Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 26 juli 2018, nr. WJZ/18198510, tot wijziging van de Uitvoeringsregeling zeevisserij in verband met de implementatie van de verordening meerjarenplan Noordzee

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Gelet op artikel 19 van verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1954/2003 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 2371/2002 en (EG) nr. 639/2004 van de Raad en Besluit 2004/585/EG van de Raad (PbEU 2013, L 354) en verordening (EG) nr. verordening (EU) 2018/973 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2018 tot vaststelling van een meerjarenplan voor demersale bestanden in de Noordzee en de visserijen die deze bestanden exploiteren, tot vastlegging van nadere bepalingen ter uitvoering van de aanlandingsverplichting in de Noordzee en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 676/2007 en (EG) nr. 1342/2008 van de Raad (PbEU 2018, L 179) en artikelen 3 en 4 van het Reglement zee- en kustvisserij 1977;

Besluit:

ARTIKEL I

De Uitvoeringsregeling zeevisserij wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid worden de volgende begripsomschrijving in de alfabetische volgorde ingevoegd:

vistuigcategorie BT1:

boomkorren als bedoeld in artikel 12, tweede lid, onderdeel b, subonderdeel i, van verordening 2018/973;

vistuigcategorie BT2:

boomkorren als bedoeld in artikel 12, tweede lid, onderdeel b, subonderdeel ii, van verordening 2018/973;

vistuigcategorie TR1:

bodemtrawls en zegens als bedoeld in artikel 12, tweede lid, onderdeel a, subonderdeel i, van verordening 2018/973;

vistuigcategorie TR2:

bodemtrawls en zegens als bedoeld in artikel 12, tweede lid, onderdeel a, subonderdeel ii, van verordening 2018/973;

2. Het tweede lid wordt als volgt gewijzigd:

a. Het begrip ‘verordening nr. 1342/2008’ en de bijbehorende begripsomschrijving vervalt.

b. Na de omschrijving van het begrip ‘verordening 2017/1004’ wordt het volgende begrip en de daarbij behorende begripsomschrijving ingevoegd:

verordening 2018/973:

Verordening (EU) 2018/973 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2018 tot vaststelling van een meerjarenplan voor demersale bestanden in de Noordzee en de visserijen die deze bestanden exploiteren, tot vastlegging van nadere bepalingen ter uitvoering van de aanlandingsverplichting in de Noordzee en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 676/2007 en (EG) nr. 1342/2008 van de Raad (PbEU 2018, L 179);

B

In hoofdstuk 4 wordt voor artikel 69 een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 68. Meerjarenplan Noordzee

Het is verboden in strijd te handelen met de door de Europese Commissie op grond van artikel 8, artikel 9, eerste lid, en artikel 11 van verordening 2018/973 vastgestelde gedelegeerde handelingen.

C

Artikel 86 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het opschrift van het artikel komt te luiden:

Artikel 86. Kabeljauw vermijdende netaanpassingen

2. In de aanhef van het eerste lid wordt ‘behorend tot de vistuigcategorie TR1 of TR2, bedoeld in artikel 10, eerste lid, onder a, van verordening nr. 1342/2008’ vervangen door ‘behorend tot de vistuigcategorie TR1 of TR2’ en wordt ‘de geografische gebieden, bedoeld in artikel 1, onderdeel b, van verordening nr. 1342/2008 met uitzondering van het oostelijk kanaal’ vervangen door ‘deelgebied 4 (Noordzee), de Europese wateren van sector 2a en deelsector 3a.20 (Skagerrak),’.

D

Artikel 86a wordt als volgt gewijzigd:

1. Het opschrift van het artikel komt te luiden:

Artikel 86a. Voorwaarden vismachtiging in het kader van het meerjarenplan Noordzee

2. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:

a. De aanhef komt te luiden:

b. Onderdeel a komt te luiden:

  • a. dat in de kalenderjaren 2006 tot en met 2008 met het desbetreffende vistuig heeft gevist in het desbetreffende gebied;

c. In de onderdelen b en c vervalt het woord ‘geografische’.

d. In onderdeel e wordt ‘ten aanzien waarvan is voldaan aan onderdeel a of b’ vervangen door: ten aanzien waarvan is voldaan aan onderdeel a, b of c.

