TOELICHTING
Algemeen
1. Aanleiding
Tijdens de vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid voor het jaar 2018 is een amendement van het Kamerlid Van Weyenberg
(D66) met algemene stemmen aangenomen.1 Het amendement regelt dat er in 2018 € 500.000 beschikbaar wordt gesteld voor een
subsidieregeling om maatschappelijke initiatieven te ondersteunen die erop zijn gericht
(ex-)kankerpatiënten zonder werk meer kans te geven op het vinden van een nieuwe baan.
De achtergrond van dit amendement is dat de overlevingskansen bij een diagnose kanker
gemiddeld genomen steeds beter worden. Er is ook toenemende aandacht voor re-integratie
en begeleiding van (ex-)kankerpatiënten. Maar er zijn nog steeds mensen met kanker
die hun baan verliezen tijdens ziekte. Het vervroegd inzetten van de no-riskpolis
draagt mogelijk bij aan het aan het werk helpen van deze mensen. Dit wordt onderzocht
in een experiment.2 Het amendement regelt dus dat er daarnaast € 500.000 beschikbaar is voor een subsidieregeling.
In deze subsidieregeling wordt geregeld welke voorwaarden er gelden om in aanmerking
te komen voor subsidie. Ook de hoogte van het subsidiebedrag en de aanvraagprocedure
worden hierin geregeld.
2. Doel en doelgroep
De subsidieregeling maakt het mogelijk om financiële ondersteuning in de vorm van
een eenmalige subsidie te bieden voor nieuwe projecten die zonder deze ondersteuning
in de projectperiode niet tot stand hadden kunnen komen. Het amendement is gericht
op ondersteuning van maatschappelijke initiatieven voor het verbeteren van de arbeidsmarktpositie
van mensen zonder werk die kanker hebben of die kanker hebben gehad, om hen meer kans
te geven op het vinden en verkrijgen van werk. De betrokkenheid van (nieuwe) werkgevers
om deze mensen aan het werk te helpen is derhalve essentieel om in aanmerking te komen
voor subsidie.
Wat betreft de doelgroep van de regeling, is de belangrijkste voorwaarde dat er sprake
is van een diagnose van kanker. Er wordt daarbij geen onderscheid gemaakt naar de
soort en de aard. Het enkele feit dat er sprake is van een diagnose van kanker is
voldoende. Voorts is een belangrijke voorwaarde dat het moet gaan om het aan het werk
helpen van personen die geen werk (meer) hebben. Daarbij gaat het zowel om het verkrijgen
van werk voor mensen met een arbeidsverleden (bijvoorbeeld personen met een WIA-uitkering)
als mensen zonder arbeidsverleden. Als toegangsvoorwaarde geldt dus niet dat iemand
werknemer is c.q. verzekerd is voor de werknemersverzekeringen. Ook mensen die niet
gewerkt hebben als werknemer – zoals bijvoorbeeld zelfstandigen (ZZP’ers) – vallen
onder de doelgroep. Een bijzondere groep die in dit verband de aandacht verdient en
geholpen zou kunnen worden met deze subsidieregeling zijn zogenaamde AYA’s (Adolescent
& Young Adult). Dit zijn adolescenten en jongvolwassenen in de leeftijd tot 35 jaar
die kanker hebben of hebben gehad. AYA’s krijgen bijvoorbeeld tijdens een opleiding,
te maken met kanker en de behandeling daartegen. Zij hebben nog geen werkervaring
en bij het betreden van de arbeidsmarkt hebben zij als gevolg van hun ziekte(verleden)
vaak moeite met het vinden van werk. De subsidieontvanger dient zich er hierbij overigens
wel van te vergewissen dat het subsidiebedrag ook daadwerkelijk voor de doelgroep
van (ex-)kankerpatiënten zonder werk wordt benut.
