Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport | Staatscourant 2018, 32252 | Besluiten van algemene strekking |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport | Staatscourant 2018, 32252 | Besluiten van algemene strekking |
De Minister voor Medische Zorg;
Gelet op artikel 15 van de Wet toelating zorginstellingen en artikelen 3 en 10 van de Tijdelijke wet ambulancezorg;
Besluit:
De Regeling verslaggeving WTZi wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel a komt ‘artikel 1.2, onder nummer 1 of 16 tot en met 21, van het Uitvoeringsbesluit WTZi’ te luiden ‘artikel 1.2, onder de nummers 1, 17, 18, 19 en 21, van het Uitvoeringsbesluit WTZi’.
2. Onderdeel d komt te luiden:
d. Regionale Ambulancevoorzieningen: Regionale Ambulancevoorzieningen als bedoeld in de Tijdelijke wet ambulancezorg;.
B
Na artikel 2 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. Een Regionale Ambulancevoorziening met privaatrechtelijke rechtspersoonlijkheid voldoet uitsluitend aan de artikelen 1, 2, 3, onderdelen a, b, c, en h, 6 en 9, eerste lid, onderdeel a, en tweede lid. In afwijking van artikel 9, eerste lid, onderdeel a, wordt de jaarverslaggeving in elektronische vorm over 2017 vóór 1 augustus 2018 ingediend.
2. In afwijking van het bepaalde in deze regeling dient een Regionale Ambulancevoorziening met publiekrechtelijke rechtspersoonlijkheid de jaarstukken, die deze Regionale Ambulancevoorziening ingevolge het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten moet opstellen, in elektronische vorm ter openbaarmaking in bij het Centraal Informatiepunt Beroepen Gezondheidszorg vóór 1 juni van het jaar volgend op het verslagjaar. Artikel 9, tweede lid, is hierbij van overeenkomstige toepassing. In afwijking van de eerste volzin worden de jaarstukken over 2017 vóór 1 augustus 2018 ingediend.
De Regeling Tijdelijke wet ambulancezorg wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 23, eerste lid, van de Regeling Tijdelijke wet ambulancezorg komt te luiden:
1. De Regionale Ambulancevoorziening overlegt aan de minister de gegevens, bedoeld in bijlage 2.
B
Bijlage 1 van de Regeling Tijdelijke wet ambulancezorg wordt vervangen door de bijlage, behorende bij deze regeling.
1. Deze regeling treedt in werking op het tijdstip waarop het besluit van 13 maart 2018 tot wijziging van het Uitvoeringsbesluit WTZi ter zake van de regeling voor transparantie van jaarstukken en het hebben van een toezichthoudend orgaan voor Regionale Ambulancevoorzieningen in werking treedt en werkt ten aanzien van artikel II, onderdeel B, terug tot en met 27 januari 2018.
2. In afwijking van het eerste lid treedt artikel I, onderdeel B, artikel 2a, eerste lid, voor zover het betreft de verplichting te voldoen aan artikel 3, onderdeel a, in werking met ingang van 1 januari 2019.
Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
De Minister voor Medische Zorg, B.J. Bruins
Referentiekader spreiding en beschikbaarheid ambulancezorg 2017
Dit rapport bevat een erratum d.d. 24-04-2018 na pagina 52
RIVM Briefrapport 2017-0109
Op basis van ritgegevens over het jaar 2016 heeft het RIVM berekend hoeveel ambulances er in Nederland nodig zijn. Op werkdagen overdag zijn er 608 ambulances nodig, 10 meer dan uit de doorrekening over 2015 bleek. Ook zijn er in de avond, nacht en in het weekend meer ambulances nodig. ‘s Avonds op werkdagen zijn er bijvoorbeeld 6 ambulances meer nodig dan in de vorige doorrekening. In het weekend varieert dit tussen 3 en 7 ambulances, afhankelijk van de dag en het tijdstip.
De belangrijkste oorzaak voor het toegenomen aantal benodigde ambulances is de stijging van het aantal ritten. Het aantal spoedeisende ritten steeg in 2016 met 6 procent ten opzichte van 2015, het aantal besteld vervoer inzetten met 2 procent.
De benodigde capaciteit van de ambulancezorg in Nederland wordt berekend met behulp van een zogeheten referentiekader. Dit kader definieert het aantal ambulances waarmee de ambulancezorg in Nederland kan worden uitgevoerd, gegeven een aantal randvoorwaarden, zoals de tijd na een melding waarbinnen een ambulance ter plaatse moet zijn en de spreiding van de standplaatsen.
In opdracht van het ministerie van VWS heeft het RIVM het referentiekader in 2017 geactualiseerd met cijfers over het gebruik van ambulancezorg in Nederland in 2016.
Kernwoorden: ambulancezorg, referentiekader, spreiding en beschikbaarheid, capaciteitsmodel
Based on ride data for 2016, RIVM calculated how many ambulances are needed in the Netherlands. On workdays 608 ambulances are needed during the day, 10 more than calculated for 2015. More ambulances are also needed in the evening, during the night and in weekends. During the evening on workdays, for example, 6 more ambulances are needed than in the previous calculation. On weekends, this varies between 3 and 7 ambulances, depending on the day and time.
The main reason for the increasing number of ambulances needed is the rise in the number of services. The number of emergency services increased by 6 percent in 2016 compared to 2015, while the number of the planned services increased by 2 percent.
The required capacity of ambulance care in the Netherlands is calculated using a national ambulance plan. This is a framework that defines the number of ambulances with which ambulance care can be carried out in the Netherlands, given a number of preconditions, such as the time after notification within which an ambulance must be on site and the distribution of the stations.
On behalf of the Ministry of Health, Welfare and Sport, RIVM updated the national ambulance plan in 2017 with figures on the use of ambulance care in the Netherlands in 2016.
Keywords: ambulance care, national ambulance plan, distribution and availability, capacity model
Samenvatting |
4 |
|
1 |
Inleiding |
6 |
2 |
Productiecijfers 2016 |
7 |
2.1 |
Productie 2016 |
7 |
2.2 |
Nadere selecties voor het referentiekader |
8 |
2.3 |
Gemiddelde ritduur |
18 |
3 |
Referentiekader spreiding en beschikbaarheid 2017 |
12 |
4 |
Conclusies en discussie |
15 |
Referenties |
17 |
|
Bijlage 1: Regio-indeling |
18 |
|
Bijlage 2: Spreiding referentiekader 2017 |
19 |
|
Bijlage 3: Selectie en herverdelen van inzetten |
23 |
Het Referentiekader spreiding en beschikbaarheid ambulancezorg is een model voor de ambulancezorg waarin per RAV-regio in Nederland wordt vastgesteld hoeveel ambulances minimaal nodig zijn om aan de vraag naar ambulancezorg te voldoen. Het referentiekader wordt periodiek geactualiseerd. In 2017 is het referentiekader opnieuw doorgerekend op basis van productiecijfers van de ambulancezorg over het jaar 2016. In deze actualisatie is gebruik gemaakt van dezelfde rekenmodellen als in de vorige doorrekening die in 2016 heeft plaatsgevonden.
Productie 2016 in het referentiekader-2017
De capaciteitsberekeningen van het referentiekader zijn gebaseerd op de productiecijfers over 2016. Op basis van de uitgangspunten en randvoorwaarden van het referentiekader wordt een aantal inzetten uit de productie weggelaten. Dit betreft inzetten zonder tijdenregistratie en inzetten van een rapid responder waarbij er een tweede ambulance is ingezet. Op basis van deze filters wordt 1,2% van de productie over 2016 uit de selectie gefilterd. Het referentiekader gaat uit van 1.297.875 inzetten, waarvan 624.492 met A1-urgentie, 333.771 met A2-urgentie en 339.612 B-inzetten. In vergelijking met de cijfers voor het referentiekader-2016 is dat een productiestijging van 4,8%.
Bewerking voor het referentiekader
Voor het referentiekader is er één bewerking van de gegevens, namelijk een herverdeling van spoedritten. Deze herverdeling wordt ook wel een ‘correctie voor burenhulp’ genoemd. Op basis van het adres waar de ambulance de patiënt heeft verzorgd, het ‘afhaaladres’, worden inzetten toegewezen aan de dichtstbijzijnde standplaats, op basis van kortste rijtijd. De standplaats bepaalt aan welke RAV de productie voor de capaciteitsberekening wordt toegewezen. De standplaatslocaties zijn afkomstig uit het spreidingsplan van het referentiekader. Door de herverdeling kan een deel van de productie van een RAV worden toegewezen aan een andere RAV. Het totaal aantal inzetten blijft onveranderd door de herverdeling. B-inzetten worden niet herverdeeld maar blijven toegewezen aan de RAV die de inzet heeft uitgevoerd.
Gemiddelde ritduur
De gemiddelde ritduur is geschat aan de hand van een selectie van ritten met valide tijdenregistratie. Landelijk is de gemiddelde ritduur van A1-inzetten in 2016 met 3 minuten en 43 seconden toegenomen naar 66 minuten en 24 seconden. De gemiddelde ritduur van A2-inzetten is met 27 seconden licht toegenomen naar 63 minuten en 30 seconden. De gemiddelde ritduur van het besteld vervoer is in 2016 met 6 minuten en 29 seconden afgenomen tot 73 minuten en 43 seconden.
Uren ambulancezorg in de capaciteitsberekening
De capaciteitsberekeningen van het referentiekader worden uitgevoerd op regionaal niveau, met differentiatie naar dagsoort en uur van de dag. In het model wordt op detailniveau het aantal uren ambulancezorg bepaald waarvoor ambulancecapaciteit nodig is. In totaal gaat het referentiekader uit van 1.453.909 uren verleende ambulancezorg in 2016, een stijging van 4,4% ten opzichte van 2015. Daarvan zijn 1.001.842 uren spoedeisende ambulancezorg en 452.067 uren besteld vervoer. Het jaar 2016 was een schrikkeljaar waardoor er meer uren beschikbaar waren dan in 2015. De productiestijging van 4,4% kon dus in een iets groter aantal beschikbare uren worden verzorgd. Het capaciteitsmodel rekent met de productiviteit van de ambulancezorg, het aantal uren geleverde ambulancezorg per beschikbaar uur. In 2016 steeg deze met 4,1%, van 159 in 2015 naar 166 in 2016. Op basis van deze cijfers, die per RAV verschillen, is de benodigde capaciteit in het referentiekader berekend.
Resultaten referentiekader-2017
Op werkdagen overdag (8-16 uur) zijn 608 ambulances nodig. Dit zijn tien meer dan in het referentiekader-2016. Op werkdagen in de nacht (0-8 uur) zijn er vier ambulances meer nodig, in de avonduren (16-24 uur) zijn er zes ambulances meer nodig. In de weekenddagen varieert het aantal extra benodigde ambulances van drie tot zeven, afhankelijk van het tijdstip op de dag. Omgerekend naar het aantal benodigde diensten betekent dit dat volgens het referentiekader-2017 er 8.803 diensten ambulancezorg nodig zijn. Een dienst is hierbij gedefinieerd als het verlenen van 8 uur ambulancezorg door een ambulanceteam. Voor het verlenen van ambulancezorg over een etmaal zijn dan drie diensten nodig, voor een week zijn 21 diensten nodig. Het aantal van 8.803 diensten is 1,6% meer dan in het referentiekader-2016 was berekend over het productiejaar 2015.
Discussie: stijging van de productie
Een aantal regio’s met een bovengemiddelde productiestijging is gevraagd naar de achtergronden van de productietoename, de volgende verklaringen zijn gegeven.
– De stijging in 2016 is incidenteel. Als de lange termijn ontwikkelingen worden beschouwd is de stijging in 2016 niet (significant) verschillend van de veranderingen in de afgelopen jaren. Er zijn sterke regionale schommelingen in productiegroei die kunnen afwijken van landelijke trends.
– Door een verandering in de indicatie van ambulancezorg op bepaalde meldkamers is er een verschuiving van A1-inzetten naar A2-inzetten geweest. Deze verandering had te maken met een andere codering in het triagesysteem ProQA waardoor meldingen die voorheen met een A1-urgentie werden gecodeerd, A2-urgentie kregen.
– In sommige regio’s is er een sterke toename geweest van het aantal aanvragen door huisartsen en huisartsenposten. Voor een deel kan dit verklaard worden door veranderingen in het triagesysteem op de huisartsenposten. Ook de toenemende vraag naar zorg in andere delen van het spoedzorgsysteem zorgt voor een extra druk op de ambulancezorg.
– Veranderingen in het aanbod van SEH’s (afname) hebben veranderingen in de ambulancezorg tot gevolg, met meer inzetten met een langere ritduur. Bovendien zijn er meer voertuigbewegingen nodig om de dekking in een gebied te borgen, omdat ambulances verder weg moeten rijden om patiënten naar een geschikte SEH te brengen.
– Een sterke stijging van het aantal 112-meldingen, vooral door personen van 70 jaar en ouder. Vermoedelijk komt dit door het feit dat ouderen steeds langer thuis blijven wonen en door een vergrijzende bevolking. Daarnaast is er een sterke stijging van 112-meldingen in verband met verwarde personen.
– Een toenemende kans op klachten en claims bij incidenten leidt ertoe dat ambulanceteams patiënten vaker naar een SEH brengen, om deze klachten en claims te voorkomen. Ook wordt nu meer dan vroeger aandacht en tijd besteed aan het volledig maken van registraties van inzetten, met een langere ritduur als gevolg.
Discussie: stijging A2-inzetten
Een deel van de stijging van het aantal A2-inzetten kan verklaard worden door regionale verschillen in het registreren van afgebroken inzetten in het zogenaamde ‘DIA-protocol’. Volgens dit protocol wordt een ambulance onder A2-urgentie ingezet voordat een melding is afgerond. Doel hiervan is het realiseren van een kortere responstijd. Als na afronding van de melding blijkt dat een inzet niet nodig is wordt de inzet afgebroken en wordt de ambulance teruggeroepen. In sommige regio’s komen deze afgebroken inzetten in de productie voor, in andere regio’s niet. Deze diversiteit leidt ertoe dat de productiecijfers van de regio’s niet helemaal vergelijkbaar zijn.
Discussie: stijging van het aantal benodigde ambulances
De productiestijging van 4,4% in 2016 in de cijfers voor het referentiekader leidt niet tot een evenredige stijging van het aantal benodigde ambulances of diensten. Dit komt door het niet-lineaire karakter van het capaciteitsmodel. In de capaciteitsberekeningen heeft een productiestijging tot gevolg dat de bezettingsgraad van ambulances toeneemt. Deze toename gaat door tot het punt wordt bereikt dat de kans dat er geen ambulance beschikbaar is bij een nieuwe melding meer dan 5% is. Door deze ‘bufferruimte’ stijgen de uitkomsten van het model minder hard dan de inputs.
Aanbevelingen
1. Aanbevolen wordt om meer eenduidigheid te krijgen in het registreren van afgebroken DIA-inzetten zodat de regionale productie van A2-inzetten beter vergelijkbaar wordt. Deze aanbeveling is gericht aan de ambulancesector en moet er toe leiden dat de onzuiverheden in de productiecijfers kleiner worden.
2. Aanbevolen wordt om meer inzicht te krijgen in de effecten van ontwikkelingen in het acute zorgsysteem in zijn geheel op de ambulancezorg. Het acute zorgsysteem is een dynamisch systeem waarin veranderingen in de ene sector effecten kunnen hebben in andere sectoren. Veranderingen in het aanbod van SEH’s kunnen gevolgen hebben voor de ambulancezorg of acute huisartsenzorg (HAP’s). Veranderingen in triage en zorgindicatie kunnen effecten hebben op verschillende delen van het acute zorgsysteem. De vraag is wat de gevolgen zijn voor de benodigde ambulancecapaciteit en paraatheid. Om eerder inzicht te krijgen in mogelijke knelpunten door veranderingen in het acute zorg systeem is het aan te bevelen om een integraal stroommodel te ontwikkelen waarmee deze ontwikkelingen integraal kunnen worden geanalyseerd.
3. Ten slotte wordt aanbevolen om een toekomstverkenning te maken van het referentiekader. In een toekomstverkenning kunnen verschillende beleidsscenario’s worden uitgewerkt voor het gebruik van ambulancezorg. Een basisscenario bij ongewijzigd beleid en alternatieve scenario’s waarin er bepaalde sturing is op de groei van het gebruik van ambulancezorg. De toekomstverkenning kan inzicht geven in de toekomstige benodigde capaciteit en kan behulpzaam zijn voor de planning van opleiding van ambulanceverpleegkundigen en -chauffeurs.
Het Referentiekader spreiding en beschikbaarheid ambulancezorg is een model voor de ambulancezorg waarin per RAV in Nederland wordt vastgesteld hoeveel ambulances minimaal nodig zijn om aan de vraag naar ambulancezorg te voldoen. Daarbij wordt eveneens rekening gehouden met de capaciteit die nodig is om voldoende geografische dekking te garanderen. In het referentiekader wordt aan de hand van vooraf gekozen uitgangspunten en randvoorwaarden modelmatig de benodigde spreiding en capaciteit berekend. De uitgangspunten en randvoorwaarden beschrijven een bepaald minimumniveau voor de spreiding en beschikbaarheid van de ambulancezorg. Het rekenmodel waarmee de benodigde capaciteit wordt berekend is hierop toegesneden. De berekeningen zijn gebaseerd op ritgegevens van de ambulancezorg in een basisjaar.
