Beleidsregel van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, van 30 oktober 2018, nr. IENW/BSK–2018/176078, over boordvoorzieningen in het kader van de Subsidieregeling riolering woonboten 2018–2020

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,

Gelet op artikel 5, tweede lid, van de Subsidieregeling riolering woonboten 2018-2020 en artikel 4:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht;

BESLUIT:

HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1. Begripsbepaling

In deze beleidsregel wordt verstaan onder:

afvalwater:

afvalwater van woongebieden en diensten, dat overwegend afkomstig is van de menselijke stofwisseling en van huishoudelijke werkzaamheden;

binnenhuisriolering:

voorziening aan boord van woonboten ter transport van afvalwater tussen verschillende onderdelen van de boordvoorziening;

boordvoorziening:

voorziening aan boord van woonboten, die in combinatie met een walslang bestemd is voor het opvangen, verzamelen, behandelen, afvoeren en lozen van huishoudelijk afvalwater op het openbaar riool, op een IBA ofwel, na behandeling, op het oppervlaktewater;

deugdelijke boordvoorziening:

een boordvoorziening die voldoet aan de eisen, genoemd in hoofdstuk 2 van deze beleidsregel;

IBA:

door de waterkwaliteitsbeheerder toegelaten individuele behandeleenheid voor afvalwater waarop het huishoudelijk afvalwater wordt geloosd, die al dan niet geïntegreerd is in de boordvoorziening;

lozen:

het brengen van:

  • afvalwater of andere afvalstoffen, verontreinigende of schadelijke stoffen in een oppervlaktewaterlichaam;

  • afvalwater of overige vloeistoffen op of in de bodem;

  • afvalwater of andere afvalstoffen in een openbaar hemelwaterstelsel, openbaar ontwateringsstelsel, openbaar vuilwaterriool of andere voorziening voor de inzameling en het transport van afvalwater; of

  • afvalwater of andere afvalstoffen met behulp van een werk niet zijnde een voorziening voor de inzameling en het transport van afvalwater op een zuiveringstechnisch werk;

lozingstoestel:

apparaat of voorziening waarvan huishoudelijk afvalwater afkomstig is;

nood(overstort)afvoer:

afvoer bestemd voor het enkel gedurende een calamiteit afvoeren van ongezuiverd afvalwater;

ontvangstreservoir:

reservoir waarin het afvalwater wordt verzameld alvorens het via de pompinstallatie wordt afgevoerd;

openbaar riool:

voorziening voor de inzameling en het transport van stedelijk afvalwater, in beheer bij een gemeente of een rechtspersoon die door een gemeente met het beheer is belast;

persleiding:

afvoerslang die vanaf de pompinstallatie via de wanddoorvoer tot de buitenzijde van de woonboot loopt;

pompinstallatie:

pompunit met toebehoren die onderdeel uitmaakt van een boordvoorziening en bestemd is voor het verpompen van huishoudelijk afvalwater;

schouwrapport:

door de installateur opgesteld rapport waaruit blijkt welke boordvoorziening is geïnstalleerd, uit welke subsidiabele onderdelen deze bestaat en waarin door hem wordt verklaard dat de boordvoorziening voldoet aan de eisen, genoemd in hoofdstuk 2 van deze beleidsregel;

subsidieregeling:

Subsidieregeling riolering woonboten 2018–2020;

walaansluiting:

aansluitpunt op de wal dat woonboten door middel van het aankoppelen van de walslang aansluiting geeft op het openbaar riool of een IBA;

walslang:

koppelbare flexibele slang bestaande uit een binnenslang, een isolatielaag met thermolint en een buitenslang of een slang, waarin het thermolint is verwerkt, die bestemd is voor het transport van huishoudelijk afvalwater en de verbinding vormt tussen de boordvoorziening en de walaansluiting;

wanddoorvoer:

doorvoer door een interne of externe scheepswand;

waterkwaliteitsbeheerder:

bestuursorgaan dat overeenkomstig artikel 6.17 van de Waterwet bevoegd is of zou zijn een vergunning te verlenen;

woonboot:

vaartuig of ander drijvend object dat hoofdzakelijk wordt gebruikt als of is bestemd voor woonverblijf en dat uit hoofde van zijn feitelijke bestemming plaatsgebonden is;

zuivering technisch werk:

werk voor het zuiveren van stedelijk afvalwater, in beheer bij een waterschap of gemeente of in exploitatie bij een rechtspersoon die door het bestuur van een waterschap of een gemeente met de zuivering van stedelijk afvalwater is belast.

