TOELICHTING
I. Algemeen
Met de Wet van 21 november 2015 tot wijziging van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen
peuterspeelzalen in verband met de totstandkoming van het personenregister kinderopvang
en peuterspeelzaalwerk en de mogelijkheid te komen tot meertalige buitenschoolse opvang
(Stb. 2015, 452) (hierna: Wet personenregister) is een nieuw artikel 1.48d aan de Wet kinderopvang
(hierna: Wko) toegevoegd. Artikel 1.48d van de Wko bevat de grondslag voor het personenregister
kinderopvang (hierna: personenregister) dat tot doel heeft te waarborgen dat alle
personen die op grond van de Wko over een verklaring omtrent het gedrag (hierna: VOG)
moeten beschikken continu worden gescreend waardoor wordt bijgedragen aan het vergroten
van de veiligheid van de kinderen in de kinderopvang. Onder continue screening wordt
verstaan: de voortdurende uitwisseling van gegevens over ingeschrevenen in het personenregister
door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de Minister van Justitie
en Veiligheid voor de controle op nieuwe gegevens in de justitiële documentatie van
de ingeschrevene op basis waarvan wordt beoordeeld of de ingeschrevene nog steeds
voldoet aan de eisen zoals deze gelden bij de afgifte van een VOG.
Aanleiding voor de invoering van continue screening van alle medewerkers in de kinderopvang
is het rapport van de onafhankelijke Commissie Onderzoek Zedenzaak Amsterdam.
Op 1 maart 2013 is fase 1 van continue screening in de kinderopvang van start gegaan.
Aangezien er geen bestand beschikbaar was van alle personen die werkzaam zijn in de
kinderopvang vindt de continue screening in fase 1 plaats op basis van een koppeling
van bestaande gegevensbestanden. Daarmee worden de vaste medewerkers in de kinderopvang
continu gescreend, maar niet de stagiaires, uitzendkrachten, vrijwilligers en zelfstandigen.
Met het personenregister zijn alle personen die op grond van de Wko over een VOG moeten
beschikken, verplicht om zich in te schrijven. Met het personenregister worden dus
ook de personen die nu nog buiten het systeem vallen, te weten de stagiaires, uitzendkrachten,
vrijwilligers en zelfstandigen, onder de reikwijdte van continue screening gebracht.
Het personenregister treedt in werking met ingang van 1 maart 2018.
In het Besluit van 25 januari 2018 tot wijziging van het Besluit landelijk register
kinderopvang en register buitenlandse kinderopvang, het Besluit SUWI en het Besluit
kwaliteit kinderopvang in verband met het stellen van regels voor het personenregister
kinderopvang (Stb. 2018, 15) zijn ter uitwerking van artikel 1.48d van de Wko regels gesteld omtrent het personenregister,
onder andere wat betreft het beheer van en de gegevens in het personenregister. Met
deze ministeriële regeling worden nog enkele nadere regels gesteld:
-
– Allereerst worden de kosten die een persoon dient te betalen voor de inschrijving
in het personenregister bepaald;
-
– Tevens wordt een periode vastgesteld waarin de inschrijving in het personenregister
kosteloos is;
-
– Voorts wordt geregeld dat de plicht voor houders van kindercentra en gastouderbureaus
om een afschrift van een VOG te bewaren in de administratie vervalt zodra een persoon
staat ingeschreven in het personenregister en is gekoppeld aan de houder. Het personenregister
bevat namelijk de VOG-gegevens;
-
– Daarnaast wordt geregeld dat de administratie van de houder van een kindercentrum
of van een gastouderbureau naast de naam en geboortedatum ook het burgerservicenummer
bevat van de bij de houder werkzame beroepskrachten, de bij een gastouderbureau aangesloten
gastouders en de overige personen die op grond van de artikelen 1.50, derde lid en
1.56b, derde lid, van de wet, over een VOG moeten beschikken. Op deze manier kan de
toezichthouder tijdens een inspectie ter plaatse controleren of iemand ingeschreven
staat en gekoppeld is aan de houder;
-
– Tot slot wordt de in artikel 3.2, eerste lid, van de Wko bedoelde overgangsperiode
vastgesteld waarin de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid de gegevens van
de personen die op basis van continue screening fase 1 reeds continu gescreend worden
in het personenregister verwerkt. Deze personen moeten nadat hun gegevens in het personenregister
zijn verwerkt vervolgens zelf het kenmerk van hun VOG opvoeren en de houder moet hen
koppelen. De reden voor de overgangsperiode is dat de groep personen uit continue
sceening fase 1 vanwege de omvang niet in één keer kan worden opgenomen in het personenregister.