De minister van VWS stelt het referentiekader vast. Dat gebeurde voor het eerst in 2004, actualisaties volgden in 2008, 2013 en in 2016 (Ministerie van VWS, 2004; 2008; 2013; 2016). De uitkomsten van het referentiekader vormen de basis voor het bekostigingsmodel voor de ambulancezorg dat door de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) wordt beheerd. Het RIVM beheert de rekenmodellen voor het referentiekader en rekent deze in opdracht van het ministerie van VWS door (PVAZ, 2004), (Kommer en Zwakhals, 2009; 2013a; 2016). Naast deze rapportages van het referentiekader zijn de afgelopen jaren drie achtergrondrapporten gepubliceerd (Kommer en Zwakhals, 2011; 2013; Kommer et al.; 2017). In het meest recente achtergrondrapport is onderzocht hoe de capaciteitsberekeningen van het referentiekader beter kunnen aansluiten bij de praktijk van dynamisch ambulance management en de uitvoering van besteld vervoer.
Actualisatie van het referentiekader in 2017
In opdracht van het ministerie van VWS heeft het RIVM het referentiekader in 2017 geactualiseerd. Dit rapport geeft hiervan verslag. De rekenmodellen, uitgangspunten en randvoorwaarden zijn gelijk aan het referentiekader-2016. Het enige verschil ten opzichte van 2016 is gelegen in de ritgegevens. Het referentiekader-2016 maakte gebruik van ritgegevens over het productiejaar 2015, het referentiekader-2017 is gebaseerd op ritgegevens over 2016. De ritgegevens, het aantal inzetten en de ritduur, bepalen het aantal uren ambulancezorg waarop de capaciteitsberekeningen zijn gebaseerd.
Terminologie
In de toelichting op de bewerking van de ritgegevens voor de doorrekening van het referentiekader is het noodzakelijk om bepaalde kenmerken van de ambulancezorg en de geregistreerde ritgegevens te bespreken. De terminologie die in dit rapport wordt gehanteerd sluit aan bij het Uniform Begrippenkader Ambulancezorg van Ambulancezorg Nederland (AZN, 2013). Voor de leesbaarheid wordt in enkele gevallen alternatieve terminologie gebruikt. Meestal wordt de term inzet gehanteerd voor een dienstverlening door een ambulance maar soms spreken we van een rit. In de meeste gevallen vindt er bij een inzet/rit daadwerkelijk vervoer van de patiënt plaats, dit zijn declarabele inzetten. In een aantal gevallen wordt ter plaatse eerste hulp verleend maar vindt geen vervoer van de patiënt plaats. Dit zijn EHGV-inzetten (Eerste hulp geen vervoer). In sommige gevallen wordt geen patiënt aangetroffen of wordt ter plaatse geconcludeerd dat hulpverlening niet noodzakelijk is. In die gevallen is er noch hulpverlening geweest noch vervoer. Dit zijn zogenaamde loze ritten. In al deze gevallen is de ambulance ter plaatse gekomen. Er zijn ook gevallen waarbij de inzet vroegtijdig wordt geannuleerd of afgebroken. Als de ambulance op het tijdstip van annulering al rijdt is er sprake van een afgebroken rit. Als het ambulanceteam wel een opdracht heeft gekregen, maar nog niet is uitgerukt, is er sprake van een geannuleerde rit. Inzetten van de ambulance hebben altijd een urgentiecodering. Voor spoedeisende inzetten is dit een A-urgentie. Bij levensbedreigende situaties wordt een inzet onder A1-urgentie uitgevoerd, anders is er A2-urgentie. Naast de spoedeisende inzetten zijn er ook planbare inzetten. Dit zijn inzetten waarbij een tijdstip wordt afgesproken voor het halen of brengen van een patiënt. Vaak wordt de patiënt van of naar een ziekenhuis of andere zorginstelling gebracht voor therapie of behandeling. Het planbare vervoer wordt soms ook besteld vervoer of B-vervoer genoemd.
De regio-indeling van het referentiekader wijkt af van de reguliere RAV-indeling omdat in het referentiekader de zogenaamde ‘eilandbenadering’ wordt gehanteerd. In deze benadering wordt de capaciteitsberekening voor de Waddeneilanden, voor Goeree-Overflakkee en voor de Zeeuwse (schier-)eilanden apart berekend. Ook wordt de capaciteitsberekening voor de regio’s Zaanstreek-Waterland en Amsterdam-Amstelland apart gedaan, waar deze twee regio’s in de praktijk in veel opzichten organisatorisch één geheel vormen. In Bijlage 1 is een nummering gegeven van de regio’s zoals in het referentiekader gehanteerd. Deze nummering wordt in een aantal tabellen in dit rapport gehanteerd. Voor de productiecijfers, zoals gehanteerd in het sectorrapport Ambulances in-zicht, hanteren we de term ‘RAV’, voor de indeling van het referentiekader hanteren we de term ‘regio’.
Leeswijzer
In hoofdstuk 2 worden de productiecijfers van de Nederlandse ambulancezorg besproken. Paragraaf 2.1 geeft de cijfers zoals de ambulancesector publiceert in het sectorrapport Ambulances in-zicht. De selecties die voor het referentiekader zijn gedaan worden in paragraaf 2.2 besproken. In paragraaf 2.3 zijn de cijfers van de gemiddelde ritduur gegeven. Hoofdstuk 3 geeft de resultaten van de capaciteitsberekeningen van het referentiekader. Hoofdstuk 4 geeft de conclusies en geeft een discussie op de actualisatie van het referentiekader.
Cijfers over de vraag naar, het aanbod van en de prestaties in de ambulancezorg in Nederland wordt jaarlijks door Ambulancezorg Nederland (AZN) gepubliceerd in het sectorrapport Ambulances in-zicht. Het RIVM verzorgt sinds 2008 de verzameling en analyse van de logistieke gegevens. In de jaarlijkse cyclus wordt in januari begonnen met het verzamelen van ritgegevens. Meestal zijn de productie- en prestatiecijfers in juni vastgesteld. Voor deze vaststelling is er afstemming van de RIVM-analyses met de 24 Regionale Ambulancevoorzieningen (RAV’s). Er wordt aan elke RAV goedkeuring gevraagd van de door het RIVM geanalyseerde productie- en prestatiecijfers.
Dit hoofdstuk beschrijft de selecties van ritgegevens voor het referentiekader. De productiecijfers van de Nederlandse ambulancezorg liggen aan de basis van het referentiekader (paragraaf 2.1). Voor het referentiekader wordt een aantal inzetten uitgesloten, dit gebeurt op grond van de uitgangspunten van het referentiekader (paragraaf 2.2). Voor de schattingen van de gemiddelde ritduur zijn enkele specifieke selecties gedaan (paragraaf 2.3).
De productie van de Nederlandse ambulancezorg in 2016 is gegeven in tabel 2.1. Deze cijfers hebben betrekking op de reguliere productie en zijn (2015-data) of worden (2016-data) gepubliceerd in Ambulances in-zicht (AZN, 2016; 2017). Details over de selectie van deze productiecijfers met een toelichting op welke inzetten wel of niet worden meegenomen, zijn gegeven in Bijlage 3.
De totale productie van de ambulancezorg is in 2016 met 4,8% toegenomen. De stijging van het spoedvervoer is met 5,7% ruim twee en een half maal zo groot als de stijging van het besteld vervoer. Opvallend is de sterke stijging van het aantal A2-inzetten in een aantal regio’s en de grote verschillen in groeicijfers tussen de regio’s. Bij inzetten met A2-urgentie varieert de groei tussen -2,2 tot +44%, bij het besteld vervoer varieert het tussen -11,1 en +14,7%. Wel gaat het in sommige gevallen om relatief kleine aantallen inzetten. Ruim 48% van de productie in 2016 bestaat uit inzetten met A1-urgentie. Het aandeel van inzetten met A2-urgentie is 26%, het aandeel besteld vervoer is ook 26%. Een aantal RAV’s is gevraagd naar achtergronden van de productiestijging in 2016. In hoofdstuk 4 wordt dit besproken.
nr |
RAV |
2016 |
Toename 2015–2016 (%) |
||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
A1 |
A2 |
B |
Totaal |
A1 |
A2 |
B |
Totaal |
||
1 |
Groningen |
26.072 |
12.992 |
14.559 |
53.623 |
7,0 |
9,1 |
3,0 |
6,4 |
2 |
Friesland |
24.865 |
13.349 |
11.197 |
49.411 |
6,3 |
6,5 |
4,0 |
5,8 |
3 |
Drenthe |
20.827 |
10.947 |
10.358 |
42.132 |
6,2 |
3,5 |
10,4 |
6,5 |
4 |
IJsselland |
14.626 |
10.583 |
8.996 |
34.205 |
1,9 |
4,1 |
3,3 |
2,9 |
5 |
Twente |
14.474 |
14.887 |
10.987 |
40.348 |
9,4 |
3,5 |
3,5 |
5,5 |
6 |
Noordoost Gelderland |
21.417 |
15.744 |
11.169 |
48.330 |
3,1 |
7,8 |
14,7 |
7,1 |
7 |
Midden Gelderland |
20.625 |
13.562 |
9.562 |
43.749 |
3,3 |
12,8 |
0,3 |
5,4 |
8 |
Gelderland Zuid |
15.557 |
12.662 |
11.517 |
39.736 |
-1,5 |
8,3 |
7,0 |
3,9 |
9 |
Utrecht |
36.404 |
26.632 |
30.349 |
93.385 |
4,1 |
4,6 |
2,6 |
3,7 |
10 |
Noord-Holland Noord |
25.522 |
10.350 |
8.417 |
44.289 |
5,6 |
19,4 |
2,5 |
7,9 |
11 |
Amsterdam/Waterland |
71.227 |
18.997 |
38.126 |
128.350 |
6,3 |
12,6 |
1,0 |
5,5 |
12 |
Kennemerland1 |
25.321 |
11.370 |
9.760 |
46.451 |
1,2 |
44,0 |
0,2 |
8,9 |
14 |
Gooi- en Vechtstreek |
8.254 |
3.756 |
6.176 |
18.186 |
–1,3 |
14,3 |
1,4 |
2,5 |
15 |
Haaglanden |
48.306 |
23.909 |
28.538 |
100.753 |
0,5 |
13,8 |
2,9 |
4,1 |
16 |
Hollands Midden |
30.425 |
12.976 |
13.636 |
57.037 |
0,4 |
23,4 |
–4,6 |
3,5 |
17 |
Rotterdam-Rijnmond |
53.236 |
25.980 |
33.430 |
112.646 |
3,2 |
9,1 |
2,5 |
4,3 |
18 |
Zuid-Holland Zuid |
18.005 |
8.301 |
9.449 |
35.755 |
2,2 |
4,9 |
–0,8 |
2,0 |
19 |
Zeeland |
14.504 |
8.675 |
5.681 |
28.860 |
4,6 |
2,3 |
–5,0 |
1,9 |
20 |
Midden- en West Brabant |
40.563 |
25.018 |
20.832 |
86.413 |
2,0 |
13,4 |
5,4 |
5,9 |
21 |
Brabant-Noord |
21.978 |
14.152 |
8.673 |
44.803 |
5,9 |
8,3 |
8,6 |
7,2 |
22 |
Brabant-Zuidoost |
26.473 |
13.507 |
12.621 |
52.601 |
1,3 |
12,7 |
4,0 |
4,7 |
23 |
Limburg Noord |
18.518 |
12.229 |
6.515 |
37.262 |
4,4 |
–2,2 |
–11,1 |
-0,8 |
24 |
Zuid Limburg |
21.263 |
12.415 |
15.526 |
49.204 |
5,8 |
0,2 |
–3,2 |
1,4 |
25 |
Flevoland |
14.413 |
7.063 |
4.246 |
25.722 |
8,9 |
10,5 |
–5,9 |
6,6 |
Totaal |
632.875 |
340.056 |
340.320 |
1.313.251 |
3,7 |
9,6 |
2,2 |
4,8 |
De productiecijfers van RAV Kennemerland over 2015 zijn gecorrigeerd voor inzetten van de ambulancedienst van Schiphol. In 2016 zijn inzetten van de ambulancedienst van Schiphol buiten de productie van RAV Kennemerland gehouden.
Voor de capaciteitsberekeningen van het referentiekader worden drie soorten inzetten uit de productie niet meegenomen. Het gaat dan om inzetten zonder tijdenregistratie, inzetten van rapid responders waarbij er een tweede voertuig is ingezet en inzetten van de ambulancedienst van Schiphol. Na het uitfilteren van deze inzetten is er nog een bewerking van de ritgegevens, hierbij worden de spoedritten herverdeeld naar de dichtstbijzijnde (op basis van kortste rijtijd) standplaats en de bijbehorende RAV, op basis van de locatie van het incident, het ‘afhaaladres’.
3. Inzetten zonder tijdsregistratie
Deze inzetten worden niet meegenomen in de capaciteitsberekeningen omdat deze niet kunnen worden toegedeeld naar het uur van de dag. In totaal worden hierdoor 1.589 inzetten uitgefilterd: 469 A1-inzetten, 412 A2-inzetten en 708 B-inzetten. Dit komt overeen met 0,1% van de totale productie in 2016.
4. Inzetten van rapid responders1 met inzet van een tweede voertuig
De inzet van de rapid responder wordt in het referentiekader als ‘dubbel’ gezien en niet meegenomen in de productie. In totaal worden om deze reden 13.085 inzetten uitgefilterd: 7.253 A1-inzetten en 5.832 A2-inzetten. Dit komt overeen met 1,4% van het totaal aantal spoedeisende inzetten in 2016.
5. Ambulancedienst Schiphol
Inzetten van de ambulancedienst van Schiphol worden niet meegenomen in de capaciteitsberekeningen. In 2016 waren deze inzetten niet in de productiecijfers van RAV Kennemerland meegenomen, cijfers van de ambulancedienst van Schiphol hoefden dus niet te worden uitgefilterd.
Bijlage 3 geeft details van deze selecties.
Productiecijfers-2016 |
A1 |
A2 |
B |
Totaal |
---|---|---|---|---|
Totale productie1 |
632.875 |
340.056 |
340.320 |
1.313.251 |
Inzetten zonder tijdsregistratie |
469 – |
412 – |
708 – |
1.589 – |
Rapid responder inzetten met een vervolgauto |
7.914 – |
5.873 – |
0 – |
13.787 – |
Totale productie in referentiekader |
624.492 |
333.771 |
339.612 |
1.297.875 |
Aandeel in totale productie (%) |
98,7 |
98,2 |
99,8 |
98,8 |
Herverdeling naar dichtstbijzijnde standplaats
De capaciteitsberekening van het referentiekader is gebaseerd op 1.297.875 inzetten in 2016. Dit komt overeen met 98,8% van de totale productie. Op de inzetten wordt nog een bewerking uitgevoerd voordat deze in de capaciteitsberekeningen worden gebruikt. Spoedeisende inzetten, met A1- of A2-urgentie, worden toegedeeld aan de dichtstbijzijnde standplaats. Deze toedeling is gebaseerd op een berekening van verzorgingsgebieden van standplaatsen van het spreidingsplan van referentiekader. Deze kunnen afwijken van de werkelijke standplaatsen. De spoedritten worden toegewezen aan de verzorgingsgebieden op basis van het afhaaladres van de inzet. Het totaal aantal spoedeisende inzetten blijft gelijk, er vindt dus een herverdeling plaats tussen regio’s. Dit wordt ook wel een correctie naar ‘burenhulp’ of ‘grensoverschrijdende assistentie’ genoemd. Het besteld vervoer wordt niet herverdeeld. Het B-vervoer blijft bij de RAV die de productie heeft uitgevoerd. Vanwege de eilandbenadering2 die het referentiekader hanteert is het wel noodzakelijk dat het besteld vervoer van de eilanden wordt bepaald. Deze toedeling gebeurt op basis van afhaaladres van de inzet. Op deze manier is ook de productie van het besteld vervoer van de RAV Amsterdam-Waterland opgesplitst naar de regio’s Amsterdam-Amstelland en Zaanstreek-Waterland. De B-inzetten van RAV Zeeland die een afhaaladres buiten de provincie Zeeland hebben zijn toegekend aan Walcheren-Bevelanden.