3. In het tweede lid vervalt het woord ‘geografische’.

E

In artikel 98, vierde lid, wordt ‘Voor zover het een vismachtiging voor de in verordening nr. 1342/2008 bedoelde visserijactiviteiten betreft’ vervangen door: Voor zover het een vismachtiging voor de in artikel 1, eerste lid, van verordening 2018/973 bedoelde visserijactiviteiten betreft, die worden verricht in het deelgebied en in de sectoren, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder a, van deze verordening, met een van de vistuigen, bedoeld in artikel 12, tweede lid, van deze verordening.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 5 augustus 2018.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 26 juli 2018

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten

TOELICHTING

I ALGEMEEN

1. Inleiding

De Uitvoeringsregeling zeevisserij (hierna: uitvoeringsregeling) bevat de voorschriften die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de Europese verordeningen op het gebied van de instandhouding van de biologische rijkdommen van de zee in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB). Dit betreft onder meer de verordeningen waarin specifieke beheersmaatregelen voor bepaalde visbestanden voor meerdere jaren zijn vastgelegd, de zogenoemde meerjarenplannen. Op 4 juli 2018 is het meerjarenplan voor demersale bestanden in de Noordzee1 vastgesteld en deze verordening treedt op 5 augustus 2018 in werking. Deze verordening bevat voor de komende jaren het raamwerk voor het beheer van die bestanden die veelal in gemengde visserijen worden gevangen. Voordien waren de regels voor het duurzame beheer van uitsluitend kabeljauw en van tong en schol neergelegd in specifieke meerjarenplannen. Dit kabeljauwherstelplan2 en tong- en scholplan3 worden in het meerjarenplan Noordzee ingetrokken. Door middel van deze wijzigingsregeling zijn de hiermee samenhangende aanpassingen in de uitvoeringsregeling doorgevoerd.

Naast de basis voor het beheer van kabeljauw, voorzag het kabeljauwherstelplan in een capaciteitsplafond voor de vaartuigen die visten met de meest gebruikelijke vistuigen. Dit Europese plafond is gebaseerd op de referentiejaren 2006 en 2007 en voorkomt dat er een disbalans ontstaat tussen de vangstcapaciteit en de vangstmogelijkheden of met andere woorden tussen hoeveel er gevangen kán worden en hoeveel er gevangen mág worden. Het meerjarenplan Noordzee voorziet niet in een verplicht capaciteitsplafond, maar geeft lidstaten wel de mogelijkheid om nationaal een dergelijk maximum per vistuigcategorie in te stellen. Om te voorkomen dat het aantal vaartuigen dat met bepaalde vistuigen mag vissen onbeperkt kan toenemen, wordt door middel van deze wijzigingsregeling het capaciteitsplafond per vistuigcategorie nationaal voortgezet. Artikel 12 van het meerjarenplan Noordzee en artikel 19 van de basisverordening GVB4 bieden daartoe de basis.

In deze toelichting wordt in paragraaf 2 de kern van het Meerjarenplan Noordzee uiteengezet. Paragraaf 3 bevat vervolgens een toelichting op de wijze waarop uitvoering is gegeven aan het nationale capaciteitsplafond. In de paragrafen 4 en 5 wordt tot slot ingegaan op de regeldruk en de inwerkingtreding en dan volgt de artikelsgewijze toelichting.

2. Meerjarenplan Noordzee

De zogenaamde demersale bestanden, waarop het meerjarenplan Noordzee betrekking heeft, omvatten rondvis-, platvis- en kraakbeenvissoorten, langoustines en Noordse garnalen die op of in de nabijheid van de bodem van de waterkolom leven. In beginsel is het meerjarenplan van toepassing op de Europese wateren van de ICES-sectoren 2a (Noorse wateren), 3a (Skagerrak en Kattegat) en deelgebied 4 (Noordzee), maar als de visbestanden ook in de aangrenzende wateren voorkomen, vallen ook deze aangrenzende wateren onder de beheersmaatregelen van het Noordzeeplan. Een voorbeeld daarvan is het kabeljauwbestand dat geografisch is verspreid over deelgebied 4 (Noordzee) en de sectoren 7d (oostelijk deel van het Kanaal) en 3a.20 (Skagerrak). In het meerjarenplan zijn de doelstellingen, de kwantificeerbare streefdoelen met duidelijke tijdschema’s vastgelegd, op basis waarvan de Raad van de Europese Unie jaarlijks de vangstmogelijkheden voor deze vissoorten vaststelt. Daarnaast heeft het meerjarenplan betrekking op de bepaling van de instandhoudingsreferentiepunten en zodra een bestand onder deze niveaus zakt, moeten aanvullende herstelmaatregelen worden getroffen om ervoor te zorgen dat het bestand weer boven het gewenste peil komt. Deze aanvullende herstelmaatregelen, in artikel 7 van het meerjarenplan Noordzee als vrijwaringsmaatregelen aangeduid, kunnen worden vastgesteld door de Europese Commissie op basis van artikel 12 van de basisverordening GVB en door de lidstaat op basis van artikel 13 van de basisverordening GVB voor zover het de wateren betreft die onder de soevereiniteit of jurisdictie van die lidstaat vallen. Artikel 3 van de uitvoeringsregeling bevat het verbod om in strijd met dergelijke maatregelen te handelen.