Artikel 2. Doel

Een boordvoorziening dient te voldoen aan de eisen, genoemd in hoofdstuk 2 van deze beleidsregel, om te kwalificeren als een deugdelijke boordvoorziening als bedoeld in artikel 5 van de subsidieregeling, en om voor subsidieverlening in aanmerking te komen.

Artikel 3. Beoordeling

Door een installateur wordt na afloop van de werkzaamheden een schouwrapport opgesteld, waarbij de boordvoorziening wordt getoetst aan deze beleidsregel.

HOOFDSTUK 2. EISEN

Artikel 4. Boordvoorziening

Een boordvoorziening bevat ten minste de volgende onderdelen:

  • a. binnenhuisriolering;

  • b. pompinstallatie;

  • c. ontvangstreservoir;

  • d. persleiding;

  • e. wanddoorvoer;

  • f. walslang.

Artikel 5. Binnenhuisriolering

Een binnenhuisriolering voldoet aan de volgende eisen:

  • a. alle lozingstoestellen worden middels PVC-leidingen of slangen onder vrij verval met een centraal (laag)gelegen punt in de woonboot verbonden en worden vloeistofdicht aangesloten op het ontvangstreservoir van de pompinstallatie;

  • b. na aansluiting van de woonboot op de riolering worden de bestaande vuilwaterafvoerleidingen naar het oppervlaktewater afgedicht en niet meer gebruikt;

  • c. één afvoerleiding mag beschikbaar worden gehouden als nood(overstort)afvoer.

Artikel 6. Pompinstallatie

  • 1. De pompinstallatie heeft voldoende vermogen om het afvalwater te kunnen afvoeren. Zo nodig worden één of meer hulppompen toegepast.

  • 2. De pompinstallatie voldoet aan de volgende eisen:

    • a. de pompinstallatie is geschikt voor toepassing conform NEN-EN 12050:2015, voor de afvoer van het toiletwater met fecaliën conform Deel 1 en voor de afvoer van het overig afvalwater (badkamer, keuken, wasmachine en dergelijke) zonder fecaliën conform Deel 2;

    • b. de pompinstallatie is voorzien van één centrifugaalpomp en een gas- en waterdicht kunststof ontvangstreservoir;

    • c. de pompinstallatie is voorzien van elektronische besturing met niveaumeting en alarmering en is geschikt voor een volledig automatische bedrijfsvoering;

    • d. de pompinstallatie is voorzien van een CE-certificering;

    • e. de pompinstallatie en de daarop aangesloten persleiding voor afvoer van het afvalwater naar het openbaar riool op de vaste wal is voorzien van een vrije doorlaat van minimaal 50 mm, tenzij bij gebruik van een versnijdende pomp met toestemming van de rioolbeheerder een kleinere doorlaat is toegestaan.

Artikel 7. Ontvangstreservoir

  • 1. Het ontvangstreservoir heeft een bruto-inhoud van ten minste 50 liter, tenzij uit het schouwrapport blijkt dat toepassing van een kleiner ontvangstreservoir nodig is in verband met de beschikbare ruimte aan boord.

  • 2. Het ontvangstreservoir is voorzien van een aansluiting voor een beluchtings- en ontluchtingsleiding.

Artikel 8. Persleiding

  • 1. De persleiding is voorzien van een terugslagklep en een afsluiter ter voorkoming van terugloop van afvalwater uit het riool richting de woonboot.

  • 2. De leidingdiameter van de persleiding wordt in overleg met de rioolbeheerder gedimensioneerd.

Artikel 9. Wanddoorvoer

  • 1. De wanddoorvoer bestaat uit een doorvoerbuis van RVS, ABS-kunststof of hiermee vergelijkbare materialen.

  • 2. De wanddoorvoer van de persleiding van binnen naar buiten de woonboot heeft twee schaaldelen aan weerszijden van de wanddoorvoer.