Inzetten in het buitenland
Spoedeisende inzetten in het buitenland worden wel meegenomen in de capaciteitsberekeningen maar vallen buiten de herverdeling. Het betreft hier reguliere inzetten in de grensstreek met Duitsland en België. Inzetten van specifieke buitenlandvervoerders, voor bijvoorbeeld repatriëring van patiënten uit het buitenland, vallen buiten de reguliere productie. Spoedritten in het buitenland worden niet meegenomen in de herverdeling van spoedritten omdat buitenlandse adressen niet voorkomen in de verzorgingsgebieden van standplaatsen. De buitenlandse inzetten worden toegewezen aan de uitvoerende RAV. De ritgegevens zijn wel meegenomen in de berekening van de gemiddelde ritduur. In 2016 zijn 519 inzetten in het buitenland uitgevoerd, 81 inzetten met A1-urgentie, 47 met A2-urgentie en 391 B-inzetten.
Tabel 2.3 geeft een overzicht op RAV-niveau van het aantal inzetten dat uit de selectie is gefilterd en de aantallen inzetten in de herverdeling van spoedritten tussen regio’s. In bijlage 3 is een tabel opgenomen met een detailoverzicht van de aantallen inzetten in de herverdeling. Tabel 2.4 geeft de aantallen inzetten naar urgentie zoals in het capaciteitsmodel van het referentiekader gehanteerd.
Nr. |
RAV |
Productie 2016 |
Uitgefilterd obv criteria uit Tabel 2.2 |
Netto verschil van herverdeling van spoedritten |
Totaalaantal spoedritten in referentiekader |
Waarvan inzetten in het buitenland 1 |
---|---|---|---|---|---|---|
1 |
Groningen |
39.064 |
201 |
456 |
39.319 |
0 |
2 |
Friesland |
38.214 |
311 |
233 |
38.136 |
0 |
3 |
Drenthe |
31.774 |
0 |
-115 |
31.659 |
1 |
4 |
IJsselland |
25.209 |
397 |
–1.572 |
23.240 |
2 |
5 |
Twente |
29.361 |
512 |
618 |
29.467 |
1 |
6 |
Noordoost Gelderland |
37.161 |
201 |
–347 |
36.613 |
3 |
7 |
Midden Gelderland |
34.187 |
618 |
–847 |
32.722 |
0 |
8 |
Gelderland Zuid |
28.219 |
536 |
–623 |
27.060 |
107 |
9 |
Utrecht |
63.036 |
2.694 |
–1.590 |
58.752 |
0 |
10 |
Noord-Holland Noord |
35.872 |
707 |
–1.289 |
33.878 |
0 |
11 |
Zaanstreek-Waterland2 |
21.030 |
0 |
187 |
21.217 |
0 |
12 |
Kennemerland |
36.691 |
583 |
–205 |
35.904 |
0 |
13 |
Amsterdam-Amstelland |
69.194 |
1.184 |
2.713 |
70.725 |
0 |
14 |
Gooi- en Vechtstreek |
12.010 |
144 |
619 |
12.485 |
0 |
15 |
Haaglanden |
72.215 |
692 |
480 |
72.003 |
0 |
16 |
Hollands Midden |
43.401 |
0 |
–712 |
42.689 |
0 |
17 |
Rotterdam-Rijnmond |
79.216 |
2.047 |
–2.047 |
75.122 |
0 |
18 |
Zuid-Holland Zuid |
26.306 |
233 |
3.006 |
29.079 |
0 |
19 |
Zeeland |
23.179 |
306 |
840 |
23.713 |
3 |
20 |
Midden- en West Brabant |
65.581 |
1.233 |
66 |
64.414 |
0 |
21 |
Brabant-Noord |
36.130 |
601 |
1.242 |
36.771 |
0 |
22 |
Brabant-Zuidoost |
39.980 |
400 |
–745 |
38.835 |
0 |
23 |
Limburg Noord |
30.747 |
462 |
–587 |
29.698 |
1 |
24 |
Zuid Limburg |
33.678 |
292 |
–52 |
33.334 |
10 |
25 |
Flevoland |
21.476 |
314 |
268 |
21.430 |
0 |
Totaal |
972.931 |
14.688 |
0 |
958.263 |
128 |
Naast de spoedritten in het buitenland zijn er ook 391 B-inzetten in het buitenland uitgevoerd. Deze B-inzetten zijn meegenomen in de capaciteitsberekeningen.
Regio |
A1 |
A2 |
B |
Totaal |
|
---|---|---|---|---|---|
1 |
Groningen |
26.393 |
12.926 |
14.559 |
53.878 |
2 |
Friesland |
23.993 |
12.735 |
11.009 |
47.737 |
3 |
Drenthe |
20.685 |
10.974 |
10.358 |
42.017 |
4 |
IJsselland |
13.379 |
9.861 |
8.996 |
32.236 |
5 |
Twente |
14.754 |
14.713 |
10.987 |
40.454 |
6 |
Noordoost Gelderland |
21.058 |
15.555 |
11.169 |
47.782 |
7 |
Gelderland Midden |
19.676 |
13.046 |
9.561 |
42.283 |
8 |
Gelderland Zuid |
14.937 |
12.123 |
11.517 |
38.577 |
9 |
Utrecht |
34.267 |
24.485 |
30.349 |
89.101 |
10 |
Noord-Holland Noord |
23.345 |
9.386 |
8.290 |
41.021 |
11 |
Zaanstreek-Waterland |
16.511 |
4.706 |
4.969 |
26.186 |
12 |
Kennemerland |
24.651 |
11.252 |
9.760 |
45.663 |
13 |
Amsterdam-Amstelland |
55.915 |
14.810 |
33.157 |
103.882 |
14 |
Gooi en Vechtstreek |
8.287 |
4.198 |
6.176 |
18.661 |
15 |
Haaglanden |
48.288 |
23.715 |
28.538 |
100.541 |
16 |
Hollands Midden |
29.739 |
12.950 |
13.636 |
56.325 |
17 |
Rotterdam-Rijnmond |
49.107 |
23.601 |
31.584 |
104.292 |
18 |
Zuid-Holland Zuid |
19.874 |
9.206 |
9.449 |
38.529 |
20 |
Midden- en West-Brabant |
39.858 |
24.556 |
20.832 |
85.246 |
21 |
Brabant-Noord |
22.397 |
14.374 |
8.673 |
45.444 |
22 |
Brabant-Zuidoost |
25.817 |
13.018 |
12.621 |
51.456 |
23 |
Limburg Noord |
18.065 |
11.633 |
6.515 |
36.213 |
24 |
Zuid Limburg |
21.091 |
12.243 |
15.526 |
48.860 |
25 |
Flevoland |
14.411 |
7.019 |
4.246 |
25.676 |
30 |
Texel |
773 |
372 |
127 |
1.272 |
31 |
Vlieland |
71 |
51 |
18 |
140 |
32 |
Terschelling |
416 |
368 |
72 |
856 |
33 |
Ameland |
196 |
198 |
68 |
462 |
34 |
Schiermonnikoog |
53 |
55 |
30 |
138 |
35 |
Goeree-Overflakkee |
1.652 |
762 |
1.139 |
3.553 |
36 |
Schouwen-Duiveland |
1.450 |
880 |
178 |
2.508 |
37 |
Tholen |
773 |
382 |
76 |
1.231 |
38 |
Walcheren en Bevelanden |
8.546 |
5.217 |
3.271 |
17.034 |
39 |
Zeeuws-Vlaanderen |
4.064 |
2.401 |
2.156 |
8.621 |
Totaal |
624.492 |
333.771 |
339.612 |
1.297.875 |
In de capaciteitsberekening van het referentiekader wordt het aantal benodigde ambulances bepaald aan de hand van het aantal uren ambulancezorg dat is geleverd. Het aantal uren ambulancezorg wordt berekend door het aantal inzetten van tabel 2.4 te vermenigvuldigen met een gemiddelde ritduur. De ritduur is gedefinieerd als de tijd tussen het tijdstip ‘einde rit’ en het tijdstip ‘vertrek ambulance’. Als het tijdstip ‘einde rit’ niet is geregistreerd wordt uitgegaan van het tijdstip ‘vrijmelden’. In de berekening van de gemiddelde ritduur worden extreme waarden niet meegenomen:
– de gemiddelde ritduur voor spoedritten is gebaseerd op ritten met een ritduur kleiner dan 4 uur;
– de gemiddelde ritduur voor besteld vervoer is gebaseerd op ritten met een ritduur groter dan 10 minuten en kleiner dan 8 uur.
De gemiddelde ritduur wordt per regio (34 regio’s) en urgentietype (3 urgenties), per tijdsinterval van twee uur (12 blokuren) en soort dag (werkdag, zaterdag, zondag) berekend. In totaal is van 3.672 combinaties van regio-urgentie-blokuur-dagsoort de gemiddelde ritduur bepaald. Inzetten in het buitenland in 2016 zijn integraal meegenomen in de berekening van de gemiddelde ritduur. Tabel 2.5 geeft een overzicht van de geaggregeerde gemiddelde ritduur per regio en urgentieklasse en een vergelijking met de cijfers van 2015.
Landelijk is de gemiddelde ritduur van A1-inzetten in 2016 met 3 minuten en 43 seconden toegenomen naar 66 minuten en 24 seconden. De gemiddelde ritduur van A2-inzetten is met 27 seconden licht toegenomen naar 63 minuten en 30 seconden. De gemiddelde ritduur van het besteld vervoer is in 2016 met 6 minuten en 29 seconden afgenomen tot 73 minuten en 43 seconden.
RAV |
A1 |
A2 |
B |
||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2016 |
Verschil tov 2015 (%) |
2016 |
Verschil tov 2015 (%) |
2016 |
Verschil tov 2015 (%) |
||
1 |
Groningen |
70,5 |
0,0 |
67,3 |
–4,9 |
75,8 |
–11,6 |
2 |
Friesland |
68,8 |
–0,2 |
67,5 |
–5,0 |
76,3 |
–12,4 |
3 |
Drenthe |
61,9 |
2,8 |
57,7 |
-2,1 |
67,7 |
–17,2 |
4 |
IJsselland |
68,2 |
–0,5 |
66,0 |
–3,1 |
83,1 |
–17,0 |
5 |
Twente |
66,6 |
2,9 |
66,9 |
1,2 |
77,8 |
–8,3 |
6 |
Noordoost Gelderland |
66,4 |
–1,0 |
63,2 |
–7,8 |
68,7 |
–22,4 |
7 |
Gelderland Midden |
57,9 |
–1,3 |
56,9 |
–4,8 |
69,0 |
–12,3 |
8 |
Gelderland Zuid |
61,9 |
0,1 |
57,2 |
–2,6 |
74,9 |
–14,6 |
9 |
Utrecht |
66,4 |
–1,4 |
63,3 |
–4,9 |
76,0 |
–9,8 |
10 |
Noord-Holland Noord |
64,8 |
–0,7 |
58,9 |
-9,0 |
75,8 |
–10,1 |
11 |
Zaanstreek-Waterland |
58,4 |
0,9 |
56,0 |
–10,8 |
64,4 |
–23,4 |
12 |
Kennemerland |
59,7 |
0,6 |
49,2 |
–18,5 |
65,7 |
–13,4 |
13 |
Amsterdam-Amstelland |
57,1 |
–2,9 |
58,7 |
–2,8 |
74,6 |
0,2 |
14 |
Gooi en Vechtstreek |
53,6 |
2,1 |
54,1 |
–1,7 |
54,5 |
–7,0 |
15 |
Haaglanden |
60,7 |
0,3 |
59,7 |
–4,4 |
64,9 |
–7,3 |
16 |
Hollands Midden |
65,4 |
2,5 |
59,5 |
–4,3 |
69,5 |
–8,0 |
17 |
Rotterdam-Rijnmond |
64,6 |
–1,1 |
57,5 |
–6,4 |
69,9 |
–9,8 |
18 |
Zuid-Holland Zuid |
63,0 |
0,3 |
58,4 |
–3,7 |
64,0 |
–11,1 |
20 |
Midden- en West-Brabant |
60,7 |
1,3 |
55,4 |
–3,6 |
66,4 |
–12,7 |
21 |
Brabant-Noord |
63,4 |
0,5 |
57,6 |
-6,6 |
73,6 |
–13,8 |
22 |
Brabant-Zuidoost |
57,5 |
–2,6 |
52,1 |
–8,6 |
70,1 |
–12,5 |
23 |
Limburg Noord |
63,5 |
–1,2 |
63,1 |
–1,9 |
70,2 |
–19,2 |
24 |
Zuid Limburg |
55,1 |
0,0 |
53,8 |
–3,0 |
60,2 |
–12,2 |
25 |
Flevoland |
58,1 |
–2,2 |
60,2 |
–3,5 |
63,8 |
–14,7 |
30 |
Texel |
97,9 |
–3,8 |
86,1 |
–17,7 |
116,6 |
7,5 |
31 |
Vlieland |
68,8 |
–15,7 |
78,6 |
–5,8 |
83,1 |
–0,9 |
32 |
Terschelling |
89,6 |
2,0 |
92,2 |
4,5 |
99,1 |
–11,3 |
33 |
Ameland |
76,9 |
1,4 |
74,5 |
–7,8 |
92,7 |
–13,0 |
34 |
Schiermonnikoog |
69,8 |
–19,0 |
69,7 |
–18,9 |
104,2 |
–2,5 |
35 |
Goeree-Overflakkee |
68,5 |
–0,3 |
67,2 |
–1,7 |
88,4 |
–4,7 |
36 |
Schouwen-Duiveland |
81,9 |
–3,9 |
81,6 |
–4,3 |
90,6 |
–11,9 |
37 |
Tholen |
80,8 |
3,5 |
75,7 |
–1,2 |
95,1 |
9,6 |
38 |
Walcheren en Bevelanden |
67,0 |
–1,8 |
66,5 |
–8,7 |
79,4 |
–17,4 |
39 |
Zeeuws-Vlaanderen |
66,6 |
–1,1 |
62,3 |
–6,4 |
78,2 |
–12,7 |
Landelijk |
66,4 |
5,9 |
63,5 |
0,7 |
73,7 |
–8,1 |
In dit hoofdstuk worden de resultaten van de doorrekening van het capaciteitsmodel van het referentiekader gepresenteerd. Het capaciteitsmodel en de manier waarop de berekening van de benodigde capaciteit plaatsvindt, is beschreven in achtergrondrapporten (Kommer en Zwakhals, 2011; 2013). Zonder in de details van deze rapporten te treden schetsen we hier kort de globale berekeningswijze.
Input: aantal uren ambulancezorg
Het capaciteitsmodel van het referentiekader berekent het aantal benodigde ambulances aan de hand van de ritgegevens in hoofdstuk 2. Het aantal inzetten vermenigvuldigd met de gemiddelde ritduur geeft een aantal uren ambulancezorg waarvoor de capaciteit wordt bepaald. Voor het referentiekader wordt uitgegaan van 1.453.909 uren ambulancezorg, waarvan 1.001.842 uren spoedeisende inzetten en 453.067 uren besteld vervoer. Het referentiekader-2017 gaat uit van 4,4% meer uren ambulancezorg dan het referentiekader-2016.
Berekeningswijze
Het capaciteitsmodel bestaat uit drie deelmodellen: een model voor spoedvervoer, een model voor de geografische paraatheid en een model voor besteld vervoer. Het deelmodel voor het spoedvervoer berekent aan de hand van de zogenaamde ‘faalkans’-methode hoeveel ambulances nodig zijn om in 95% van de gevallen een ambulance beschikbaar te hebben. ‘Beschikbaar’ betekent hier aanwezig om ingezet te worden. Het aantal benodigde ambulances wordt per regio opgehoogd met het aantal standplaatsen van het spreidingsplan van het referentiekader. Deze zijn gegeven in Bijlage 2. Tot slot wordt in het deelmodel voor het besteld vervoer de benodigde capaciteit voor het verzorgen van het besteld vervoer berekend, op basis van het aantal uren besteld vervoer. In de berekening wordt een bezettingsgraad gehanteerd en er vindt een overheveling plaats van restcapaciteit van het spoedvervoer naar het besteld vervoer.
Uitkomsten: aantal ambulances
Het eindresultaat van het capaciteitsmodel is het aantal benodigde ambulances per dagsoort en per blokuur. Aan de hand van deze aantallen benodigde ambulances is het aantal diensten per week bepaald. Een dienst is hier gedefinieerd als een werkduur van een ambulanceteam van 8 uur. Er wordt in het referentiekader geen onderscheid naar dienstvorm (parate dienst, aanwezigheidsdienst of 24-uurs dienst). Het aantal diensten is berekend door het aantal ambulances over de dagsoorten en blokuren op te tellen, waarbij het aantal ambulances op werkdagen vermenigvuldigd is met een factor vijf, het aantal werkdagen in een week.
Tabel 3.1 geeft de resultaten van een stapsgewijze actualisatie van het referentiekader-2016 naar 2017. De resultaten worden als volgt verklaard:
– Omdat er in 2016 meer zaterdagen waren dan in 2015 zijn in het capaciteitsmodel meer uren beschikbaar om de productie van 2016 te verzorgen. Hierdoor worden minder benodigde ambulances berekend in vergelijking met het referentiekader-2016. Het omgekeerde geldt voor de zondagen: daarvan waren er in 2016 minder dan in 2015. Hierdoor moet de productie in minder uren worden verzorgd, met als gevolg een hoger benodigd aantal ambulances.
