Besluit van 14 mei 2018, nr. 2018000844 tot aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening in de gemeente Emmen krachtens artikel 78 van de onteigeningswet (onteigeningsplan Verdubbeling N34 Emmen)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Ingevolge de artikelen 77 en 78 van de onteigeningswet kan worden onteigend voor de uitvoering van een bestemmingsplan.

Het verzoek tot aanwijzing ter onteigening

Provinciale staten van Drenthe (hierna verzoeker) hebben Ons bij besluit van 19 april 2017, nummer 2017-775, verzocht om ten name van de Provincie Drenthe over te gaan tot het aanwijzen ter onteigening van de onroerende zaken in de gemeente Emmen, begrepen in het onteigeningsplan Verdubbeling N34 Emmen. De onroerende zaken zijn nodig voor de uitvoering van het bestemmingsplan Buitengebied, verbreding N34 van de gemeente Emmen.

Gedeputeerde staten van Drenthe hebben bij brief van 3 mei 2017, kenmerk 201600033-00693757, het verzoek aan Ons ter besluitvorming voorgedragen.

Bij brief van 31 augustus 2017, kenmerk 201600033-00713379, hebben gedeputeerde staten van Drenthe Ons te kennen gegeven wegens de voortgang van de minnelijke verwerving niet langer prijs te stellen op voortzetting van de onteigeningsprocedure voor de onroerende zaken met de grondplannummers 2, 7, 10, 12, 13, 19, 21, 24 en 30. Omdat de noodzaak van onteigening voor deze grondplannummers hiermee is komen te vervallen, zullen Wij deze niet ter onteigening aanwijzen. In de bij dit besluit behorende lijst van te onteigenen onroerende zaken is hiermee rekening gehouden.

Gedeputeerde staten van Drenthe hebben bij brief van 11 september 2017, kenmerk 201600033-00714484, de onteigeningsstukken aangevuld en bij brief van 28 september 2017, zonder kenmerk, heeft de adviseur van de provincie de onteigeningsstukken verder aangevuld.

Bij brief van 25 oktober 2017, kenmerk 201600033- 00722012, hebben gedeputeerde staten van Drenthe Ons te kennen gegeven wegens de voortgang van de minnelijke verwerving niet langer prijs te stellen op voortzetting van de onteigeningsprocedure voor de onroerende zaken met de grondplannummers 4, 15, 16,17, 23, 25, 26, 27 en 28. Omdat de noodzaak van onteigening voor deze grondplannummers hiermee is komen te vervallen, zullen Wij deze niet ter onteigening aanwijzen. In de bij dit besluit behorende lijst van te onteigenen onroerende zaken is hiermee rekening gehouden.

Bij brief van 8 maart 2018, kenmerk 201600033-00744899, hebben gedeputeerde staten van Drenthe Ons te kennen gegeven wegens de voortgang van de minnelijke verwerving niet langer prijs te stellen op voortzetting van de onteigeningsprocedure voor de onroerende zaak met de grondplannummer 29. Omdat de noodzaak van onteigening voor dit grondplannummer hiermee is komen te vervallen, zullen Wij deze niet ter onteigening aanwijzen. In de bij dit besluit behorende lijst van te onteigenen onroerende zaken is hiermee rekening gehouden.

Planologische grondslag

De onroerende zaken die in het onteigeningsplan zijn begrepen, zijn gelegen in het bestemmingsplan Buitengebied, verbreding N34, verder te noemen: het bestemmingsplan. Het bestemmingsplan is op 29 september 2016 vastgesteld door de raad van de gemeente Emmen en is inmiddels onherroepelijk.

Aan de onroerende zaken is de bestemming Verkeer – Auto(snel)weg en zijn de dubbelbestemmingen Leiding – Hoogspanningsverbinding, Leiding – Gas, en Waarde – Archeologie 4 toegekend.

Toepassing uniforme openbare voorbereidingsprocedure

Overeenkomstig artikel 78, tweede lid, van de onteigeningswet en artikel 3:11, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) hebben het ontwerp koninklijk besluit en de in artikel 79 van de onteigeningswet bedoelde stukken vanaf 8 december 2017 tot en met 18 januari 2018 in de gemeente Emmen en bij Rijkswaterstaat Corporate Dienst te Utrecht ter inzage gelegen.

Overeenkomstig artikel 3:12 van de Awb heeft de burgemeester van Emmen van het ontwerp koninklijk besluit en van de terinzagelegging van de onteigeningsstukken op 30 november 2017 openbaar kennis gegeven in Emmen.nu. De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (Onze Minister) heeft van het ontwerp koninklijk besluit en van de terinzagelegging van de onteigeningsstukken openbaar kennis gegeven in de Staatscourant van 5 december 2017, nr. 67863.