Artikel 10. Walslang

  • 1. De walslang bestaat uit een flexibele slang voorzien van een verwarmingslint en isolatie.

  • 2. Het verwarmingslint is aangebracht:

    • a. in de slang; of

    • b. buiten de slang, voorzien van isolatie en een beschermingsmantel.

  • 3. Een walslang met een verwarmingslint in de slang voldoet aan de volgende eisen:

    • a. de walslang bestaat uit een flexibele slang met verwarmingslint en is voorzien van isolatie;

    • b. de werkdruk van de walslang is minimaal 3 bar tot 80°C;

    • c. de buitenmantel van de walslang is waterdicht uitgevoerd;

    • d. het verwarmingslint is zuurbestendig.

  • 4. Een walslang met een verwarmingslint buiten de slang voldoet aan de volgende eisen:

    • a. er is een walslang van het type thermal control toegepast;

    • b. de walslang is vervaardigd uit PVC, voorzien van isolatie en polyamide zwart geribbelde beschermmantel;

    • c. er is een verwarmingslint van het type CCE-04-CT, met zelfregulerende temperatuur tussen minimaal 5°C en maximaal 20°C, toegepast;

    • d. het verwarmingslint is rondom de walslang aangebracht, onder de isolatie en de beschermmantel;

    • e. de buitenmantel van de slang is waterdicht uitgevoerd.

Artikel 11. Walaansluiting

De walslang tussen de woonboot en de kade of de oever wordt aangesloten op de walaansluiting of de aansluiting van een drijvende IBA.

HOOFDSTUK 3. FINANCIËLE ASPECTEN

Artikel 12. Factuur

De factuur, bedoeld in artikel 6, tweede lid, van de subsidieregeling, vermeldt de aangeschafte of geïnstalleerde onderdelen van de boordvoorziening.

HOOFDSTUK 4. SLOTBEPALINGEN

Artikel 13. Inwerkingtreding

  • 1. Deze beleidsregel treedt in werking op het tijdstip waarop de Subsidieregeling riolering woonboten 2018–2020 in werking treedt.

  • 2. Deze beleidsregel vervalt met ingang van 1 juli 2021, met dien verstande dat hij van toepassing blijft op voor die datum ingediende aanvragen van subsidies.

Deze beleidsregel zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, C. van Nieuwenhuizen Wijbenga

TOELICHTING

Algemeen deel

Op grond van de Subsidieregeling riolering woonboten 2018–2020 (hierna: subsidieregeling) kan aan eigenaren van woonboten die nu nog ongezuiverd lozen op rijkswater en die beschikken over ontheffing van het verbod ligplaats te nemen in rijkswateren als bedoeld in artikel 9.03, zesde lid, van het Binnenvaartpolitiereglement, een ontheffing als bedoeld in artikel 7 van de Scheepvaartverkeerswet, of een vergunning als bedoeld in artikel 6.5, aanhef en onder c, van de Waterwet, en, in geval dit door de gemeente is voorgeschreven, tevens een ligplaatsvergunning of een daarmee gelijk te stellen verklaring van de gemeente dat ligplaats mag worden ingenomen (zie artikel 5, eerste lid, van de subsidieregeling), subsidie verleend worden voor de aanschaf en installatie van boordvoorzieningen die benodigd is om het ongezuiverde lozen te beëindigen. Het aanschaffen van een boordvoorziening en de aansluiting hiervan op het openbaar riool brengt de nodige kosten met zich mee. Om hierin tegemoet te komen, is de subsidieregeling vastgesteld, op grond waarvan een subsidie ter tegemoetkoming in de kosten kan worden aangevraagd. Hierbij wordt rekening gehouden met het feit dat de kosten voor de aansluiting op het riool bij een woonboot in het algemeen hoger zijn dan de kosten voor een gemiddelde huisaansluiting op de vaste wal. Door de subsidieregeling wordt de eigenaar van de woonboot gecompenseerd voor deze hogere kosten. De subsidieregeling kent een maximum subsidiebedrag van € 2.000,– per woonboot. De subsidiabele kosten en verdere voorwaarden, zoals aan de ligplaats, zijn in de subsidieregeling aangegeven.