– Door de productiestijging van het spoedvervoer zijn vooral op werkdagen overdag en op zaterdagen overdag en ’s avonds meer ambulances nodig.
– Het zelfde effect is er door de stijging van het besteld vervoer.
– Het actualiseren van de gemiddelde ritduur heeft een wisselend effect. Op bepaalde blokuren en dagsoorten worden meer ambulances berekend, op andere blokuren minder.
Tabel 3.2 geeft de aantallen benodigde ambulances per regio, dagsoort en blokuur, tabel 3.3 geeft het verschil met het referentiekader-2016. In Nederland zijn op werkdagen overdag 608 ambulances nodig. Dat is tien meer dan in het referentiekader-2016. In de avonduren en nacht en op weekenden varieert het aantal extra benodigde ambulances tussen drie en zeven.
Tabel 3.4 geeft het aantal benodigde diensten per week. In heel Nederland zijn per week 8.803 diensten nodig. Dat is 136 meer dan in het referentiekader-2016, een toename van 1,5%. De toe- of afname van het aantal diensten in het referentiekader-2017 ten opzichte van 2016 verschilt per regio. Negen regio’s hebben meer dan 2% groei in het aantal diensten, elf regio’s hebben tussen nul en twee procent groei. Twee regio’s hebben een afname van het aantal diensten.
Werkdagen |
Zaterdagen |
Zondagen |
Diensten1 |
|||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
0-8 |
8-16 |
16-24 |
0-8 |
8-16 |
16-24 |
0-8 |
8-16 |
16-24 |
||
0. Referentiekader-2016 |
292 |
598 |
403 |
300 |
435 |
381 |
309 |
409 |
368 |
8.667 |
1. Dagen van het jaar aanpassen |
292 |
598 |
403 |
297 |
427 |
374 |
310 |
415 |
375 |
8.663 |
2. A-vervoer aanpassen |
294 |
604 |
405 |
301 |
441 |
383 |
313 |
414 |
376 |
8.743 |
3. B-vervoer aanpassen |
295 |
609 |
407 |
301 |
444 |
386 |
314 |
413 |
375 |
8.788 |
4. Gemiddelde ritduur aanpassen |
296 |
608 |
409 |
303 |
442 |
388 |
315 |
415 |
375 |
8.803 |
verschil per stap |
||||||||||
1. Dagen van het jaar aanpassen |
0 |
0 |
0 |
–3 |
–8 |
–7 |
1 |
6 |
7 |
–4 |
2. A-vervoer aanpassen |
2 |
6 |
2 |
4 |
14 |
9 |
3 |
–1 |
1 |
80 |
3. B-vervoer aanpassen |
1 |
5 |
2 |
0 |
3 |
3 |
1 |
–1 |
–1 |
45 |
4. Gemiddelde ritduur aanpassen |
1 |
-1 |
2 |
2 |
–2 |
2 |
1 |
2 |
0 |
15 |
Cumulatief verschil ten opzichte van referentiekader-2016 |
||||||||||
1. Dagen van het jaar aanpassen |
0 |
0 |
0 |
–3 |
-8 |
-7 |
1 |
6 |
7 |
–4 |
2. A-vervoer aanpassen |
2 |
6 |
2 |
1 |
6 |
2 |
4 |
5 |
8 |
76 |
3. B-vervoer aanpassen |
3 |
11 |
4 |
1 |
9 |
5 |
5 |
4 |
7 |
121 |
4. Gemiddelde ritduur aanpassen |
4 |
10 |
6 |
3 |
7 |
7 |
6 |
6 |
7 |
136 |
Het aantal diensten is het aantal per week, berekend als vijf maal het aantal ambulances op werkdagen plus het aantal ambulances in de weekenden.
Regio |
Werkdagen |
Zaterdagen |
Zondagen |
||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
0–8 uur |
8–16 uur |
16–24 uur |
0–8 uur |
8–16 uur |
16–24 uur |
0–8 uur |
8–16 uur |
16–24 uur |
|
Groningen |
16 |
32 |
21 |
17 |
24 |
20 |
18 |
22 |
20 |
Friesland excl. Waddeneilanden |
19 |
33 |
23 |
19 |
25 |
23 |
20 |
24 |
22 |
Drenthe |
13 |
25 |
17 |
14 |
18 |
16 |
14 |
17 |
16 |
IJsselland |
12 |
23 |
15 |
12 |
17 |
15 |
13 |
15 |
14 |
Twente |
12 |
23 |
15 |
12 |
17 |
15 |
12 |
16 |
14 |
Noordoost Gelderland |
13 |
26 |
17 |
13 |
19 |
16 |
13 |
18 |
16 |
Midden Gelderland |
9 |
19 |
13 |
10 |
15 |
13 |
10 |
14 |
12 |
Gelderland Zuid |
10 |
21 |
14 |
10 |
16 |
13 |
11 |
15 |
13 |
Utrecht |
17 |
40 |
26 |
17 |
30 |
24 |
18 |
26 |
23 |
Noord-Holl. N excl. Texel |
10 |
18 |
13 |
10 |
14 |
13 |
11 |
14 |
13 |
Zaanstreek-Waterland |
6 |
11 |
8 |
6 |
8 |
8 |
6 |
8 |
7 |
Kennemerland |
8 |
18 |
11 |
8 |
13 |
11 |
8 |
12 |
10 |
Amsterdam-Amstelland |
11 |
35 |
22 |
12 |
21 |
18 |
13 |
20 |
17 |
Gooi en Vechtstreek |
3 |
7 |
5 |
3 |
5 |
5 |
3 |
5 |
4 |
Haaglanden |
12 |
33 |
21 |
13 |
21 |
19 |
13 |
20 |
18 |
Hollands Midden |
11 |
23 |
16 |
11 |
17 |
15 |
12 |
16 |
14 |
Rotterdam-Rijnmond excl. Goeree-Overflakkee |
15 |
39 |
24 |
15 |
25 |
21 |
16 |
22 |
20 |
Zuid-Holland Zuid |
9 |
17 |
12 |
9 |
13 |
11 |
9 |
12 |
11 |
Midden- en West-Brabant |
18 |
37 |
25 |
18 |
28 |
23 |
19 |
25 |
23 |
Brabant-Noord |
10 |
20 |
13 |
10 |
15 |
13 |
11 |
15 |
13 |
Brabant-Zuidoost |
10 |
22 |
14 |
11 |
16 |
13 |
11 |
15 |
13 |
Limburg Noord |
9 |
18 |
12 |
10 |
13 |
12 |
10 |
13 |
12 |
Zuid Limburg |
7 |
18 |
11 |
7 |
11 |
10 |
7 |
10 |
10 |
Flevoland |
8 |
13 |
10 |
8 |
10 |
10 |
8 |
10 |
9 |
Texel |
2 |
2 |
2 |
2 |
2 |
2 |
2 |
2 |
2 |
Vlieland |
2 |
2 |
2 |
2 |
2 |
2 |
2 |
2 |
2 |
Terschelling |
2 |
2 |
2 |
2 |
2 |
2 |
2 |
2 |
2 |
Ameland |
2 |
2 |
2 |
2 |
2 |
2 |
2 |
2 |
2 |
Schiermonnikoog |
2 |
2 |
2 |
2 |
2 |
2 |
2 |
2 |
2 |
Goeree-Overflakkee |
3 |
4 |
3 |
3 |
3 |
3 |
3 |
3 |
3 |
Schouwen-Duiveland |
3 |
3 |
3 |
3 |
3 |
3 |
3 |
3 |
3 |
Tholen |
2 |
2 |
2 |
2 |
2 |
2 |
2 |
2 |
2 |
Walcheren en Bevelanden |
6 |
11 |
8 |
6 |
8 |
8 |
7 |
8 |
8 |
Zeeuws-Vlaanderen |
4 |
7 |
5 |
4 |
5 |
5 |
4 |
5 |
5 |
Totaal |
296 |
608 |
409 |
303 |
442 |
388 |
315 |
415 |
375 |
Totaal Friesland |
27 |
41 |
31 |
27 |
33 |
31 |
28 |
32 |
30 |
Totaal Noord-Holl. Noord |
12 |
20 |
15 |
12 |
16 |
15 |
13 |
16 |
15 |
Totaal Rotterdam-Rijnm. |
18 |
43 |
27 |
18 |
28 |
24 |
19 |
25 |
23 |
Totaal Zeeland |
15 |
23 |
18 |
15 |
18 |
18 |
16 |
18 |
18 |
Regio |
Werkdagen |
Zaterdagen |
Zondagen |
||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
0–8 uur |
8–16 uur |
16–24 uur |
0–8 uur |
8–16 uur |
16–24 uur |
0–8 uur |
8–16 uur |
16–24 uur |
|
Groningen |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
1 |
1 |
1 |
Friesland excl. Waddeneilanden |
0 |
1 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
Drenthe |
0 |
1 |
1 |
1 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
IJsselland |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
1 |
1 |
0 |
0 |
Twente |
1 |
1 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
1 |
0 |
Noordoost Gelderland |
0 |
0 |
0 |
0 |
1 |
0 |
0 |
1 |
0 |
Midden Gelderland |
0 |
1 |
0 |
0 |
1 |
0 |
0 |
0 |
0 |
Gelderland Zuid |
0 |
1 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
Utrecht |
0 |
1 |
0 |
0 |
1 |
1 |
0 |
0 |
1 |
Noord-Holl. N excl. Texel |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
1 |
0 |
1 |
Zaanstreek-Waterland |
0 |
0 |
1 |
0 |
0 |
1 |
0 |
0 |
0 |
Kennemerland |
0 |
2 |
0 |
0 |
1 |
1 |
0 |
0 |
0 |
Amsterdam-Amstelland |
0 |
–1 |
0 |
0 |
0 |
1 |
1 |
1 |
0 |
Gooi en Vechtstreek |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
Haaglanden |
0 |
0 |
1 |
1 |
0 |
1 |
0 |
1 |
1 |
Hollands Midden |
1 |
0 |
1 |
0 |
0 |
1 |
1 |
0 |
0 |
Rotterdam-Rijnmond excl. Goeree-Overflakkee |
1 |
0 |
0 |
0 |
1 |
0 |
1 |
0 |
0 |
Zuid-Holland Zuid |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
Midden- en West-Brabant |
1 |
1 |
2 |
0 |
2 |
0 |
0 |
0 |
1 |
Brabant-Noord |
0 |
1 |
0 |
0 |
1 |
0 |
0 |
1 |
0 |
Brabant-Zuidoost |
0 |
1 |
0 |
1 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
Limburg Noord |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
Zuid Limburg |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
1 |
Flevoland |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
Texel |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
Vlieland |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
Terschelling |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
Ameland |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
Schiermonnikoog |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
Goeree-Overflakkee |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
Schouwen-Duiveland |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
Tholen |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
Walcheren en Bevelanden |
0 |
0 |
0 |
0 |
–1 |
0 |
0 |
0 |
0 |
Zeeuws-Vlaanderen |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
1 |
Totaal |
4 |
10 |
6 |
3 |
7 |
7 |
6 |
6 |
7 |
Totaal Friesland |
0 |
1 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
Totaal Noord-Holl. Noord |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
1 |
0 |
1 |
Totaal Rotterdam-Rijnm. |
1 |
0 |
0 |
0 |
1 |
0 |
1 |
0 |
0 |
Totaal Zeeland |
0 |
0 |
0 |
0 |
-1 |
0 |
0 |
0 |
1 |
Regio |
Aantal diensten referentiekader-2017 |
Aantal diensten referentiekader-2016 |
Absoluut verschil |
Relatief verschil (%) |
---|---|---|---|---|
Groningen |
466 |
463 |
3 |
0,6 |
Friesland excl. Waddeneilanden |
508 |
503 |
5 |
1,0 |
Drenthe |
370 |
359 |
11 |
3,0 |
IJsselland |
336 |
334 |
2 |
0,6 |
Twente |
336 |
325 |
11 |
3,3 |
Noordoost Gelderland |
375 |
373 |
2 |
0,5 |
Midden Gelderland |
279 |
273 |
6 |
2,2 |
Gelderland Zuid |
303 |
298 |
5 |
1,7 |
Utrecht |
553 |
545 |
8 |
1,4 |
Noord-Holl. N excl. Texel |
280 |
278 |
2 |
0,7 |
Zaanstreek-Waterland |
168 |
162 |
6 |
3,6 |
Kennemerland |
247 |
235 |
12 |
4,9 |
Amsterdam-Amstelland |
441 |
443 |
–2 |
–0,5 |
Gooi en Vechtstreek |
100 |
100 |
0 |
0,0 |
Haaglanden |
434 |
425 |
9 |
2,1 |
Hollands Midden |
335 |
323 |
12 |
3,6 |
Rotterdam-Rijnmond excl. Goeree-Overflakkee |
509 |
502 |
7 |
1,4 |
Zuid-Holland Zuid |
255 |
255 |
0 |
0,0 |
Midden- en West-Brabant |
536 |
513 |
23 |
4,3 |
Brabant-Noord |
292 |
285 |
7 |
2,4 |
Brabant-Zuidoost |
309 |
303 |
6 |
1,9 |
Limburg Noord |
265 |
265 |
0 |
0,0 |
Zuid Limburg |
235 |
234 |
1 |
0,4 |
Flevoland |
210 |
210 |
0 |
0,0 |
Texel |
42 |
42 |
0 |
0,0 |
Vlieland |
42 |
42 |
0 |
0,0 |
Terschelling |
42 |
42 |
0 |
0,0 |
Ameland |
42 |
42 |
0 |
0,0 |
Schiermonnikoog |
42 |
42 |
0 |
0,0 |
Goeree-Overflakkee |
68 |
68 |
0 |
0,0 |
Schouwen-Duiveland |
63 |
63 |
0 |
0,0 |
Tholen |
42 |
42 |
0 |
0,0 |
Walcheren en Bevelanden |
170 |
171 |
–1 |
–0,6 |
Zeeuws-Vlaanderen |
108 |
107 |
1 |
0,9 |
Totaal |
8.803 |
8.667 |
136 |
1,5 |
Totaal Friesland |
676 |
671 |
5 |
0,7 |
Totaal Noord-Holl. Noord |
322 |
320 |
2 |
0,6 |
Totaal Rotterdam-Rijnm. |
577 |
570 |
7 |
1,2 |
Totaal Zeeland |
383 |
383 |
0 |
0,0 |
Het referentiekader spreiding en beschikbaarheid ambulancezorg is in 2017 geactualiseerd op basis van productiecijfers over 2016. Hierbij zijn de rekenmodellen onveranderd ten opzichte van de vorige doorrekening uit 2016.
Productiestijging
De productie van de Nederlandse ambulancezorg wordt door Ambulancezorg Nederland gepubliceerd in de sectorraportages Ambulances in-zicht. De productie volgens deze rapportage is in 2016 met 4,8% toegenomen naar ruim 1,3 miljoen inzetten. Het aantal inzetten met A1-urgentie is met 3,7% toegenomen, het aantal inzetten met A2-urgentie met 9,6% en het besteld vervoer is met 2,2% toegenomen. Voor het referentiekader worden op basis van uitgangspunten van het referentiekader ruim 15.300 inzetten uit de productie gefilterd. Het merendeel van de uitgefilterde inzetten zijn inzetten van rapid responders waarbij er een vervolginzet is geweest van een reguliere ambulance. Voor de capaciteitsberekening wordt uitgegaan van 98,8% van de totale productie. De capaciteitsberekeningen gaan uit van het totaal aantal uren ambulancezorg in 2016. Hiervoor is de gemiddelde ritduur van belang. Landelijk is de gemiddelde ritduur van A1-inzetten in 2016 met 3 minuten en 43 seconden toegenomen naar 66 minuten en 24 seconden. De gemiddelde ritduur van A2-inzetten is met 27 seconden licht toegenomen naar 63 minuten en 30 seconden. De gemiddelde ritduur van het besteld vervoer is in 2016 met 6 minuten en 29 seconden afgenomen tot 73 minuten en 43 seconden. In het capaciteitsmodel wordt gerekend op het niveau van regio, dagsoort en uur van de dag en zijn de gemiddelde ritduren gedifferentieerd. In totaal wordt voor het referentiekader uitgegaan van 1.453.909 uren ambulancezorg, waarvan 1.001.842 uren spoedeisende inzetten en 453.067 uren besteld vervoer. Het referentiekader-2017 gaat uit van 4,4% meer uren ambulancezorg dan het referentiekader-2016.
