De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de Minister voor Basis- en Voortgezet
Onderwijs en Media,
Gelet op artikel 2, eerste lid, onderdeel a, juncto artikel 4, tweede lid, van de
Wet overige OCW-subsidies;
Besluiten:
ARTIKEL I. WIJZIGING REGELING TEGEMOETKOMING KOSTEN OPLEIDINGSSCHOLEN
De Regeling tegemoetkoming kosten opleidingsscholen wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 2, tweede lid, onderdeel c, wordt ‘die 20% van het curriculum in de praktijk
volgen’ vervangen door ‘die minimaal 40% van het curriculum in de praktijk volgen’.
B
In artikel 2a, eerste lid, onderdeel b, wordt ‘artikel 13, lid 1, onderdeel a’ vervangen
door ‘artikel 13, eerste lid, onderdeel a’.
C
Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt ‘€ 20.100.000’ vervangen door ‘€ 25.200.000’.
2. Het tweede lid wordt als volgt gewijzigd:
a. In onderdeel a wordt ‘€ 4.200.000’ vervangen door ‘€ 2.100.000’.
b. Onderdeel b vervalt en de onderdelen c en d worden geletterd b en c.
c. In onderdeel b (nieuw) wordt ‘€ 750.000’ vervangen door ‘€ 500.000’.
D
In artikel 11, vierde lid, wordt na ‘aspirant-opleidingsscholen’ ingevoegd ‘die met
ingang van het schooljaar 2016–2017 subsidie hebben ontvangen en’.
E
In artikel 13, eerste lid, komt onderdeel b te luiden:
b. het aantal studenten dat een opleidingsschool opleidt in de schooljaren 2009–2010
en 2010–2011 lager is dan 40 per schooljaar, in de schooljaren 2011–2012 tot en met
2017–2018 lager is dan 80 per schooljaar, hetzij vanaf het schooljaar 2018–2019 lager
is dan 60 per schooljaar,.
F
In artikel 16 vervalt het tweede lid, alsmede de aanduiding ‘1.’ voor het eerste lid.
G
Bijlage 2 komt te luiden:
BIJLAGE 2. , BEHORENDE BIJ ARTIKEL 5 VAN DE REGELING TEGEMOETKOMING KOSTEN OPLEIDINGSSCHOLEN
Vanaf schooljaar 2018/2019
|
Aantal studenten
|
Tegemoetkoming per jaar
|
|
60–139
|
€ 200.000
|
|
140–179
|
€ 280.000
|
|
180–219
|
€ 320.000
|
|
220–259
|
€ 340.000
|
|
260–299
|
€ 380.000
|
|
300–339
|
€ 420.000
|
|
340–379
|
€ 460.000
|
|
380 en meer
|
€ 500.000
|
H
In het opschrift van bijlage 5 wordt ‘artikel 4, tweede lid, onder c,’ vervangen door
‘artikel 4, tweede lid, onderdeel b,’.
ARTIKEL II. INWERKINGTREDING
Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van
de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.
TOELICHTING
Algemene toelichting
Inleiding en doel
Deze regeling (hierna: de wijzigingsregeling) wijzigt de Regeling tegemoetkoming kosten
opleidingsscholen (hierna: de subsidieregeling). Met deze wijzigingsregeling wordt
een aantal subsidieplafonds voor subsidie aan opleidingsscholen en aspirant-opleidingsscholen
voor het kalenderjaar 2018 gewijzigd. Ook wordt het minimumaantal studenten, dat een
opleidingsschool dient te hebben om voor subsidie in aanmerking te komen, verlaagd
van 80 naar 60. Dit betekent dat ook kleinere opleidingsscholen subsidie kunnen blijven
ontvangen op grond van de subsidieregeling.
Administratieve lasten
Deze wijziging van de subsidieregeling leidt niet tot extra administratieve lasten.
Artikelsgewijze toelichting
Artikel I, onderdeel A
Het percentage van het curriculum dat in de praktijk wordt gevolgd door studenten
van een universitaire lerarenopleiding (masteropleiding) van 60 studiepunten, wordt
hiermee gewijzigd van 20% in 40%. Dit betreft een correctie van een kennelijke misslag
in de subsidieregeling. In de praktijk werd dit door DUO al juist uitgevoerd. Deze
wijziging werkt niet ten nadele van de subsidieontvangers, omdat in de praktijk geen
universitaire lerarenopleidingen bestaan met een praktijkcomponent van minder dan
40%.
