Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Ministerie van Financiën | Staatscourant 2018, 33795 | algemeen verbindend voorschrift (ministeriële regeling) |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Ministerie van Financiën | Staatscourant 2018, 33795 | algemeen verbindend voorschrift (ministeriële regeling) |
DE MINISTER VAN FINANCIËN EN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID,
Gelet op artikel 13, negende lid, van de Wet bekostiging financieel toezicht;
BESLUITEN:
In deze regeling wordt verstaan onder:
jaarrekening waarin de activa, passiva, baten en lasten van personen die een groep of groepsdeel vormen en andere in de consolidatie meegenomen personen, als één geheel zijn opgenomen;
toezichtcategorie als bedoeld in bijlage II, III en IV van de Wet bekostiging financieel toezicht.
1. Voor het kalenderjaar 2018 worden de bandbreedtes en tarieven, bedoeld in artikel 13, negende lid, van de Wet bekostiging financieel toezicht, voor bijlage II, onderdeel “Toezichthouder: Autoriteit Financiële Markten”, van die wet als volgt vastgesteld:
Toezichtcategorie |
Maatstaf |
Bandbreedtes |
Tarieven |
---|---|---|---|
Aanbieders van krediet |
Particuliere cliënten (PC): Aantal particuliere cliënten dat met de aanbieder rechtstreeks of middellijk als wederpartij een overeenkomst is aangegaan inzake krediet |
€ 1.286 vermeerderd met: |
|
>0 tot en met 5.000 PC |
€ 3,89 per PC |
||
>5.000 tot en met 10.000 PC |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 2,72 per PC |
||
>10.000 tot en met 100.000 PC |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 0,39 per PC |
||
>100.000 PC |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 0,20 per PC |
||
Accountantsorganisaties |
Omzet: Omzet uit wettelijke controles bij organisaties van openbaar belang (OOB-controles) en bij controlecliënten die geen organisaties van openbaar belang zijn (niet OOB-controles) |
Omzet uit OOB-controles: |
€ 1.980 in voorkomend geval vermeerderd met: |
>€ 0 tot en met € 10 miljoen |
€ 40.972 per € miljoen omzet |
||
>€ 10 miljoen tot en met € 20 miljoen |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 19.634 per € miljoen omzet |
||
>€ 20 miljoen |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 10.585 per € miljoen omzet |
||
Omzet uit niet OOB-controles: >€ 0 tot en met € 20 miljoen |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 12.463 per € miljoen omzet |
||
>€ 20 miljoen tot en met € 100 miljoen |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 7.001 per € miljoen omzet |
||
>€ 100 miljoen |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 2.561 per € miljoen omzet |
||
Adviseurs en bemiddelaars |
Fte's: Het aantal werknemers en andere personen, die zich onder verantwoordelijkheid van de financiële dienstverlener direct of indirect bezighouden met financiële dienstverlening, waarbij het aantal deeltijdmedewerkers wordt omgerekend naar voltijdmedewerkers |
€ 989 vermeerderd met: |
|
>0 tot en met 20,0 fte’s |
€ 406,47 per fte |
||
>20,0 tot en met 200,0 fte’s |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 370,30 per fte |
||
>200,0 tot en met 500,0 fte’s |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 74,70 per fte |
||
>500,0 fte’s |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 19,40 per fte |
||
Afwikkelondernemingen, betaalinstellingen en elektronischgeldinstellingen |
Provisie-inkomsten (PI) |
Betaaldienstverleners waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in artikel 2:3e, eerste lid van de wet op het financieel toezicht |
€ 0 |
Betaaldienstverleners waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in artikel 2:3.0b, 2:3.0g, 2:3.0l, 2:3a, eerste lid en 2:10a, eerste lid van de Wet op het financieel toezicht Personen met PI in het bereik van: |
|||
€ 0 tot en met € 0,2 miljoen |
€ 585 |
||
>€ 0,2 miljoen tot en met € 0,5 miljoen |
€ 1.277 |
||
>€ 0,5 miljoen tot en met € 1 miljoen |
€ 2.079 |
||
>€ 1 miljoen tot en met € 5 miljoen |
€ 2.837 |
||
>€ 5 miljoen |
€ 3.641 |
||
Banken en clearinginstellingen |
Minimum omvang toetsingsvermogen (MTV): Minimum omvang toetsingsvermogen berekend conform de regels die op grond van artikel 3:57 van de Wet op het financieel toezicht worden bepaald |
€ 10.190 vermeerderd met: |
|
>€ 0 tot en met € 80 miljoen MTV |
€ 1.568 per € miljoen MTV |
||
>€ 80 miljoen tot en met € 400 miljoen MTV |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 679 per € miljoen MTV |
||
>€ 400 miljoen tot en met € 4 miljard MTV |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 353 per € miljoen MTV |
||
>€ 4 miljard MTV |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 103 per € miljoen MTV |
||
Beheerders van beleggingsinstellingen en icbe’s alsmede bewaarders alsmede aanbieders van beleggingsobjecten alsmede beleggingsondernemingen niet voor eigen rekening (exclusief exploitanten van een MTF of een georganiseerde handelsfaciliteit) |