Daarnaast biedt het meerjarenplan de basis voor de Europese Commissie om bij gedelegeerde handeling specifieke instandhoudingsmaatregelen (artikel 8) of bepaalde technische maatregelen (artikel 9) vast te stellen. Tot slot kan de Europese Commissie op basis van artikel 11 bij gedelegeerde handeling nadere bepalingen vast stellen ter uitvoering van de aanlandingsverplichting voor alle bestanden van soorten die op grond van artikel 15, eerste lid, van de basisverordening GVB onder die aanlandingsverplichting vallen. Deze nadere bepalingen werden voorheen in de zogenaamde discardplannen vastgelegd, maar nu voor de Noordzee een meerjarenplan is vastgesteld, is het discardplan op grond van artikel 15, vijfde en zesde lid, daarvoor niet langer het aangewezen instrument.

Met het oog op de handhaving van de op basis van de artikelen 8, 9 of 11 vast te stellen gedelegeerde handelingen is door middel van de in artikel I, onderdeel B, opgenomen wijziging in artikel 68 van de uitvoeringsregeling het verbod opgenomen om in strijd te handelen met deze handelingen.

3. Capaciteitsplafond

Zoals in de inleiding is vermeld wordt per 5 augustus 2018 het Europese kabeljauwherstelplan ingetrokken. In dit herstelplan is als criterium voor het verlenen van de in artikel 7, eerste lid, van de controleverordening5 bedoelde vismachtiging, opgenomen dat de in kW uitgedrukte totale capaciteit van de vaartuigen met een vismachtiging, niet groter mag zijn dan de maximumcapaciteit van de vaartuigen die in 2006 of 2007 met het specifieke vistuig in de desbetreffende bestandsgebieden hebben gevist. Het voor Nederland relevante bestandsgebied bestond uit de Noordzee, het Skagerrak en het oostelijke deel van het Kanaal en het capaciteitsplafond voor dit gebied is in feite opgebouwd door de vaartuigen die in de referentie periode in dit gebied met de specifieke vistuigen trackrecords hadden.

Dit capaciteitsplafond voorkomt dat het aantal vaartuigen dat met specifieke vistuigen in voornoemd gebied mag vissen toeneemt en het bewaakt aldus de balans tussen de capaciteit van de vloot in een bepaalde visserij en de hoeveelheid die er overeenkomstig de aan Nederland toegewezen quota gevangen mag worden. Hierdoor wordt voorkomen dat de druk op het beheer van de visbestanden toeneemt en dat de quota vroegtijdig worden uitgeput. Met het vervallen van het Europese kabeljauwherstelplan vervalt ook het capaciteitsplafond. Om de ongewenste effecten die met deze afschaffing samenhangen te voorkomen, wordt het capaciteitsplafond per vistuigcategorie met ingang van 5 augustus 2018 nationaal voortgezet. Het meerjarenplan Noordzee biedt daartoe de mogelijkheid.

Dat Nederland van deze mogelijkheid gebruik maakt is voorts ingegeven door de omstandigheid dat Nederland – anders dan de omringende lidstaten – naast het algemene EU-systeem van nationale visquota, een nationaal systeem hanteert van individuele, overdraagbare vangstrechten, contingenten genoemd. Voordat de aanlandingsverplichting van kracht werd, gold dat een visser niet op gecontingenteerde vissoorten mocht vissen, indien hij niet beschikte over contingenten voor deze vissoorten. Ving hij ze per ongeluk toch, dan moest hij ze teruggooien. Als gevolg van de aanlandplicht moeten de gecontingenteerde soorten wel worden aangeland, ook al beschikt de betrokken visser niet over contingenten. De aangelande hoeveelheden moeten in mindering worden gebracht op het totale quotum en daardoor ontstaat het risico dat vissers die wel over de benodigde contingenten beschikken, dit contingent niet volledig kunnen benutten, omdat het quotum voortijdig is overschreden. Het voorkomen dat het contingentenstelsel op deze wijze wordt uitgehold, vormt een extra argument om het capaciteitsplafond nationaal voort te zetten.

Hoewel het meerjarenplan Noordzee wel de mogelijkheid biedt om ook voor andere wateren een capaciteitsplafond in te stellen, wordt daarvan geen gebruik gemaakt en beperkt het nationale plafond zich tot het gebied van het Kabeljauwherstelplan.

4. Regeldruk

Naar aanleiding van deze wijziging zal RVO de op basis van het Kabeljauwherstelplan verleende vismachtigingen tussentijds vervangen door nieuwe vismachtigingen, zonder administratieve lasten voor de vissers. De wijziging heeft daarom geen invloed op de hoogte van de regeldruk.

5. Inwerkingtreding

Ingevolge het kabinetsbeleid inzake vaste verandermomenten treedt een ministeriële regeling in werking met ingang van 1 januari, 1 april, 1 juli of 1 oktober. Bovendien geldt dat regelgeving minimaal twee maanden voorafgaande aan de inwerkingtreding wordt gepubliceerd.

