Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 11 juni 2018, 2018-0000103163, tot vaststelling grenzen bandbreedte gemiddeld uurloon Jeugd-LIV 2018

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Gelet op artikel 3.3, derde lid, van de Wet tegemoetkomingen loondomein;

Besluit:

Artikel 1

Voor het kalenderjaar 2018 zijn de bedragen van de ondergrens en bovengrens naar leeftijd voor de bepaling van de bandbreedtes, bedoeld in artikel 3.3, eerste lid, onderdeel b, van de Wet tegemoetkomingen loondomein, vastgesteld op de volgende bedragen:

leeftijd bereikt op 31-12-2017

ondergrens

bovengrens

21 jaar

€ 8,40

€ 9,82

20 jaar

€ 6,91

€ 9,34

19 jaar

€ 5,43

€ 7,69

18 jaar

€ 4,69

€ 6,04

Artikel 2

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 11 juni 2018

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, W. Koolmees

TOELICHTING

Een werkgever kan in aanmerking komen voor de tegemoetkoming verhoging minimumjeugdloon op grond van de Wet tegemoetkomingen loondomein (Wtl). Deze tegemoetkoming wordt aangeduid als het minimumjeugdloon voordeel (jeugd-LIV). Deze tegemoetkoming wordt per kalenderjaar vastgesteld. De werknemer voor wiens loonkosten een jeugd-LIV wordt verstrekt heeft op 31 december van het kalenderjaar voorafgaande aan het kalenderjaar waarover de tegemoetkoming wordt verstrekt een leeftijd bereikt van minimaal 18 jaar en is niet ouder dan 21 jaar. Deze werknemer verdient een gemiddeld uurloon waarvoor per leeftijdscategorie een bandbreedte geldt.

Deze bandbreedte is geregeld in artikel 3.3, eerste lid, onderdeel b, van de Wtl. Het gemiddelde uurloon dat uiteindelijk in aanmerking wordt genomen wordt vastgesteld door het jaarloon te delen door het aantal verloonde uren. Voor de vaststelling van de bandbreedte geldt als ondergrens een percentage van het uurloon afgeleid van het geldende minimumloon en het bedrag van wettelijke vakantiebijslag, behorend bij een normale arbeidsduur van 40 uren per week en als bovengrens een percentage van dit uurloon bij een normale arbeidsduur van 36 uren per week. Voor de 21-jarigen wordt bij de bovengrens uitgegaan van het bedrag van de ondergrens van het lage- inkomensvoordeel (LIV) om te voorkomen dat de doelgroepen van jeugd-LIV en LIV elkaar overlappen.

Omdat de bedragen van het minimumloon per 1 januari en per 1 juli worden geïndexeerd wordt het bedrag van deze onder- en bovengrens per kalenderjaar vastgesteld op het gemiddelde van het minimumuurloon per 1 januari en per 1 juli. Op grond van artikel 3.3, derde lid, Wtl wordt de uitkomst van deze berekening per kalenderjaar bij het begin van de maand juli (als de bedragen voor het minimumloon die gelden bekend zijn) bij ministeriële regeling vastgesteld. Voor het kalenderjaar 2018 voorziet deze regeling daarin. In deze regeling worden per leeftijdscategorie de bedragen voor de onder- en bovengrens vastgesteld op grond van het gemiddelde van het bij die leeftijd behorende minimumuurloon afgeleid van de jaarbedragen voor het minimumloon en vakantiebijslag per 1 januari 2018 en per 1 juli 2018.

Deze regeling is tot stand gekomen na overleg met de Staatssecretaris van Financiën.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, W. Koolmees

Naar boven