3. Aard van de subsidiabele projecten
De subsidieregeling beoogt projecten financieel te ondersteunen die gericht zijn op
het aan het werk helpen van (ex-)kankerpatiënten. Beide aspecten, de beoogde doelgroep
als het doel zijnde de terugkeer op de arbeidsmarkt, zijn belangrijke voorwaarden
om voor subsidie in aanmerking te komen. De projecten mogen geen commercieel belang
dienen en geen winstoogmerk hebben. Producten en diensten die door de subsidie worden
gerealiseerd, worden om niet vrij beschikbaar gesteld aan de doelgroep. Het moet om
niet-commerciële aanvragen gaan die zonder publieke ondersteuning in de projectperiode
niet tot stand zouden komen. Dit moet in de aanvraag beschreven worden. In de projectaanvraag
moet bovendien onderbouwd worden waarom het project kans van slagen heeft en welke
concrete bijdrage het levert aan het aan het werk komen van de deelnemers.
Artikelsgewijze toelichting
Artikel 2. Toepasselijkheid Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS
De kaderregeling bevat algemene regels die van toepassing zijn op door de minister
verstrekte subsidies. Daarin is onder meer geregeld binnen welke termijn de minister
een besluit neemt na ontvangst van de aanvraag tot subsidieverlening en binnen welke
termijn een aanvraag tot vaststelling van de subsidie moet worden ingediend. Ook de
wijze van verantwoording bij het verzoek tot vaststelling van de subsidie wordt hierin
omschreven.
Naast de kaderregeling zijn de Algemene wet bestuursrecht en de Kaderwet SZW-subsidies
uiteraard ook van toepassing op deze regeling.
Artikel 3. Doel van de subsidie
Bij de omschrijving van het doel van de subsidie is aangesloten bij de inhoud van
het amendement van Van Weyenberg. Zie hiervoor het algemene deel van de toelichting.
Artikel 4. Subsidieaanvraag
De subsidieaanvraag moet worden ingediend binnen het gestelde aanvraagtijdvak van
29 oktober 2018, 9:00 uur tot en met 16 november 2018, 17:00 uur. Subsidieaanvragen
die buiten het aanvraagtijdvak zijn ontvangen, worden niet in behandeling genomen.
De subsidieaanvraag wordt via een aanvraagformulier ingediend, welke te vinden is
op het subsidieportaal van de directie Uitvoering Van Beleid: www.uitvoeringvanbeleidszw.nl.
Teneinde het risico op staatssteun uit te sluiten, moet de subsidie in overeenstemming
zijn met de de-minimisverordening. De aanvrager dient in dat kader een de-minimisverklaring
in te vullen, die als bijlage bij het aanvraagformulier is gevoegd. De subsidie wordt
namelijk alleen verstrekt indien deze in overeenstemming is met de de-minimisverordening.
In deze verordening heeft de Europese Commissie verklaard dat steunmaatregelen (zoals
subsidieverlening) tot een bepaalde drempel het handelsverkeer tussen de lidstaten
niet ongunstig beïnvloeden en de mededinging niet vervalsen en daarom niet beschouwd
worden als staatssteun in de zin van het Verdrag betreffende de werking van de Europese
Unie. Deze drempel is gesteld op een bedrag van € 200.000. Door middel van de de-minimisverklaring
dient de aanvrager aan te geven dat met de huidige subsidieverlening de de-minimisdrempel
niet wordt overschreden. In dat kader moet de aanvrager nagaan of gedurende het lopende
en de twee voorafgaande belastingjaren enige vorm van de-minimissteun door een overheidsorganisatie
aan hem is verstrekt. De de-minimisverklaring dient te worden ingevuld aan de hand
van het bij het aanvraagformulier gevoegde model. Daarbij zit ook een toelichting
die dient als hulpmiddel bij het invullen van de de-minimisverklaring.
Door het indienen van een aanvraag stemt de aanvrager er mee in dat het subsidiedossier,
waaronder de naam van de aanvrager, openbaar kan worden gemaakt. Deze gegevens kunnen
bijvoorbeeld openbaar worden gemaakt in verband met evaluatiedoeleinden.