Vergunning en type beleggingsdienst of -activiteit in combinatie met vermogen: a. – het op grond van een vergunning als bedoeld in artikel 2:3g Wft uitoefenen van het bedrijf van bewaarder; – het op grond van een vergunning als bedoeld in artikel 2:55 Wft aanbieden van beleggingsobjecten; – het op grond van een vergunning als bedoeld in artikel 2:65 Wft beheren van een beleggingsinstelling in een voorkomend geval verhoogd met een bedrag per type dienst of activiteit genoemd in artikel 2:67a, tweede lid, onderdeel a,b of d, Wft of artikel 2: 97, vierde lid, Wft; – het op grond van een vergunning als bedoeld in artikel 2:69b Wft beheren van een icbe, in een voorkomend geval verhoogd met een bedrag per type dienst genoemd in artikel 2:97, derde lid, Wft; – het op grond van een vergunning als bedoeld in artikel 2:96 Wft verlenen van een van de beleggingsdiensten genoemd in de onderdelen a tot en met f van het in artikel 1:1 Wft gedefinieerde begrip «het verlenen van een beleggingsdienst»; – het op grond van een vergunning overeenkomstig artikel 18, tweede lid, verordening (EU) nr. 1031/2010 aanbieden van broeikasgasemissierechten b. de omvang van het totaal van: – het balanstotaal van de aanbieder van beleggingsobjecten; – het balanstotaal van de beheerde beleggingsinstelling(en); – het balanstotaal van de beheerde icbe(’s); – het beheerd individueel vermogen zoals omschreven in het in artikel 1:1 Wft gedefinieerde begrip «het beheren van individueel vermogen», welk begrip wordt gebruikt in onderdeel c van het in artikel 1:1 Wft gedefinieerde begrip «het verlenen van een beleggingsdienst», in artikel 2:67a, tweede lid, onderdeel a, Wft en in artikel 2:97, derde of vierde lid, Wft; – het vermogen waarover wordt geadviseerd bij het «adviseren over financiële instrumenten» zoals genoemd in onderdeel d van het in artikel 1:1 Wft gedefinieerde begrip «het verlenen van een beleggingsdienst», in artikel 2:67a, tweede lid, onderdeel b, Wft en in artikel 2:97, derde of vierde lid, Wft. |
Vergunning als bedoeld in: |
|
Art. 2:3g, 2:55, 2:65: 2:69b van de Wet op het financieel toezicht of artikel 18, tweede lid, verordening (EU) nr. 1031/2010 |
€ 6.320 |
||
Art. 2:96 van de wet op het financieel toezicht |
€ 0 |
||
In combinatie met type beleggingsdienst of -activiteit |
|||
Ontvangen en doorgeven van orders als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 1.921 |
||
Uitvoeren van orders voor rekening van cliënten als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 5.763 |
||
Vermogensbeheer als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 7.685 |
||
Beleggingsadvies als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 5.763 |
||
Begeleiden of overnemen van emissies met plaatsingsgaranties als bedoeld in artikel 1:1van de Wet op het financieel toezicht |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 1.921 |
||
Begeleiden van emissies zonder plaatsingsgarantie als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 1.921 |
||
In combinatie met vermogen Balanstotaal (BT) |
|||
€ 0 tot en met € 5 miljard |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 54,10 per miljoen BT |
||
> € 5 miljard tot en met € 10 miljard |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 30,13 per miljoen BT |
||
> € 10 miljard tot en met € 15 miljard |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 2,40 per miljoen BT |
||
> € 15 miljard |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 0,14 per miljoen BT |
||
Beheerd individueel vermogen (BV) in voorkomend geval vermeerderd met het vermogen waarover wordt geadviseerd (AV) |
|||
€ 0 tot en met € 1 miljard |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 5,34 per miljoen BV + AV |
||
> € 1 miljard tot en met € 5 miljard |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 2,67 per miljoen BV + AV |
||
> € 5 miljard tot en met € 20 miljard |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 0,26 per miljoen BV + AV |
||
> € 20 miljard |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 0,05 per miljoen BV + AV |
||
Beleggingsondernemingen voor eigen rekening |
Handelaren: Het aantal in Nederland werkzame personen dat door de onderneming is belast met het verrichten van transacties in financiële instrumenten |
€ 342 vermeerderd met: |
|
>0 handelaren |
€ 865 per handelaar |
||
Centrale effectenbewaarinstellingen |
Transactievolume: Het aantal afwikkelingsinstructies dat verwerkt wordt door de effectenbewaarinstelling |
€ 11.200 |
|
Centrale tegenpartijen |
Omzet: De aan de hand van de artikelen 41, 42 en 43 van Verordening (EU) Nr. 648/2012 (EMIR-verordening) te bepalen waarde van het geheel aan middelen dat de centrale tegenpartij aanhoudt ter dekking van de risico’s die zij loopt. |
€ 20.030 vermeerderd met: |
|
>€ 0 tot en met € 10 miljoen |
€ 1.498 per € miljoen omzet |
||
>€ 10 miljoen tot en met € 100 miljoen |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 453 per € miljoen omzet |
||
>€ 100 miljoen tot en met € 1 miljard |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 70 per € miljoen omzet |
||
>€ 1 miljard |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 46 per miljoen € omzet |
||
Effectenuitgevende instellingen: markt |
Marktkapitalisatie: De gemiddelde marktkapitalisatie (GMK) van de instelling. |
Personen als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel 21, van verordening (EU) nr. 596/2014 of artikel 5:33, eerste lid, onderdeel a, van de Wet op het financieel toezicht voor zover het aandelen uitgevende personen betreft niet zijnde beleggingsmaatschappijen: |
€ 8.840 vermeerderd met: |
>€ 0 tot en met € 500 miljoen GMK |
€ 37,77 per € miljoen GMK |
||
>€ 500 miljoen tot en met € 1 miljard GMK |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 23,01 per € miljoen GMK |
||
>€ 1 miljard tot en met € 5 miljard GMK |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 10,70 per € miljoen GMK |
||
>€ 5 miljard GMK |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 0,64 per € miljoen GMK |
||
Personen als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel 21, van verordening (EU) nr. 596/2014 of artikel 5:33, eerste lid, onderdeel a, van de Wet op het financieel toezicht voor zover het aandelen uitgevende personen betreft zijnde beleggingsmaatschappijen |
€ 1.210 |
||