Voor subsidieverlening komt alleen in aanmerking de aanschaf en installatie van een deugdelijke boordvoorziening die voldoet aan bepaalde eisen betreffende efficiëntie, effectiviteit en duurzaamheid. Met deze beleidsregel wordt vastgesteld welke eisen dat zijn. Als daaraan wordt voldaan, kan een boordvoorziening als deugdelijk worden aangemerkt.

Indien bij de installatie van de boordvoorziening deze beleidsregel is gevolgd, voldoet de boordvoorziening niet alleen aan de eisen voor toekenning van subsidie, maar waarborgt dit tevens de duurzame werking van de boordvoorziening en beschikt de woonboot na installatie ook over een deugdelijke en veilige binnenhuisriolering en verbinding hiervan met het openbaar riool of IBA.

De uitvoering van de subsidieregeling is ondergebracht bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland. Voor aanvullende informatie over de subsidieregeling, de aanvraagformulieren en het modelschouwrapport wordt verwezen naar de website van Rijksdienst voor Ondernemend Nederland: www.rvo.nl/rioleringwoonboten. Er kan ook contact worden opgenomen met de helpdesk van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland via telefoonnummer 088 – 042 42 42.

Aanbevelingen ten aanzien van de boordvoorziening

Onderhoud

Teneinde het functioneren van de boordvoorziening ook op lange termijn te kunnen waarborgen, is het nodig om zorgvuldig met de pompinstallatie en het leidingwerk om te gaan, en regelmatig onderhoud te (laten) verrichten. Wanneer de nalooptijd en de druk van de pomp eenmaal goed zijn afgesteld, kunt u vaak de pomp zelf onderhouden. Bij een groot aantal pompen is het mogelijk om zelf regelmatig de oliedruk en het ontvangstreservoir te controleren. Het ontvangstreservoir kan na enige tijd vet worden, waardoor de vlotter vast blijft zitten en geen signaal meer naar de schakelkast stuurt. Om dit te voorkomen dient het ontvangstreservoir regelmatig te worden schoongemaakt. U kunt het ontvangstreservoir zelf schoonmaken door warm water met soda via de dop in het reservoir of via het toilet in het ontvangstreservoir te gieten en dit vervolgens enige tijd te laten inwerken. Vergeet hierbij niet de pompinstallatie van de stroom af te halen. U kunt het onderhoud van de pompinstallatie ook uit laten voeren door de installateur. De meeste installateurs bieden onderhoudscontracten aan, waarbij u tevens dag en nacht geholpen wordt in geval van een storing.

Verstopping

U kunt verstopping van de boordvoorziening zoveel mogelijk voorkomen door geen vaste voorwerpen via het toilet of de gootsteen weg te spoelen. Mocht onverhoopt toch een verstopping optreden, dan dient u als eigenaar de verstoppingen in het systeem vanaf de woonboot tot aan het aansluitpunt op de kade of de oever (de terreingrens) zelf te verhelpen, of te laten verhelpen. In geval van verstopping van de (huis)aansluitleiding op de kade of de oever bij uw ligplaats dient u hiervan direct melding te maken bij de rioolbeheerder. Bij twijfel over de rioolbeheerder van het openbaar riool bij uw ligplaats kunt u contact opnemen met de gemeente. Indien de verstopping in de aansluitleiding blijkt te zijn ontstaan door slecht huisvaderschap, dan worden de kosten voor reparatie mogelijk doorberekenend aan de eigenaar.

Riolering op de vaste wal

De gemeente is in de meeste gevallen verantwoordelijk voor de riolering op de vaste wal. Het rioleringsstelsel in de meeste gemeenten werkt volgens het principe van vrij verval. In een aantal (bijzondere) situaties kan echter gekozen zijn voor drukriolering. De gemeente kan hierover meer duidelijkheid geven.

Aanschaf van de boordvoorziening

Het is raadzaam om, alvorens een overeenkomst aan te gaan met een leverancier voor een boordvoorziening, eerst één of meerdere vrijblijvende offertes aan te vragen. Daarmee kunt u vergelijken op prijs en aanbod. Een voldoende gespecificeerde offerte geeft duidelijkheid over welke werkzaamheden worden verricht en voorkomt verrassingen achteraf. In de bijlage bij deze toelichting is een voorbeeld opgenomen hoe de installateur zijn aanbod kan specificeren.