Artikel 5. Subsidieplafond, projectperiode en wijze van verdeling
Het subsidieplafond is € 500.000.
Voor een aanvraag geldt een minimum aan gevraagde subsidie van € 25.000 en een maximum
van onder de € 125.000. De reden hiervan is dat het wenselijk wordt geacht dat ten
minste vier projecten worden gesubsidieerd, maar ook projecten met een kleinere omvang
voor subsidie in aanmerking moeten kunnen komen. Met het maximum subsidiebedrag tot
€ 125.000 wordt aangesloten bij de wijze van verantwoording van artikel 7.7 van de
kaderregeling.
Een aanvrager mag meerdere aanvragen indienen, maar het maximale subsidiebedrag is
tot € 200.000. Een subsidieaanvrager mag dus bijvoorbeeld drie verschillende aanvragen
van ieder € 25.000 indienen (in totaal € 75.000).
De periode gelegen tussen de datum waarop de subsidie is verleend (datum van de verleningsbeschikking)
en de datum waarop het project uiterlijk moet zijn afgerond, bedraagt maximaal 12
aaneengesloten maanden. Binnen die periode dient een subsidieontvanger het project
waarvoor de subsidie is verleend dus te hebben uitgevoerd.
De subsidieaanvragen worden op volgorde van binnenkomst beoordeeld. In dat kader wordt
allereerst bezien of de subsidieaanvraag volledig is, omdat uitsluitend volledige
subsidieaanvragen in behandeling worden genomen. Vervolgens wordt gekeken of de subsidieaanvraag
voldoet aan de vereisten gesteld in deze subsidieregeling en de kaderregeling.
De aanvrager wiens aanvraag niet volledig is, wordt in de gelegenheid gesteld om deze
binnen twee weken aan te vullen. In dat geval geldt als datum van binnenkomst (en
behandeling) de datum van ontvangst van de volledige subsidieaanvraag. Aangevulde
(volledige) subsidieaanvragen zullen overigens niet meer in behandeling worden genomen
voor zover het subsidieplafond reeds is bereikt. Aanvragers hebben er dus baat bij
een onvolledige aanvraag zo spoedig mogelijk aan te vullen.
Daarna wordt beoordeeld of het in de subsidieaanvraag voorgestelde project voldoet
aan de inhoudelijke beoordelingscriteria.
Indien de aanvraag voldoet aan de inhoudelijke criteria die daaraan worden gesteld,
dan zal de subsidie worden verleend. Indien de aanvraag niet voldoet aan de inhoudelijke
criteria, dan zal de subsidieaanvraag worden afgewezen.
Artikel 6. Specifieke eisen aan de subsidieaanvraag
In artikel 3.4. van de kaderregeling staat in algemene bewoordingen wat de inhoud
van een projectplan omvat. In dit artikel worden de voor deze regeling specifieke
criteria omschreven aan de hand waarvan de subsidieaanvraag wordt beoordeeld.
a. Doelstelling subsidie
In de aanvraag omschrijft de aanvrager op welke wijze de activiteiten bijdragen aan
het verbeteren van de arbeidsmarktpositie van (ex-)kankerpatiënten zonder werk en
hen meer kans te geven op een terugkeer naar werk. In het algemene deel is een nadere
toelichting gegeven op de reikwijdte van de doelgroep.
b. Projectperiode
Na de verlening van de subsidie (datum verleningsbeschikking) heeft de subsidieontvanger
een periode van maximaal 12 aaneengesloten maanden om het project uit te voeren. De
aanvrager licht in de aanvraag toe wat de planning is, zodat duidelijk is dat het
project ook daadwerkelijk binnen de projectperiode realiseerbaar is.
c. en d. Doelgroep
De aanvrager licht toe hoe hij de doelgroep bereikt, zodat die daadwerkelijk zullen
deelnemen aan het project. Ook geeft de aanvrager een inschatting van hoeveel deelnemers
hij verwacht en waar die inschatting op is gebaseerd. De aanvrager maakt tevens voldoende
aannemelijk hoe deze (ex-)kankerpatiënten zonder werk zullen worden bereikt.