Gedurende de overgangsperiode zullen de personen die in het kader van continue screening
fase 1 reeds continu worden gescreend, zolang zij hun inschrijving in het personenregister
nog niet hebben voltooid, nog op de huidige manier worden gescreend.
De verschillende wijzigingen worden in het hiernavolgende per artikel nader toegelicht.
II. Artikelsgewijs
Artikel I, onder A (artikel 1)
Met het Besluit van 25 januari 2018 tot wijziging van het Besluit landelijk register
kinderopvang en register buitenlandse kinderopvang, het Besluit SUWI en het Besluit
kwaliteit kinderopvang in verband met het stellen van regels voor het personenregister
kinderopvang (Stb. 2018, 15) is de citeertitel van het Besluit landelijk register kinderopvang en register buitenlandse
kinderopvang gewijzigd in ‘Besluit landelijk register kinderopvang, register buitenlandse
kinderopvang en personenregister kinderopvang’. Om deze reden wordt artikel 1, onder
a, van de Regeling Wet kinderopvang gewijzigd.
Artikel I, onder B (paragraaf 3) en C (nieuw artikel 6a)
Een persoon schrijft zich in door in te loggen in het personenregister met zijn Digid.
Betaling van de kosten vindt plaats via Ideal. De betaling vindt voorafgaand of na
de inschrijving plaats. Naast een digitale inschrijving is het ook mogelijk om de
Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) schriftelijk te verzoeken om inschrijving. In artikel
16 van het Besluit landelijk register kinderopvang, register buitenlandse kinderopvang
en personenregister kinderopvang (hierna: Besluit registers) is opgenomen dat bij
ministeriële regeling de hoogte van de vergoeding van de kosten voor de inschrijving
die de (beoogde) ingeschrevene dient te betalen, wordt vastgesteld. Artikel 16 bepaalt
tevens dat bij het vaststellen van de kostenvergoeding rekening wordt gehouden met
de werkelijk gemaakte kosten. In het met artikel I, onderdeel C, van deze regeling
in de Regeling Wet kinderopvang opgenomen artikel 6a wordt hier invulling aan gegeven.
Artikel 6a bepaalt dat indien de (beoogde) ingeschrevene de inschrijving rechtstreeks
elektronisch in het personenregister doet de kosten voor de inschrijving € 12 bedragen.
Indien deze inschrijving op verzoek schriftelijk door DUO wordt gedaan wordt vanwege
de hogere administratieve lasten een hoger bedrag gehanteerd, namelijk € 25. Artikel
6a, tweede lid, bepaalt dat de inschrijving kosteloos is indien de inschrijving in
het personenregister voor 1 juli 2018 wordt gedaan of, in het geval DUO schriftelijk
verzocht wordt om inschrijving, dit verzoek voor 1 juli door DUO is ontvangen.
Aangezien paragraaf 3 wordt uitgebreid met artikel 6a dat betrekking heeft op de kosten
voor inschrijving in het personenregister, wordt met artikel I, onderdeel B, geregeld
dat het opschrift van de huidige paragraaf 3 ‘Regels inzake landelijk register kinderopvang
en register buitenlandse kinderopvang’ wordt gewijzigd in ‘Regels inzake landelijk
register kinderopvang, register buitenlandse kinderopvang en personenregister kinderopvang’.
Artikel I, onder F (nieuw artikel 17d, eerste lid)
Artikel 3.2, eerste lid, van de Wko bepaalt dat de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
de gegevens van de personen die op basis van de artikelen 9a en 9b van het Besluit
registers onder de continue screening vallen vanaf de datum van inwerkingtreding van
artikel 1.48d van de wet tot een bij ministeriële regeling te bepalen tijdstip in
het personenregister verwerkt. Deze personen moeten nadat hun gegevens in het personenregister
zijn verwerkt vervolgens zelf het kenmerk van hun VOG opvoeren in het personenregister.