Uitzondering hierop is mogelijk op grond van een viertal gronden.

Om te voorkomen dat het aantal vaartuigen dat in het betrokken gebied vist tussentijds ongewenst uitbreidt is het gewenst de wijziging van de Uitvoeringsregeling zeevisserij op korte termijn in werking te laten treden en daarbij af te wijken van de vaste verandermomenten. Om die reden treedt deze wijzigingsregeling in werking op 5 augustus 2018, het tijdstip waarop het meerjarenplan Noordzee, ter uitvoering waarvan deze wijzigingsregeling strekt, in werking treedt. Voor het overige betreffen de wijzigingen voorschriften ter implementatie van het meerjarenplan Noordzee.

II. ARTIKELEN

Artikel I, onderdeel A

De ‘vistuigcategorieën TR1, TR2, BT1 en BT2’ waren voorheen in artikel 10 van het kabeljauwherstelplan gedefinieerd. Nu deze verordening is vervallen, worden deze begrippen thans in artikel 1, eerste lid, van de uitvoeringsregeling omschreven. In het tweede lid van artikel 1 zijn voorts de omschrijvingen van de desbetreffende verordeningen geactualiseerd.

Artikel I, onderdeel B

Aan het meerjarenplan Noordzee wordt uitvoering gegeven in artikel 68 van de uitvoeringsregeling. Voor een toelichting op dit artikel wordt verwezen naar paragraaf 2 van de algemene toelichting bij deze wijzigingsregeling.

Artikel I, onderdelen C

Artikel 86 van de Uitvoeringsregeling zeevisserij bevat ter uitvoering van het Nederlandse verduurzamingsplan een verplichte netaanpassing voor de vistuigtypen TR1 en TR2. Met de in Artikel I, onderdeel C, doorgevoerde wijziging van artikel 86 wordt voor de omschrijving van de vistuigcategorieën en van de betrokken gebieden, niet langer verwezen naar de in het kabeljauwherstelplan opgenomen omschrijving, daar deze verordening met ingang van 5 augustus is komen te vervallen.

Artikel I, onderdelen D en E

Door middel van deze wijzigingen zijn thans in artikel 86a en in artikel 98, vierde lid, van de uitvoeringsregeling de voorwaarden voor de verlening van de vismachtigingen in het kader van het meerjarenplan Noordzee opgenomen. Deze voorwaarden omvatten het nationale capaciteitsplafond per vistuigcategorie zoals deze zijn aangeduid in artikel 12, tweede lid, van het meerjarenplan Noordzee. Hiermee wordt het regime dat tot en met 4 augustus 2018 gold, ongewijzigd voortgezet. Zoals toegelicht in paragraaf 3 van de algemene toelichting bij deze wijzigingsregeling beperkt dit regime zich tot het gebied van het Kabeljauwherstelplan, dat thans is omschreven in artikel 1, eerste lid, onder a, van het meerjarenplan Noordzee.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten


X Noot
1

Verordening (EU) 2018/973 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2018 tot vaststelling van een meerjarenplan voor demersale bestanden in de Noordzee en de visserijen die deze bestanden exploiteren, tot vastlegging van nadere bepalingen ter uitvoering van de aanlandingsverplichting in de Noordzee en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 676/2007 en (EG) nr. 1342/2008 van de Raad (PbEU 2018, L 179);

X Noot
2

Verordening (EG) nr. 1342/2008 van de Raad van 18 december 2008 tot vaststelling van een langetermijnplan voor kabeljauwbestanden en de bevissing van deze bestanden, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 423/2004 (PbEU 2008, L 348)

X Noot
3

Verordening (EG) nr. 676/2007 van de Raad van 11 juni 2007 tot vaststelling van een beheersplan voor de bevissing van de schol- en tongbestanden in de Noordzee (PB 2007, L 157)

X Noot
4

Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1954/2003 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 2371/2002 en (EG) nr. 639/2004 van de Raad en Besluit 2004/585/EG van de Raad (PbEU L, 354)

X Noot
5

Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad van 20 november 2009 tot vaststelling van een communautaire controleregeling die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 847/96, (EG) nr. 2371/2002, (EG) nr. 811/2004, (EG) nr. 768/2005, (EG) nr. 2115/2005, (EG) nr. 2166/2005, (EG) nr. 388/2006, (EG) nr. 509/2007, (EG) nr. 676/2007, (EG) nr. 1098/2007, (EG) nr. 1300/2008, (EG) nr. 1342/2008 en tot intrekking van Verordeningen (EEG) nr. 2847/93, (EG) nr. 1627/94 en (EG) nr. 1966/2006 (PbEU L 343)

Naar boven