Volmacht- en machtigingsbesluit Inkoop Rechtspraak 2018

De besturen van de rechtbanken, de gerechtshoven, het College van Beroep voor het bedrijfsleven en de Centrale Raad van Beroep, en

de Raad voor de rechtspraak,

gelet op artikel 23, 35a, 91 en 104a van de Wet op de rechterlijke organisatie (Wet RO),

overwegende

In de Wet RO zijn de bevoegdheden van de gerechtsbesturen en de Raad ter zake van de bedrijfsvoering van de organisaties waaraan zij leiding geven als volgt geregeld:

In artikel 23, eerste lid, is bepaald dat het gerechtsbestuur is belast met de algemene leiding, de organisatie en de bedrijfsvoering van het gerecht. In datzelfde artikel is bepaald dat het bestuur in het bijzonder zorgdraagt voor

  • a. automatisering en bestuurlijke informatievoorziening;

  • b. de voorbereiding, vaststelling en uitvoering van de begroting;

  • c. huisvesting en beveiliging;

  • d. de kwaliteit van de bestuurlijke en organisatorische werkwijze van het gerecht, daaronder begrepen de externe gerichtheid;

  • e. personeelsaangelegenheden;

  • f. overige materiële voorzieningen.

In artikel 35a is bepaald dat, i1. n afwijking artikel 4.6, eerste lid, van de Comptabiliteitswet 2016, het gerechtsbestuur namens de Staat privaatrechtelijke rechtshandelingen mag verrichten voor zover die voortvloeien uit het door hem beheerde deel van de begroting van het Ministerie van Veiligheid en Justitie, tenzij bij of krachtens de wet is bepaald dat een andere Minister dan Onze Minister de rechtshandeling verricht. Artikel 10:12 van de Algemene wet bestuursrecht en 4.12, eerste en vierde lid, van de Comptabiliteitswet 2016 zijn van overeenkomstige toepassing. De bevoegdheid van een gerechtsbestuur om volmacht te verlenen vloeit voort uit de toepasselijkheid van genoemd artikel 10:12 van de Algemene wet bestuursrecht.

In artikel 91 eerste lid, is bepaald dat de Raad is belast met de ondersteuning van de bedrijfsvoering bij de gerechten en het toezicht daarop en op de uitvoering van de begroting door de gerechten. In het tweede lid is bepaald dat de zorg van de Raad, ter uitvoering van deze taak, in het bijzonder is gericht op

  • a. automatisering en bestuurlijke informatievoorziening;

  • b. huisvesting en beveiliging;

  • c. de kwaliteit van de bestuurlijke en organisatorische werkwijze van de gerechten;

  • d. personeelsaangelegenheden;

  • e. overige materiële voorzieningen.

In artikel 104a is bepaald dat

  • in afwijking van artikel 4.6, eerste lid, van de Comptabiliteitswet 2016 de Raad namens de Staat privaatrechtelijke rechtshandelingen mag verrichten voor zover die voortvloeien uit het door hem beheerde deel van de begroting van het Ministerie van Veiligheid en Justitie, tenzij bij of krachtens de wet is bepaald dat een andere Minister dan Onze Minister de rechtshandeling verricht. Artikel 10:12 van de Algemene wet bestuursrecht en 4.12, eerste en vierde lid, van de Comptabiliteitswet 2016 zijn van overeenkomstige toepassing. De bevoegdheid van de Raad om volmacht te verlenen vloeit voort uit de toepasselijkheid van genoemd artikel 10:12 van de Algemene wet bestuursrecht.

De Raad heeft bij besluit van 31 januari 2012 het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak (LDCR) ingesteld (Stcrt 2012, 2223). In dit Instellings- en mandaatbesluit heeft de Raad neergelegd dat het LDCR tot taak heeft het voor de Rechtspraak uitvoeren van bedrijfsvoeringsprocessen. Tot deze taak behoort onder meer het verzorgen van de inkoop van goederen en diensten voor de tot de Rechtspraak behorende organisaties: de gerechten, de Raad en de diensten ressorterend onder de Raad.

De governance van het LDCR is geregeld in het Governancestatuut Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak, waarin onder meer een Raad van Opdrachtgevers en een Gebruikersraad zijn ingesteld; dit volmacht- en machtigingsbesluit beoogt niet daarin, noch in de vigerende governance van de inkoop, wijziging te brengen.

Voor het kunnen vervullen van de inkooptaak door het LDCR is het nodig dat de gerechten en de Raad, gelet op hun bevoegdheden neergelegd in de voornoemde artikelen Wet RO en de Comptabiliteitswet 2001 volmacht en machtiging verlenen aan de directeur van het LDCR.

stellen de navolgende regeling vast:

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. gerechtsbesturen:

de besturen van de rechtbanken, de gerechtshoven, de Centrale Raad van Beroep en het College van Beroep Bedrijfsleven;

b. de Raad:

de Raad voor de rechtspraak;

c. de directeur:

de directeur van het LDCR.

Artikel 2

  • 1. De gerechtsbesturen en de Raad geven de directeur de bevoegdheid om namens hen de feitelijke handelingen en rechtshandelingen, waaronder het sluiten van overeenkomsten, te verrichten die nodig zijn voor de inkoop voor hun organisatie.

