Besluit van de directeur van Octrooicentrum Nederland tot vaststelling van beleidsregels inzake buitenlandse beroepsstages (beleidsregels buitenlandse beroepsstages)

De directeur van Octrooicentrum Nederland

Gelet op artikel 27f, vierde lid, van het Uitvoeringsbesluit Rijksoctrooiwet 1995

Artikel 1. Definities

1. Beroepsstage:

een voltooide periode van beroepsuitoefening, als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder j, van richtlijn 2005/36/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 7 september 2005 betreffende de erkenning van beroepskwalificaties, onder toezicht van een supervisor, welke een voorwaarde vormt voor de toegang tot het beroep van octrooigemachtigde.

2. Supervisor:

de octrooigemachtigde die de verzoeker om erkenning tijdens diens beroepsstage tot octrooigemachtigde heeft begeleid en daartoe ook gerechtigd was onder het recht van het land van zijn beroepsuitoefening.

3. Raad van toezicht:

de raad bedoeld in artikel 23f van de Rijksoctrooiwet 1995.

Artikel 2. Richtsnoeren voor de rol van de supervisor

De supervisor heeft gedurende de beroepsstage de verzoeker om erkenning van de beroepsstage naar vermogen opgeleid voor het beroep van octrooigemachtigde, door ten minste aanwijzingen, voorlichting en raad te verschaffen met betrekking tot het behandelen van octrooiaanvragen in de ruimste zin van het woord. De supervisor heeft daarnaast aandacht geschonken aan de introductie van de verzoeker om erkenning bij en diens optreden tegenover cliënten en beroepsgenoten.

Artikel 3. Erkenning beroepsstage voltooid in een andere EU-lidstaat, EER-lidstaat of Zwitserland

  • 1. Een beroepsstage welke opleidt tot octrooigemachtigde in een andere lidstaat van de Europese Unie dan Nederland dan wel een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of Zwitserland, wordt erkend indien deze in overeenstemming is met de in artikel 2 bedoelde richtsnoeren.

  • 2. Indien een beroepsstage als bedoeld in het eerste lid wordt erkend, wordt de termijn bedoeld in artikel 27e, derde lid, onder a, van het Uitvoeringsbesluit Rijksoctrooiwet 1995, waarin octrooiaanvragen moeten zijn behandeld onder verantwoordelijkheid van een Nederlandse octrooigemachtigde, bekort met de duur van de gevolgde beroepsstage.

  • 3. De termijn, bedoeld in het tweede lid, bedraagt evenwel ten minste één jaar.

  • 4. De verzoeker dient onderdaan te zijn van een lidstaat van de Europese Unie, dan wel een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of Zwitserland.

Artikel 4. Verzoek om erkenning beroepsstage

  • 1. Een verzoek om erkenning als bedoeld in artikel 3, eerste lid, wordt schriftelijk ingediend bij de directeur van Octrooicentrum Nederland. Het verzoek bevat ten minste de naam en adresgegevens van de verzoeker, diens nationaliteit, de naam en adresgegevens van de supervisor onder wiens toezicht de beroepsstage is uitgevoerd, gegevens waaruit blijkt in welk land de supervisor octrooigemachtigde is en de duur van de beroepsstage.

  • 2. Als bijlage bij het verzoek wordt een verklaring van de supervisor toegevoegd. In deze verklaring staat ten minste dat de supervisor bevoegd is tot het opleiden tot octrooigemachtigde, de plaats en duur van de verrichte beroepsstage alsmede of dit voltijds of in deeltijd was, een overzicht van de werkzaamheden die tijdens de beroepsstage zijn verricht, een omschrijving waaruit kan worden opgemaakt in welke mate de beroepsstage aan de richtsnoeren uit artikel 2 voldoet, dat de beroepsstage succesvol is doorlopen en dat de onderhavige verklaring naar waarheid is opgesteld. De verklaring wordt ondertekend door de supervisor. Aan de verklaring mogen bijlagen ter ondersteuning worden toegevoegd.

  • 3. De verklaring van de supervisor en eventuele bijlagen mogen naast in het Nederlands, ook in het Duits, Engels of Frans zijn gesteld. Indien de verklaring van de supervisor dan wel de bijlagen in een andere dan een van deze talen zijn gesteld, dient tevens een gewaarmerkte vertaling van de verklaring dan wel de bijlagen in het Nederlands, Duits, Engels of Frans te worden toegevoegd.