Artikelsgewijs deel

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Definities

In dit artikel zijn de definities zoals gehanteerd in deze beleidsregel opgenomen. Enkele daarvan zijn overgenomen uit de subsidieregeling.

Artikel 2. Doel

Het doel van de beleidsregel is om voor eigenaren duidelijkheid te scheppen over wanneer men in aanmerking kan komen voor een subsidie op grond van de subsidieregeling. Deze beleidsregel richt zich op de pompinstallatie, het ontvangstreservoir, de persleiding, de wanddoorvoer en de walslang. Deze beleidsregel richt zich niet op zuiveringstechnieken die bij boordvoorzieningen die geïntegreerd zijn in de IBA worden toegepast. Een IBA kan ook geïntegreerd zijn in de boordvoorziening in het geval er geen IBA buiten de woonboot geplaatst kan worden.

Artikel 3. Beoordeling

Het schouwrapport is benodigd voor het doen van de subsidieaanvraag als bedoeld in artikel 6 van de subsidieregeling. Hiervoor is een model opgesteld dat te raadplegen en te downloaden is via www.rvo.nl/rioleringwoonboten.

Hoofdstuk 2. Eisen

Algemeen

De onderdelen van de boordvoorziening moeten voldoen aan de technische eisen die in dit hoofdstuk zijn gesteld. Alleen als de boordvoorziening voldoet aan de eisen, kan aanspraak gemaakt worden op subsidie. Bovendien waarborgt dit een duurzame werking van de boordvoorziening.

Onderstaande figuur geeft een schematische weergave van de boordvoorziening en de aansluiting hiervan op het openbaar riool. De figuur daaronder toont een schematische weergave van de pompinstallatie.

Schematische weergave aansluiting woonboot op riolering bij walaansluiting

Schematische weergave aansluiting woonboot op riolering bij walaansluiting

Schematische weergave pompinstallatie

Schematische weergave pompinstallatie

Artikel 4. Boordvoorziening

In dit artikel zijn de onderdelen opgenomen die een boordvoorziening ten minste dient te bevatten.

Artikel 5. Binnenriolering

Dit artikel bepaalt waaruit een binnenriolering dient te bestaan. Uit de Woningwet en (artikel 6.16 van) het Bouwbesluit 2012 vloeit reeds voort dat een binnenriolering dient te voldoen aan de Nederlandse installatienorm NEN 3215. De in dit artikel genoemde eisen gelden in aanvulling daarop. De eigenaar van de woonboot dient er zorg voor te dragen dat de binnenriolering juist wordt aangelegd en in stand wordt gehouden. De zorg voor de instandhouding van de binnenriolering strekt zich tot aan de walaansluiting (dit is tevens de grens met het gemeentelijke openbaar riool). Het verdient aanbeveling alle leidingaansluitingen geluiddempend en flexibel uit te voeren. Tevens wordt aangeraden het leidingwerk van voldoende beugels te voorzien.

Bestaande afvoeren moeten worden afgesloten, zodat niet onbedoeld ongezuiverd geloosd kan worden. Met het oog op calamiteiten met een van buitenaf komende oorzaak, dus die niet te herleiden zijn tot slecht onderhoud, is het behoud van een van de bestaande afvoeren als nood(overstort)afvoer toegestaan. Hierbij moet worden opgemerkt dat het de verantwoordelijkheid is van de gebruiker van de woonboot om al datgene te doen wat in zijn macht ligt om deze periode van calamiteiten zo kort mogelijk te houden. Tevens dient de gebruiker direct een melding te doen bij de waterkwaliteitsbeheerder (via het calamiteitennummer) met opgaaf van de reden voor gebruik van de overstort.

