De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media,
Gelet op de artikelen 116, tweede lid, 120, vijfde lid, 123, eerste en vierde lid,
124, eerste en tweede lid, 125, eerste lid, 125b, eerste lid, 129, eerste lid, 132,
eerste en derde lid, 137, vijfde lid, en 180a, tweede lid, van de Wet op het primair
onderwijs, de artikelen 113, 114, 117, vierde, vijfde en achtste lid, 120, 124, eerste
lid, 131, vierde lid, en 166a, tweede lid, van de Wet op de expertisecentra, artikelen
85b, tweede lid, 85d, eerste lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs, de artikelen
11a, tweede lid, 19, eerste lid, 22, 26, 28a, tweede lid, van het Besluit bekostiging
WPO, 10b, tweede lid, 30, eerste lid, 31, 33a, eerste en derde lid, en 35 van het
Besluit bekostiging WEC, de artikelen B 16b, B 16g, B 16l, B 21, C 11, eerste en tweede
lid, en C 16.1 van het Besluit trekkende bevolking WPO, en artikel 3, derde lid, van
de Regeling prestatiebox primair onderwijs 2015–2020;
Besluit:
TOELICHTING
I. Algemeen
De personele bekostiging van scholen in het primair onderwijs wordt per schooljaar
toegekend. In deze regeling voor het schooljaar 2018–2019 worden de al eerder vastgestelde
prijzen en bedragen, die daarvoor noodzakelijk zijn, geactualiseerd. Gekozen is om
de eerdere regeling voor 2018–2019 in te trekken en de regeling, nu met de geactualiseerde
prijzen en bedragen, opnieuw te publiceren. Dit verdient de voorkeur boven een wijzigingsregeling,
omdat die, vanwege de wijziging van veel prijzen en bedragen, moeilijk leesbaar zou
zijn.
1.1 Wijzigingen ten opzichte van eerdere regelingen
In hoofdstuk 6 is een algemeen artikel ingevoegd waarin de Algemene termijnenwet van
toepassing is verklaard op deze regeling en is geregeld dat voor zover een peildatum
op een dag valt waarop geen onderwijsverzorgd wordt deze naar de eerstvolgende schooldag
kan worden verschoven. Als gevolg hiervan zijn ook de daarop volgende artikelen vernummerd.
Per 1 augustus 2018 zijn wijzigingen van artikel 125b van de WPO en artikel 85d van
de WVO in werking getreden. Op grond hiervan moet nu ook bij groei de basisbekostiging
verplicht worden overgedragen.
2. Procedure vaststellen en wijzigen bedragen
2.1 Beperking van wijzigingen
De intentie is om wijzigingen in de bedragen binnen een schooljaar zoveel mogelijk
te beperken. Dat komt de duidelijkheid en daarmee de stabiliteit van het financieel
beleid van bevoegde gezagsorganen en scholen ten goede. Daarom worden de bedragen
voor personele bekostiging en voor het budget voor personeels- en arbeidsmarktbeleid
in eerste instantie in maart/april voorafgaande aan het schooljaar vastgesteld. Daarna
wordt soms, zoals nu het geval, in het begin van het schooljaar vanwege gewijzigde
omstandigheden een aanpassing van de bedragen vastgesteld. De eventueel noodzakelijke
aanpassingen van de bedragen gedurende het schooljaar worden daarna in principe ‘opgespaard’
tot een definitieve vaststelling tegen het einde van het schooljaar.
2.2 Clustering van regelingen
Om het aantal regelingen beperkt te houden, zijn de verschillende bekostigingsregelingen
in deze regeling samengebracht. In de onderhavige regeling worden naast de lumpsumbedragen
daarom ook de bedragen voor het personeels- en arbeidsmarktbeleid vastgesteld. Ook
het bijstellingspercentage van de correctiebedragen in het kader van de vereveningssystematiek
‘passend onderwijs’ wordt in deze regeling vastgesteld.