Verder heeft Onze Minister het ontwerp koninklijk besluit overeenkomstig artikel 3:13 van de Awb, voorafgaand aan de terinzagelegging toegezonden aan belanghebbenden, waaronder de verzoeker. Daarbij zijn de belanghebbenden gewezen op de mogelijkheid om schriftelijk of mondeling zienswijzen over het ontwerpbesluit naar voren te brengen en op de mogelijkheid over de zienswijzen te worden gehoord.

Overwegingen

Noodzaak en urgentie

Het bestemmingsplan voorziet in de verdubbeling van de provinciale weg N34 in Emmen. Het project omvat twee trajecten van de N34 van in totaal circa 9 kilometer lang, gelegen in Emmen en in Coevorden. Deze onteigening betreft het traject van de N34 na de aansluiting met de N391 (Rondweg Emmen) tot de aansluiting met de N381 (Frieslandroute). Dit traject heeft een lengte van circa 3,6 kilometer. Voor het andere traject (Coevorden-Noord tot aan het klaverblad Holsloot) heeft verzoeker een afzonderlijk verzoek tot onteigening ingediend.

Door de verdubbeling van de N34 verbetert de verkeersveiligheid en de bereikbaarheid van Emmen en Coevorden, het onderliggende wegennet wordt ontzien en de doorstroming van het verkeer wordt bevorderd. De bestaande weg met twee (2x1) rijstroken wordt omgebouwd naar een weg met vier (2x2) rijstroken. De aansluiting met de N381 (Frieslandroute) wordt hierop aangepast en de verkeersafwikkeling wordt aldaar verbeterd door de aanleg van een bypass.

In de door de verzoeker om onteigening gewenste wijze van planuitvoering wordt inzicht verschaft door het bestemmingsplan met de daarbij behorende planregels, toelichting en verbeelding, als ook door de zakelijke beschrijving en de inrichtingstekeningen behorende bij het onteigeningsplan.

De kosten voor de verdubbeling van de N34 worden door de provincie Drenthe gedragen en worden uit de bestaande begroting gedekt.

Om de werken en werkzaamheden ter uitvoering van het bestemmingsplan tijdig te kunnen realiseren, wenst de provincie Drenthe de eigendom, vrij van lasten en rechten, te verkrijgen van de in het onteigeningsplan begrepen onroerende zaken.

De verzoeker heeft met de eigenaren overleg gevoerd om deze onroerende zaken minnelijk in eigendom te verkrijgen. Dit overleg heeft vooralsnog niet tot (volledige) overeenstemming geleid. Omdat het ten tijde van het verzoek naar het oordeel van de verzoeker niet aannemelijk was dat het overleg op afzienbare termijn tot vrijwillige eigendomsoverdracht zou leiden, hebben provinciale staten van Drenthe tot hun onteigeningsverzoek besloten, om de tijdige verwezenlijking van het bestemmingsplan zeker te stellen.

Uit de Ons bij het verzoek overgelegde zakelijke beschrijving blijkt dat de provincie voornemens is om in maart 2018 te starten met de aanbestedingsprocedure. Volgens planning zullen de werkzaamheden in februari 2019 starten en zal het werk worden opgeleverd in augustus 2020. Daarmee is aannemelijk dat zal worden voldaan aan de door Ons voor de aanvang van de werken en werkzaamheden gehanteerde termijn van ten hoogste vijf jaar na de datum van dit aanwijzingsbesluit.

Zienswijzen

Binnen de termijn dat het ontwerp koninklijk besluit ter inzage heeft gelegen is daarover een zienswijze naar voren gebracht door H. Reinders, eigenaar van de onroerende zaken met grondplannummer 6 en 11, J. Meijer en Asperge- en akkerbouwbedrijf Reinders, verder te noemen: reclamanten.

Overeenkomstig artikel 78, vierde lid, van de onteigeningswet heeft Onze Minister reclamanten in de gelegenheid gesteld te worden gehoord in een op 1 februari 2018 te Coevorden gehouden hoorzitting. Reclamanten hebben van deze gelegenheid gebruik gemaakt.

Overwegingen naar aanleiding van de zienswijzen

Wij hebben hetgeen reclamanten in hun zienswijze naar voren brengen samengevat in de hierna volgende passage. Daarbij hebben wij tevens Onze overwegingen bij de zienswijze weergegeven.