Zij kunnen daarbij gelet op artikel 3.2, eerste lid, van de Wko gebruik maken van
hun bestaande VOG. De reden voor de overgangsperiode is dat de groep personen uit
continue sceening fase 1 vanwege de omvang niet in één keer kan worden opgenomen in
het personenregister. Artikel I, onder F, van deze regeling, voegt een nieuw artikel
17d toe aan de Regeling Wet kinderopvang. Met artikel 17d, eerste lid, wordt geregeld
dat de overgangsperiode loopt van 1 maart 2018 tot 1 juli 2018. Gedurende de overgangsperiode
zullen de personen die in het kader van continue screening fase 1 reeds continu worden
gescreend, zolang zij hun inschrijving in het personenregister nog niet hebben voltooid,
nog op de huidige manier (conform de artikelen 9a en 9b van het Besluit registers)
worden gescreend. Laatstgenoemde wordt geregeld met het bij Besluit van 25 januari
2018 tot wijziging van het Besluit landelijk register kinderopvang en register buitenlandse
kinderopvang, het Besluit SUWI en het Besluit kwaliteit kinderopvang in verband met
het stellen van regels voor het personenregister kinderopvang (Stb. 2018, 15) ingevoerde artikel 18a van het Besluit landelijk register kinderopvang, register
buitenlandse kinderopvang en personenregister kinderopvang.
Artikel I, onder D (artikel 11) en onder F (nieuw artikel 17d, tweede lid)
Het huidige artikel 11, tweede lid, onder b, van de Regeling Wet kinderopvang bepaalt
dat de administratie van een kindercentrum de afschriften bevat van alle VOG’s van
de bij het kindercentrum werkzame personen. Op grond van artikel 11, derde lid, aanhef
en onder b, van de Regeling Wet kinderopvang bevat de administratie van een gastouderbureau
alle VOG’s van de bij het gastouderbureau werkzame personen, de bij het gastouderbureau
aangesloten gastouders en de andere personen, bedoeld in artikel 1.56b, derde lid,
van de wet. Als gevolg van het personenregister is het niet langer nodig dat houders
van kindercentra en gastouderbureaus een afschrift van de VOG bewaren in hun administratie.
Op grond van artikel 12, onderdeel a, onder 2˚, van het Besluit registers zijn de
VOG-gegevens opgenomen in het personenregister. Daarom wordt met artikel I, onderdeel
D, van deze regeling artikel 11 zodanig gewijzigd dat de bewaarplicht van de VOG’s
met ingang van 1 maart 2018 komt te vervallen. Met artikel I, onderdeel F, wordt in
artikel 17d, tweede lid, van de Regeling Wet kinderopvang een overgangsbepaling opgenomen
waarmee wordt geregeld dat de bewaarplicht van de VOG’s gedurende de overgangsperiode,
bedoeld in artikel 17d, eerste lid, behouden blijft voor de personen uit continue
screening fase 1 die nog niet in het personenregister zijn ingeschreven en gekoppeld
zijn aan de houder.
Artikel I, onder E (artikel 11)
Het huidige artikel 11, tweede lid, onder a, van de Regeling Wet kinderopvang bepaalt
dat de administratie van een kindercentrum onder andere de naam en de geboortedatum
van de bij het kindercentrum werkzame beroepskrachten bevat. Op grond van artikel
11, derde lid, aanhef, van de Regeling Wet kinderopvang geldt dit eveneens voor de
bij een gastouderbureau werkzame beroepskrachten. Artikel 11, derde lid, onder a,
van de Regeling Wet kinderopvang bepaalt dat de administratie van een gastouderbureau
ook gegevens van de bij het gastouderbureau aangesloten gastouders bevat. GGD GHOR
Nederland heeft aangegeven dat het met het oog op het uit te voeren toezicht op de
inschrijving in het personenregister wenselijk is dat naast de naam en geboortedatum
ook het burgerservicenummer in de administratie van de houder is opgenomen van de
beroepskrachten, gastouders en overige personen die op grond van de artikelen 1.50,
derde lid, en 1.56b, derde lid, van de wet over een VOG moeten beschikken. De toezichthouder
zal tijdens een inspectie namelijk ter plaatse willen controleren of iemand ingeschreven
staat en gekoppeld is aan de houder. Hiervoor heeft de toezichthouder zowel de geboortedatum
als het burgerservicenummer nodig. Gelet op het feit dat onderhavige wijzigingen in
een laat stadium van de totstandkoming van deze regeling zijn opgenomen en het belang
van voldoende voorbereidingstijd voor de implementatie, treedt dit onderdeel conform
artikel II van deze regeling na afloop van de overgangsperiode, te weten op 1 juli
2018, in werking.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
T. van Ark