Wijziging Organisatie- en Mandaatbesluit BZK 2018

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

Gelet op artikel 3, tweede lid, van het Coördinatiebesluit organisatie en bedrijfsvoering rijksdienst 2011, afdeling 10.1 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 9.4 van het Mandaatbesluit BZK 2018;

besluit

ARTIKEL 1

het Organisatiebesluit BZK 2018 als volgt te wijzigen:

A

Artikel 1, onderdelen e en f, komen te luiden:

e. SG-Cluster:

de directies Concernondersteuning, Financieel-economische Zaken, Constitutionele Zaken en Wetgeving, BZK Flex en CIO & Informatiemanagement;

f. BZK Kerndepartement:

de directoraten-generaal Bestuur, Ruimte en Wonen, Koninkrijksrelaties en Overheidsorganisatie, het programma directoraat-generaal Omgevingswet en het SG-Cluster.

B

Aan artikel 2, eerste lid, wordt, onder verlettering van de onderdelen c tot en met k tot d tot en met l, een onderdeel ingevoegd, luidende:

  • c. het directoraat-generaal Koninkrijksrelaties (DGKR);

C

In artikel 3, tweede lid, wordt na ‘Bestuur, Ruimte en Wonen,’ ingevoegd ‘Koninkrijksrelaties,’.

D

Artikel 5, tweede lid, onderdeel h, vervalt, onder verlettering van onderdeel i tot h.

E

Onder vernummering de paragrafen 3.3 tot en met 3.11. tot 3.4. tot en met 3.12. wordt een paragraaf ingevoegd luidende:

Paragraaf 3.3. Directoraat-generaal Koninkrijksrelaties

Artikel 5a
  • 1. Het directoraat-generaal Koninkrijksrelaties staat onder leiding van een directeur-generaal.

  • 2. Het directoraat-generaal heeft de volgende taken:

    • a. het zorg dragen voor een toekomstbeeld, scenario’s en handvatten om het Koninkrijk nader vorm en inhoud te geven, door beleidsvorming, beleidsvaststelling en uitvoering;

    • b. het onderhouden van goede relaties met en het coördineren van de samenwerking met de openbare lichamen van Caribisch Nederland en met Curaçao, Aruba en Sint Maarten;

    • c. het met andere partners binnen en buiten het departement zorg dragen voor het opstellen en verwezenlijken van het beleid van het ministerie voor de openbare lichamen van Caribisch Nederland;

    • d. het met andere partners binnen en buiten het departement zorg dragen voor de coördinatie van het algemene beleid van de Rijksoverheid op dit terrein, met de speerpunten die samen met de openbare lichamen van Caribisch Nederland en de departementen worden bepaald;

    • e. het beheersmatig aansturen van de kabinetten van de gouverneur en de Rijksvertegenwoordiger voor de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba;

    • f. het ter beschikking stellen van mensen en middelen aan het College Financieel Toezicht Curaçao en Sint Maarten, het College Financieel Toezicht Bonaire, Sint Eustatius en Saba, en het College Aruba Financieel Toezicht;

    • g. het aansturen van de Rijksdienst Caribisch Nederland (RCN);

    • h. het ondersteunen van de Vertegenwoordiger bij het uitvoeren van zijn taken en opdracht zoals vastgelegd in het Koninklijk Besluit van 4 maart 2013 (Stcrt. 2013, nr. 8486);

    • i. het uitvoeren van de taken van de Vertegenwoordiging van Nederland bij Curaçao, Aruba en Sint Maarten te weten:

      • 1°. het adviseren van en rapporteren aan de bewindspersonen en desgewenst aan de overige ministers over het beleid voor Curaçao, Aruba, en Sint Maarten;

      • 2°. het begeleiden van officiële bezoeken van Nederlandse ministers, staatssecretarissen en delegaties;

      • 3°. het uitvoeren van Kieswettaken voor de Tweede Kamerverkiezingen en de Europese verkiezingen;

      • 4°. het verwijzen van Nederlanders die niet weten bij welke lokale instanties ze moeten zijn;

      • 5°. het bieden van hulp aan Nederlanders die in de problemen zijn geraakt;

      • 6°. het verlenen van gedetineerdenzorg aan Nederlanders die in Aruba, Curaçao en Sint Maarten zijn aangehouden;

      • 7°. het geven van informatie over Nederlandse rijbewijzen en paspoorten;

    • j. het bijdragen aan de wederopbouw van de Nederlandse Bovenwindse eilanden Sint Maarten, Saba en Sint Eustatius.