Personen als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel 21, van verordening (EU) nr. 596/2014 of artikel 5:33, eerste lid, onderdeel a, van de Wet op het financieel toezicht voor zover het schuldpapier uitgevende personen betreft |
€ 900 |
||
Effectenuitgevende instellingen: verslaggeving |
Marktkapitalisatie terwijl voor partijen die geen marktkapitalisatie kennen het eigen vermogen relevant is: Marktkapitalisatie: De gemiddelde marktkapitalisatie (GMK) van de instelling. Eigen vermogen: Eigen vermogen (EV). |
Personen als bedoeld in artikel 5:25b, eerste lid, van de Wet op het financieel toezicht of artikel 1, onderdeel b, van de Wet toezicht financiële verslaggeving voor zover zij een geconsolideerde jaarrekening opstellen: |
€ 6.930 vermeerderd met: |
>€ 0 tot en met € 500 miljoen GMK of EV |
€ 27,20 per € miljoen GMK of EV |
||
>€ 500 miljoen tot en met € 1 miljard GMK of EV |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 16,53 per € miljoen GMK of EV |
||
>€ 1 miljard tot en met € 5 miljard GMK of EV |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 8,27 per € miljoen GMK of EV |
||
>€ 5 miljard GMK of EV |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 0,47 per € miljoen GMK of EV |
||
Personen als bedoeld in artikel 5:25b, eerste lid, van de Wet op het financieel toezicht of artikel 1, onderdeel b, van de Wet toezicht financiële verslaggeving voor zover zij geen geconsolideerde jaarrekening opstellen |
€ 3.240 |
||
Financiële infrastructuur: marktexploitanten, exploitanten van een MTF of een georganiseerde handelsfaciliteit en datarapporteringsdienstverleners |
Transacties: Het aantal transacties (enkele telling) in financiële instrumenten dat tot stand is gekomen volgens de regels en de systemen van de desbetreffende gereglementeerde markt of multilaterale handelsfaciliteit, georganiseerde handelsfaciliteit. |
€ 55.280 vermeerderd met: |
|
>0 tot en met 10.000 transacties |
€ 0,6576 per transactie |
||
>10.000 tot en met 100.000 transacties |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 0,1989 per transactie |
||
>100.000 tot en met 1.000.000 transacties |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 0,0337 per transactie |
||
>1.000.000 transacties |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 0,0230 per transactie |
||
Pensioenfondsen en premiepensioeninstellingen |
Deze categorie kent twee heffingsmaatstaven die beide worden toegepast: 1. Deelnemers: Aantal actieve deelnemers 2. Vermogen: Som van de technische voorzieningen en het eigen vermogen (TV+EV) |
€ 777 vermeerderd met: |
|
Deelnemers: |
|||
>0 tot en met 100.000 deelnemers |
€ 0,48 per deelnemer |
||
> 100.000 tot en met 500.000 deelnemers |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 0,05 per deelnemer |
||
>500.000 tot en met 1.000.000 deelnemers |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 0,03 per deelnemer |
||
>1.000.000 deelnemers |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 0,03 per deelnemer |
||
In combinatie met Vermogen: |
In alle gevallen vermeerderd met: |
||
>€ 0 tot en met € 10 miljard TV+EV |
€ 2,99 per € miljoen TV+EV |
||
> € 10 miljard tot en met € 50 miljard TV+EV |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 0,49 per € miljoen TV+EV |
||
>€ 50 miljard tot en met € 100 miljard TV+EV |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 0,13 per € miljoen TV+EV |
||
>€ 100 miljard TV+EV |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 0,04 per € miljoen TV+EV |
||
Verzekeraars: Leven- en pensioen |
Premie-inkomen: Bruto premie-inkomen in Nederland (BPIN) uit pensioenverzekeringen en levensverzekeringen |
€ 3.780 vermeerderd met: |
|
>€ 0 tot en met € 1 miljard BPIN |
€ 675,00 per € miljoen BPIN |
||
>€ 1 miljard tot en met € 2 miljard BPIN |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 402,12 per € miljoen BPIN |
||
>€ 2 miljard tot en met € 3 miljard BPIN |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 136,44 per € miljoen BPIN |
||
>€ 3 miljard BPIN |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 34,47 per € miljoen BPIN |
||
Verzekeraars: Schade niet zijnde zorg |
Premie-inkomen: Bruto premie-inkomen in Nederland (BPIN) uitgezonderd het premie-inkomen uit zorgverzekeringen en aanvullende ziektekostenverzekeringen |
€ 1.890 vermeerderd met: |
|
>€ 0 tot en met € 1 miljard BPIN |
€ 212,23 per € miljoen BPIN |
||
>€ 1 miljard tot en met € 2 miljard BPIN |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 127,10 per € miljoen BPIN |
||
>€ 2 miljard tot en met € 3 miljard BPIN |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 42,37 per € miljoen BPIN |
||
>€ 3 miljard BPIN |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 10,50 per € miljoen BPIN |
||
Verzekeraars: zorg |
Premie-inkomen: Bruto premie-inkomen in Nederland (BPIN) voorzover afkomstig uit aanvullende ziektekostenverzekering |
€ 3.160 vermeerderd met: |
|
>€ 0 tot en met € 1 miljard BPIN |
€ 9,26 per € miljoen BPIN |
||
>€ 1 miljard tot en met € 2 miljard BPIN |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 5,52 per € miljoen BPIN |
||
>€ 2 miljard tot en met € 3 miljard BPIN |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 1,86 per € miljoen BPIN |
||
>€ 3 miljard BPIN |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 0,45 per € miljoen BPIN |
2. Twee of meer aanbieders van beleggingsobjecten waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in artikel 2:55 van de Wet op het financieel toezicht en die gedurende het gehele jaar, in steeds dezelfde samenstelling, gezamenlijk aanbiedingen doen aan consumenten, of deze aanbiedingen aan consumenten gezamenlijk beheren, worden voor de toepassing van dit artikel aangemerkt als één persoon.
