Besluit van de Minister van Financiën en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, nr. 2018-92338 van 30 mei 2018 houdende een individuele uitzondering op het wettelijk bezoldigingsmaximum op grond van artikel 2.4 van de Wet normering topinkomens betreffende de Stichting Autoriteit Financiële Markten en mevrouw ir. M.W.L. Van Vroonhoven MBA

De Minister van Financiën en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

Handelend in overeenstemming met het gevoelen van de ministerraad;

Gelet op artikel 2.4, eerste lid, van de Wet normering topinkomens;

BESLUITEN:

Artikel 1

Dit besluit vervangt per 1 april 2018 het besluit van de Minister van Financiën en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 10 juli 2015, waarvan mededeling is gedaan in de Staatscourant van 1 september 2015 (Stcrt 2015, 27396).

Artikel 2

  • 1. De Stichting Autoriteit Financiële Markten en mevrouw ir. M.W.L. van Vroonhoven MBA hebben toestemming om, in afwijking van artikel 2.3, eerste lid, van de Wet normering topinkomens, voor de vervulling van de functie van voorzitter van het bestuur, van de Stichting Autoriteit Financiële Markten een bezoldiging overeen te komen overeenkomstig dit artikel.

  • 2. Met ingang van 1 april 2018 (startdatum tweede termijn) geldt dat mevrouw ir. M.W.L. van Vroonhoven MBA een bezoldiging ontvangt van ten hoogste € 241.300,– ofwel 129% van het bezoldigingsmaximum bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, van de Wet normering topinkomens.

  • 3. Met ingang van 1 januari 2019 wordt de bezoldiging van mevrouw ir. M.W.L. van Vroonhoven MBA in drie jaar teruggebracht naar ten hoogste 124% van het dan geldende bezoldigingsmaximum bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, van de Wet normering topinkomens. De afbouw wordt in jaarlijkse stappen gerealiseerd, op de in het vierde lid beschreven wijze.

  • 4. Met ingang van 1 januari 2019 bedraagt de bezoldiging ten hoogste 128% van het dan geldende bezoldigingsmaximum bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, van de Wet normering topinkomens. Met ingang van 1 januari 2020 bedraagt de bezoldiging ten hoogste 127% van het dan geldende bezoldigingsmaximum bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, van de Wet normering topinkomens. Met ingang van 1 januari 2021 bedraagt de bezoldiging ten hoogste 126% van het dan geldende bezoldigingsmaximum bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, van de Wet normering topinkomens. Met ingang van 1 januari 2022 en verder bedraagt de bezoldiging ten hoogste 124% van het ten aanzien van het desbetreffende jaar geldende bezoldigingsmaximum bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, van de Wet normering topinkomens.

Artikel 3

Dit besluit vervalt met ingang van de dag waarop mevrouw ir. M.W.L van Vroonhoven MBA niet langer de functie, genoemd in het eerste lid van artikel 2, vervult.

DE MINISTER VAN FINANCIËN, W.B. Hoekstra

DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES, K.H. Ollongren

Deze brief is een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht. Op grond van die wet kunt u tegen dit besluit binnen zes weken na de dag waarop dit besluit is bekendgemaakt een bezwaarschrift indienen. Het bezwaarschrift moet worden gericht aan de minister van Financiën, ter attentie van de directie Bestuurlijke en Juridische Zaken, Postbus 20201, 2500 EE Den Haag. Het bezwaarschrift dient te worden ondertekend en dient ten minste het volgende te bevatten:

  • a. naam en adres van de indiener;

  • b. de dagtekening;

  • c. een omschrijving van het besluit waartegen het bezwaar zich richt;

  • d. een opgave van de redenen waarom u zich met het besluit niet kunt verenigen.

MEDEDELING STAATSCOURANT

Bezoldiging voorzitter van bestuur Stichting Autoriteit Financiële Markten

Op basis van artikel 2.4, tweede lid, van de Wet normering topinkomens (WNT) is bij gezamenlijk besluit van 30 mei 2018 de ministers van Financiën en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, in overeenstemming met het gevoelen van de ministerraad, besloten om het individuele uitzonderingsbesluit van 10 juli 2015, op de WNT (Stcrt. 2015, 27396) te vervangen door onderhavig besluit. Met het nieuwe uitzonderingsbesluit wordt het uitzonderingsbesluit van 10 juli 2015 op een onderdeel gecorrigeerd.