  • 3. Het directoraat-generaal bestaat uit de volgende organisatieonderdelen:

    • a. de directie Koninkrijksrelaties (DKR);

    • b. de projectdirectie Wederopbouw Bovenwindse Eilanden (PDWBE);

    • c. de Rijksdienst Caribisch Nederland (RCN).

F

Artikel 10, tweede lid, onderdeel g vervalt, onder verlettering van onderdeel h tot g.

G

Artikel 11, tweede lid, onderdelen b en h vervallen, onder verlettering van onderdelen c tot en met g tot b tot en met f.

H

De artikelen 13 en 18 vervallen.

ARTIKEL II

het Mandaatbesluit BZK 2018 als volgt te wijzigen:

A

Artikel 1.1, onderdelen j en k, komen te luiden:

j. SG-Cluster:

de directies Concernondersteuning, Financieel-economische Zaken, Constitutionele Zaken en Wetgeving, BZK Flex en CIO & Informatiemanagement;

k. BZK Kerndepartement:

de directoraten-generaal Bestuur, Ruimte en Wonen, Koninkrijksrelaties en Overheidsorganisatie, het programma directoraat-generaal Omgevingswet en het SG-Cluster.

B

In artikel 4.3, eerste lid, wordt ‘hoofdstuk 4 van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2002’ vervangen door ‘hoofdstuk 5 van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2017’.

C

Na artikel 4.4 wordt een nieuw artikel toegevoegd, luidende:

Artikel 4.4a

Het mandaat van de directeur-generaal van het Rijksvastgoedbedrijf omvat tevens het verlenen van volmacht aan medewerkers van notariskantoren voor het passeren van notariële akten ten aanzien van aangelegenheden die behoren tot het eigen werkterrein en voor zover het gaat om het zakenrechtelijk bevestigen van reeds aangegane verplichtingen.

D

Aan artikel 4.7 wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 7. Het diensthoofd kan voor de in artikel 4.4a genoemde bevoegdheid uitsluitend ondermandaat verlenen aan directeuren, afdelingshoofden en sectiehoofden van het Rijksvastgoedbedrijf.

E

Artikel 6.5 vervalt.

ARTIKEL III

Het Volmachtbesluit notariaat Rijksvastgoedbedrijf 2018 wordt ingetrokken.

ARTIKEL IV

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 juli 2018, met dien verstande dat:

  • a. artikel I, onderdeel D, en artikel II, onderdeel E, terugwerken tot en met 10 juli 2018;

  • b. artikel I, onderdeel F, terugwerkt tot en met 9 maart 2018;

  • c. artikel II, onderdeel B, terugwerkt tot en met 1 mei 2018;

  • d. artikel II, onderdelen C en D, en artikel III terugwerken tot en met 5 juni 2018.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, K.H. Ollongren

TOELICHTING

Met dit wijzigingsbesluit worden het Organisatiebesluit BZK 2018 en het Mandaatbesluit BZK 2018 op verschillende punten gewijzigd.

Bureau architectenregister (artikel I, onderdeel F)

Bij Koninklijk Besluit van 9 maart 2018 (Stcrt. 2018, nr. 15985) is het toezicht op het bureau architectenregister overgegaan van de minister van BZK naar de minister van OCW. Deze taak wordt daarom uit het Organisatiebesluit BZK 2018 gehaald.

Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2017 (artikel II, onderdeel B)

Per 1 mei 2018 is de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2002 vervangen door de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2017.

De verwijzing naar de wet in het Mandaatsbesluit BZK 2018 is aangepast.

