Besluit van de Pensioen- en Uitkeringsraad van 4 juli 2018, houdende de bekendmaking van de beleidsregels voorzieningen 2018 (Besluit Beleidsregels PUR 2018)

De Pensioen- en Uitkeringsraad,

Gelet op artikel 4 van de Wet uitvoering wetten voor verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen;

Besluit:

Artikel 1

Bij de uitvoering van de in artikel 1, onder e, van de Wet uitvoering wetten voor verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen genoemde wetten en de in artikel 1, onder f genoemde regeling, passen de Raad, bedoeld in artikel 1, onder b, van de Wet uitvoering wetten voor verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen en de Sociale verzekeringsbank, genoemd in hoofdstuk 6 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen het beleid toe dat is neergelegd in de bijlage bij dit besluit.

Artikel 2

Het Besluit Beleidsregels PUR 2017 (Stcrt. 2017, nr. 49328) wordt ingetrokken.

Artikel 3

Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.

Artikel 4

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit Beleidsregels PUR 2018.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst. De bijlage wordt ter inzage gelegd bij het vestigingskantoor van de Sociale verzekeringsbank in Leiden en kan worden ingezien via het internet op www.svb.nl/wvo.

Leiden, 1 augustus 2018

De voorzitter van de Pensioen- en Uitkeringsraad, D. Mulock Houwer

TOELICHTING

De Pensioen- en Uitkeringsraad (PUR) en de Sociale verzekeringsbank (SVB) geven gezamenlijk uitvoering aan de wetten voor verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen. Het gaat hier om de Wet buitengewoon pensioen 1940-1945, de Wet buitengewoon pensioen zeelieden-oorlogsslachtoffers, de Wet buitengewoon pensioen Indisch verzet, de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945 en de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945. Daarnaast wordt gezamenlijk uitvoering gegeven aan de Algemene Oorlogsongevallenregeling Indonesië met inbegrip van het besluit van de Luitenant-Gouverneur-Generaal van Nederlands-Indië van 5 november 1946 (Indisch Staatsblad 1946, 118) (AOR).

De wetten voor verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen en de AOR kennen bepalingen die het mogelijk maken om de kosten van voorzieningen geheel of gedeeltelijk te vergoeden. De relatie tussen de PUR en de SVB is geregeld in de Wet uitvoering wetten voor verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen. Deze wet bepaalt dat de PUR voor de uitvoering van de wetten voor verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen en de AOR beleidsregels opstelt. De PUR geeft hieraan invulling door jaarlijks met het Besluit Beleidsregels PUR het voorzieningenbeleid vast te stellen. In dit kader werd op 12 juli 2017 het Besluit Beleidsregels PUR 2017 (Stcrt. 2017, nr. 49328) genomen. De bij dat besluit behorende beleidsregels hebben betrekking op voorzieningen in verband met invaliditeit en/of gezondheidsklachten en zijn gepubliceerd. De PUR heeft sindsdien in het beleid voor een aantal voorzieningen wijzigingen aangebracht. De PUR heeft met inachtneming hiervan het Besluit Beleidsregels PUR 2018 genomen, inhoudende dat de PUR de beleidsregels voor de voorzieningen 2018 heeft vastgesteld.

De bijlage waarnaar in het besluit wordt verwezen, betreft de gebundelde verzameling beleidsregels PUR 2018 die voor een ieder ter inzage ligt bij het vestigingskantoor van de Sociale Verzekeringsbank in Leiden. De inhoud van de publicatie kan tevens worden ingezien via het internet op www.svb.nl/wvo.

De beleidsregels zijn op de volgende punten gewijzigd:

  • in onderdeel 5025 (Ingang en einde toekenning voorzieningen) is toegevoegd dat de voorzieningen voor Deelname aan het maatschappelijk verkeer, telefoonkosten, extra vakantie, vervoer voor het onderhouden van sociale contacten en autokosten niet worden ingetrokken bij verhuizing naar een Wlz-instelling als de gerechtigde zonder eigen Wlz-indicatie is meeverhuisd met zijn partner naar een Wlz-instelling. Dit geldt zolang de gerechtigde geen eigen indicatie heeft voor een Wlz-instelling;