1. Voor het kalenderjaar 2018 worden de bandbreedtes en tarieven, bedoeld in artikel 13, negende lid, van de Wet bekostiging financieel toezicht, voor bijlage II, onderdeel “Toezichthouder: de Nederlandsche Bank”, van die wet als volgt vastgesteld:
Toezichtcategorie |
Maatstaf |
Bandbreedtes |
Tarieven |
---|---|---|---|
Beheerders van beleggingsinstellingen en van icbe’s, beleggingsondernemingen, bewaarders alsmede marktexploitanten die een MTF of georganiseerde handelsfaciliteit exploiteren |
Voor bewaarders (personen a): een vast bedrag. Voor beheerders van beleggingsinstellingen en icbe’s alsmede beleggingsondernemingen (personen b, c en d): Vergunning en type beleggingsdienst of -activiteit in combinatie met vermogen: a. – het op grond van een vergunning als bedoeld in artikel 2:65 Wft beheren van een beleggingsinstelling in een voorkomend geval verhoogd met een bedrag per type dienst of activiteit als genoemd in artikel 2:67a, tweede lid, onderdeel a,b of d Wft of artikel 2:97, vierde lid, Wft; – het op grond van een vergunning als bedoeld in artikel 2:69b Wft beheren van een icbe, in een voorkomend geval verhoogd met een bedrag per type dienst genoemd in artikel 2:97, derde lid, Wft; – het op grond van een vergunning als bedoeld in artikel 2:96 Wft verlenen van een van de beleggingsdiensten genoemd in de onderdelen a tot en met f van het in artikel 1:1 Wft gedefinieerde begrip «het verlenen van een beleggingsdienst» – het op grond van een vergunning als bedoeld in artikel 2:96 Wft verrichten van een van de beleggingsactiviteiten genoemd in de onderdelen a en b van het in artikel 1:1 Wft gedefinieerde begrip «het verrichten van een beleggingsactiviteit»; b. de omvang van het totaal van: – het balanstotaal van de beheerde beleggingsinstelling(en); – het balanstotaal van de beheerde icbe (’s); – het beheerd individueel vermogen zoals omschreven in het in artikel 1:1 Wft gedefinieerde begrip «het beheren van individueel vermogen», welk begrip wordt gebruikt in onderdeel c van het in artikel 1:1 Wft gedefinieerde begrip «het verlenen van een beleggingsdienst», in artikel 2:67a, tweede lid, onderdeel a, Wft en in artikel 2:97, derde of vierde lid, Wft; – het vermogen waarover wordt geadviseerd bij het «adviseren over financiële instrumenten» zoals genoemd in onderdeel d van het in artikel 1:1 Wft gedefinieerde begrip «het verlenen van een beleggingsdienst», in artikel 2:67a, tweede lid, onderdeel b, Wft en in artikel 2:97, derde of vierde lid, Wft; – honderd maal het minimum aan te houden toetsingsvermogen dat door DNB is vastgesteld van degene die handelt voor eigen rekening zoals genoemd in onderdeel a van het in artikel 1:1 Wft gedefinieerde begrip «het verrichten van een beleggingsactiviteit». |
€ 3.000 in voorkomend geval vermeerderd met: |
|
Type beleggingsdienst of - activiteit |
|||
Ontvangen en doorgeven van orders als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht |
€ 0 |
||
Uitvoeren van orders voor rekening van cliënten als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 3.500 |
||
Vermogensbeheer als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 3.500 |
||
Beleggingsadvies als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 0 |
||
Begeleiden of overnemen van emissies met plaatsingsgaranties als bedoeld in artikel 1:1van de Wet op het financieel toezicht |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 5.500 |
||
Begeleiden van emissies zonder plaatsingsgarantie als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 3.000 |
||
In combinatie met vermogen |
|||
Balanstotaal (BT) € 0 tot en met € 1 miljard |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 11,00 per miljoen BT |
||
> € 1 miljard tot en met € 10 miljard |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 6,80 per miljoen BT |
||
> € 10 miljard tot en met € 50 miljard |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 2,75 per miljoen BT |
||
> € 50 miljard |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 0,45 per miljoen BT |
||
Beheerd individueel vermogen (BV) |
|||
€ 0 tot en met € 1 miljard |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 11,00 per miljoen BV |
||
> € 1 miljard tot en met € 10 miljard |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 6,80 per miljoen BV |
||
> € 10 miljard tot en met € 50 miljard |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 2,75 per miljoen BV |
||
> € 50 miljard |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 0,45 per miljoen BV |
||
Vermogen waarover geadviseerd wordt: |
|||
€ 0 tot en met € 1 miljard |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 1.000 |
||
> € 1 miljard tot en met € 10 miljard |
€ 2.000 |
||
> € 10 miljard tot en met € 50 miljard |
€ 4.000 |
||
> € 50 miljard |
€ 10.000 |
||
Honderd maal het aan te houden toetsingsvermogen |
|||
€ 0 tot en met € 1 miljard |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 11,00 per miljoen van honderd maal het aan te houden toetsingsvermogen |