Aantal benodigde ambulances en diensten
Deze productiestijging in de Nederlandse ambulancezorg leidt er toe dat er op werkdagen overdag 608 ambulances nodig zijn. Dat zijn er tien meer ten opzichte van het referentiekader-2016. In de avond- en nachturen en in het weekend is het aantal extra benodigde ambulances tussen drie en zeven. De toename van het aantal benodigde ambulances in de avonduren en weekenddagen is groter dan op werkdagen overdag. De toename verschilt per regio. Een enkele regio krijgt volgens het model geen extra ambulance erbij, andere regio’s krijgen voor werkdagen in de avonduren tot twee ambulances erbij. Deze verschillende aantallen extra benodigde ambulances worden verklaard door verschillen tussen de regio’s in de ontwikkeling van de productie en in de gemiddelde ritduur. Ook het aantal beschikbare uren speelt hierbij een rol. Het jaar 2016 was een schrikkeljaar, had een werkdag meer en had minder zon- en feestdagen dan 2015. Volgens het referentiekader-2017 zijn er 8.803 diensten nodig. Het aantal diensten is berekend door het aantal ambulances over de dagsoorten en blokuren op te tellen, waarbij het aantal ambulances op werkdagen vermenigvuldigd is met een factor vijf, het aantal werkdagen in een week. Ten opzichte van het referentiekader-2016 zijn in 2017 136 meer diensten nodig, een toename van 1,6% ten opzichte van het referentiekader-2016.
Discussie
Productiestijging - achtergronden
Voor dit onderzoek is bij zes RAV’s met een meer dan gemiddelde productiestijging navraag gedaan over de achtergronden van de deze stijging. Enkele RAV’s gaven aan dat de stijging in 2016 incidenteel was en in het licht van de lange termijn ontwikkelingen moet worden gezien. Veranderingen in het zorggebruik per regio zijn grillig en een productiegroei in het ene jaar kan afgewisseld worden met een -daling in het volgende jaar. Per urgentieklasse kunnen fluctuaties nog groter zijn. Landelijke trends worden niet in elke regio gevolgd.
Andere factoren die door de regio’s worden genoemd zijn hieronder beschreven.
• Demografie en sociale omgeving
Enkele regio’s geven aan dat er een sterke stijging is van het aantal 112-meldingen en dan vooral door personen van 70 jaar en ouder. Vermoedelijk komt dit door het feit dat ouderen steeds langer thuis blijven wonen en door een vergrijzende bevolking. Daarnaast is er volgens een aantal RAV’s een sterke stijging van 112-meldingen in verband met verwarde personen.
• Veranderingen in triage en indicatie
Door een verandering in de indicatie van ambulancezorg op meldkamers die werken met het systeem ProQA is er een verschuiving van A1-inzetten naar A2-inzetten geweest. Deze verandering had te maken met een andere codering in het triagesysteem waardoor meldingen die voorheen met een A1-urgentie werden gecodeerd nu A2-urgentie kregen.
• Toenemende druk op het spoedzorgsysteem
In sommige regio’s is er een sterke toename geweest van het aantal aanvragen door huisartsen en huisartsenposten. Deels verklaart men dit door veranderingen in het triagesysteem op de huisartsenposten. Daarnaast is genoemd dat door de concentratie van specialistische spoedeisende zorg ambulances langer onderweg zijn om patiënten naar een SEH te brengen. Met een langere ritduur als gevolg. Een ander gevolg hiervan is dat ambulances langer moeten rijden om terug te gaan naar hun standplaats. Hierdoor zijn gebieden langere tijd zonder dekking. Meldkamers kunnen dit opvangen door het dynamisch ambulancemanagement en het verplaatsen van andere ambulances. Over het geheel gezien betekent dit dat er meer voertuigbewegingen zijn. Ook wordt de overbelasting van SEH’s genoemd, met opnamestops als mogelijk gevolg. Opnamestops dwingen ambulances om naar andere SEH’s te gaan om hun patiënten te bezorgen, met langere ritduren en lagere dekkingsgraden als mogelijke gevolgen.
• Voorzichtigheid door grotere kans op klachten
Door regio’s is genoemd dat ambulanceteams tegenwoordig vaker dan vroeger patiënten naar een SEH brengen om klachten en claims te voorkomen. De klachten en claims komen van patiënten en van de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ), die toeziet op de kwaliteit van de uitvoering van de zorg. Ook wordt nu meer dan vroeger aandacht en tijd besteed aan het volledig maken van registraties van inzetten, met een langere ritduur als gevolg.
• Registratie-effect protocol ‘Directe Inzet Ambulances’
Vermoedelijk is een deel van de stijging van het aantal A2-inzetten een effect van het registreren van inzetten bij het zogenaamde Directe Inzet Ambulance (DIA) protocol. Hierbij wordt een ambulance opdracht tot vertrek gegeven terwijl de uitvraag van de melding nog niet is voltooid. Als de uitvraag van de melding is voltooid kan blijken dat een inzet niet nodig is. De inzet van de ambulance wordt dan afgebroken. Het DIA-protocol wordt pas sinds enkele jaren gehanteerd. Geconstateerd is dat er verschillen tussen de regio’s zijn in de manier waarop afgebroken DIA-inzetten worden geregistreerd. In sommige regio’s worden deze buiten de productie gehouden, in andere regio’s tellen ze mee in de productie, met een hoge groei van A2-inzetten als gevolg. Het is wenselijk dat er meer uniformiteit komt in de registratie van afgebroken DIA-inzetten zodat de productiecijfers beter van de regio’s vergelijkbaar zijn.
Deze achtergronden hebben overeenkomsten met factoren die naar voren kwamen in het RIVM-onderzoek naar de modelontwikkeling voor het referentiekader (Kommer et al., 2017).
Aanbevelingen
Het actualiseren van het referentiekader leidt tot de volgende aanbevelingen.
1. Meer eenduidigheid in registratie van afgebroken DIA-inzetten
De regionale verschillen in de registratie van afgebroken DIA-inzetten heeft tot gevolg dat de productie van A2-inzetten tussen de regio’s niet helemaal vergelijkbaar is. De ene regio laat afgebroken DIA-inzetten weg uit de productie de andere regio neemt deze ritten mee. Deze ruis op de vergelijkbaarheid is onwenselijk en daarom is er de aanbeveling aan de ambulancesector om meer eenduidigheid te realiseren in het registreren van afgebroken DIA-inzetten.
2. Effecten van ontwikkelingen in de acute zorg
Er zijn ontwikkelingen in de acute zorg waarvan het niet duidelijk is wat de mogelijke effecten zijn op de benodigde ambulancecapaciteit en de paraatheid in een regio. Voorbeelden hiervan zijn de concentratie van specialistische SEH-zorg, zoals beroertezorg en cardiologische spoedzorg, en de toenemende belasting van acute huisartsenzorg, waardoor ambulances patiënten naar andere ziekenhuizen brengen of ambulances vaker worden ingezet. De gevolgen van deze ontwikkelingen op de benodigde capaciteit en de paraatheid zijn niet helemaal duidelijk. Aanbevolen wordt om hier onderzoek naar te doen. Een integraal stroommodel van de acute zorg zou zeer waardevolle inzichten kunnen geven in de mogelijke effecten en knelpunten in het acute zorgsysteem.
3. Toekomstverkenning van het referentiekader
Als derde wordt aanbevolen om een toekomstverkenning te maken van de benodigde capaciteit van het referentiekader. Zo’n toekomstverkenning kan verschillende beleidsscenario’s schetsen voor de groei van het gebruik van ambulancezorg. Een basisscenario bij ongewijzigd beleid en alternatieve scenario’s waarin er bepaalde sturing is op de groei van het gebruik van ambulancezorg. De toekomstverkenning kan inzicht geven in de toekomstige benodigde capaciteit en kan behulpzaam zijn voor de planning van opleiding van ambulanceverpleegkundigen en -chauffeurs.
Ambulancezorg Nederland (AZN) (2013). Uniform begrippenkader ambulancezorg. Versie 3,0. Zwolle, 13 februari 2013.
Ambulancezorg Nederland (AZN) (2016). Ambulances in-zicht 2015. Zwolle: AZN.
Ambulancezorg Nederland (AZN) (2017). Ambulances in-zicht 2016. Zwolle: AZN. Nog te verschijnen.
Kommer, G.J., A.A. van der Veen, W.F. Botter en I. Tan. (2003). Ambulances binnen bereik - analyse van de spreiding en beschikbaarheid van de ambulancezorg in Nederland. RIVM rapport 270556006. Bilthoven: RIVM.
Kommer, G.J. en S.L.N. Zwakhals (2009). Referentiekader spreiding en beschikbaarheid ambulancezorg 2008. RIVM briefrapport 270192001. Bilthoven: RIVM.
Kommer, G.J. en S.L.N. Zwakhals (2011). Modellen referentiekader ambulancezorg 2008. RIVM rapport 270412001. Bilthoven: RIVM.
Kommer, G.J. en S.L.N. Zwakhals (2013). Modellen referentiekader ambulancezorg. RIVM rapport 270412002. Bilthoven: RIVM.
Kommer, G.J. en S.L.N. Zwakhals (2013a). Referentiekader spreiding en beschikbaarheid ambulancezorg 2013. RIVM briefrapport 270412003. Bilthoven: RIVM.
Kommer, G.J. en S.L.N. Zwakhals (2016). Referentiekader spreiding en beschikbaarheid ambulancezorg 2016. RIVM briefrapport 2016-0093. Bilthoven: RIVM.
Kommer, G.J., S.L.N. Zwakhals, E. Over (2017). Modellen referentiekader ambulancezorg 2016. Ontwikkeling modellen voor DAM, B-vervoer en rijtijden. RIVM rapport 2015-0190. Bilthoven: RIVM.
Ministerie van VWS (2004). Referentiekader spreiding en beschikbaarheid ambulancezorg. Kamerstuk CZ/EZ 2487006. Den Haag, 4 juni 2004.
Ministerie van VWS (2008). Herijking landelijk referentiekader spreiding en beschikbaarheid ambulancezorg. Kamerstuk 1CZ-EKZ-2854207. Den Haag, 5 juni 2008.
Ministerie van VWS (2013). Actualisatie referentiekader spreiding en beschikbaarheid. Kamerbrief 131849-106797-CZ. Den Haag, 16 juli 2013.
Ministerie van VWS (2016). Referentiekader spreiding en beschikbaarheid ambulancezorg 2016. Bijlage bij Kamerbrief over aanpak drukte acute zorgketen. Kamerbrief 1002963-153940-CZ. Den Haag, 5 oktober 2016.
Project Versterking Ambulancezorg (PVAZ) (2004). Landelijk referentiekader spreiding- en beschikbaarheid - Een landelijk referentiekader als planningsgrondslag. Van Naem & Partners, 04.0177jk, eindrapport S&B II; Woerden.
RIVM (2015). Trendanalyse spoedeisende ambulancezorg. Brief met kenmerk 039/2015 V&Z/AvB/GJK/tv. Bilthoven, 19 maart 2015.
De nummering van de regio’s in de eilandbenadering van het referentiekader en in de productiecijfers van Ambulances in-zicht is gegeven in Tabel B1.1.
Nr. |
Regio |
Nr. |
RAV |
---|---|---|---|
1 |
Groningen |
1 |
Groningen |
2 |
Friesland exclusief Waddeneilanden |
2 |
Friesland |
3 |
Drenthe |
3 |
Drenthe |
4 |
IJsselland |
4 |
IJsselland |
5 |
Twente |
5 |
Twente |
6 |
Noordoost Gelderland |
6 |
Noordoost Gelderland |
7 |
Midden Gelderland |
7 |
Midden Gelderland |
8 |
Gelderland Zuid |
8 |
Gelderland Zuid |
9 |
Utrecht |
9 |
Utrecht |
10 |
Noord-Holland Noord exclusief Texel |
10 |
Noord-Holland Noord |
11 |
Zaanstreek-Waterland |
11 |
Amsterdam-Waterland |
12 |
Kennemerland |
12 |
Kennemerland |
13 |
Amsterdam-Amstelland |
– |
– |
14 |
Gooi en Vechtstreek |
14 |
Gooi en Vechtstreek |
15 |
Haaglanden |
15 |
Haaglanden |
16 |
Hollands Midden |
16 |
Hollands Midden |
17 |
Rotterdam-Rijnmond exclusief Goeree-Overflakkee |
17 |
Rotterdam-Rijnmond |
18 |
Zuid-Holland Zuid |
18 |
Zuid-Holland Zuid |
- |
- |
19 |
Zeeland |
20 |
Midden- en West-Brabant |
20 |
Midden- en West-Brabant |
21 |
Brabant-Noord |
21 |
Brabant-Noord |
22 |
Brabant-Zuidoost |
22 |
Brabant-Zuidoost |
23 |
Limburg Noord |
23 |
Limburg Noord |
24 |
Zuid Limburg |
24 |
Zuid Limburg |
25 |
Flevoland |
25 |
Flevoland |
30 |
Texel |
||
31 |
Vlieland |
||
32 |
Terschelling |
||
33 |
Ameland |
||
34 |
Schiermonnikoog |
||
35 |
Goeree-Overflakkee |
||
36 |
Schouwen-Duiveland |
||
37 |
Tholen |
||
38 |
Walcheren en Bevelanden |
||
39 |
Zeeuws-Vlaanderen |
Nr |
Regio |
Aantal standplaatsen |
---|---|---|
1 |
Groningen |
13 |
2 |
Friesland |
16 |
3 |
Drenthe |
11 |
4 |
IJsselland |
10 |
5 |
Twente |
9 |
6 |
Noordoost Gelderland |
10 |
7 |
Midden Gelderland |
7 |
8 |
Gelderland Zuid |
8 |
9 |
Utrecht |
11 |
10 |
Noord-Holland Noord |
7 |
11 |
Zaanstreek-Waterland |
4 |
12 |
Kennemerland |
5 |
13 |
Amsterdam-Amstelland |
5 |
14 |
Gooi- en Vechtstreek |
2 |
15 |
Haaglanden |
6 |
16 |
Hollands Midden |
7 |
17 |
Rotterdam-Rijnmond |
7 |
18 |
Zuid-Holland Zuid |
6 |
20 |
Midden- en West-Brabant |
13 |
21 |
Brabant-Noord |
7 |
22 |
Brabant-Zuidoost |
7 |
23 |
Limburg Noord |
7 |
24 |
Zuid Limburg |
4 |
25 |
Flevoland |
6 |
30 |
Texel |
1 |
31 |
Vlieland |
1 |
32 |
Terschelling |
1 |
33 |
Ameland |
1 |
34 |
Schiermonnikoog |
1 |
35 |
Goeree-Overflakkee |
2 |
36 |
Schouwen-Duiveland |
2 |
37 |
Tholen |
1 |
38 |
Walcheren en Bevelanden |
5 |
39 |
Zeeuws-Vlaanderen |
3 |
Totaal |
206 |
nr |
RAV |
Vierpositie postcode standplaats |
Plaatsnaam standplaats |
---|---|---|---|
1 |
Groningen |
9364 |
Nuis |
9502 |
Stadskanaal |
||
9541 |
Vlagtwedde |
||
9561 |
Ter Apel |
||
9611 |
Sappemeer |
||
9641 |
Veendam |
||
9672 |
Winschoten |
||
9723 |
Groningen-Zuid |
||
9741 |
Groningen-Noord |
||
9901 |
Appingedam |
||
9951 |
Winsum |
||
9965 |
Leens |
||
9982 |
Uithuizermeeden |
||
2 |
Friesland |
8431 |
Oosterwolde |
8448 |
Heerenveen |
||
8471 |
Wolvega |
||
8522 |
Skasterlan (gem.) |
||
8531 |
Lemmer |
||
8601 |
Sneek |
||
8723 |
Koudum |
||
8871 |
Harlingen (Midlum) |
||
8881 |
Terschelling |
||
8899 |
Vlieland |
||
8912 |
Leeuwarden |
||
8924 |
Leeuwarden |
||
9011 |
Boarnsterhim (gem.) |
||
9071 |
Leeuwarderadeel (gem.) |
||
9101 |
Dokkum |
||
9163 |
Nes |
||
9166 |
Schiermonnikoog |
||
9202 |
Drachten |
||
9219 |
Smallingerland (gem.) |
||
9285 |
Buitenpost |
||
3 |
Drenthe |
7741 |
Coevorden |
7811 |
Emmen |
||
7891 |
Klazienaveen |
||
7903 |
Hoogeveen |
||
7943 |
Meppel |
||
7971 |
Havelte |
||
9301 |
Roden |
||
9401 |
Assen |
||
9411 |
Beilen |
||
9468 |
Annen |
||
9531 |
Borger |
||
4 |
IJsselland |
7418 |
Deventer |
7701 |
Dedemsvaart |
||
7711 |
Nieuwleusen |
||
7731 |
Ommen |
||
7771 |
Hardenberg |
||
8013 |
Zwolle |
||
8103 |
Raalte |
||
8261 |
Kampen |
||
8281 |
Genemuiden |
||
8331 |
Steenwijk |
||
5 |
Twente |
7447 |
Hellendoorn |
7475 |
Markelo |
||
7483 |
Haaksbergen |
||
7541 |
Enschede |
||
7556 |
Hengelo |
||
7572 |
Oldenzaal |
||
7602 |
Almelo |
||
7651 |
Tubbergen |
||
7681 |
Vroomshoop |
||
6 |
Noordoost Gelderland |
3843 |
Harderwijk |
3852 |
Ermelo |
||
7005 |
Doetinchem |
||
7051 |
Varsseveld |
||
7102 |
Winterswijk |
||
7207 |
Zutphen |
||
7271 |
Borculo |
||
7311 |
Apeldoorn |
||
8081 |
Elburg |
||
8181 |
Heerde |
||
7 |
Midden Gelderland |
3772 |
Barneveld |
6661 |
Elst (Gld) |
||
6701 |
Wageningen |
||
6711 |
Ede |
||
6828 |
Arnhem |
||
6901 |