Op grond van de wet kan de Minister bijzondere bekostiging voor personeelskosten toekennen
aan scholen die zich in bijzondere omstandigheden bevinden. In deze regeling zijn
de standaard bijzondere omstandigheden opgenomen op grond waarvan de bijzondere bekostiging
kan worden aangevraagd. Enige uitzondering hierop betreft de bijzondere bekostiging
in verband met samenvoeging. Omdat de regeling hiervoor fors is uitgebreid, en nu
een meerjarig karakter heeft gekregen, is er voor gekozen om deze apart te publiceren.
De onderhavige regeling betreft de aanpassing van de bedragen aan het begin van het
schooljaar 2018–2019.
3. Bijzondere omstandigheden
3.1 Algemeen
Het bevoegd gezag van scholen waar zich bijzondere situaties voordoen, kan op grond
van artikel 123, tweede lid, van de WPO of artikel 120, tweede lid, van de WEC een
verzoek indienen voor bijzondere bekostiging. Bijzondere omstandigheden kunnen zich
voordoen aan scholen die in een schooljaar worden geconfronteerd met bijzondere situaties
die niet zijn geregeld in hoofdstuk 6 van deze regeling. Daarbij wordt er op gewezen
dat situaties die onder een of meerdere onderdelen van deze regeling vallen, maar
niet aan alle bij dat onderdeel genoemde voorwaarden voldoen, in elk geval niet als
klemmend zullen worden aangemerkt en derhalve niet voor bijzondere bekostiging in
aanmerking gebracht zullen worden.
Bij het indienen van een aanvraag op grond van artikel 123, tweede lid, van de WPO
of artikel 120, tweede lid, van de WEC dient rekening te worden gehouden met het volgende:
-
• Uitgangspunt bij het toekenningbeleid is, dat basisscholen en scholen voor (v)so krachtens
het Besluit bekostiging WPO respectievelijk het Besluit bekostiging WEC een op hun
situatie toegesneden lumpsum krijgen toegekend, en dat slechts in uitzonderlijke situaties
bijzondere bekostiging voor personeel en eventueel aanvullende bekostiging voor materiële
instandhouding wordt toegekend. Voor een goede beoordeling is het van belang dat aanvragen
op de juiste wijze worden ingediend en dat indiening van overbodige aanvragen wordt
voorkomen. Bezien wordt in hoeverre er sprake is van bijzondere omstandigheden en
of de reguliere bekostiging niet toereikend geacht kan worden.
-
• Verzoeken om meer bijzondere en aanvullende bekostiging voor het huidige schooljaar
dan er voor het voorgaande schooljaar aan bijzondere bekostiging is toegekend, terwijl
de omstandigheden gelijk zijn gebleven, worden in elk geval voor het meerdere afgewezen.
-
• Indien de aanvraag geheel of gedeeltelijk wordt toegekend ontvangt het bevoegd gezag
bijzondere bekostiging met ingang van de maand volgend op de datum waarop de aanvraag
is ontvangen.
-
• Aan toegekende bijzondere bekostiging in voorgaande schooljaren kunnen geen rechten
worden ontleend voor het schooljaar 2018–2019.
-
• Verzoeken om bijzondere en aanvullende bekostiging op basis van een bepaalde peildatum
(artikel 32, 33 en 34) die worden ingediend vóór bedoelde peildatum worden afgewezen,
omdat dan de benodigde informatie niet kan worden vastgesteld.
-
• Onvolledige aanvragen die niet binnen een door DUO te bepalen termijn zijn aangevuld,
worden buiten behandeling gelaten.
-
• Uiterlijk binnen vier maanden na ontvangst van de aanvraag ontvangt de aanvrager een
beschikking.
-
• Aanvragen ontvangen na 1 juli 2019 worden afgewezen omdat deze aanvragen, gelet op
de ingangsdatum bekostiging, niet leiden tot bekostiging in het schooljaar waarop
de regeling van toepassing is.
Slechts in een zeer beperkt aantal gevallen kan bijzondere bekostiging voor personeelskosten
worden toegekend. Alleen zeer uitzonderlijke situaties zullen als bijzonder worden
aangemerkt.