||
> € 1 miljard tot en met € 10 miljard |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 6,80 per miljoen van honderd maal het aan te houden toetsingsvermogen |
||
> € 10 miljard tot en met € 50 miljard |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 2,75 per miljoen van honderd maal het aan te houden toetsingsvermogen |
||
> € 50 miljard |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 0,45 per miljoen van honderd maal het aan te houden toetsingsvermogen |
||
Betaalinstellingen, clearinginstellingen en elektronischgeldinstellingen |
Provisie-inkomsten (PI) |
Personen waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in de artikelen 2:3e, eerste lid, of 2:10e van de Wet op het financieel toezicht: |
€ 0 |
Personen waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in de artikelen 2:3a, eerste lid, of 2:10a van de Wet op het financieel toezicht: |
€ 2.000 in voorkomend geval vermeerderd met: |
||
Personen met PI in het bereik van: € 0 tot en met € 1 miljoen |
€ 54,88 per € 1.000 |
||
>€ 1 miljoen tot en met € 10 miljoen |
€ 15,92 per € 1.000 |
||
>€ 10 miljoen tot en met € 50 miljoen |
€ 1,10 per € 1.000 |
||
>€ 50 miljoen |
€ 0,11 per € 1.000 |
||
Personen waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in de artikelen 2:54i, eerste lid, of 2:54l, eerste lid van de Wet op het financieel toezicht |
€ 3.000 |
||
Pensioenfondsen en premiepensioeninstellingen |
Instellingen met vereist eigen vermogen (excl. premie-pensioeninstellingen): Som van de technische voorziening pensioenverplichting en het vereist eigen vermogen (TV+VEV), vermenigvuldigd met een bonus/malus factor. De bonus/malus factor is gelijk aan de som van de technische voorziening pensioenverplichting en het vereist eigen vermogen (TV+VEV), gedeeld door de som van de technische voorziening pensioenverplichtingen en het (aanwezige) eigen vermogen (TV+EV). |
€ 2.000 vermeerderd met: |
|
>€ 0 tot en met € 10 miljard TV+VEV vermenigvuldigd met de als volgt te berekenen bonus/malus factor: ((TV+VEV)/(TV+EV)) |
€ 48,83 per € miljoen TV+VEV vermenigvuldigd met de als volgt te berekenen bonus/malus factor: ((TV+VEV)/(TV+EV)) |
||
>€ 10 miljard tot en met € 50 miljard TV+VEV vermenigvuldigd met de als volgt te berekenen bonus/malus factor: ((TV+VEV)/(TV+EV)) |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 7,32 per € miljoen TV+VEV vermenigvuldigd met de als volgt te berekenen bonus/malus factor: ((TV+VEV)/(TV+EV)) |
||
>€ 50 miljard tot en met € 100 miljard TV+VEV vermenigvuldigd met de als volgt te berekenen bonus/malus factor: ((TV+VEV)/(TV+EV)) |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 1,95 per € miljoen TV+VEV vermenigvuldigd met de als volgt te berekenen bonus/malus factor: ((TV+VEV)/(TV+EV)) |
||
>€ 100 miljard TV+VEV vermenigvuldigd met de als volgt te berekenen bonus/malus factor: ((TV+VEV)/(TV+EV)) |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 0,49 per € miljoen TV+VEV vermenigvuldigd met de als volgt te berekenen bonus/malus factor: ((TV+VEV)/(TV+EV)) |
||
Instellingen zonder vereist eigen vermogen (en premie-pensioeninstellingen): Technische voorziening pensioenverplichting (TV) |
€ 2.000 vermeerderd met: |
||
>€ 0 tot en met € 10 miljard TV |
€ 48,83 per € miljoen TV |
||
>€ 10 miljard tot en met € 50 miljard TV |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 7,32 per € miljoen TV |
||
>€ 50 miljard tot en met € 100 miljard TV |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 1,95 per € miljoen TV |
||
>€ 100 miljard TV |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 0,49 per € miljoen TV |
||
Trustkantoren |
Omzet |
Personen met een omzet in het bereik van: |
|
€ 0 tot en met € 0,1 miljoen |
€ 4.750 |
||
>€ 0,1 miljoen tot en met € 0,2 miljoen |
€ 11.100 |
||
>€ 0,2 miljoen tot en met € 0,5 miljoen |
€ 19.000 |
||
>€ 0,5 miljoen tot en met € 1 miljoen |
€ 28.500 |
||
>€ 1 miljoen tot en met € 2 miljoen |
€ 41.800 |
||
>€ 2 miljoen tot en met € 5 miljoen |
€ 58.900 |
||
>€ 5 miljoen tot en met € 20 miljoen |
€ 83.600 |
||
>€ 20 miljoen |
€ 98.000 |
||
Verzekeraars niet zijnde zorgverzekeraars |
Premie-inkomen; Bruto premie-inkomen (BPI) |
€ 2.000 vermeerderd met: |
|
>€ 0 |
€ 1.095,28 per € miljoen BPI |
||
Zorgverzekeraars |
Aantal verzekerden |
€ 2.000 vermeerderd met: |
|
>0 verzekerden |
€ 0,33 per verzekerde |
2. Voor het kalenderjaar 2018 worden de bandbreedtes en tarieven, bedoeld in artikel 13, negende lid, van de Wet bekostiging financieel toezicht, voor bijlage III, onderdeel “Toezichthouder: de Nederlandsche Bank”, van die wet als volgt vastgesteld:
Toezichtcategorie |
Maatstaf |
Bandbreedtes |
Tarieven |
---|---|---|---|
Banken en kredietunies |
Voor banken (personen a,b,d,e,f): Minimum omvang toetsingsvermogen (MTV): Minimum omvang toetsingsvermogen berekend conform de regels die op grond van artikel 3:57 van de Wet op het financieel toezicht worden bepaald |