Zevenaar |
||
6951 |
Dieren |
||
8 |
Gelderland-Zuid |
4002 |
Tiel |
4041 |
Kesteren |
||
4101 |
Culemborg |
||
4191 |
Geldermalsen |
||
5301 |
Zaltbommel |
||
6524 |
Nijmegen |
||
6602 |
Wijchen |
||
6651 |
Druten |
||
9 |
Utrecht |
3436 |
Nieuwegein |
3447 |
Woerden |
||
3561 |
Utrecht (Vader Rijndreef) |
||
3582 |
Utrecht (Andreaelaan) |
||
3608 |
Maarssen |
||
3645 |
Vinkeveen |
||
3707 |
Zeist |
||
3811 |
Amersfoort Centrum |
||
3823 |
Amersfoort Noord |
||
3903 |
Veenendaal |
||
3941 |
Doorn |
||
10 |
Noord-Holland Noord |
1616 |
Hoogkarspel |
1625 |
Hoorn (Noord Holland) |
||
1741 |
Schagen |
||
1761 |
Anna Paulowna |
||
1771 |
Wieringerwerf |
||
1786 |
Den Helder |
||
1791 |
Texel (Den Burg) |
||
1823 |
Alkmaar Noord |
||
11 |
Zaanstreek-Waterland |
1141 |
Monnickendam |
1442 |
Purmerend |
||
1502 |
Zaandam |
||
1521 |
Wormerveer |
||
12 |
Kennemerland |
1962 |
Heemskerk |
1969 |
Heemskerk |
||
1981 |
Velsen |
||
2015 |
Haarlem |
||
2131 |
Hoofddorp |
||
13 |
Amsterdam-Amstelland |
1018 |
Amsterdam |
1075 |
Amsterdam |
||
1105 |
Amsterdam Zuidoost |
||
1185 |
Amstelveen |
||
1431 |
Aalsmeer |
||
14 |
Gooi- en Vechtstreek |
1213 |
Hilversum Zuid |
1404 |
Bussum |
||
15 |
Haaglanden |
2274 |
Voorburg |
2544 |
Den Haag |
||
2564 |
Den Haag |
||
2627 |
Delft |
||
2671 |
Naaldwijk (Westland) |
||
2718 |
Zoetermeer |
||
16 |
Hollands Midden |
2211 |
Noordwijkerhout |
2333 |
Leiden |
||
2353 |
Leiderdorp |
||
2405 |
Alphen aan den Rijn |
||
2461 |
Ter Aar |
||
2801 |
Gouda |
||
2861 |
Bergambacht |
||
17 |
Rotterdam-Rijnmond |
2907 |
Capelle aan den IJssel |
2922 |
Krimpen aan den IJssel |
||
3038 |
Rotterdam |
||
3083 |
Rotterdam |
||
3118 |
Schiedam |
||
3201 |
Spijkenisse |
||
3223 |
Hellevoetsluis |
||
3247 |
Dirksland |
||
3252 |
Goedereede |
||
18 |
Zuid-Holland Zuid |
2957 |
Nieuw-Lekkerland |
3286 |
Klaaswaal |
||
3311 |
Dordrecht |
||
3331 |
Zwijndrecht |
||
4204 |
Gorinchem |
||
4231 |
Meerkerk |
||
19 |
Zeeland |
4301 |
Zierikzee |
4323 |
Schouwen-Duiveland (gem.) |
||
4335 |
Middelburg |
||
4354 |
Vrouwenpolder |
||
4401 |
Yerseke |
||
4411 |
Rilland |
||
4462 |
Goes |
||
4501 |
Oostburg |
||
4535 |
Terneuzen |
||
4561 |
Hulst |
||
4695 |
Sint-Maartensdijk |
||
20 |
Midden- en West-Brabant |
4255 |
Nieuwendijk (Noord Brabant) |
4283 |
Giessen |
||
4611 |
Bergen op Zoom |
||
4651 |
Steenbergen |
||
4701 |
Roosendaal |
||
4721 |
Rucphen (gem.) |
||
4761 |
Zevenbergen |
||
4811 |
Breda |
||
4851 |
Breda-Zuid (Ulvenhout) |
||
4901 |
Oosterhout (Noord Brabant) |
||
5018 |
Tilburg |
||
5047 |
Tilburg |
||
5142 |
Waalwijk |
||
21 |
Brabant-Noord |
5231 |
s-Hertogenbosch |
5281 |
Boxtel |
||
5341 |
Oss |
||
5363 |
Velp (Noord Brabant) |
||
5405 |
Uden |
||
5441 |
Oeffelt |
||
5463 |
Veghel |
||
22 |
Brabant-Zuidoost |
5541 |
Reusel |
5571 |
Bergeijk |
||
5611 |
Eindhoven |
||
5657 |
Eindhoven |
||
5701 |
Helmond |
||
5751 |
Deurne |
||
6026 |
Maarheeze |
||
23 |
Limburg Noord |
5801 |
Venray |
5854 |
Bergen (Limburg) |
||
5912 |
Venlo |
||
5981 |
Panningen |
||
6003 |
Weert |
||
6045 |
Roermond |
||
6101 |
Echt |
||
24 |
Zuid Limburg |
6166 |
Geleen |
6229 |
Maastricht |
||
6291 |
Vaals |
||
6411 |
Heerlen |
||
25 |
Flevoland |
1326 |
Almere |
3899 |
Zeewolde |
||
8223 |
Lelystad |
||
8251 |
Dronten |
||
8304 |
Emmeloord |
||
8308 |
Nagele |
Deze bijlage geeft een beschrijving van de selectie van inzetten voor de productiecijfers van de ambulancezorg, de nadere selecties voor het referentiekader en de herverdeling van spoedritten die voor het referentiekader wordt uitgevoerd. Ook wordt een toelichting gegeven op de validatie van het ‘afhaaladres’, deze validatie is nodig voor de herverdeling van spoedritten.
Selectie van inzetten voor productiecijfers
De productie en prestaties van de Nederlandse ambulancezorg wordt jaarlijks door Ambulancezorg Nederland (AZN) gepubliceerd in de sectorrapportages Ambulances in-zicht. In opdracht van AZN verzamelt en analyseert het RIVM de logistieke gegevens van de ambulancezorg ten behoeve van deze jaarlijkse rapportages. In dit proces worden ruwe ritgegevens door de RAV’s aan het RIVM aangeleverd. Op deze ruwe gegevens worden selecties gedaan voor de productiecijfers. Deze selecties worden aan de RAV’s voorgelegd en na goedkeuring door de RAV’s vastgesteld.
Selecties voor productiecijfers voor Ambulances in-zicht
De ruwe rittendatabases die door de RAV’s worden geleverd bevatten meer dan alleen inzetten van de reguliere ambulancezorg. In sommige regio’s komen in de databases ook inzetten voor van huisartsen, huisartsenposten (HAP’s), thuiszorg, andere zorgverleners of inzetten van mobiele medische teams (MMT’s). Ook worden inzetten van andere vervoerders geregistreerd of inzetten in dienst van de GHOR. Dat is mogelijk omdat de gegevens via de meldkamer ambulancezorg worden geregistreerd en een RAV ook een inzet ten behoeve van andere organisaties en zorgverleners kan verlenen. Voor de productiecijfers van de reguliere ambulancezorg worden dit soort inzetten uitgesloten. In totaal gaat het om de volgende uitsluitingen:
– inzetten van andere vervoerders, tenzij de andere vervoerder in opdracht van de RAV een reguliere inzet verzorgde;
– inzetten uitgevoerd voor een andere zorgaanbieder (first-responder, huisarts, thuiszorg) of organisatie (zoals KNRM, SAR, Koninklijke Marine);
– inzetten in dienst van de GHOR, OvDG, GGD, RGF;
– MICU en PICU inzetten, tenzij deze voertuigen in de reguliere paraatheid worden ingezet;
– standby-inzetten, voor evenementen of multidisciplinaire bijstandverlening;
– inzetten voor training of voor onderhoud voertuigen.
Voor de productiecijfers worden verder alleen inzetten geselecteerd die voortkomen uit een melding en waarbij de ambulance daadwerkelijk heeft gereden. Dat betekent dat de volgende inzetten worden uitgesloten:
– voorwaardescheppende inzetten3;
– geannuleerde inzetten.
En om dubbeltellingen te voorkomen worden de volgende inzetten uitgesloten:
– inzetten uitgevoerd door een andere RAV.
Deze inzetten zijn overgedragen aan een andere meldkamer ambulancezorg. Een inzet wordt alleen meegeteld bij de RAV die de inzet heeft uitgevoerd.
De selectie van reguliere inzetten op bovengenoemde criteria gebeurt door in de ritgegevens selecties te maken op bepaalde kenmerken. In de ritgegevens wordt eerst een selectie gedaan op ‘vervoerder’, de organisatie die de inzet heeft verzorgd. In een RAV kunnen meerdere vervoerders actief zijn. Via het kenmerk ‘vervoerder’ worden reguliere inzetten geselecteerd en worden inzetten voor andere organisaties, zoals huisartsenposten of MMT, uitgesloten. De wijze van registreren verschilt per regio en niet alle regio’s registreren inzetten voor andere organisaties op deze wijze. Daarom worden nadere selecties gedaan op de kenmerken ‘standplaats’ en ‘ambulance’. Een ambulance wordt geïdentificeerd aan het wagennummer. Tot slot wordt ook een selectie gedaan op het kenmerk ‘soort vervoer’. Per regio is maatwerk vereist voor de selectie van de reguliere productie.
Valideren van het afhaaladres
Voor sommige analyses wordt gebruik gemaakt van de geografische kenmerken van de inzet, de locatie van het ‘afhaaladres’. Bijvoorbeeld voor het bepalen van het aantal overschrijdingen per regio of voor de herverdeling van spoedeisende inzetten aan de dichtstbijzijnde standplaats, zoals gebeurt voor het referentiekader. Het ‘afhaaladres’ is de locatie waar de ambulance naar toe rijdt om zorg te verlenen. In spoedeisende gevallen is dit de plaats van het incident dat aanleiding geeft tot de ambulance inzet, bij besteld vervoer is dit de locatie waar de patiënt opgehaald wordt, het ziekenhuis, een andere zorginstelling of het woon- of verblijfadres van de patiënt. In de ritgegevens wordt het afhaaladres geregistreerd als een adres, inclusief een zespositie postcode (vier cijfers en twee letters). Het RIVM leidt hiervan een vierpositie postcode af. Ook wordt de vierpositie postcode gevalideerd, dat wil zeggen dat wordt nagegaan of het een bestaande en logische code is. In een aantal gevallen is de postcode niet valide, ofwel omdat een niet-bestaande zespositie postcode is vastgelegd, ofwel omdat een code oneigenlijk wordt gebruikt. Bijvoorbeeld worden de codes ‘9999’ of ‘1111’ vaak oneigenlijk gebruikt. In deze gevallen kan een analyse op basis van de vierpositie postcode van het afhaaladres tot onzuivere uitkomsten leiden. Het RIVM heeft zich ingespannen om een valide vierpositie postcode af te leiden, maar heeft niet altijd kunnen voorkomen dat er soms een onjuiste vierpositie postcode wordt afgeleid.
Er zijn ook inzetten waarbij het afhaaladres of de zespositie postcode niet is geregistreerd. In die gevallen is gekeken naar de plaats van het afhaaladres en is de centroïde van de plaatsnaam gehanteerd als vierpositie postcode van het afhaaladres. Als ook de plaatsnaam van het afhaaladres niet bekend was, is de centroïde van de uitvoerende RAV gebruikt als vierpositie postcode van het afhaaladres.
Van bijna 98% van de inzetten, spoedeisende inzetten en besteld vervoer, kon de 4-positie postcode worden afgeleid van de 6-positie postcode. Van 1,5% van de inzetten is de 4-positie postcode afgeleid van de gemeente of plaatsnaam van de inzet. Van 1% van de inzetten is de 4-positie postcode afgeleid van de RAV die de inzet heeft verzorgd. Voor de herverdeling van de spoedeisende inzetten voor het referentiekader betekent dit dat vrijwel alle spoedeisende inzetten op een valide wijze is toegerekend aan de dichtstbijzijnde standplaats. Een zeer klein aantal inzetten is toegekend aan een standplaats die de centroïde van de RAV in haar verzorgingsgebied heeft. Dit heeft geen gevolgen voor de capaciteitsberekeningen omdat deze op RAV-niveau worden gedaan.
Nadere selecties voor het referentiekader
Voor het referentiekader wordt een aantal inzetten uit de productie niet meegenomen. Deze worden uit productie gefilterd op grond van bepaalde uitgangspunten van het referentiekader. Het gaat om de volgende inzetten.
1. Inzetten zonder tijdsregistratie
Deze inzetten worden niet meegenomen in de capaciteitsberekeningen omdat deze niet kunnen worden toegedeeld naar het uur van de dag. In totaal worden uit de 2016-productiecijfers hierdoor 1.589 inzetten uitgefilterd: 469 A1-inzetten, 412 A2-inzetten en 708 B-inzetten. Dit komt overeen met 0,1% van de totale productie in 2016.
2. Inzetten van rapid responders met een ‘vervolgauto’
Inzetten van rapid responder4 waarbij er ook een ambulance is ingezet ten behoeve van vervoer van de patiënt worden niet meegenomen in de productie. De inzet voor het vervoer van de patiënt wordt wel meegenomen. Inzetten van rapid responders zonder vervoer van de patiënt worden wel meegenomen in de selecties. In totaal gaat het om 13.085 inzetten die worden uitgefilterd: 7.253 A1-inzetten en 5.832 A2-inzetten. Dit komt overeen met 1,4% van het totaal aantal spoedeisende inzetten in 2016.
3. Ambulancedienst Schiphol
Inzetten van de ambulancedienst van Schiphol worden niet meegenomen in de capaciteitsberekeningen. In 2016 waren deze inzetten niet in de productiecijfers van RAV Kennemerland meegenomen, cijfers van de ambulancedienst van Schiphol hoefden dus niet te worden uitgefilterd.
Tabel B3.1 geeft per RAV de aantallen inzetten die op grond van bovenstaande criteria 1 en 2 zijn uitgefilterd.
A1 |
A2 |
B |
totaal |
||
---|---|---|---|---|---|
Totale productie |
632.875 |
340.056 |
340.320 |
1.313.251 |
|
Uitgefilterd vanwege ontbrekende tijdenregistratie |
|||||
7 |
Midden Gelderland |
3 |
2 |
1 |
6 |
17 |
Rotterdam-Rijnmond |
466 |
410 |
707 |
1.583 |
Totaal |
469 |
412 |
708 |
1.589 |
|
Uitgefilterde inzetten van rapid responders |
|||||
1 |
Groningen |
160 |
41 |
– |
201 |
2 |
Friesland |
208 |
103 |
– |
311 |
3 |
Drenthe |
– |
– |
– |
– |
4 |
IJsselland |
185 |
212 |
– |
397 |
5 |
Twente |
122 |
390 |
– |
512 |
6 |
Noordoost Gelderland |
105 |
96 |
– |
201 |
7 |
Midden Gelderland |
369 |
244 |
– |
613 |
8 |
Gelderland Zuid |
201 |
335 |
– |
536 |
9 |
Utrecht |
1327 |
1367 |
– |
2694 |
10 |
Noord-Holland Noord |
499 |
208 |
– |
707 |
11 |
Amsterdam -Waterland |
1001 |
183 |
– |
1184 |
12 |
Kennemerland |
385 |
198 |
– |
583 |
14 |
Gooi- en Vechtstreek |
94 |
50 |
– |
144 |
15 |
Haaglanden |
443 |
249 |
– |
692 |
16 |
Hollands Midden |
– |
– |
– |
– |
17 |
Rotterdam-Rijnmond |
786 |
385 |
– |
1171 |
18 |
Zuid-Holland Zuid |
153 |
80 |
– |
233 |
19 |
Zeeland |
215 |
91 |
– |
306 |
20 |
Midden- en West Brabant |
660 |
573 |
– |
1233 |
21 |
Brabant-Noord |
329 |
272 |
– |
601 |
22 |
Brabant-Zuidoost |
159 |
241 |
– |
400 |
23 |
Limburg Noord |
204 |
258 |
– |
462 |
24 |
Zuid Limburg |
138 |
154 |
– |
292 |
25 |
Flevoland |
171 |
143 |
– |
314 |
Totaal |
7.914 |
5.873 |
– |
13.787 |
|
Totaal aantal inzetten in referentiekader-2017 |
624.492 |
333.771 |
339.612 |
1.297.875 |
Herverdeling naar dichtstbijzijnde standplaats
Voor het referentiekader wordt een bewerking op de ritaantallen gedaan. Hierbij worden spoedeisende inzetten, met A1- of A2-urgentie, toegedeeld aan de dichtstbijzijnde standplaats, volgens het spreidingsplan van het referentiekader. Deze toedeling wordt gedaan met gebruik van het rijtijdenmodel voor de spoedeisende ambulancezorg. Elke postcodegebied in Nederland wordt toegewezen aan de dichtstbijzijnde standplaats. Zo worden ’verzorgingsgebieden’ van standplaatsen van het referentiekader bepaald. Spoedritten met het afhaaladres in een verzorgingsgebied worden toegewezen aan de bijbehorende standplaats. Het totaal aantal spoedeisende inzetten blijft gelijk, er vindt alleen een herverdeling plaats tussen regio’s. Dit wordt ook wel een correctie naar ‘burenhulp’ of ‘grensoverschrijdende assistentie’ genoemd. Het besteld vervoer wordt niet herverdeeld. Het B-vervoer blijft bij de RAV die de productie heeft uitgevoerd. Vanwege de eilandbenadering5 die het referentiekader hanteert is het wel noodzakelijk dat het besteld vervoer van de eilanden wordt bepaald. Deze toedeling gebeurt op basis van afhaaladres van de inzet. Op deze manier is ook de productie van het besteld vervoer van de RAV Amsterdam-Waterland opgesplitst naar de regio’s Amsterdam-Amstelland en Zaanstreek-Waterland. De B-inzetten van RAV Zeeland die een afhaaladres buiten de provincie Zeeland hebben zijn toegekend aan Walcheren-Bevelanden.