Artikel 6. Pompinstallatie

De verschillende pompinstallaties kunnen grofweg onderverdeeld worden in twee typen: met een niet-versnijdende pomp en met een versnijdende pomp. Een versnijdende pomp maakt gebruik van een snijdmechanisme, waardoor de vaste delen in het afvalwater worden vermalen, alvorens ze op het riool worden geloosd. Een niet-versnijdende pomp heeft een vrije doorlaat – ook wel ‘open waaier’ genoemd – die het afvalwater zonder te vermalen afvoert. De riolering op de kade of de oever werkt in de meeste gevallen volgens het principe van vrij verval. Het riool is afhellend aangelegd, zodat het afvalwater vanzelf naar het lager gelegen verzamelpunt of het diepriool stroomt. Bij dit type riool volstaat een niet-versnijdende pomp. Indien het niet mogelijk is een vrij verval riool aan te leggen op de oever of de kade, bijvoorbeeld wanneer de afstanden tussen de huisaansluitingen groot zijn, of wanneer er veel rioolwater over een grote afstand moet worden afgevoerd, wordt gebruikgemaakt van een zogenaamde persleiding, die het afvalwater onder druk afvoert. Dit type rioolleiding heeft een kleinere doorsnede, waardoor (mede) een versnijdende pomp nodig is om het afvalwater door de smallere persleiding te kunnen transporteren.

Hoe groot het vermogen van de pompinstallatie moet zijn en welke pomp daarvoor geïnstalleerd moet worden, is afhankelijk van de situatie ter plaatse van de woonboot en moet per geval bepaald worden. Een pomp van klasse A heeft een motorvermogen van maximaal 1.200 watt P1 en kan toegepast worden voor het verpompen van afvalwater naar nabij gelegen lozingspunten of een drijvende IBA. Een pomp van klasse B heeft een motorvermogen van meer dan 1.200 watt P1 en is vaak noodzakelijk om het afvalwater over grote afstanden, hoge opvoerhoogten of door persleidingen met een geringe diameter te transporteren. Een hulppomp kan gebruikt worden om het afvalwater naar de hoofdpomp te pompen, bijvoorbeeld als de lozingstoestellen zich niet allemaal aan één kant van de woonboot bevinden, het afvalwater binnen de woonboot over grotere afstand moet worden verplaatst of het afvalwater niet onder vrij verval naar de pompinstallatie, de walaansluiting of het oppervlaktewater kan worden afgevoerd.

Het verdient aanbeveling de pompinstallatie op een vlakke vloer trillingvrij en, indien mogelijk, op het laagste punt van de woonboot op te stellen. Door de pompinstallatie op een rubbermat te plaatsen, kan een groot deel van de trillingen worden gedempt. Houd bij plaatsing van een pompinstallatie tevens rekening met uitbouwruimte ten behoeve van onderhoud aan de pompinstallatie.

Het verdient aanbeveling de pompinstallatie op een vlakke vloer trillingvrij en, indien mogelijk, op het laagste punt van de woonboot op te stellen. Door de pompinstallatie op een rubbermat te plaatsen, kan een groot deel van de trillingen worden gedempt. Houd bij plaatsing van een pompinstallatie tevens rekening met uitbouwruimte ten behoeve van onderhoud aan de pompinstallatie.

Artikel 7. Ontvangstreservoir

Dit artikel bevat de eisen voor een ontvangstreservoir. Het is raadzaam de beluchting- en ontluchtingsleiding tot boven het dak van de woonboot te leiden om stankoverlast in de woonboot te voorkomen.

Artikel 8. Persleiding

In dit artikel zijn de eisen voor de persleiding opgenomen. Bij de wanddoorvoer gaat de persleiding over in de walslang.

Artikel 9. Wanddoorvoer

De persleiding wordt via de wanddoorvoer naar de buitenkant van de woonboot gebracht. Deze wanddoorvoer bestaat uit een doorvoerbuis van RVS, ABS-kunststof of hiermee vergelijkbare materialen. Op die manier wordt voorkomen dat de afvoerslang in de wanddoorvoer gaat schuren en uiteindelijk (af)scheurt.

Wanddoorvoer (links) en ontluchtingsleiding

Wanddoorvoer (links) en ontluchtingsleiding

In de meeste gevallen wordt de wanddoorvoer in de houten opbouw van de woonboot aangebracht. Dit is het minst bewerkelijk. Bij stalen woonschepen of varende woonschepen wordt de wanddoorvoer soms op een andere plaats aangebracht.