Personen waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in de artikelen 2:4, 2:11, 2:20, 3:4, eerste lid, of 3:110, eerste lid, van de Wet op het financieel toezicht |
|
Toezicht |
€ 35.000 vermeerderd met: |
||
>€ 0 tot en met € 80 miljoen MTV |
€ 5.648 per € miljoen MTV |
||
>€ 80 miljoen tot en met € 400 miljoen MTV |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 2.433 per € miljoen MTV |
||
>€ 400 miljoen tot en met € 4 miljard MTV |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 1.279 per € miljoen MTV |
||
>€ 4 miljard MTV |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 373 per € miljoen MTV |
||
Uitvoering DGS: Gegarandeerde deposito’s (GDs) |
€ 500 vermeerderd met: |
||
< 1 miljard GDs |
€ 26,44 per € 1.000.000 GDs |
||
1 tot en met 10 miljard GDs |
€ 21,15 per € 1.000.000 GDs |
||
> 10 miljard GDs |
€ 15,86 per € 1.000.000 GDs |
3. Voor het kalenderjaar 2018 worden de bandbreedtes en tarieven, bedoeld in artikel 13, negende lid, van de Wet bekostiging financieel toezicht, voor bijlage IV, onderdeel “Toezichthouder: de Nederlandsche Bank”, van die wet als volgt vastgesteld:
Toezichtcategorie |
Maatstaf |
Bandbreedtes |
Tarieven |
---|---|---|---|
Banken en beleggingsondernemingen |
Total assets: Het totaal van activa op de balans zoals door banken en beleggingsondernemingen gerapporteerd aan De Nederlandsche Bank |
€ 500 vermeerderd met: € 2,04 per € miljoen Total assets |
1. Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst, met uitzondering van artikel 3, tweede lid, onderdeel ‘Uitvoering DGS’.
2. Artikel 3, tweede lid, onderdeel ‘Uitvoering DGS’, treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin de Wet bekostiging financieel toezicht 2019 wordt geplaatst.
Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
De Minister van Financiën, W.B. Hoekstra
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, W. Koolmees
Jaarlijks worden voor het desbetreffende kalenderjaar de bandbreedtes en tarieven vastgesteld voor de vergoeding van toezichtkosten door de financiële sector. Deze regeling stelt de bandbreedtes en tarieven voor het kalenderjaar 2018 vast. De regeling komt in grote lijnen overeen met de Regeling bekostiging financieel toezicht 2017. Hieronder is eerst de systematiek van de verdeling van de kosten van het toezicht op de financiële sector uitgelegd. Daarna is ingegaan op de verschillen in de kostenverdeling met de regeling voor het kalenderjaar 2017.
De wijze waarop de kosten van het doorlopend toezicht op de financiële markten door de Stichting Autoriteit Financiële Markten (AFM) en De Nederlandsche Bank NV (DNB) jaarlijks in rekening worden gebracht bij onder toezicht staande instellingen1 is geregeld in artikel 13 van de Wet bekostiging financieel toezicht (Wbft) en op onderdelen nader uitgewerkt in het Besluit bekostiging financieel toezicht.
Allereerst wordt vastgesteld welke bedragen in totaal in rekening worden gebracht voor het toezicht. In verband met het Europees bankentoezicht en de aanwijzing van DNB als nationale resolutieautoriteit wordt in het geval van DNB onderscheid gemaakt tussen het bedrag dat in rekening wordt gebracht aan personen die behoren tot toezichtcategorieën in bijlage II van de Wbft, aan banken, die behoren tot de toezichtcategorie in bijlage III van de Wbft en aan banken en beleggingsondernemingen, die behoren tot de toezichtcategorie in bijlage IV van de Wbft. Artikel 13, tweede tot en met het vijfde lid, van de Wbft schrijft voor op welke wijze deze bedragen worden vastgesteld. Daaruit volgt dat onder meer rekening wordt gehouden met het exploitatiesaldo van de toezichthouders in het voorafgaande jaar. In 2017 hebben de AFM en DNB allebei een exploitatieoverschot gerealiseerd.
De berekening van de totaal door te berekenen toezichtkosten voor het doorlopend toezicht in het jaar 2018 is in onderstaand overzicht weergegeven. Tabel 1 heeft betrekking op de totale toezichtkosten van de AFM en DNB. In Tabel 2 is voor DNB een splitsing tussen de bijlagen II, III en IV gemaakt.
AFM |
DNB toezicht |
DNB resolutie |
DNB DGS |
|
---|---|---|---|---|
Totaal begrote toezichtkosten |
98,6 |
157,2 |
6,7 |
10,5 |
Af: Begrote opbrengsten ter dekking eenmalige toezichthandelingen |
8,3 |
1,5 |
||
Af: Begrote kosten BES-toezicht |
0,4 |
1,1 |
0,2 |
|
Overige kosten |
||||
Exploitatiesaldo 2017 |
0,4 |
12,4 |
1,9 |
2 |
Totaal te heffen op grond van art. 13 van de Wbft |
89,6 |
142,2 |
4,8 |
8,3 |
DNB Bijlage II |
DNB Bijlage II (DGS) |
DNB Bijlage III |
DNB Bijlage IV |
|
---|---|---|---|---|
Overige kosten |
86,2 |
10,3 |
68,4 |
6,7 |
Exploitatiesaldo 2017 |
3,3 |
2 |
9,2 |
1,9 |
Totaal te heffen op grond van art. 13 van de Wbft |
82,9 |
8,3 |
59,3 |
4,8 |
Nadat de totaal te heffen bedragen zijn bepaald, worden zij aan de hand van procentuele aandelen die zijn opgenomen in bijlage II, III en IV van de Wbft toegerekend aan de toezichtcategorieën (artikel 13, zevende lid, van de Wbft).