3.2 Basisscholen
Niet ingewilligd worden in ieder geval verzoeken van basisscholen in verband met:
-
• Aanwezigheid van nevenvestigingen: deze worden al bekostigd op grond van de WPO;
-
• Bijzondere hoedanigheid van leerlingen: de bekostiging voor lichte en zware ondersteuning
die de samenwerkingsverbanden ontvangen, wordt geacht daarin te voorzien. Wellicht
ten overvloede wijs ik er op dat dit ook geldt voor leerlingen met autisme.
3.3 Scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs
Niet ingewilligd worden in elk geval verzoeken van (v)so scholen in verband met:
-
• Groei van het aantal leerlingen.
-
• Bijzondere hoedanigheid van leerlingen: de hoedanigheid van de leerlingen is er op
zichzelf juist de oorzaak van dat zij tot een (v)so-onderwijssoort zijn toegelaten.
Ook het feit dat leerlingen afkomstig zijn uit een internaat vormt niet een zodanig
verzwarende factor dat sprake is van een bijzondere omstandigheid als bedoeld in artikel
120, tweede lid, WEC. In het algemeen zal de problematiek van individuele leerlingen
uiteenlopend kunnen zijn hetgeen niet specifiek voor één bepaalde (v)so-soort geldt.
De beschikbare reguliere faciliteiten worden geacht voldoende ruimte te bieden om
leerlingen de noodzakelijke individuele aandacht te geven.
-
• Aanwezigheid van nevenvestigingen: het lumpsumbudget wordt geacht voldoende mogelijkheid
te bieden om een op de situatie afgestemde schoolorganisatie te realiseren.
3.4 Aanvullende bekostiging voor materiële instandhouding
Basisscholen die op grond van artikel 123, tweede lid, van de WPO voor de periode
van 1 augustus 2018 tot 1 augustus 2019 bijzondere bekostiging wordt toegewezen in
verband met personeelskosten van extra leraren, komen met inachtneming van artikel
116, tweede lid, van de WPO tevens in aanmerking voor een aanvulling op de vergoeding
materiële instandhouding. Voor zover deze bedragen niet zijn opgenomen in deze regeling,
wordt bij de toekenning uitgegaan van € 2.033,46 per fte op jaarbasis. Het aantal
fte’s wordt berekend door de toegekende bijzondere bekostiging te delen door de genormeerde
gemiddelde personeelslasten van leraren als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel
b, van deze regeling en de uitkomst, na deling door de factor 1,0811, af te ronden
op 4 decimalen. Deze aanvullende bekostiging wordt vastgesteld naar evenredigheid
van de periode waarover de bijzondere bekostiging wordt toegekend en naar rato van
de berekende fte’s.
3.5 Procedure
Het bevoegd gezag van de school dat meent dat zich een bijzondere situatie voordoet,
kan een gemotiveerd verzoek indienen bij DUO/BEK onder vermelding van bijzondere bekostiging
in verband met een bijzondere situatie. In de aanvraag moet in ieder geval worden
vermeld:
-
• het BRIN-nummer van de school;
-
• waarom de school (nog steeds) in bijzondere omstandigheden verkeert en waarom het
lumpsumbudget ontoereikend is;
-
• voor welke soort personeel de school bijzondere bekostiging vraagt en hoeveel fte’s;
-
• bij eerdere toekenning op grond van dezelfde of vergelijkbare omstandigheden datum
en kenmerk van die beschikking.
Deze aanvraag kan ook worden ingediend door middel van een volledig ingevuld en door
het bevoegd gezag ondertekend formulier met nummer DUO 60102. Dit formulier is te
downloaden via www.duo.nl. De aanvraag kan ook elektronisch worden ingediend via het formulier dat beschikbaar
is na inloggen op het zakelijk portaal, onder instellingsinformatie.
4. Opbouw en werking van de regeling
Na hoofdstuk 1 (Algemene bepalingen) worden in hoofdstuk 2 per schoolsoort zowel de
lumpsumbedragen vastgesteld, als de bedragen voor personeels- en arbeidsmarktbeleid.