De zienswijze van reclamanten

1.1

Reclamanten voeren aan dat vanaf december 2016 op constructieve wijze overleg is gevoerd met de provincie Drenthe om te komen tot aan- en verkoop van de grond die nodig is voor de verdubbeling van de N34. Er zijn voorstellen gewisseld en reclamanten wachten op een reactie van de provincie op de door hen geplaatste kanttekeningen bij een Concept Verkoopovereenkomst van oktober 2017. Voor de verbreding van de N34 moet het mestbassin op het perceel met grondplannummer 11 worden verplaatst, want het traject van de weg loopt over dit mestbassin. In de overeenkomst van oktober 2017 zijn daartoe opschortende voorwaarden opgenomen. Hierin is opgenomen dat de provincie een omgevingsvergunning voor de verplaatsing van het mestbassin regelt met de gemeente Emmen. Ondanks herhaalde toezeggingen van de provincie is een vergunning nog niet verleend. Daarnaast moeten voor de bereikbaarheid na verplaatsing van het mestbassin enkele bomen worden gekapt. Ook hiervoor regelt de provincie de benodigde vergunning, maar ook deze vergunning is nog niet verleend. De opschortende voorwaarden geven reclamanten geen zekerheid en de vergunning voor verplaatsing van het mestbassin is van groot belang voor de bedrijfsvoering en lopende afspraken over mestontvangst. Om de verplaatsing van het mestbassin te bekostigen hebben reclamanten een voorschot gevraagd op de schadeloosstelling, maar de provincie heeft daarop niet gereageerd. Andere aspecten waarover reclamanten een bevestiging willen, zijn de keuze voor stelconplaten, de beschikbaarheid van vrijkomende grond, dat de leges voor de vergunning voor rekening van de provincie komen en de vergoeding van deskundigenkosten.

Ad 1.1

Verzoeker en reclamanten hebben, zoals reclamanten zelf ook aangeven, in beginsel overeenstemming bereikt over een minnelijke regeling; dit naar aanleiding van de biedingsbrief van 6 december 2016 en het daaropvolgende overleg op 22 december 2016 en op 11 januari 2017. Bij brief van 15 februari 2017 heeft verzoeker aan reclamanten bevestigd, dat er overeenstemming is bereikt over de schadeloosstelling onder voorbehoud van de technische detaillering voor de verplaatsing van het mestbassin en de laad- en losplaats. In deze brief is opgenomen dat reclamanten een verkoopovereenkomst ontvangen, nadat de technische detaillering voor de verplaatsing van het mestbassin en de laad- en losplaats is vastgesteld. In deze brief is ook opgenomen dat, totdat het moment van eigendomsoverdracht, de percelen van reclamanten worden meegenomen in de onteigeningsprocedure.

In de periode daarna is gesproken over de uitwerking van de technische zaken. Tijdens het overleg op 3 april 2017 heeft verzoeker reclamanten medegedeeld dat de gemeente Emmen bereid is om mee te werken aan de vergunning voor de verplaatsing van het mestbassin. Tijdens het overleg op 10 augustus 2017 is door verzoeker toegezegd dat hij met de gemeente Emmen in overleg gaat over het vergunningtraject en dat reclamanten op dit punt worden ontzorgt. Verzoeker heeft vervolgens een concept verkoopovereenkomst opgesteld, waarin de afspraken zijn opgenomen. Op 31 augustus 2017 heeft de adviseur van reclamanten voorgesteld – in reactie op de concept verkoopovereenkomst – dat de akte van levering zal plaatsvinden onder opschortende voorwaarden voor het verkrijgen van de vergunning voor het verplaatsen van het mestbassin en de vergunning voor het kappen van de bomen. De concept verkoopovereenkomst is door verzoeker op dit punt aangepast en aan reclamanten toegezonden. Op verzoek van reclamanten heeft verzoeker op 1 oktober 2017 de concept verkoopovereenkomst nogmaals gestuurd. Op 10 oktober 2017 reageren reclamanten op de voorgelegde concept verkoopovereenkomst en vragen daarin een voorschot van 80% van de schadeloosstelling om de verplaatsing van het mestbassin te kunnen financieren. Reclamanten hebben niet duidelijk gemaakt dat zij deze som geld vooruitlopend op de aktepassering daadwerkelijk nodig hebben. Verzoeker stelt zich daarom vooralsnog op het standpunt dat een voorschot van 80% niet redelijk is. Vervolgens voeren reclamanten in hun zienswijze aan dat de opschortende voorwaarden hen geen zekerheid geeft over de afgifte van een vergunning voor het verplaatsen van het mestbassin en het kappen van de bomen. Reclamanten willen om deze reden de voorgelegde verkoopovereenkomst niet ondertekenen.