Het omslaan van kosten over personen binnen een toezichtcategorie
Het aan een toezichtcategorie toegerekende bedrag wordt omgeslagen over de personen die deel uitmaken van die categorie. Dit gebeurt met behulp van maatstaven die evenals de procentuele aandelen zijn opgenomen in bijlage II, III en IV van de Wbft. De maatstaven worden in deze regeling nader ingedeeld in bandbreedtes. Voor elke bandbreedte geldt een tarief. Daarnaast geldt in de meeste gevallen een minimumtarief.
Bij het vaststellen van de minimumtarieven en de tarieven van de bandbreedtes worden de volgende uitgangspunten gehanteerd:
a. de tarieven hebben veelal een degressieve structuur in overeenstemming met de afnemende intensiteit van het toezicht per eenheid bij een grotere omvang van de persoon;
b. bij het vaststellen van de minimumtarieven wordt rekening gehouden met het draagkrachtbeginsel;
c. de tariefstructuur wordt in principe gevormd door een minimumtarief in combinatie met maximaal vier (degressieve) bandbreedtes waarbij de verschuldigde bedragen van het minimumtarief en de bandbreedte(s) die op de persoon onder toezicht van toepassing zijn bij elkaar worden opgeteld;
d. er is geen maximumheffing;
e. in een aantal toezichtcategorieën waar dit vanwege de samenstelling van de toezichtcategorie meer voor de hand ligt, wordt gewerkt met een schijvenstructuur waarbij de hoogte van de op te leggen heffing overeenkomt met het tarief van de bandbreedte (het ‘bereik’) waarin de onder toezicht staande persoon, vanwege zijn (bedrijfs)omvang, valt. In sommige gevallen wordt gewerkt met één vast tarief;
f. er bestaat zo veel mogelijk consistentie in de tariefstructuren (bandbreedtes en mate van degressiviteit) van categorieën die zowel onder toezicht staan van de AFM als van DNB.
De berekening van een te heffen bedrag
Om de op te leggen heffing vast te stellen, bepaalt de toezichthouder in welke bandbreedte de betreffende onder toezichtstaande persoon valt. Indien een persoon in meerdere bandbreedtes valt, is hij voor ieder van die bandbreedtes het daarbij behorende tarief verschuldigd. Dit komt in de regeling tot uitdrukking door de woorden ‘in voorkomend geval vermeerderd met’. Het aldus verschuldigde bedrag wordt verhoogd met een vast minimumtarief.
Voor de volgende toezichtcategorieën wordt van deze systematiek afgeweken:
– Voor de categorieën ‘Afwikkelondernemingen, betaalinstellingen en elektronischgeldinstellingen’ van de AFM, en ‘Trustkantoren’ van DNB is de heffing gelijk aan het vaste tarief dat is vastgesteld voor de hoogste bandbreedte waarin de onder toezicht staande persoon valt.
– Bij de toezichtcategorieën ‘Accountantsorganisaties’, `Beheerders van beleggingsinstellingen en van icbe’s alsmede bewaarders alsmede aanbieders van beleggingsobjecten alsmede beleggingsondernemingen niet voor eigen rekening (exclusief exploitanten van een MTF)`en ‘Pensioenfondsen en premiepensioeninstellingen’ van de AFM is de bandbreedte gekoppeld aan twee maatstaven waardoor de toezichthouder tweemaal moet vaststellen in welke bandbreedtes de betreffende onder toezicht staande persoon valt.
– Voor een aantal personen in de categorieën ‘Effectenuitgevende instellingen: markt’ en ‘Effectenuitgevende instellingen: verslaggeving’ (AFM) geldt enkel een vast tarief.
Wijzigingen in heffingen AFM
Bij de AFM is bij het berekenen van de toezichtkosten uitgegaan van een begroting ad € 98,6 miljoen. Na aftrek van de eenmalige kosten en met verrekening van het exploitatiesaldo leidt dit tot een bedrag van € 89,6 miljoen voor het doorlopend toezicht in 2018. Het door te berekenen bedrag voor het doorlopend toezicht stijgt met 5,6 % ten opzichte van 2017. Deze stijging houdt voornamelijk verband met een lager exploitatiesaldo uit het voorgaande jaar.
De stijging van het door te berekenen bedrag binnen een categorie is evenredig doorgevoerd in de tarieven die in artikel 2 zijn vastgesteld. De wijziging van de tarieven is per categorie verschillend. Dit wordt veroorzaakt doordat rekening is gehouden met de gewijzigde omvang van de populatie en maatstaven. Bij enkele categorieën is tevens sprake van bijzonderheden die van invloed zijn op het vaststellen van de tarieven. Hieronder wordt ingegaan op de categorieën waarbij de heffing tenminste vijf procentpunt afwijkt van de algehele stijging van de door te berekenen kosten van 5,6 procent. Ten aanzien van de opbouw van de staffels en bandbreedtes van de toezichtcategorieën zijn ten opzichte van 2017 geen wijzigingen doorgevoerd.