Inzetten in het buitenland
Inzetten van Nederlandse RAV’s in het buitenland zijn meegenomen in de capaciteitsberekeningen. Het betreft hier reguliere inzetten. Inzetten van specifieke buitenlandvervoerders, voor bijvoorbeeld repatriëring van patiënten uit het buitenland, vallen buiten de reguliere productie. In 2016 zijn 519 inzetten in het buitenland uitgevoerd, 81 inzetten met A1-urgentie, 47 met A2-urgentie en 391 B-inzetten. Het gaat hier om spoedeisende inzetten of besteld vervoer in Duitsland of België. Deze inzetten zijn niet meegenomen in de herverdeling van spoedritten omdat buitenlandse adressen niet zijn opgenomen in de verzorgingsgebieden van standplaatsen. Deze verzorgingsgebieden zijn alleen bepaald voor Nederlandse postcodegebieden. Inzetten in het buitenland toegewezen aan de uitvoerende RAV. De ritgegevens zijn wel meegenomen in de capaciteitsberekeningen en in de berekening van de gemiddelde ritduur.
Tabel B3.2: Overzicht van spoedritten in het buitenland en het aantal spoedritten in de herverdeling voor het referentiekader -2017.
A1 |
A2 |
Totaal A1 en A2 |
|||
---|---|---|---|---|---|
Totaal aantal inzetten in referentiekader-2017 |
624.492 |
333.771 |
958.263 |
||
Inzetten in het buitenland, deze spoedritten zijn niet meegenomen in de herverdeling van spoedritten |
|||||
1 |
Groningen |
||||
2 |
Friesland |
||||
3 |
Drenthe |
1 |
1 |
||
4 |
IJsselland |
2 |
2 |
||
5 |
Twente |
1 |
1 |
||
6 |
Noordoost Gelderland |
2 |
1 |
3 |
|
7 |
Midden Gelderland |
||||
8 |
Gelderland Zuid |
66 |
41 |
107 |
|
9 |
Utrecht |
||||
10 |
Noord-Holland Noord |
||||
11 |
Amsterdam -Waterland |
||||
12 |
Kennemerland |
||||
14 |
Gooi- en Vechtstreek |
||||
15 |
Haaglanden |
||||
16 |
Hollands Midden |
||||
17 |
Rotterdam-Rijnmond |
||||
18 |
Zuid-Holland Zuid |
||||
19 |
Zeeland |
2 |
1 |
3 |
|
20 |
Midden- en West Brabant |
||||
21 |
Brabant-Noord |
||||
22 |
Brabant-Zuidoost |
||||
23 |
Limburg Noord |
1 |
1 |
||
24 |
Zuid Limburg |
9 |
1 |
10 |
|
25 |
Flevoland |
||||
Totaal |
81 |
47 |
128 |
||
Totaal aantal inzetten in herverdeling van spoedritten in het referentiekader |
624.411 |
333.724 |
958.135 |
Resultaat van de herverdeling van spoedritten
Het resultaat van de herverdeling van spoedritten is gegeven in tabel B3.3. Deze moet als volgt gelezen worden. In de kolommen staan de RAV’s die de productie hebben verzorgd, in de rijen staan de regio’s aan welke de inzetten zijn toegewezen volgens de herverdeling.
Bijvoorbeeld heeft RAV Groningen 38.863 spoedritten verzorgd volgens de productiecijfers die zijn meegenomen in het referentiekader. Dat is de totale productie volgens de cijfers in Ambulances in-zicht-2016 exclusief de uitgefilterde inzetten van rapid responders en ritten zonder tijdenregistratie. Van de 38.863 inzetten heeft Groningen
− 36.961 uitgevoerd in verzorgingsgebieden van eigen standplaatsen;
− 441 inzetten zijn toegewezen aan de regio Friesland exclusief Waddeneilanden omdat het afhaaladres van deze inzetten valt in verzorgingsgebieden van Friese standplaatsen van het referentiekader;
− 1.368 inzetten zijn toegewezen aan de regio Drenthe omdat het afhaaladres van deze inzetten ligt in verzorgingsgebieden van Drentse standplaatsen;
− 55 inzetten zijn toegewezen aan de regio IJsselland;
− 36 inzetten aan de regio Twente;
− 1 inzet aan de regio Utrecht;
− en 1 inzet aan de regio Hollands Midden.
Andersom worden 373 inzetten van de productie van RAV Friesland, 1.980 inzetten van RAV Drenthe, 1 inzet van de RAV IJsselland, 1 inzet van de RAV Twente, 2 inzetten van de RAV Gelderland Zuid en 1 inzet van ‘Overige RAV’s’ toegewezen aan de regio Groningen. In totaal worden 39.319 spoedritten meegenomen in de capaciteitsberekeningen voor de regio Groningen (exclusief inzetten in het buitenland). Van de productie van RAV Groningen zijn volgens de herverdeling 1.902 spoedinzetten aan een andere regio toegewezen en er zijn 2.358 inzetten van andere RAV’s aan de regio Groningen toegewezen. Netto heeft de regio Groningen 456 spoedeisende inzetten ontvangen. Zie ook tabel 2.3 in paragraaf 2.2.
Zoals eerder gezegd worden spoedritten in het buitenland niet meegenomen in de herverdeling, voor de capaciteitsberekening worden die opgeteld bij het totaal aantal ritten per rij in tabel B3.3.
Regio |
1 |
2 |
3 |
4 |
5 |
6 |
7 |
8 |
Ov. RAV’s |
Totaal |
|
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
1 |
Groningen |
36.961 |
373 |
1.980 |
1 |
1 |
2 |
1 |
39.319 |
||
2 |
Friesland excl. Waddeneil. |
441 |
35.791 |
275 |
145 |
76 |
36.728 |
||||
3 |
Drenthe |
1.368 |
129 |
29.211 |
935 |
1 |
2 |
1 |
11 |
0 |
31.658 |
4 |
IJsselland |
55 |
110 |
297 |
22.038 |
25 |
687 |
1 |
25 |
23.238 |
|
5 |
Twente |
36 |
2 |
428 |
28.776 |
209 |
13 |
2 |
29.466 |
||
6 |
Noordoost Gelderland |
3 |
1.013 |
44 |
35.182 |
251 |
28 |
89 |
36.610 |
||
7 |
Midden Gelderland |
5 |
698 |
31.319 |
323 |
377 |
32.722 |
||||
8 |
Gelderland Zuid |
2 |
1 |
1 |
226 |
25.725 |
998 |
26.953 |
|||
9 |
Utrecht |
1 |
1 |
3 |
9 |
1.769 |
24 |
56.945 |
58.752 |
||
10 |
Noord-Holland Nrd excl. Texel |
5 |
1 |
32.725 |
32.731 |
||||||
12 |
Kennemerland |
1 |
2 |
35.900 |
35.903 |
||||||
13 |
Amsterdam-Amstelland |
3 |
5 |
70.717 |
70.725 |
||||||
14 |
Gooi en Vechtstreek |
1 |
12.484 |
12.485 |
|||||||
15 |
Haaglanden |
6 |
71.997 |
72.003 |
|||||||
16 |
Hollands Midden |
1 |
1 |
11 |
42.676 |
42.689 |
|||||
17 |
Rotterd.-Rijnm. excl. G-Overfl. |
1 |
1 |
72.706 |
72.708 |
||||||
18 |
Zuid-Holland Zuid |
419 |
28.661 |
29.080 |
|||||||
20 |
Midden- en West-Brabant |
211 |
64.203 |
64.414 |
|||||||
21 |
Brabant-Noord |
4 |
1 |
772 |
35.994 |
36.771 |
|||||
23 |
Limburg Noord |
14 |
29.683 |
29.697 |
|||||||
24 |
Zuid Limburg |
1 |
15 |
33.308 |
33.324 |
||||||
25 |
Flevoland |
80 |
1 |
236 |
164 |
20.949 |
21.430 |
||||
31 |
Vlieland |
122 |
0 |
122 |
|||||||
32 |
Terschelling |
784 |
0 |
784 |
|||||||
33 |
Ameland |
394 |
0 |
394 |
|||||||
34 |
Schiermonnikoog |
108 |
0 |
108 |
|||||||
38 |
Walcheren en Bevelanden |
1 |
13.762 |
13.763 |
|||||||
Overige regio’s |
73.558 |
73.558 |
|||||||||
Totaal |
38.863 |
37.903 |
31.773 |
24.810 |
28.848 |
36.957 |
33.569 |
27.576 |
697.836 |
958.135 |
Regio |
9 |
10 |
11 |
12 |
14 |
15 |
16 |
17 |
Ov. RAV’s |
Totaal |
|
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
2 |
Friesland excl. Waddeneilanden |
3 |
1 |
4 |
36.720 |
36.728 |
|||||
4 |
IJsselland |
8 |
1 |
2 |
23.227 |
23.238 |
|||||
5 |
Twente |
1 |
29.465 |
29.466 |
|||||||
6 |
Noordoost Gelderland |
34 |
1 |
36.575 |
36.610 |
||||||
7 |
Midden Gelderland |
321 |
51 |
32.350 |
32.722 |
||||||
8 |
Gelderland Zuid |
717 |
2 |
1 |
1 |
2 |
26.230 |
26.953 |
|||
9 |
Utrecht |
56.373 |
1 |
34 |
1 |
264 |
4 |
226 |
2 |
1.847 |
58.752 |
10 |
Noord-Holl. Nrd excl. Texel |
32.449 |
183 |
71 |
1 |
27 |
32.731 |
||||
11 |
Zaanstreek-Waterland |
161 |
21.030 |
23 |
3 |
21.217 |
|||||
12 |
Kennemerland |
1.382 |
226 |
34.161 |
2 |
121 |
11 |
35.903 |
|||
13 |
Amsterdam-Amstelland |
501 |
13 |
67.454 |
1.553 |
1.104 |
4 |
37 |
1 |
58 |
70.725 |
14 |
Gooi en Vechtstreek |
1.926 |
1 |
27 |
6 |
10.422 |
2 |
2 |
99 |
12.485 |
|
15 |
Haaglanden |
1 |
1 |
1 |
2 |
69.552 |
729 |
1.701 |
16 |
72.003 |
|
16 |
Hollands Midden |
413 |
6 |
287 |
1.422 |
40.500 |
43 |
18 |
42.689 |
||
17 |
Rotterd.-Rijnm. excl. G.-Overfl. |
1 |
535 |
1.780 |
70.315 |
77 |
72.708 |
||||
18 |
Zuid-Holland Zuid |
25 |
1 |
1 |
2 |
1 |
2.681 |
26.369 |
29.080 |
||
20 |
Brabant-Noord |
20 |
2 |
61 |
64.331 |
64.414 |
|||||
22 |
Brabant-Zuidoost |
1 |
3 |
2 |
38.829 |
38.835 |
|||||
23 |
Limburg Noord |
1 |
29.696 |
29.697 |
|||||||
24 |
Zuid Limburg |
2 |
33.322 |
33.324 |
|||||||
25 |
Flevoland |
2 |
3 |
23 |
2 |
76 |
1 |
21.323 |
21.430 |
||
30 |
Texel |
1.145 |
0 |
1.145 |
|||||||
35 |
Goeree-Overflakkee |
2.321 |
93 |
2.414 |
|||||||
36 |
Tholen |
7 |
2.323 |
2.330 |
|||||||
38 |
Walcheren en Bevelanden |
24 |
13.739 |
13.763 |
|||||||
Overige regio’s |
116.773 |
116.773 |
|||||||||
Totaal |
60.342 |
35.165 |
89.040 |
36.108 |
11.866 |
71.523 |
43.401 |
77.169 |
533.521 |
958.135 |
Regio |
18 |
19 |
20 |
21 |
22 |
23 |
24 |
25 |
Ov. RAV’s |
Totaal |
|
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
1 |
Groningen |
1 |
39.318 |
39.319 |
|||||||
2 |
Friesland excl. Waddeneil. |
68 |
36.660 |
36.728 |
|||||||
4 |
IJsselland |
14 |
23.224 |
23.238 |
|||||||
5 |
Twente |
1 |
29.465 |
29.466 |
|||||||
6 |
Noordoost Gelderland |
1 |
53 |
36.556 |
36.610 |
||||||
7 |
Midden Gelderland |
3 |
1 |
1 |
32.717 |
32.722 |
|||||
8 |
Gelderland Zuid |
71 |
2 |
108 |
1 |
93 |
26.678 |
26.953 |
|||
9 |
Utrecht |
19 |
2 |
19 |
58.712 |
58.752 |
|||||
10 |
Noord-Holl. Nrd excl. Texel |
1 |
20 |
32.710 |
32.731 |
||||||
11 |
Zaanstreek-Waterland |
3 |
21.214 |
21.217 |
|||||||
12 |
Kennemerland |
1 |
2 |
1 |
4 |
35.895 |
35.903 |
||||
13 |
Amsterdam-Amstelland |
3 |
1 |
46 |
70.675 |
70.725 |
|||||
14 |
Gooi en Vechtstreek |
1 |
97 |
12.387 |
12.485 |
||||||
15 |
Haaglanden |
2 |
8 |
71.993 |
72.003 |
||||||
16 |
Hollands Midden |
1 |
1 |
1 |
2 |
42.684 |
42.689 |
||||
17 |
Rotterd.-Rijnm. excl. G-Overfl. |
59 |
4 |
11 |
1 |
72.633 |
72.708 |
||||
18 |
Zuid-Holland Zuid |
25.776 |
4 |
170 |
3.130 |
29.080 |
|||||
20 |
Midden- en West-Brabant |
115 |
277 |
62.659 |
1.024 |
43 |
2 |
294 |
64.414 |
||
21 |
Brabant-Noord |
2 |
202 |
33.806 |
928 |
1.056 |
777 |
36.771 |
|||
22 |
Brabant-Zuidoost |
141 |
226 |
38.201 |
258 |
3 |
6 |
38.835 |
|||
23 |
Limburg Noord |
359 |
400 |
28.666 |
257 |
15 |
29.697 |
||||
24 |
Zuid Limburg |
1 |
190 |
33.115 |
18 |
33.324 |
|||||
25 |
Flevoland |
20.842 |
588 |
21.430 |
|||||||
35 |
Goeree-Overflakkee |
30 |
61 |
2 |
2.321 |
2.414 |
|||||
36 |
Schouwen-Duiveland |
2.323 |
7 |
2.330 |
|||||||
37 |
Tholen |
988 |
164 |
0 |
1.152 |
||||||
38 |
Walcheren en Bevelanden |
12.745 |
993 |
25 |
13.763 |
||||||
39 |
Zeeuws-Vlaanderen |
1 |
6.464 |
0 |
6.465 |
||||||
Overige regio’s |
34.211 |
34.211 |
|||||||||
Totaal |
26.073 |
22.870 |
64.348 |
35.529 |
39.580 |
30.284 |
33.376 |
21.162 |
684.913 |
958.135 |
Referentiekader spreiding en beschikbaarheid ambulancezorg 2017
Bilthoven : 24 april 2018
Onderwerp: Erratum bij briefrapport 2017-0109
In het RIVM Briefrapport 2017-0109 getiteld Referentiekader spreiding en beschikbaarheid ambulancezorg 2017 is helaas een fout opgetreden. Het is gebleken dat na invoering van de nieuwe versie van het rijtijdenmodel voor de spoedeisende ambulancezorg in 2016, de dekking van de regio Zuid-Holland Zuid lager dan 97% was. Eén van de uitgangspunten van het referentiekader is dat elke regio zoveel standplaatsen heeft dat minsten 97% van de inwoners van de regio binnen 12 minuten rijtijd per ambulance kan worden bereikt. Het rijtijdenmodel van 2016 is voor een aantal trajecten in de regio Zuid-Holland Zuid langzamer dan het model gebruikt voor de doorrekening van 2013. In andere regio’s is het verschil minder groot.