e. Werkgevers en opdrachtgevers
Voor het bereiken van het gewenste resultaat – (ex)kankerpatiënten laten terugkeren
naar werk – is cruciaal dat werkgevers en opdrachtgevers worden betrokken in de uitvoering
van het project. De aanvrager licht toe op welke wijze hij werkgevers betrekt in het
project. Aangezien de doelgroep ook ZZP’ers omvat, zouden ook opdrachtgevers hierbij
betrokken kunnen worden.
f. Geen commercieel belang en geen winstoogmerk
De projecten mogen geen commercieel belang dienen en geen winstoogmerk hebben. De
reden hiervoor is dat de overheid geen financiële ondersteuning wil geven aan commerciële
activiteiten. Producten en diensten die door de subsidie worden gerealiseerd worden
om niet vrij beschikbaar gesteld aan de doelgroep. Met andere woorden: de doelgroep
dient zowel tijdens de projectperiode als in de periode daarna gratis gebruik te kunnen
maken van de producten en diensten. Eventuele kosten (van welke aard dan ook) van
een product of dienst na de projectperiode moeten dus gefinancierd worden uit andere
bronnen.
i. Noodzakelijkheid subsidiëring
Er moet aangetoond of aannemelijk gemaakt worden dat de aanvrager niet in staat is
het experiment tot uitvoering te brengen als er geen financiële bijdrage uit de regeling
beschikbaar wordt gesteld.
j. AVG
De projecten zijn gericht op mensen die kanker hebben of kanker hebben gehad. In het
kader van de projecten kan sprake zijn van het verwerken van persoonsgegevens, onder
meer betreffende iemands gezondheid. Vanuit het oogpunt van privacybescherming stelt
de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) hier strikte eisen aan. Daarom geldt
als voorwaarde dat in de subsidieaanvraag onderbouwd wordt dat is voldaan aan de eisen
die de AVG stelt.
k. Evaluatie
Artikel 10 en de bijbehorende toelichting omschrijven welke informatie de subsidieontvanger
na afloop van het project dient aan te leveren. In de subsidieaanvraag dient de aanvrager
inzichtelijk te maken op welke wijze hij deze informatie gedurende het project gaat
verzamelen, zodat die na afloop van het project ook daadwerkelijk kan worden aangeleverd.
Artikel 7. Specifieke weigeringsgronden
Op grond van artikel 4:35 van de Awb kan een subsidie in ieder geval worden geweigerd
indien een gegronde reden bestaat om aan te nemen dat de activiteiten niet zullen
plaatsvinden, de aanvrager niet zal voldoen aan de subsidieverplichtingen of de aanvrager
niet op behoorlijke wijze rekening en verantwoording zal afleggen. Daarnaast kan de
subsidie worden geweigerd indien de aanvrager onjuiste of onvolledige gegevens heeft
verstrekt en die verstrekking tot een onjuiste beschikking zou hebben geleid of indien
de aanvrager failliet is verklaard of aan hem surseance van betaling is verleend.
Naast deze algemene weigeringsgronden kan de subsidie worden geweigerd indien de subsidieaanvraag
niet voldoet aan de in de subsidieregeling gestelde eisen (onderdeel a). Concreet
betekent dit bijvoorbeeld dat de subsidie wordt afgewezen indien het aangevraagde
subsidiebedrag lager is dan € 25.000 (artikel 5, tweede lid) of de aanvrager geen
organisatie met rechtspersoonlijkheid is.
De onderdelen b tot en met e hangen samen met enkele van de beoordelingscriteria.
Deze onderdelen raken de kern van het doel van de regeling en zijn derhalve als specifieke
weigeringsgrond opgenomen. Onderdeel f regelt dat de subsidieverlening in overeenstemming
dient te zijn met de de-minimisverordening. Om die reden dient de aanvrager een de-minimisverklaring
in te vullen, die bij het aanvraagformulier wordt gevoegd.