Bij de tariefvaststelling in 2015 zijn naar aanleiding van de wens van de Tweede Kamer de kleinere ondernemingen ontzien door de basisbijdrage in de toezichtkosten minder te verhogen dan de variabele bijdrage. Voor twee toezichtcategorieën geldt dat zij geen basisbijdrage kennen, te weten de toezichtcategorieën ‘afwikkelondernemingen, betaalinstellingen en elektronische geldinstellingen’ en ‘beleggingsondernemingen niet voor eigen rekening’. Voor hen zijn bij de tariefvaststelling 2015 soortgelijke maatregelen genomen zodat ook hier de kleine ondernemingen zijn ontzien. Het ontzien van de kleine ondernemingen in 2015 werkt in deze categorieën door in de tarieven in 2016 en 2017 waarin de tarieven jaarlijks met een gelijk percentage zijn verhoogd.
Bij de categorie accountants stijgen de heffingen met 11 procent. Dit houdt verband met de omvang van de populatie. Het aantal accountantsorganisaties is afgenomen, hetgeen betekent dat de kosten over minder partijen verdeeld moeten worden.
Bij de beleggingsondernemingen voor eigen rekening dalen de heffingen met 17,5 procent ten opzichte van 2017. Dit houdt verband met een toename van het aantal vergunninghoudende partijen door de inwerkingtreding van onder meer MiFID II. Vanaf 2019 wordt deze toename van het aantal partijen en de toezichtinspanningen meegenomen bij de vaststelling van de nieuwe procentuele verdeling op grond van de Wet bekostiging financieel toezicht 2019.
Bij de categorie centrale tegenpartijen is sprake van een stijging van 21 procent. Dit houdt verband met het feit dat binnen deze categorie slechts twee partijen vallen en bij één van beide partijen sprake is van een omzetdaling. Aangezien de heffing gebaseerd is op de omvang van de omzet, is een stijging van de heffingen nodig om hetzelfde bedrag aan toezichtkosten op te halen.
Bij de categorieën uitgevende instellingen (markt en verslaggeving) is sprake van een daling van de heffingen. Dit houdt vooral verband met stijging van de ‘gemiddelde marktkapitalisatie’ door stijgende beurskoersen.
Bij de verzekeraars: zorg is sprake van een stijging van 17,5 procent van de heffingen. Dit houdt verband met een daling van het aantal zorgverzekeraars en lagere premie-inkomsten voor aanvullende ziektekostenverzekeringen.
Wijzigingen in heffingen DNB
De begroting van DNB bedraagt voor het jaar 2017 € 157,2 miljoen en is daarmee 2,8 miljoen hoger dan de begroting over 2016. Na aftrek van de eenmalige kosten en de kosten voor het toezicht op de BES bedragen de kosten voor het doorlopend toezicht in totaal € 154,6 miljoen.
Het totaal te heffen bedrag voor banken (bijlage III) neemt met 3,3 procent af in verband met het exploitatiesaldo over 2017. Dit leidt tot een lichte daling van de tarieven.
Het totaal te heffen bedrag voor het overige toezicht stijgt met 3,1 procent. Dit houdt verband met de hogere toezichtkosten en de daarmee verband houdende hogere begroting in 2018. Dit bedrag wordt overeenkomstig de percentages evenredig verdeeld over de toezichtcategorieën uit bijlage II. Hierbij is bij de categorie trustkantoren een schijf toegevoegd aan de staffel, namelijk omzet hoger dan 20 miljoen. Daarmee kunnen de tarieven voor de lagere schijven met vijf procent afnemen. Met deze staffel wordt meer recht gedaan aan de toezichtinspanningen en de verdeling van de omvang van de trustkantoren.
Het totaal te heffen bedrag voor resolutie is flink afgenomen. Dit houdt verband met een verhoudingsgewijs groot exploitatieoverschot over 2017. Dit leidt direct tot lagere heffingen. Het variabele tarief is dan ook met 22 procent verlaagd.
Een belangrijke wijziging in deze regeling betreft het doorberekenen van de kosten van de uitvoering van de DGS-taak van DNB. Vooruitlopend op aanpassing van de maatstaf in de Wbft is een nieuwe tariefstructuur opgenomen voor de doorberekening van deze kosten.2 Dit onderdeel treedt in werking zodra de maatstaf is aangepast in de Wbft.
In 2017 zijn de uitvoeringskosten voor DGS voor het eerst in rekening gebracht bij de sector. De heffingsmaatstaf in 2017 was de ‘minimum omvang van het toetsingsvermogen’. Deze heffingsmaatstaf wordt gewijzigd in de ‘omvang van de gegarandeerde deposito’s’, hetgeen in 2018 kan leiden tot een verschuiving van de heffing tussen partijen. In totaliteit moet in 2018 € 8,3 miljoen worden geheven, een daling ten opzichte van 2017. Deze daling is een gevolg van een exploitatieoverschot van de begroting 2017. De heffing bestaat uit een vast basisbedrag van € 500 en daarboven een schijvensysteem met drie schijven met in 2018 een onderlinge verhouding van 1 : 0,8 : 0,6.
De nieuwe tarieven hebben financiële gevolgen voor de onder toezicht staande instellingen. De gevolgen zijn afhankelijk van de categorie waartoe een instelling behoort. Hierboven is reeds ingegaan op de belangrijkste wijzigingen in de tarieven ten opzichte van 2017.
De regeling is beperkt tot het vaststellen van tarieven en heeft geen gevolgen voor de administratieve lasten.
De Minister van Financiën, W.B. Hoekstra
In overeenstemming met de in de Wet bekostiging financieel toezicht gehanteerde begrippen wordt hierna gesproken van 'personen'.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2018-33795.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.