Om de dekking van de regio Zuid-Holland Zuid weer te laten voldoen aan de uitgangspunten van het referentiekader is bepaald welke nieuwe standplaatslocatie het meest bijdraagt aan een verhoogde dekking van deze regio. Deze optimalisatie-methodiek is in 2004 en 2008 ook gehanteerd voor het verhogen van de dekking van het referentiekader. De nieuwe standplaats is geplaatst in Molenaarsgraaf, met vierpositie postcode 2973. Met deze extra standplaats neemt de dekking van de regio Zuid-Holland Zuid toe tot 99,5%. Het aantal standplaatsen van RAV Zuid-Holland Zuid in het referentiekader komt daarmee op 7.
Het referentiekader-2017 is opnieuw doorgerekend met de extra standplaats voor RAV Zuid-Holland Zuid. Het resultaat is dat de uitkomsten van het referentiekader, over alle dagsoorten en blokuren, met één ambulance wordt verhoogd. Na herziening is het aantal benodigde ambulances op werkdagen overdag in het referentiekader-2017 609. De invoering van het rijtijdenmodel-2016 heeft geen andere consequenties voor het referentiekader.
dr. Matthijs van den Berg
Hoofd Centrum Voeding, Preventie en Zorg
(1) Pagina 3 Publiekssamenvatting
In de eerste alinea, regel 2 en volgend, staat de volgende zin:
‘... Op werkdagen overdag zijn er 608 ambulances nodig, 10 meer dan uit de doorrekening over 2015 bleek. ... ’
De correcte tekst is:
‘... Op werkdagen overdag zijn er 609 ambulances nodig, 10 meer dan uit de doorrekening over 2015 bleek’
(2) Pagina 5 Synopsis
In de eerste alinea, regel twee en volgend, staat:
‘... On workdays 608 ambulances are needed during the day, 10 more than calculated for 2015. ...’
De correcte tekst is:
‘... On workdays 609 ambulances are needed during the day, 10 more than calculated for 2015. ...’
(3) Pagina 10 Samenvatting
In de tweede alinea, Referentiekader-2017, staat in de eerste, zevende en elfde regel:
‘Op werkdagen overdag (8-16 uur) zijn 608 ambulances nodig. ... Omgerekend naar het aantal benodigde diensten betekent dit dat volgens het referentiekader-2017 er 8.803 diensten ambulancezorg nodig zijn. ... Het aantal van 8.803 diensten is 1,6% meer dan in het referentiekader-2016 was berekend over het productiejaar 2015.’
De correcte tekst is:
‘Op werkdagen overdag (8-16 uur) zijn 609 ambulances nodig. ... ... Omgerekend naar het aantal benodigde diensten betekent dit dat volgens het referentiekader-2017 er 8.824 diensten ambulancezorg nodig zijn. ... Het aantal van 8.824 diensten is 1,6% meer dan in het referentiekader-2016 was berekend over het productiejaar 2015.’
(4) Pagina 24
In de eerste alinea, onder de opsomming, staat in de tweede en derde regel de volgende zin:
‘... In Nederland zijn op werkdagen overdag 608 ambulances nodig. ...’
De correcte tekst is:
‘... In Nederland zijn op werkdagen overdag 609 ambulances nodig. ...’
(5) Pagina 24
In de tweede alinea, in de eerste en volgende regels staat de volgende tekst:
‘... In heel Nederland zijn per week 8.803 diensten nodig. Dat is 136 meer dan in het referentiekader-2016, een toename van 1,5%. ‘
De correcte tekst is:
‘... In heel Nederland zijn per week 8.824 diensten nodig. Dat is 136 meer dan in het referentiekader-2016, een toename van 1,6%. ‘
(6) Pagina 25 Tabel 3.1
De correcte eerste vijf rijen van deze tabellen zijn:
Werkdagen |
Zaterdagen |
Zondagen |
Diensten1 |
|||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
0–8 |
8–16 |
16–24 |
0–8 |
8–16 |
16–24 |
0–8 |
8–16 |
16–24 |
||
0. Referentiekader-2016 |
293 |
599 |
404 |
301 |
436 |
382 |
310 |
410 |
369 |
8.688 |
1. Dagen van het jaar aanpassen |
293 |
599 |
404 |
298 |
428 |
375 |
311 |
416 |
376 |
8.684 |
2. A-vervoer aanpassen |
295 |
605 |
406 |
302 |
442 |
384 |
314 |
415 |
377 |
8.764 |
3. B-vervoer aanpassen |
296 |
610 |
408 |
302 |
445 |
387 |
315 |
414 |
376 |
8.809 |
4. Gemiddelde ritduur aanpassen, Referentiekader-2017 (na herberekening met extra standplaats voor RAV Zuid-Holland Zuid) |
297 |
609 |
410 |
304 |
443 |
389 |
316 |
416 |
376 |
8.824 |
(7) Pagina 26 Tabel 3.2
De 19e regel van deze tabel geeft de resultaten voor de regio Zuid-Holland Zuid en de 37e regel geeft de resultaten voor Nederland als geheel. De correcte cijfers voor deze regels zijn:
Zuid-Holland Zuid |
10 |
18 |
13 |
10 |
14 |
12 |
10 |
13 |
12 |
Totaal |
297 |
609 |
410 |
304 |
443 |
389 |
316 |
416 |
376 |
(8) Pagina 28 Tabel 3.4
De 19e regel van deze tabel geeft de resultaten voor de regio Zuid-Holland Zuid en de 37e regel geeft de resultaten voor Nederland als geheel. De correcte cijfers voor deze regels zijn:
Zuid-Holland Zuid |
276 |
276 |
0 |
0 |
8.824 |
8.688 |
136 |
1,6 |
(9) Pagina 29 Conclusies
In de derde alinea, in de eerste en vijftiende regel, staat:
‘ Deze productiestijging in de Nederlandse ambulancezorg leidt er toe dat
er op werkdagen overdag 608 ambulances nodig zijn. ... Volgens het referentiekader-2017 zijn er 8.803 diensten nodig. ...’
De correcte tekst is:
‘Deze productiestijging in de Nederlandse ambulancezorg leidt er toe dat er op werkdagen overdag 609 ambulances nodig zijn. ... Volgens het referentiekader-2017 zijn er 8.824 diensten nodig. ...’
(10) Pagina 36 Bijlage 2 Spreiding referentiekader 2017 Tabel B2.1
In deze tabel wordt bij de gegevens van RAV Zuid-Holland Zuid en bij het landelijke totaal een standplaats toegevoegd:
18 |
Zuid-Holland Zuid |
7 |
Totaal |
207 |
(11) Pagina 39 Bijlage 2 Spreiding referentiekader 2017 Tabel B2.2
In deze tabel wordt bij de gegevens van RAV Zuid-Holland Zuid een standplaats toegevoegd. De gegevens voor deze RAV zijn als volgt:
18 |
Zuid-Holland Zuid |
2957 |
Nieuw-Lekkerland |
2973 |
Molenaarsgraaf |
||
3286 |
Klaaswaal |
||
3311 |
Dordrecht |
||
3331 |
Zwijndrecht |
||
4204 |
Gorinchem |
||
4231 |
Meerkerk |
Deze wijziging van de Regeling verslaggeving WTZi en de Regeling Tijdelijke wet ambulancezorg houdt verband met de wijziging van het Uitvoeringsbesluit WTZi ter zake van de regeling voor transparantie van jaarstukken en het hebben van een toezichthoudend orgaan voor Regionale Ambulancevoorzieningen (Stb. 2018, 85).Tevens wordt een correctie doorgevoerd in het Referentiekader spreiding en beschikbaarheid ambulancezorg 2017.
Met de wijziging van het Uitvoeringsbesluit WTZi (artikel I) zijn de artikelen 15 en 16 van de WTZi ook van toepassing op Regionale Ambulancevoorzieningen. Als gevolg hiervan worden met deze wijziging van de Regeling verslaggeving WTZi in artikel 2a eisen gesteld aan de Regionale Ambulancevoorzieningen ter zake van de jaarverslaggeving en jaarstukken. Tevens wordt met de in deze regeling opgenomen wijziging van de Regeling Tijdelijke wet ambulancezorg (artikel II, onderdeel B) de verplichting geschrapt om de jaarrekeningen aan het ministerie te leveren (zoals ook aangegeven in de nota van toelichting bij bovengenoemde wijziging van het Uitvoeringsbesluit WTZi).
Voor Regionale Ambulancevoorzieningen is een apart artikel (2a) opgenomen in de Regeling verslaggeving WTZi, waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen Regionale Ambulancevoorzieningen met private rechtspersoonlijkheid en met publieke rechtspersoonlijkheid.
Voor Regionale Ambulancevoorzieningen met private rechtspersoonlijkheid is in het eerste lid van artikel 2a een aantal relevante artikelen van toepassing verklaard, opdat voor deze instelling zoveel als mogelijk een gelijke regeling geldt voor transparantie van jaarverslaggeving als voor andere private zorginstellingen. De onderdelen e, f en g van artikel 3 gelden niet omdat aanbieders van Regionale Ambulancevoorzieningen met private rechtspersoonlijkheid een accountantsverklaring (de zogenoemde controleverklaring) bij het CIBG moeten deponeren. Voor de goede orde wordt opgemerkt dat het niet verplicht is een goedkeurende accountantsverklaring te deponeren. Dat betekent dat ook een accountantsverklaring met beperking, oordeelonthouding of afkeurende accountantsverklaring bij het CIBG moeten worden gedeponeerd. Daarnaast mogen Regionale Ambulancevoorzieningen met private rechtspersoonlijkheid zich niet vereenvoudigd verantwoorden. Omdat aanbieders van ambulancezorg het alleenrecht hebben in hun regio en zorgverzekeraars, andere zorgaanbieders en patiënten in dezen geen keuzevrijheid hebben, is het extra van belang dat hun jaarrekeningen uitgebreid en inzichtelijk zijn voor een ieder. De artikelen 4 en 7 zijn naar hun aard niet van belang voor Regionale Ambulancevoorzieningen. Het deponeren van een geconsolideerde jaarrekening van het hoofd van een groep waarvan de Regionale Ambulancevoorziening deel uit maakt, is niet toegestaan. De jaarrekening dient van de Regionale Ambulancevoorziening zelf te zijn. Artikel 8a geldt niet omdat geen gebruik hoeft te worden gemaakt van het jaardocument. Dit is omdat vooralsnog uitsluitend een jaarrekening bij het CIBG behoeft te worden gedeponeerd. Artikel 9, eerste lid, onderdeel b, is in dat verband tevens uitgezonderd. Voor alle duidelijkheid wordt nog vermeld dat, in lijn met wat voor overige zorginstellingen geldt, het bestuursverslag, in de zin van artikel 391 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, voor de Regionale Ambulancevoorzieningen met private rechtspersoonlijkheid ook geen verplichting zal vormen op grond van de Regeling verslaglegging WTZi.
Voor de tweede groep, de Regionale Ambulancevoorzieningen met publieke rechtspersoonlijkheid, geldt in de Regeling verslaggeving WTZi enkel de verplichting, bedoeld in het tweede lid van artikel 2a. Aangaande de verplichtingen op het terrein van verslaggeving en verantwoording wordt verder niets gewijzigd. Daarvoor geldt immers het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten. De verplichting van artikel 2a, tweede lid, vereist dat de jaarstukken ter openbaarmaking vóór 1 juni van het jaar volgend op het verslagjaar worden ingediend bij het CIBG. Deze bepaling komt overeen met artikel 9 zoals die voor Regionale Ambulancevoorzieningen met private rechtspersoonlijkheid geldt. Het tweede lid van artikel 9 is verder van overeenkomstige toepassing verklaard voor Regionale Ambulancevoorzieningen met publieke rechtspersoonlijkheid.
Voor beide groepen geldt dat voor verslagjaar 2017, gelet op de inwerkingtreding van deze regeling, is voorzien in een afwijkende datum waarop de stukken bij het CIBG moeten zijn ingediend, namelijk vóór 1 augustus 2018 ingediend. Dit is geregeld in artikel 2a, eerste lid, tweede volzin, en tweede lid, derde volzin.
De wijziging van de Regeling verslaggeving WTZi ter zake van artikel 1, onderdeel a, is van technische aard. Daarmee wordt een foutieve verwijzing hersteld (gelet op het bepaalde in artikel 2.1, vijfde lid, van het Uitvoeringsbesluit WTZi).
Omdat hoofdstuk 655 van de richtlijnen, bedoeld in artikel 3, onderdeel a, nog niet geschikt is voor ambulancevoorzieningen, is in het tweede lid van artikel III voorzien in inwerkingtreding van artikel 3, onderdeel a, voor Regionale Ambulancevoorzieningen met ingang van verslagjaar 2018.
Deze wijziging van de Regeling Tijdelijke wet ambulancezorg bevat een correctie van het referentiekader spreiding en beschikbaarheid ambulancezorg (hierna: het referentiekader), bedoeld in artikel 2 van de Regeling Tijdelijke wet ambulancezorg en opgenomen in Bijlage 1 bij de Regeling Tijdelijke wet ambulancezorg.
Het referentiekader is opgesteld door het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) en berekent de benodigde spreiding en capaciteit van ambulances over het land om te kunnen voldoen aan de bereikbaarheidsnormen voor de ambulancezorg.
Het referentiekader is in 2017 in opdracht van het ministerie van Volksgezondheid. Welzijn en Sport (VWS) geactualiseerd op basis van ritgegevens over het productiejaar 2016. Het RIVM heeft het ministerie van VWS op 8 mei 2018 op de hoogte gesteld dat bij deze actualisatie van het referentiekader de dekkingsgraad van de verschillende Regionale Ambulance Voorzieningen (RAV’en) niet is doorgerekend. Dit heeft gevolgen voor de RAV Zuid Holland Zuid. Naar nu blijkt is in het referentiekaders de dekking voor RAV Zuid Holland Zuid onder de norm voor de dekkingsgraad gezakt. Het uitgangspunt van het referentiekader is dat elke regio minstens 97% dekking heeft, uitgaande van 12 minuten rijtijd en het spreidingsplan van het referentiekader. Het RIVM heeft het referentiekader-2017 opnieuw doorgerekend. Gevolg is dat de RAV Zuid Holland Zuid in het model een extra standplaats krijgt toebedeeld.
Omwille van de leesbaarheid van het gecorrigeerde referentiekader spreiding en beschikbaarheid ambulancezorg is met deze regeling de gehele bijlage 1 bij de Regeling Tijdelijke wet ambulancezorg vervangen. De correctie gaat met terugwerkende kracht gelden vanaf 27 januari 2018 (de datum waarop de vorige wijziging van het referentiekader spreiding en beschikbaarheid ambulancezorg in werking is getreden).
De Minister voor Medische Zorg, B.J. Bruins
Een rapid responder, ook wel ‘solo-ambulance’ genoemd, is een ambulanceverpleegkundige die zelfstandig een inzet verzorgt, al dan niet in afwachting van een ambulance of andere zorgverlener. Een rapid responder kan zorg verlenen op ALS-niveau (Advanced Life Support), maar heeft geen mogelijkheid tot vervoer van de patiënt. Het voertuig van de rapid responder is een fiets, motor of een auto (zonder de mogelijkheid tot ‘liggend’ vervoer).
In de ‘eilandbenadering’ van het referentiekader worden de Waddeneilanden, Goeree-Overflakkee en de Zeeuwse (schier-)eilanden als aparte regio’s beschouwd, de benodigde capaciteit wordt voor deze ‘eilanden’ apart berekend.
Voorwaardescheppende inzetten zijn inzetten die worden gedaan in het kader van Dynamisch ambulance management om de paraatheid/dekking in een gebied te verbeteren. Een ambulance wordt dan verplaatst naar een strategische locatie zonder een opdracht voor hulpverlening.
Een rapid responder, ook wel ‘solo-ambulance’ genoemd, is een ambulanceverpleegkundige die zelfstandig een inzet verzorgt, al dan niet in afwachting van een ambulance of andere zorgverlener. Een rapid responder kan zorg verlenen op ALS-niveau (Advanced Life Support), maar heeft geen mogelijkheid tot vervoer van de patiënt. Het voertuig van de rapid responder is een fiets, motor of een auto (zonder de mogelijkheid tot ‘liggend’ vervoer).
In de ‘eilandbenadering’ van het referentiekader worden de Waddeneilanden, Goeree-Overflakkee en de Zeeuwse (schier-)eilanden als aparte regio’s beschouwd, de benodigde capaciteit wordt voor deze ‘eilanden’ apart berekend.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2018-32252.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.