Hoofdstuk 3 bevat de aan de samenwerkingsverbanden primair onderwijs te verstrekken
lumpsumbedragen personeel voor lichte ondersteuning en de aan de samenwerkingsverbanden
primair en voortgezet onderwijs te verstrekken lumpsumbedragen personeel én materieel
voor zware ondersteuning. In hoofdstuk 4 wordt het percentage vastgesteld waarmee
het correctie bedrag in het kader van de zogenaamde verevening wordt bijgesteld. In
hoofdstuk 5 staan de bedragen voor de instellingen cluster 1 en cluster 2. Hoofdstuk
6 bevat de bedragen en procedures voor de bijzondere bekostiging en in hoofdstuk 7
wordt het betaalritme bekend gemaakt. Hoofdstuk 8 bevat de slotbepalingen. Met de
WPO, de WEC, het Besluit bekostiging WPO, het Besluit bekostiging WEC, de bedragen
en de landelijk gewogen gemiddelde leeftijd die worden vastgesteld in deze regeling,
het aantal leerlingen op de teldatum en de gewogen gemiddelde leeftijd van de school,
kan per school het lumpsumbudget worden berekend.
5. Administratieve lasten
De wijzigingen in deze regeling leiden niet tot wijziging van administratieve lasten
in vergelijking met de Regeling bekostiging personeel PO 2017–2018 en vaststelling
bedragen voor ondersteuning van leerlingen in het PO en VO 2017–2018.
6. Prijsaanpassingen
De opgenomen prijsaanpassingen ten opzicht van de definitief vastgestelde bedragen
voor het schooljaar 2017–2018 betreffen de verwerking van de kabinetsbijdrage voor
de loonbijstelling, de verwerking van de oploop in het functiemixbudget en middelen
voor de uitvoering van enkele onderwerpen uit het Regeerakkoord ‘Vertrouwen in de
toekomst’. Voor wat betreft dat laatste gaat het specifiek om de gereserveerde middelen
voor de verbetering van de arbeidsvoorwaarden van het onderwijzend personeel, de extra
middelen voor de kleine scholen toeslag, de extra middelen in verband met de werkdruk
en de extra middelen voor het mogelijk maken van een bezoek aan het Rijksmuseum.
Ten opzichte van de definitief vastgestelde bedragen voor het schooljaar 2017–2018,
komt de aanpassing per 1 augustus 2018 voor de leraren op 2,987% en voor het onderwijsondersteunend
personeel en voor de schoolleiding op 1,488%. De aanpassing van alle bedragen personeels-
en arbeidsmarktbeleid bedraagt 2,987%. Het bedrag per leerling voor personeel en arbeidsmarktbeleid
is verhoogd met € 155,55 in verband met de afspraken over de werkdruk. Daarnaast zijn
de bedragen in het P&A-budget voor scholen tot 145 leerlingen aangepast in verband
met het extra budget dat beschikbaar is voor de kleine scholen toeslag. Het totale
beschikbare budget voor de prestatiebox wordt verhoogd met € 4,5 miljoen in verband
met mogelijk maken van een bezoek aan het Rijksmuseum.
De opslag voor het Vervangingsfonds is per 1 augustus 2018 ongewijzigd vastgesteld
op 4,026% van de loonkosten en ook de opslag voor het Participatiefonds is ongewijzigd
vastgesteld op 1,00% van de loonkosten. De opslagen en percentages in de bekostiging
worden normatief vastgesteld en komen daarom niet altijd overeen met de exacte kosten
die individuele schoolbesturen op onderdelen moeten maken. Hiermee dient rekening
gehouden te worden in de bedrijfsvoering.
II. Artikelsgewijs
Artikelen 6, 13, 18 en 25
In kader van de afspraken over de vermindering van de werkdruk in het primair onderwijs
is het bedrag per leerling met € 155,55 verhoogd.
Artikel 21 en 22
In de voor 2018–2019 vastgestelde bedragen voor zware ondersteuning PO en VO, is een
bedrag van € 13,14 meegenomen voor hoogbegaafde leerlingen.
