL-Alert berichten moeten immers door de personen die zich in een verzendgebied bevinden, al is dat maar tijdelijk, worden ontvangen, onafhankelijk van de plek binnen het verzendgebied waar zij zich bevinden. Vaste of plaatsgebonden netwerken, zoals WiFi, vallen er dus niet onder.

Artikel 2

Van de toepassing van deze aanwijzing zijn de aanbieders van netwerken, die gewoonlijk aan minder dan 25.000 eindgebruikers diensten verlenen, uitgezonderd. Hierdoor wordt de introductie van een nieuwe technologie of de ingebruikneming van een nieuw telecommunicatienetwerk niet belemmerd.

Daarnaast wordt voorkomen, enerzijds dat de aanwijzing moet worden toegepast door aanbieders als het aantal gebruikers bij wijze van uitzondering, even boven de 25.000 gebruikers komt, en anderzijds niet wordt toegepast als het aantal gebruikers normaal veel groter is dan 25.000, maar tijdelijk even onder de 25.000 komt, is de omschrijving gekozen dat er op het netwerk of via de technologie gewoonlijk meer dan 25.000 gebruikers actief zijn.

Artikelen 3 en 4

Bij het distribueren van het bericht dient de aanbieder zoveel mogelijk mobiele randapparaten die zich in het verzendgebied bevinden te bereiken. De aanbieder distribueert het bericht derhalve niet slechts via de vaste en tijdelijke zendmasten in het verzendgebied, maar tevens via masten die zich buiten het verzendgebied bevinden, indien hiermee mobiele randapparaten in het verzendgebied kunnen worden bereikt. Ook binnen zogenoemde in-house en in-company oplossingen zoals picocellen en femtocellen dient het bericht te worden verzonden. Dit om te voorkomen dat eindgebruikers, in geval zij gebruik maken van dergelijke infrastructuur, geen NL-Alert bericht ontvangen.

Artikel 5

In het artikel wordt verwezen naar ETSI standaard ETSI TS 123 041, waarin eisen worden gesteld aan de technische realisatie van het verlenen van diensten via cell broadcast. Deze standaard is voor eenieder kosteloos te achterhalen op de website van ETSI. De standaard ETSI TS 123 041, die in samenwerking met 3GPP tot stand is gekomen, kent verschillende uitgaven en versies. Om te voldoen aan de bepalingen uit de aanwijzing dient aan de standaard te worden voldaan. Hierbij is niet van belang welke uitgave of versie wordt gevolgd; hieraan kan door de aanbieder zelf invulling worden gegeven, mits de eisen genoemd in dit besluit gedekt worden.

Artikel 6

In artikel 6 is bepaald dat de aanbieder een bericht parallel via al zijn netwerktechnologieën uitstuurt. In de huidige situatie zijn GSM technologie en UMTS technologie beschikbaar, en wordt LTE-technologie voor commerciële toepassing geschikt gemaakt. Technologieën die genoemde netwerktechnologieën op den duur zullen opvolgen, vallen direct onder de bepaling in het besluit. In artikel 25 is een overgangsbepaling opgenomen voor LTE-technologie, omdat in enkele gevallen het netwerk reeds beschikbaar is, maar nog niet geschikt is gemaakt voor het versturen van NL-Alert berichten. Het bericht moet door middel van alle zendinstallaties, die voor een goede dekking van het verzendgebied nodig zijn, worden gedistribueerd. Daaronder vallen, zoals hierboven in de toelichting bij de artikelen 2,3 en 4 is gezegd, ook de picocellen en femtocellen binnen het verzendgebied. Het doel van de overheid is om zo alle eindgebruikers binnen het verzendgebied te kunnen bereiken met een NL-Alert bericht.

Artikel 7 tot en met 14

In deze artikelen zijn functionele eisen opgenomen met betrekking tot de configuratie van de dienstverlening, en de authenticiteit van de berichten. De aanbieder spant zich er daarnaast voor in dat:

  • mobiele randapparaten in het verzendgebied het bericht kunnen ontvangen;

  • het versturen van ongeautoriseerde berichten via NL-Alert wordt voorkomen, en

  • een bericht onverwijld op mobiele randapparaten wordt weergegeven.

De norm van 20 berichten, die in artikel 11 is opgenomen, is berekend op basis van het tegelijkertijd aanbieden van één bericht vanuit 10 regio’s. (kanalen 919 en 4371).

De aanbieder kan er van uitgaan dat berichten die op de brokerinterface worden aangeboden, als NL-Alert berichten zijn geautoriseerd. De aanbieder zorgt ervoor dat er binnen zijn domein passende veiligheidsmaatregelen bestaan die voorkomen dat er op enigerlei andere wijze distributie van NL-Alert berichten mogelijk is, en gaat daarmee misbruik tegen.

Artikel 11

Onder het verwerken van berichten wordt ook het distribueren verstaan.

Artikel 15

Het door derden gebruik laten maken van het Cell Broadcast Center kan invloed hebben op het distribueren van een NL-Alert bericht of de effectiviteit van de distributie. De aanbieders mogen derden alleen dan gebruik laten maken van het Cell Broadcast Center als dit niet ten koste gaat van de dienstverlening en het bereik van NL-Alert. Dit laatste zou bijvoorbeeld het geval kunnen zijn indien aanbieders derden gebruik laten maken van Cell Broadcast Center op een manier die er toe leidt dat gebruikers de dienst NL-Alert uitzetten, waardoor het bereik van de burgeralarmering via NL-Alert afneemt. De aanbieder moet dit zoveel mogelijk tegengaan.

Artikel 16

Het is belangrijk dat het distribueren van een bericht in elke omstandigheid wordt gecontinueerd, en niet in gevaar komt indien de locatie van de aanbieder getroffen wordt door bijvoorbeeld brand, wateroverlast, of een stroomstoring. In het besluit is derhalve de verplichting opgenomen te beschikken over een locatie waarnaar uitgeweken kan worden, waarbij zowel de primaire locatie als de uitwijklocatie aan bepaalde voorwaarden moeten voldoen. Tevens moet het contact met de broker bestendig zijn.

Artikelen 18 tot en met 24

De aanbieder stelt rapportages op zodat de Minister van Veiligheid en Justitie op de hoogte is van de stand van zaken omtrent de dienstverlening van NL-Alert, en mogelijke verbeterpunten kunnen worden overlegd. Zo stelt de aanbieder in de ad hoc rapportage ten minste een grafische weergave op waarin wordt aangeven op welke plekken een bericht is gedistribueerd, en op welke plekken dit had moeten gebeuren, maar geen distributie tot stand is gekomen. Via audit en testen wordt gecontroleerd of de dienstverlening optimaal werkt.

De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp

Naar boven