Artikel 5. Advies raad van toezicht

  • 1. De directeur van Octrooicentrum Nederland stuurt een afschrift van het verzoek om erkenning onverwijld door naar de raad van toezicht voor advies.

  • 2. Alvorens haar advies op te stellen, is de raad van toezicht gerechtigd de verzoeker, diens supervisor of de nationale beroepsorganisatie van de octrooigemachtigden waarvoor de beroepsstage is gevolgd, te verzoeken om nadere inlichtingen te verschaffen die benodigd zijn voor de beoordeling van het verzoek.

  • 3. De raad van toezicht brengt zijn advies uit aan de directeur van Octrooicentrum Nederland binnen zes weken na ontvangst van het adviesverzoek. De termijn van zes weken kan op verzoek van de raad van toezicht met vier weken worden verlengd.

Artikel 6. Beschikking

  • 1. Na kennisneming van het advies van de raad van toezicht neemt de directeur van Octrooicentrum Nederland een besluit op het verzoek om erkenning.

  • 2. Indien de directeur van Octrooicentrum Nederland in zijn besluit positief beslist op het verzoek om erkenning, vermeldt de beschikking de nieuwe termijn bedoeld in artikel 27e, derde lid, onder a, van het Uitvoeringsbesluit Rijksoctrooiwet 1995, waarin octrooiaanvragen moeten zijn behandeld onder verantwoordelijkheid van een Nederlandse octrooigemachtigde.

  • 3. De directeur van Octrooicentrum Nederland stuurt een afschrift van de beschikking aan de raad van toezicht.

Artikel 7. Rekening houden met beroepsstage voltooid in een derde land

  • 1. Een beroepsstage welke opleidt tot:

    • a) octrooigemachtigde in een land, niet zijnde een lidstaat van de Europese Unie dan wel een staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of Zwitserland, of

    • b) Europees octrooigemachtigde als bedoeld in artikel 134 van het Europees Octrooiverdrag, niet tevens tot nationaal octrooigemachtigde in een lidstaat van de Europese Unie dan wel een staat die partij is bij de overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of Zwitserland,

    welke in overeenstemming is met de in artikel 2 bedoelde richtsnoeren, kan op verzoek leiden tot bekorting van de termijn bedoeld in artikel 27e, derde lid, onder a, van het Uitvoeringsbesluit Rijksoctrooiwet 1995, van de Nederlandse beroepsstage waarin octrooiaanvragen moeten zijn behandeld onder verantwoordelijkheid van een Nederlandse octrooigemachtigde.

  • 2. De termijn, bedoeld in het eerste lid, bedraagt evenwel ten minste één jaar.

  • 3. De verzoeker dient onderdaan te zijn van een lidstaat van de Europese Unie, dan wel een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of Zwitserland.

Artikel 8. Verzoek om rekening te houden met een beroepsstage voltooid in een derde land

Op een verzoek om rekening te houden met een beroepsstage als bedoeld in artikel 7, eerste lid, zijn de artikelen 4 tot en met 6 van overeenkomstige toepassing.

Artikel 9. Inwerkingtreding besluit

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 18 januari 2016.

Artikel 10. Citeertitel en publicatie

Deze beleidsregels kunnen worden aangehaald als: Beleidsregels buitenlandse beroepsstages.

Deze beleidsregels worden met de toelichting in de Staatscourant geplaatst.

Aldus gedaan te Den Haag 18 januari 2018

D.J. de Groot Directeur Octrooicentrum Nederland onderdeel van Rijksdienst voor Ondernemend Nederland

TOELICHTING

Het onderhavige besluit van de directeur van Octrooicentrum Nederland dient ter uitvoering van artikel 27f, vierde lid, van het Uitvoeringsbesluit Rijksoctrooiwet 1995 waarin de implementatie heeft plaatsgehad1 van artikel 55bis van de richtlijn 2005/36/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 september 2005 betreffende de erkenning van beroepskwalificaties, zoals gewijzigd door de richtlijn 2013/55/EU van het Europees Parlement en de Raad van 20 november 2013 tot wijziging van Richtlijn 2005/36/EG betreffende de erkenning van beroepskwalificaties (en Verordening (EU) nr. 1024/2012 (...; ‘de IMI-verordening’)). Op grond van artikel 27f, vierde lid, Uitvoeringsbesluit Rijksoctrooiwet 1995, gelezen in combinatie met artikel 55bis, tweede lid, van de richtlijn dient het bureau regels vast te stellen voor de praktische implementatie en uitvoering van de erkenning en de te formuleren richtsnoeren voor de rol van de supervisor van de beroepsstage.