Artikel 22a
De bepalingen ten aanzien van groeibekostiging (artikel 125b van de WPO en artikel
85d van de WVO) voorzagen enkel in een verplichting voor samenwerkingsverbanden om
bij groei van het aantal leerlingen tussen 1 oktober en 1 februari het personele deel
van de ondersteuningsbekostiging over te dragen aan scholen voor speciaal onderwijs
en scholen voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs de school. Vanaf 1 augustus
2018 zijn samenwerkingsverbanden verplicht om het personele deel van de basisbekostiging
aan de school over te dragen. Voor de vaststelling van de bedragen wordt aangesloten
bij de leeftijdsafhankelijke bekostigingssystematiek voor scholen voor speciaal onderwijs
en voortgezet speciaal onderwijs, waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen leerlingen
jonger dan 8 jaar, leerlingen ouder dan 8 jaar die speciaal onderwijs volgen en leerlingen
die voortgezet speciaal onderwijs volgen.
Artikel 26
De ondersteuningsbekostiging voor de cluster 2 instellingen is ten opzichte van de
voor 2017–2018 vastgestelde bedragen in totaal met € 218.400,– verlaagd in verband
met de bekostiging van het verblijf van cluster 2 leerlingen in het internaat in Haren.
Zie de brief ‘Passend onderwijs: financiering doveninternaat Haren en uitvoering motie
Rog/Ypma’ aan de Tweede Kamer van 26 oktober 2016 (TK 2016/2017, 31 497, nr. 220).
Artikel 27
Dit artikel is ingevoegd om te voor te zorgen dat in gevallen waarin een indieningstermijn
eindigt in een weekend of een feestdag ook de aanvragen die op maandag bij DUO bezorgd
worden nog als tijdig aangemerkt kunnen worden. Daarnaast is voor de peildata in de
artikelen 32, 33 en 34 geregeld dat als deze in een weekend of op een feestdag vallen
de eerstvolgende schooldag als peildatum gehanteerd kan worden. Op een zaterdag, zondag
en feestdagen kunnen namelijk geen nieuwe leerlingen worden ingeschreven.
Artikel 28 tot en met 35 en 37
Het bevoegd gezag hoeft alleen de gevraagde aantallen en gegevens op te sturen naar
DUO. Het is niet de bedoeling om persoonsgegevens als bijlage mee te sturen. De in
de regeling genoemde bewijsstukken moeten worden bewaard in de eigen schooladministratie.
Indien gebruik wordt gemaakt van het elektronisch formulier is een bijlage dan ook
niet nodig.
Artikel 31
De bijzondere bekostiging op grond van dit artikel wordt uitsluitend bepaald op basis
van het aantal nieuw ingeschreven leerlingen uit een ‘Blijf van mijn lijf huis’. De
toe te kennen bijzondere bekostiging wordt vanaf 10 leerlingen gebaseerd op 0,2 fte
(exclusief adv) en voor iedere 10 leerlingen meer, 0,1 fte extra.
Artikel 39
In het bedrag is per leerling een bedrag van € 15,15 opgenomen voor cultuureducatie.
Dit is inclusief de extra middelen voor het mogelijk maken van een bezoek aan het
Rijksmuseum.
Artikel 41
In dit artikel is de verdeling van de betaling van het bedrag voor de prestatiebox
primair onderwijs over het eerste en het laatste deel van het schooljaar aangepast.
In 2017–2018 werd 33,6% in november 2017 uitbetaald, en 66,4% in maart 2018. Om budget
technische redenen zijn deze percentages aangepast naar 45,4% respectievelijk 54,6%.
Artikel 42
Gelet op artikel 9.1, derde lid, van de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS wordt
in artikel 39 van deze regeling bepaald dat de op grond van deze regeling verstrekte
bekostiging vrij besteedbaar is (binnen de doelen waarvoor bekostiging aan de school
wordt verstrekt). Dit is in lijn met het lumpsum-principe. Verantwoording vindt plaats
overeenkomstig de Regeling jaarverslaggeving onderwijs.
De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, A. Slob