Onderdeel g regelt dat de subsidie kan worden geweigerd indien het project niet binnen
de bestaande wet- en regelgeving kan worden uitgevoerd.
Artikel 8. Niet subsidiabele kosten
In dit artikel zijn de kosten opgenomen die niet voor subsidie in aanmerking komen.
Onredelijk gemaakte kosten (onderdeel a) en kosten die naar het oordeel van de minister
qua prijsniveau niet in redelijke verhouding staan tot de overeengekomen prestaties
(onderdeel b), komen niet voor subsidie in aanmerking. De kosten moeten marktconform
zijn. Om aan te tonen dat de kosten marktconform zijn, kan de aanvrager aansluiten
bij zijn inkoopproces en gelden de algemene regels omtrent het aantonen van marktconformiteit.
Ook de kosten voor overhead en aan overhead gerelateerde exploitatiekosten zijn niet-subsidiabel
(onderdeel c). Evenals kosten die zijn gemaakt buiten de projectperiode (onderdeel
d). Dat wil zeggen kosten die gemaakt zijn voordat de subsidieaanvraag is ingediend
of kosten die na de uiterlijke afloopdatum van het project zijn gemaakt. De kosten
die voor andere financiering van overheidswege in aanmerking komen worden niet gesubsidieerd
(onderdeel e). Deze regeling is immers bedoeld voor projecten die niet anderszins
kunnen worden gefinancierd. Tot slot worden kosten die voortvloeien uit wettelijk
verplichte taken niet gefinancierd (onderdeel f). Hierbij kan gedacht worden aan verplichtingen
voortvloeiend uit de AVG.
In het tweede lid is aangegeven wat onder kosten voor overhead en aan overhead gerelateerde
exploitatiekosten wordt verstaan.
Artikel 9. Intrekking subsidie
De projectperiode bedraagt maximaal 12 aaneengesloten maanden. Het is dan ook van
belang dat subsidieontvangers na ontvangst van de verleningsbeschikking voortvarend
starten met de uitvoering van het project. Indien blijkt dat zij binnen twee maanden
na de start van de projectperiode nog niet zijn gestart met de uitvoering van het
project, dan kan dat (verstrekkende) gevolgen hebben voor de verleende subsidie.
Artikel 10. Evaluatie projecten
Het evaluatieformulier wordt vastgesteld door de minister en zal twee maanden voor
het einde van de projectperiode worden toegezonden aan de subsidieontvanger. De subsidieontvanger
dient het evaluatieverslag gelijktijdig met de aanvraag tot subsidievaststelling toe
te sturen.
In het evaluatieverslag wordt onder meer inzichtelijk gemaakt hoeveel deelnemers door
middel van het project daadwerkelijk aan werk zijn gekomen en wat de aard van het
werk is. Bij de omschrijving van de aard van het werk, licht de subsidieontvanger
toe of het tijdelijk of structureel werk betreft, het type werkzaamheden en de branche
waarin de deelnemer aan de slag is gegaan.
Daarbij wordt voldoende aannemelijk gemaakt dat de doelgroep bestaat uit (ex-) kankerpatiënten
zonder werk, met dien verstande dat er geen tot de persoon herleidbare persoonsgegevens
(waaronder medische gegevens) van deelnemers worden verwerkt in het verslag.
Artikel 11. Evaluatie regeling
De minister zal mede op basis van de evaluatieverslagen van de subsidieontvangers
de doeltreffendheid en doelmatigheid van deze regeling evalueren.
Artikel 12. Inwerkingtreding en vervaldatum
Deze regeling treedt in werking op de eerste dag na de publicatie ervan in de Staatscourant.
Hiermee wordt afgeweken van de vaste verandermomenten, omdat dit in het belang is
van subsidieontvangers die het gesubsidieerde project daardoor eerder in gang kunnen
zetten.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
W. Koolmees