De regeling betreft de erkenning van buitenlandse beroepsstages voor het beroep van octrooigemachtigde, gevolgd in een andere lidstaat van de Europese Unie dan Nederland dan wel een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of Zwitserland. Daarnaast bevat dit besluit regels voor het rekening houden met in een derde land gevolgde beroepsstage voor het beroep van octrooigemachtigde. Indien hiertoe een verzoek wordt ingediend, zal in geval van een positieve beslissing de duur van de Nederlandse beroepsstage als bedoeld in artikel 27e, derde lid, onder a, van het Uitvoeringsbesluit Rijksoctrooiwet 1995 voor de verzoeker worden bekort.

Artikel 1

In artikel 1 is de beroepsstage voor het beroep van octrooigemachtigde gedefinieerd, welke definitie volgt uit artikel 27f, tweede lid, van het Uitvoeringsbesluit Rijksoctrooiwet 1995, gelezen in combinatie met artikel 3, eerste lid, onder j, van richtlijn 2005/36/EG. Dat de beroepsstage dient te zijn voltooid, volgt uit artikel 27f, tweede lid, van het Uitvoeringsbesluit Rijksoctrooiwet 1995, gelezen in combinatie met artikel 3, eerste lid, onder j, van richtlijn 2005/36/EG en overweging (27) van richtlijn 2013/55/EU (‘een beroepsstage voltooit in een andere lidstaat’ en ‘beroepsstages die zijn voltooid in derde landen’). De definitie ziet op alle beroepsstages voor octrooigemachtigden in alle landen, dus zowel binnen de EU, EER of Zwitserland, als in derde landen zoals de Verenigde Staten, Canada of Japan. Hieronder kan ook worden begrepen de beroepsstage tot Europees octrooigemachtigde. De supervisor in het tweede lid, is een octrooigemachtigde die onder het recht van het land van zijn beroepsuitoefening gerechtigd is degene die toegang tot het beroep wil, te begeleiden tijdens een beroepsstage. De raad van toezicht in het derde lid is een orgaan van de (Nederlandse) Orde van Octrooigemachtigden.

Artikel 2

De richtsnoeren voor de rol van de supervisor tijdens de buitenlandse beroepsstage in artikel 2 zijn vereisten die redelijkerwijs aan de patroon (supervisor) kunnen worden gesteld in de begeleiding van de verzoeker tijdens diens praktische beroepsstage voor octrooigemachtigde.

Artikel 3

Het eerste lid van artikel 3 bepaalt, conform artikel 27f, tweede lid, van het Uitvoeringsbesluit Rijksoctrooiwet 1995, dat beroepsstages gevolgd in EU-lidstaten, EER-lidstaten of Zwitserland worden erkend. Voorwaarden daarbij zijn dat de beroepsopleiding voltooid is (zie de definitie van beroepsstage in artikel 1, eerste lid, gelezen in combinatie met artikel 27f, tweede lid, van het Uitvoeringsbesluit Rijksoctrooiwet 1995, artikel 3, eerste lid, onder j, van richtlijn 2005/36/EG en overweging (27) van de richtlijn), dat de supervisor tijdens de beroepsopleiding heeft voldaan aan de richtsnoeren neergelegd in artikel 2 (zie artikel 27f, tweede lid, van het Uitvoeringsbesluit Rijksoctrooiwet 1995), en dat de verzoeker onderdaan is van een EU-lidstaat, EER-lidstaat of Zwitserland.

Het tweede lid van artikel 3 bepaalt dat in geval van erkenning de duur van de Nederlandse beroepsstage wordt bekort met de duur van de gevolgde buitenlandse beroepsstage (zie artikel 27f, derde lid, Uitvoeringsbesluit Rijksoctrooiwet 1995). Het derde lid bepaalt evenwel dat de Nederlandse beroepsstage ten minste een jaar dient te beslaan (zie de laatste zin van artikel 55bis, eerste lid, van de richtlijn, geïmplementeerd in artikel 27f, derde lid, Uitvoeringsbesluit Rijksoctrooiwet 1995).

Artikel 4

In artikel 4 is neergelegd dat een verzoek om erkenning van een buitenlandse beroepsstage kan worden ingediend bij de directeur van Octrooicentrum Nederland. Het verzoek dient diverse administratieve gegevens van de verzoeker en diens supervisor te bevatten, alsmede van de buitenlandse beroepsstage. Een verklaring van de supervisor dient als bijlage aan het verzoek te worden toegevoegd, aan de hand waarvan de beoordeling van het verzoek kan plaatsvinden.