  • 2. Onder de inkoop wordt verstaan: de inkoop van goederen en diensten, alsmede het doen van (Europese) aanbestedingen, het contract- en leveranciersmanagement en het contractbeheer, zoals neergelegd in de Dienstencatalogus van het LDCR.

Artikel 3

De gerechtsbesturen en de Raad geven de directeur de bevoegdheid om in het kader van een Europese aanbesteding nadere volmacht te verlenen aan een orgaan dat deze Europese aanbesteding voor het Rijk uitvoert.

Artikel 4

  • 1. Bij het uitoefenen van de in artikel 2 en 3 genoemde bevoegdheden neemt de directeur de besluitvormings- en adviesprocedures, zoals deze bij of krachtens het Instellings- en mandaatbesluit LDCR of het Governancestatuut LDCR zijn bepaald, in acht.

  • 2. Voordat de directeur in het kader van deze volmacht een overeenkomst sluit die een bedrag van € 500.000 te boven gaat, of een nadere volmacht verleent, informeert de directeur de directeur van het bureau van de Raad.

Artikel 5

Het LDCR doet periodiek verslag over de uitoefening van de in dit besluit gegeven bevoegdheden via het Jaarverslag van het LDCR.

Artikel 6

Dit besluit wordt aangehaald als: Volmacht- en machtigingsbesluit Inkoop Rechtspraak 2018 en treedt in werking op tweede dag na de publicatie ervan in de Staatscourant en heeft terugwerkende kracht tot 1 januari 2018.

Den Haag, 9 april 2018

Het bestuur van het Gerechtshof Amsterdam, te dezen vertegenwoordigd door zijn president, H.Th. van der Meer

Het bestuur van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, te dezen vertegenwoordigd door zijn president, A.R. van der Winkel

Het bestuur van het Gerechtshof Den Haag, te dezen vertegenwoordigd door zijn president, A. de Lange

Het bestuur van het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch, te dezen vertegenwoordigd door zijn president, R.C.A.M. Philippart

Het bestuur van de Rechtbank Amsterdam, te dezen vertegenwoordigd door zijn president, H.C. Naves

Het bestuur van de Rechtbank Den Haag, te dezen vertegenwoordigd door zijn president, M.A. van de Laarschot

Het bestuur van de Rechtbank Gelderland, te dezen vertegenwoordigd door zijn president, M.J. Blaisse

Het bestuur van de Rechtbank Limburg, te dezen vertegenwoordigd door zijn president, P.W.E.C. Pulles

Het bestuur van de Rechtbank Midden-Nederland, te dezen vertegenwoordigd door zijn president, J. Mendlik

Het bestuur van de Rechtbank Noord-Holland, te dezen vertegenwoordigd door zijn president, E. de Greeve

Het bestuur van de Rechtbank Noord-Nederland, te dezen vertegenwoordigd door zijn president, M.C.C. van de Schepop

Het bestuur van de Rechtbank Oost-Brabant, te dezen vertegenwoordigd door zijn president, C.M. Wiertz-Wezenbeek

Het bestuur van de Rechtbank Overijssel, te dezen vertegenwoordigd door zijn president, H.J.H. van Meegen

Het bestuur van de Rechtbank Rotterdam, te dezen vertegenwoordigd door zijn president, R.G. de Lange-Tegelaar

Het bestuur van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, te dezen vertegenwoordigd door zijn president, M.W. Koek

Het bestuur van de Centrale Raad van Beroep, te dezen vertegenwoordigd door zijn president, T. Avedissian

Het bestuur van het College van Beroep voor het bedrijfsleven, te dezen vertegenwoordigd door zijn president, T.G.M. Simons

De Raad voor de rechtspraak, te dezen vertegenwoordigd door zijn voorzitter, F.C. Bakker

Utrecht, 25 mei 2018

Voor akkoord, L. van der Sloot-van der Zwaard Directeur LDCR

TOELICHTING

De gerechtsbesturen en de Raad zijn zoals in de overwegingen bij dit besluit is aangegeven, bevoegd tot het sluiten van overeenkomsten voor de inkoop van producten en diensten voor hun eigen organisatie.

Met dit Volmachts- en machtigingsbesluit (voortaan: Volmachtsbesluit) wordt een sluitende juridische basis gecreëerd voor de staande praktijk, waarin het LDCR en het bureau van de Raad inkooptaken namens de gerechten en de Raad (en daarmee tevens de diensten) uitoefenen.

Het Volmachtbesluit bevat geen bepalingen betreffende het traject dat voorafgaat aan de totstandkoming van een overeenkomst. Daarvoor gelden de vigerende afspraken met betrekking tot de governance van het LDCR en de governance betreffende de inkoop, opgenomen in het governancestatuut LDCR en in de afspraken betreffende de Inkoopboard.

Voor het geval de Rechtspraak zal deelnemen aan een Europese aanbesteding die door een onderdeel van het Rijk wordt uitgevoerd (“category management”), opent artikel 3 de mogelijkheid om daartoe nadere volmacht te verlenen aan dat onderdeel om namens de gerechtsbesturen en de Raad gezamenlijk de rechtshandelingen te verrichten teneinde de Europese aanbesteding ook namens hen uit te kunnen voeren.

Naar boven