  • in onderdeel 5210 (Oefentherapie: fysiotherapie) is opgenomen dat als het in de Verenigde Staten gaat om massagebehandeling gegeven door een massagetherapeut deze voor vergoeding in aanmerking komt als deze therapeut een staatslicentie of certificering van de betreffende staat heeft. Het vereiste van de nationale certificering door het NCBTMB komt hiermee te vervallen;

  • in onderdeel 5215 (Oefentherapie Cesar) is als eis voor gekwalificeerde zorg opgenomen dat de behandeling moet zijn gegeven door een hiervoor gekwalificeerde oefentherapeut Cesar aangesloten bij de Vereniging van Oefentherapeuten Cesar en Mensendieck of geregistreerd in het Kwaliteitsregister Paramedici als oefentherapeut Cesar;

  • in onderdeel 5220 (Oefentherapie: Mensendieck) is als eis voor gekwalificeerde zorg opgenomen dat de behandeling moet zijn gegeven door een hiervoor gekwalificeerde oefentherapeut Mensendieck aangesloten bij de Vereniging van Oefentherapeuten Cesar en Mensendieck of geregistreerd in het Kwaliteitsregister Paramedici als oefentherapeut Mensendieck;

  • onderdeel 5270 (Beeldende therapie) is geactualiseerd. Hierin is opgenomen dat de behandelaar als beeldend therapeut moet zijn ingeschreven in het register van de Stichting Registratie Vaktherapeutische Beroepen (SRVB);

  • onderdeel 5275 (Logopedie) is geactualiseerd. Hierin is opgenomen dat de behandelaar moet zijn geregistreerd in het Kwaliteitsregister Paramedici als logopedist. De voorwaarde dat de logopedist moet zijn aangesloten bij de Nederlandse Vereniging voor Logopedie en Foniatrie (NVLF) is hiermee komen te vervallen;

  • toegevoegd als onderdeel 5285 (Ergotherapie) is de beleidsregel voor ergotherapie. Op de voorziening ergotherapie zijn de algemene criteria voor toekenning van therapieën en paramedische zorg van toepassing. De behandelend ergotherapeut moet zijn geregistreerd in het Kwaliteitsregister Paramedici als ergotherapeut;

  • toegevoegd als onderdeel 5290 (Podotherapie) is de beleidsregel voor podotherapie. Op de voorziening podotherapie zijn de algemene criteria voor toekenning van therapieën en paramedische zorg van toepassing. De behandelend podotherapeut moet geregistreerd zijn in het Kwaliteitsregister Paramedici als podotherapeut;

  • in onderdeel 5322 (Eenvoudige loophulpmiddelen) is opgenomen dat bij een toekenning van een vergoeding voor een rollator de kosten van los aan te schaffen accessoires die nodig zijn voor een doelmatig gebruik van de rollator, bijvoorbeeld een dienblad, mandje of een stokhouder, niet onder het genormeerde bedrag vallen maar apart kunnen worden vergoed voor zover de kosten hiervan proportioneel zijn;

  • in onderdeel 5405 (Verzorging en verpleging in een daarvoor bestemde instelling) is nader gepreciseerd dat voor Israël het prijspeil van de verpleeg- of verzorgingskosten voor de in 1999 tot stand gekomen vleugel van Beth Juliana geldt als maximum voor de voor vergoeding in aanmerking te nemen pensionprijs en inkoopsom of deposito;

  • in onderdeel 5415 (Pedicure) is opgenomen dat de behandeling moet worden uitgevoerd door een gediplomeerd pedicure;

  • in de onderdelen 5505 (Extra vakantie), 5805 (Sociaal vervoer), 5820 (Autokosten) en 5905 (Deelname aan het maatschappelijk verkeer) is toegevoegd dat deze voorzieningen niet worden ingetrokken als de gerechtigde zonder eigen Wlz-indicatie is meeverhuisd met zijn partner naar een Wlz-instelling. Dit geldt zolang de gerechtigde geen eigen indicatie heeft voor een Wlz-instelling;

  • in onderdeel 5705 (Huishoudelijke hulp) is opgenomen dat voor Zuid-Afrika voor de vergoeding van een dagdeel en twee dagdelen één normbedrag geldt omdat het in Zuid-Afrika gebruikelijk is dat een huishoudelijke hulp alleen per dag betaald wordt;

  • tot slot heeft een aantal redactionele aanpassingen plaatsgevonden en zijn evidente fouten gecorrigeerd.

Naar boven