Directoraat-generaal Koninkrijksrelaties (artikel I, onderdelen A, B, C, E, G en H, en artikel II, onderdeel A)

Per 1 juli 2018 is het directoraat-generaal Koninkrijksrelaties ingesteld. Met dit wijzigingsbesluit wordt de inbedding van het directoraat-generaal in de BZK-organisatie vastgelegd.

Intrekking Wet raadgevend referendum (artikel I, onderdeel D, en artikel II, onderdeel E)

Per 10 juli 2018 is de Wet raadgevend referendum vervallen. Binnen het directoraat-generaal Bestuur, Ruimte en Wonen werden werkzaamheden ter uitvoering van deze wet verricht. Deze werkzaamheden en het mandaat voor de uitvoering van deze wet komen te vervallen.

Volmacht aan notarissen (artikel II, onderdelen C en D, en artikel III)

In het Volmachtbesluit notariaat Rijksvastgoedbedrijf 2018 van 5 juni 2018 (Stcrt. 2018, nr. 30503) heeft de staatssecretaris van BZK volmacht verleend aan de directeur-generaal, de directeuren, de afdelingshoofden en de sectiehoofden van het Rijksvastgoedbedrijf om volmacht te verlenen aan medewerkers van notariskantoren voor het namens de Staat der Nederlanden verrichten van rechtshandelingen, bestaande uit het passeren van notariële akten.

Deze volmacht wordt nu opgenomen in het Mandaatbesluit BZK. Het Volmachtbesluit wordt gelijktijdig ingetrokken.

De bevoegdheid tot deze volmachtverlening wordt verstrekt aan de directeur-generaal van het Rijksvastgoedbedrijf. De directeur-generaal van het Rijksvastgoedbedrijf kan deze bevoegdheid alleen doorverlenen aan directeuren, afdelingshoofden, en sectiehoofden van het Rijksvastgoedbedrijf.

Ter waarborging van de onafhankelijke positie van de notaris dient de volmacht te worden verleend aan medewerkers van het desbetreffende notariskantoor en niet aan de notaris zelf. Het gaat hier uitsluitend om rechtshandelingen waarmee reeds aangegane verplichtingen zakenrechtelijk worden bevestigd. Aan de zakenrechtelijke bevestiging bij de notaris moet een rechtsgeldig ondertekende overeenkomst ten grondslag liggen. Dit wil zeggen: een overeenkomst die is ondertekend door een op grond van de vigerende mandaatbesluiten bevoegde functionaris. Alleen dan kan gesproken worden van het bij de notaris zakenrechtelijk bevestigen van een reeds aangegane verplichting.

Het verlenen van volmacht aan medewerkers van notariskantoren moet ook steeds geschieden door de functionaris tot wiens werkterrein de betreffende aangelegenheid behoort.

Overigens is de bevoegdheid voor de betreffende functionarissen zelf om de Staat te vertegenwoordigen bij het zakenrechtelijke bevestigen bij de notaris van een rechtsgeldig ondertekende overeenkomst geregeld in het mandaatbesluit van BZK (voor de directeur-generaal en de directeuren) en in het mandaatbesluit van het Rijksvastgoedbedrijf (voor de afdelingshoofden en de sectiehoofden). De bevoegdheid om de volmacht door te geven aan niet onder hen ressorterende functionarissen was tot dusver niet geregeld.

De behoefte om deze bevoegdheid nu wel te regelen komt voort uit het toegenomen aantal rechtshandelingen waarvoor de notaris moet worden ingeschakeld en uit de inefficiëntie van het inzetten van functionarissen van het Rijksvastgoedbedrijf om de Staat te vertegenwoordigen bij het passeren van aktes, mede als gevolg van de landelijke spreiding en het afgenomen aantal regiokantoren.

Daarbij stond het voormalige Besluit privaatrechtelijke rechtshandelingen 1996 het verlenen van volmacht aan niet onder de ministers ressorterende natuurlijke personen en rechtspersonen alleen toe indien daartoe dwingende redenen bestonden. De Regeling financieel beheer van het Rijk, waarin de volmachtverlening thans is geregeld, geeft een ruimere bevoegdheid om volmacht te verlenen aan niet onder de ministers ressorterende personen.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, K.H. Ollongren

Naar boven