Het verzoek dient in de Nederlandse taal te zijn gesteld, maar de verklaring en eventuele bijlagen mogen ook in het Duits, Engels of Frans zijn gesteld. Zijn de verklaring en/of de bijlagen in een andere dan een van deze talen gesteld, dan dient tevens een gewaarmerkte vertaling van de betreffende stukken te worden meegestuurd.

Artikel 5

In artikel 5 is neergelegd dat de directeur van Octrooicentrum Nederland onverwijld een afschrift van het verzoek naar de raad van toezicht stuurt voor advies. In het tweede lid is neergelegd dat de raad van toezicht door de directeur gemachtigd is om nadere inlichtingen te vragen over de gevolgde buitenlandse beroepsstage, bijvoorbeeld bij de betreffende nationale beroepsorganisatie om na te gaan of de beroepsstage is voltooid.

Artikel 6

Na ontvangst van het advies van de raad van toezicht zal de directeur van Octrooicentrum Nederland beslissen op het verzoek. Een positieve beslissing vermeldt de nieuwe termijn van de Nederlandse beroepsstage voor de verzoeker. De directeur van Octrooicentrum Nederland stuurt de beschikking naar de verzoeker en, zoals neergelegd in het derde lid, een afschrift ervan naar de raad van toezicht.

Op de verzoekschriftprocedure is de Algemene wet bestuursrecht van toepassing. Dit betekent onder meer dat de verzoeker tegen de beschikking bezwaar kan maken bij de directeur van Octrooicentrum Nederland, en eventueel daarna in beroep kan gaan bij de rechtbank Den Haag (artikel 81 Rijksoctrooiwet 1995) en in hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Artikel 7

Op grond van artikel 27f, tweede lid, van het Uitvoeringsbesluit Rijksoctrooiwet 1995, gelezen in combinatie met artikel 55bis, eerste lid, van de richtlijn moet rekening gehouden worden met in derde landen voltooide beroepsstages, zoals bijvoorbeeld in de Verenigde Staten, Canada of Japan. Hieronder kunnen ook worden begrepen beroepsstages tot Europees octrooigemachtigde. In de praktijk zal echter vaak binnen Europa een beroepsstage voor octrooigemachtigde zowel opleiden tot octrooigemachtigde in een EU-lidstaat, EER-lidstaat of Zwitserland, als tot Europees octrooigemachtigde. Een beroepsstage tot nationaal octrooigemachtigde in een EU-lidstaat, EER-lidstaat of Zwitserland welke onder het eerste lid van artikel 3 valt, kan worden erkend, zodat artikel 7 voor dergelijke gevallen geen betekenis heeft.

Artikel 2, eerste lid, van de richtlijn bepaalt dat de richtlijn van toepassing is op onderdanen van een EU-lidstaat, EER-lidstaat of Zwitserland, die buiten hun staat van oorsprong een beroepsstage hebben gevolgd. De richtlijn is dus niet van toepassing op niet EU, EER of Zwitserse ingezetenen, zoals Amerikanen die in de Verenigde Staten een beroepsstage tot octrooigemachtigde hebben volbracht.

Anders dan bij erkenning zal het rekening houden met de buitenlandse beroepsstage niet vanzelfsprekend leiden tot een een-op-een inkorting van de Nederlandse beroepsstage met de duur van de buitenlandse beroepsstage. Het rekening houden met een voltooide buitenlandse beroepsstage zou in voorkomend geval dus kunnen leiden tot een inkorting die minder is dan de duur van de buitenlandse beroepsstage. De inkorting zal onder meer afhangen van de mate waarin de buitenlandse beroepsstage en de rol van de supervisor tijdens de stage overeenkomen met eisen die redelijkerwijs aan een dergelijke stage kunnen worden gesteld.

Artikel 8

In dit artikel is neergelegd dat het verzoek uit artikel 7, eerste lid, dezelfde procedure doorloopt als het verzoek om erkenning uit artikel 3, eerste lid.

Artikel 9

Het onderhavige besluit werkt terug tot en met 18 januari 2016, zijnde de datum dat de wijziging van het Uitvoeringsbesluit Rijksoctrooiwet 1995 effect kreeg. Tegen deze terugwerkende kracht bestaat geen bezwaar, nu dit besluit louter bestaat uit versoepelingen ten opzichte van de huidige praktijk.

D.J. de Groot Directeur Octrooicentrum Nederland onderdeel van Rijksdienst voor Ondernemend Nederland

Naar boven