De minister van Financiën en de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties hebben in overeenstemming met het gevoelen van de ministerraad besloten dat partijen een bezoldiging overeen mogen komen die hoger is dan de maximale bezoldiging, bedoeld in artikel 2.3 eerste lid WNT. De bezoldiging van mevrouw ir. M.W.L. van Vroonhoven MBA mag bij besluit van 30 mei 2018, op basis van artikel 2.4, tweede lid WNT per 1 april 2018 worden vastgesteld op ten hoogste € 241.300,– ofwel 129% van het bezoldigingsmaximum bedoeld in artikel 2.3, eerste lid WNT. Met ingang van 1 januari 2019 wordt de bezoldiging in drie jaar teruggebracht zodat deze met ingang van 1 januari 2022 en verder ten hoogste 124% van het dan geldende bezoldigingsmaximum bedoeld in artikel 2.3, eerste lid WNT bedraagt.

TOELICHTING

De Stichting Autoriteit Financiële Markten (AFM) valt onder de Wet Normering topinkomens (WNT). Topfunctionarissen bij de AFM zijn dan ook onderworpen aan het WNT-bezoldigingsmaximum. Op grond van artikel 2.4 WNT kan op individuele basis worden besloten dat partijen een hogere bezoldiging mogen overeenkomen dan het individuele WNT-bezoldigingsmaximum.

De AFM oefent het gedragstoezicht uit op financiële markten en beslist omtrent de toelating van financiële ondernemingen tot die markten. Daarmee vervult de AFM een belangrijke publieke taak als toezichthouder. Voor de goede taakuitoefening worden dan ook aan de leden van haar bestuur bijzondere eisen gesteld. Overeenkomstig artikel 1:26, vierde lid, van de Wet op het financieel toezicht stelt de raad van toezicht van de AFM een functieprofiel op ten behoeve van betreffende vacatures in het bestuur van de AFM. De functieprofielen dienen te passen in de profielschets van het bestuur als geheel, zijn mede gebaseerd op de uitdagingen van de AFM voor de komende periode en bevatten onder andere de benodigde deskundigheid, ervaring en vaardigheden waarnaar gezocht wordt. Zo is onder meer specialistische kennis van en/of ervaring met de financiële markten vereist voor de leden van het bestuur, waardoor voor de werving onvermijdelijk is dat wordt geconcurreerd met de markt en andere toezichthouders. Als gevolg hiervan en gezien de unieke set van relevante kennis en ervaring van Mevrouw ir. M.W.L. van Vroonhoven MBA, zoals hieronder kort zal worden geschetst, is het gelet op de bijzondere omstandigheden van dit geval noodzakelijk geacht een uitzondering op basis van 2.4, tweede lid, van de WNT toe te staan.

Mevrouw ir. M.W.L. van Vroonhoven MBA beschikt over een zodanig unieke combinatie van leidinggevende ervaring bij zowel private ondernemingen in de financiële sector als binnen de (semi-)publieke sector dat in 2015 is besloten om een individuele uitzondering te maken op het WNT-bezoldigingsmaximum (Stcrt 2015, 27396). In het besluit van 10 juli 2015 was vastgesteld dat de bezoldiging van mevrouw ir. M.W.L. van Vroonhoven MBA wordt afgebouwd naar € 220.000,– in 2022 (dit was 124% van het destijds op grond van artikel 2.3, eerste lid WNT geldende bezoldigingsmaximum). De redenen die aanleiding vormen voor het besluit uit 2015 gelden nog onverkort. Echter het besluit van 10 juli 2015 voorzag abusievelijk niet in de mogelijkheid om na 1 januari 2019 de bezoldiging jaarlijks te indexeren. Hierdoor bouwt de bezoldiging van mevrouw ir. M.W.L. van Vroonhoven MBA in reële zin harder af dan bij het besluit van 2015 was beoogd. Om recht te doen aan het doel van het oorspronkelijke individuele uitzonderingsbesluit uit 2015 wordt het besluit van 10 juli 2015 vervangen door het onderhavige besluit.

Naar boven