Het verdient aanbeveling de persleiding aan de binnen- en buitenkant van de wanddoorvoer waterdicht af te sluiten met behulp van een rubber pakking en een contramoer. Bij een varende woonboot mag de wanddoorvoer aan de buitenkant van het schip niet uitsteken. Dit om te voorkomen dat de wanddoorvoer tijdens het varen beschadigd raakt, of dat schade wordt toegebracht aan andere schepen. Beter is het om in dergelijke gevallen een wanddoorvoer toe te passen die verdiept in de woonboot wordt geplaatst middels een kastje, dat tevens ruimte biedt voor de ontluchting.

Artikel 10. Walslang

De walslang bestaat uit een flexibele slang voorzien van een verwarmingslint en isolatie. Bij een boordvoorziening waarin de IBA geïntegreerd zit, is in de meeste gevallen geen walslang nodig om het afvalwater te kunnen lozen. Bij de bepaling van de lengte van de walslang vanaf de woonboot naar de kade of oever wordt rekening gehouden met het verschil van de waterstanden die ter plaatse heersen en de deining van het water. Er wordt een goede aansluiting gemaakt op het gemeenteriool. Wanneer gebruikmaakt wordt van een thermolint, is het raadzaam dit lint enkele centimeters door te laten lopen in de slang van de gemeente, zodat ook het verbindingspunt beschermd is tegen bevriezing. In de praktijk kan verwarming van de walslang op twee manieren worden gerealiseerd: een walslang met een zuurbestendig verwarmingslint in de slang of een walslang met het verwarmingslint buiten (rondom) de slang, voorzien van isolatie en beschermmantel. De buitenmantel van de slang is in dat geval waterdicht uitgevoerd, bij voorkeur voorzien van een rode eindkap, type IP 65.

Hieronder is schematisch weergegeven hoe een walslang met een verwarmingslint in en buiten de slang geïnstalleerd wordt.

Schematische weergave (boven); walslang met verwarmingslint in de slang: vooraanzicht (linksonder) en zijaanzicht (rechtsonder)

Schematische weergave (boven); walslang met verwarmingslint in de slang: vooraanzicht (linksonder) en zijaanzicht (rechtsonder)

Schematische weergave (boven); walslang met verwarmingslint buiten de slang: vooraanzicht (linksonder) en zijaanzicht (rechtsonder)

Schematische weergave (boven); walslang met verwarmingslint buiten de slang: vooraanzicht (linksonder) en zijaanzicht (rechtsonder)

Walslang met verwarmingslint buiten de slang, voorzien van rode eindkap.

Walslang met verwarmingslint buiten de slang, voorzien van rode eindkap.

Voor varende woonboten is het raadzaam om een (waterdicht) stopcontact aan de buitenkant van de scheepswand aan te brengen, zodat het verwarmingslint eenvoudig kan worden afgekoppeld. Voor niet-varende woonboten is het handiger het verwarmingslint aan te sluiten op een stopcontact aan de binnenkant van het woonschip. Bij een bezoek aan de helling kan de walslang dan aan de walkant worden afgekoppeld.

Artikel 11. Walaansluiting

De walaansluiting wordt in de meeste gevallen verzorgd door de rioolbeheerder. Bij een boordvoorziening waarin de IBA geïntegreerd zit, is geen walaansluiting nodig om het afvalwater te kunnen lozen. Het aansluitpunt ligt in principe op de scheiding tussen water en kade. De rioolbeheerder bepaalt wat de exacte eigenschappen van de walaansluiting zijn (bijvoorbeeld wel of niet voorzien van een afsluiter en terugslagklep om terugloop van het afvalwater richting woonboot te voorkomen). Neem daarvoor contact op met de rioolbeheerder. Het aansluiten van de woonboot op de (huis)aansluitleiding geschiedt in overleg met de rioolbeheerder. Bij twijfel over wie de beheerder van het openbaar riool bij uw ligplaats is, kan contact met de gemeente worden opgenomen.

Hoofdstuk 3. Financiële aspecten

Artikel 12. Factuur

In dit artikel zijn de eisen opgenomen die worden gesteld aan een factuur, teneinde in aanmerking te kunnen komen voor een subsidie op grond van de subsidieregeling. Uit de factuur moet blijken welke onderdelen zijn aangeschaft en geïnstalleerd ten behoeve van de boordvoorzieningen. Daarmee kan worden bepaald voor welke onderdelen subsidie verleend kan worden.