Artikel I, onderdeel B
Dit onderdeel bevat een technische verbetering van artikel 2a, eerste lid, van de
subsidieregeling.
Artikel I, onderdelen C en H
Het subsidieplafond van artikel 4, eerste lid, is verhoogd met de middelen die bestemd
zijn voor de aspirant-opleidingsscholen die in 2018–2019 het derde schooljaar van
de subsidieperiode ingaan. Deze middelen worden overgeheveld vanuit artikel 4, tweede
lid.
In 2016 is subsidie voor aspirant-opleidingsscholen toegekend aan totaal elf partnerschappen
in het primair onderwijs en middelbaar beroepsonderwijs die eerder subsidie ontvingen
op grond van de tijdelijke Regeling versterking samenwerking lerarenopleidingen en
scholen 2013–2016. In 2018 ontvangen zij voor het derde jaar subsidie, voor het eerst
op grond van artikel 4, eerste lid. Daarmee komt het afzonderlijke subsidieplafond
voor deze groep, dat was opgenomen in artikel 4, tweede lid, onderdeel b, te vervallen.
Artikel I, onderdeel D
Afwijkend van de andere aspirant-opleidingsscholen, is voor de zeven samenwerkingsverbanden
die vanaf 2016 subsidie ontvangen op grond van de Regeling tegemoetkoming kosten opleidingsscholen,
en daarvoor subsidie ontvingen op grond van de tijdelijke Regeling versterking samenwerking
lerarenopleidingen en scholen 2013–2016, vastgesteld dat zij binnen drie jaar het
kwaliteitsniveau kunnen behalen om een bekostigde opleidingsschool te worden. Dit
omdat zij van 2013–2016 ook middelen hebben ontvangen om hun samenwerking te ontwikkelen
en middels een speciale aanvraagronde voorrang hebben gekregen om opleidingsschool
te mogen worden. Twee samenwerkingsverbanden hebben in 2016 in de speciale aanvraagronde
geen subsidie gekregen, maar kregen dat een jaar later wel bij de breed opengestelde
aanvraagronde van 2017. Bij de beoordeling van deze samenwerkingsverbanden is uitgegaan
van de haalbaarheid om in vier jaar tijd te voldoen aan de eisen van de NVAO-beoordeling.
Voor deze aspirant-opleidingsscholen geldt daarom dat zij voor vier jaar (de standaardperiode
voor aspirant-opleidingsscholen) subsidie krijgen voordat zij als reguliere opleidingsschool
worden aangemerkt, zulks ongeacht of zij vanuit de tijdelijke Regeling versterking
samenwerking lerarenopleidingen en scholen 2013–2016 subsidie hebben ontvangen. Deze
wijziging voorziet daarin.
Artikel I, onderdelen E en G
De eerste staffel voor bekostiging is verruimd door de ondergrens naar 60 studenten
bij te stellen. Door de wijziging van dit artikel kunnen ook kleinere opleidingsscholen,
bijvoorbeeld in een bepaalde confessionele richting of in een dunbevolkte regio, subsidie
blijven ontvangen. Dit draagt bij aan de ambitie om deze vorm van opleiden voor zo
veel mogelijk studenten beschikbaar te maken en zo veel mogelijk scholen bij samenwerkingsverbanden
aan te sluiten, met behoud van kwaliteit. Deze aanpassing maakt ook een aanpassing
van bijlage 2 noodzakelijk, waarin door onderdeel G wordt voorzien.
Artikel I, onderdeel F
Onderdeel F doet het tweede lid van artikel 16 vervallen. Dit artikellid schreef voor
dat de subsidieontvanger – indien de subsidieontvanger een regulier bekostigde instelling
op grond van de WHW is – de ontvangen subsidie tevens verantwoordt in de FSR-bijlage
bij het jaarverslag, bedoeld in artikel 3, onderdeel g, van de Regeling jaarverslaggeving
onderwijs. Het verplicht gebruik van de FSR-tabel op basis van de Regeling jaarverslaggeving
onderwijs is namelijk met ingang van 1 januari 2017 vervallen.1
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
I.K. van Engelshoven
De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, A. Slob