Hoofdstuk 4. Slotbepalingen

Artikel 13. Inwerkingtreding

Dit artikel regelt de inwerkintreding van de beleidsregel. Het tijdstip van inwerkingtreding is gekoppeld aan het tijdstip waarop de subsidieregeling in werking treedt. Immers, deze beleidsregel geeft invulling aan een cruciaal begrip in de subsidieregeling. Zonder deze beleidsregel is minder duidelijk wat onder een deugdelijke boordvoorziening wordt verstaan.

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, C. van Nieuwenhuizen Wijbenga

BIJLAGE BIJ DE TOELICHTING BIJ DE BELEIDSREGEL VAN DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT OVER BOORDVOORZIENINGEN IN HET KADER VAN DE SUBSIDIEREGELING RIOLERING WOONBOTEN 2018–2020: OVERZICHT ONDERDELEN BOORDVOORZIENING TEN BEHOEVE VAN EEN PRIJSOPGAVE

Pompinstallatie

 

Merk en type:

........................

Afmeting incl. reservoir: (lxbxh)

.........x.........x......... mm

Gewicht unit:

............kg

   

Ontvangstreservoir

 

Medium:

huishoudelijk afvalwater en fecaliën

Bruto inhoud:

............liter

Netto inhoud:

............liter

Schakelvolume:

............liter

Toeloop:

aantal......... x DN......

Aftap:

DN...............mm............

Ontluchting:

DN...............mm.........

   

Terugslagklep

 

Merk en type:

....................................

Diameter:

DN...............mm.........

   

Afsluiter

 

Merk en type:

..............................

Diameter:

DN............mm.........

   

1 Wanddoorvoer

 

Uitvoering:

.....................schetstekeningnummer

Persleiding:

DN............mm.........

Materiaal:

buiten........................

Aansluiting:

binnen.....................buiten.....................

   

2 Slangspecificaties optie 1

 

Diameter:

inwendig DN 50 of ... mm

 

uitwendig 106 mm of ... mm

Lengte:

...... cm

Aansluiting:

...............

Optioneel:

wel/niet voorzien van buitentemperatuursensor

   

3 Slangspecificaties optie 2

 

Slang type

.........

Diameter:

DN 50 of...... mm

Materiaal:

binnen- en buitenwand PVC met PVC versterkingsspiraal of ...............

Werkdruk:

geschikt voor ...... bar

Slang- en lintlengte:

...... mm

Aansluiting

............

Isolatie:

...... mm

van materiaal:

............

Buitenmantel:

uitwendig Ø ...... mm

   

Toelichting

 
   

1 Wanddoorvoer

1. Uitvoering en type zijn erg afhankelijk van de plaats en het materiaal van de wand van de woonboot. Zoals gezegd, dient de wanddoorvoer bij voorkeur te worden aangebracht in de houten opbouw van het schip en niet in de scheepswand. Laatstgenoemd alternatief is kostenverhogend vanwege de noodzaak tot boren in de betonnen of stalen scheepswand.

2. Een PVC wanddoorvoer is niet gewenst in verband met de breekbaarheid van dit materiaal.

3. Het is raadzaam om de wanddoorvoer te voorzien van een eenvoudig los te koppelen slangverbinding met een Camlock-koppeling aan de zijde van de woonboot, indien de walslang regelmatig losgekoppeld moet worden, bijvoorbeeld bij een varende woonboot. Is dit niet het geval, dan kunt u volstaan met een minder duur koppelsysteem.

 

2 Slangspecificatie optie 1

Dit type slang is eenvoudig te monteren, dus levert lagere montagekosten op dan het geval is bij een walslang met verwarmingslint buiten de slang. Bovendien zijn de energiekosten lager (in het geval van een buitentemperatuur-sensor zelfs veel lager) dan bij een walslang met verwarmingslint buiten de slang.

 

3 Slangspecificatie optie 2

Dit type slang, voorzien van snelkoppelingen, is met name geschikt voor woonschepen die frequent van de ligplaats af gaan. De slang is echter veel dikker en daardoor minder flexibel dan een walslang met verwarmingslint in de slang. Tevens is het energieverbruik hoger (continu ca. 20 Watt per meter/per uur).

Naar boven