Op 23 november 2017 hebben reclamanten contact opgenomen met verzoeker naar aanleiding van de kennisgeving van Onze Minister van 21 november 2017 en hebben gevraagd naar de stand van zaken van de vergunning. Op dat moment was er nog geen aanvraag ingediend. Verzoeker heeft in december 2017 overleg gevoerd met de gemeente Emmen en reclamanten konden een principeverzoek tot verplaatsen en vergroten van het mestbassin indienen. Verzoeker heeft dit op 20 december 2017 aan reclamanten medegedeeld en bij brief van 22 december 2017 hebben reclamanten een principeverzoek ingediend. Vervolgens heeft verzoeker op 24 januari 2018 de formele aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend bij de gemeente Emmen. Verzoeker heeft verklaard dat in beginsel binnen 14 weken een omgevingsvergunning kan worden afgegeven. Overigens heeft verzoeker tijdens de hoorzitting nog te kennen gegeven dat de gemeente Emmen bij de voorverkenning heeft aangegeven, en ook ambtelijk heeft bevestigd, dat zij de kans dat hier iemand anders dan reclamanten als belanghebbende in deze procedure wordt aangemerkt, nihil acht. Voor de bereikbaarheid van het nieuwe mestbassin zullen volgens reclamanten drie bomen gekapt moeten worden. Op 16 januari 2018 heeft de gemeente Emmen de benodigde omgevingsvergunning aangevraagd, omdat zij eigenares is van de bomen.

Gelet op het bovenstaande constateren Wij dat vast staat dat nog geen volledige overeenstemming is bereikt. Er is op hoofdlijnen overeenstemming over een minnelijke regeling, maar nog niet alle voorwaarden om tot eigendomsoverdracht te komen zijn uitonderhandeld. Daarbij nemen Wij in aanmerking dat verzoeker voor de vergunningverlening afhankelijk is van derden, in casu de gemeente Emmen. Verzoeker heeft daartoe stappen gezet en heeft op 24 januari 2018 de omgevingsvergunning aangevraagd. Gelet hierop zijn Wij van oordeel dat het bedrijfsbelang van reclamanten, dat met het verkrijgen van de vergunning is gediend, voldoende is gewaarborgd.

Tijdens de hoorzitting is door reclamanten nog benadrukt dat zij niet diegene willen zijn die de verdubbeling van de N34 tegenhouden, want zij vinden de verdubbeling van groot belang. Reclamanten willen de grond graag verkopen aan de provincie, maar dan wel met een vergunning voor verplaatsing van het mestbassin. Verzoeker heeft tijdens de hoorzitting erkend dat het niet zo had moeten lopen met de vergunningaanvraag en heeft toegezegd zich in te spannen om op korte termijn duidelijkheid te geven. Een aantal kwesties moet nog worden afgehandeld. Hierbij merken Wij op, dat volgens de onteigeningspraktijk het bereiken van een grote mate van overeenstemming niet in alle gevallen leidt tot een probleemloze eigendomsoverdracht. Nu de juridische en feitelijke levering van deze onroerende zaken nog niet heeft plaatsgevonden, blijft aanwijzing ter onteigening ervan dan ook noodzakelijk.

Gelet op het vorenstaande geeft de zienswijze van reclamanten Ons geen aanleiding om het verzoek tot aanwijzing ter onteigening geheel of gedeeltelijk af te wijzen.

Overige overwegingen

Uit de bij het verzoek overgelegde stukken blijkt, dat de in het onteigeningsplan begrepen onroerende zaken bij de uitvoering van het bestemmingsplan niet kunnen worden gemist.

Ons is niet gebleken van feiten en omstandigheden die overigens de toewijzing van het verzoek in de weg staan. Het moet in het belang van een goede ruimtelijke ontwikkeling worden geacht dat de provincie Drenthe de vrije eigendom van de door Ons ter onteigening aan te wijzen onroerende zaken verkrijgt.

Wij zullen, gelet op het hierboven gestelde, het verzoek van provinciale staten van Drenthe tot het nemen van een besluit krachtens artikel 78, eerste lid, van de onteigeningswet gedeeltelijk toewijzen.

BESLISSING

Gelet op de onteigeningswet,

op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 16 maart 2018, nr. RWS-2018/8738, Rijkswaterstaat Corporate Dienst;

gelezen het besluit van provinciale staten van Drenthe van 19 april 2017, nummer 2017-775;

gelezen de voordracht van gedeputeerde staten van Drenthe van 3 mei 2017, kenmerk 201600033-00693757;

gelezen de brieven van gedeputeerde staten van Drenthe van 31 augustus 2017, kenmerk 201600033-00713379, van 11 september 2017, kenmerk 201600033-00714484, van 25 oktober 2017, kenmerk 201600033- 00722012, van 8 maart 2018, kenmerk 201600033-00744899, en de brief van de adviseur van de provincie van 28 september 2017, zonder kenmerk;

de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, advies van 25 april 2018, no. W04.18.0059/I;

gezien het nader rapport van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 8 mei 2018, nr. RWS-2018/16124, Rijkswaterstaat Corporate Dienst.

Hebben Wij goedgevonden en verstaan:

Voor de uitvoering van het bestemmingsplan Buitengebied, verdubbeling N34 van de gemeente Emmen ten name van de provincie Drenthe ter onteigening aan te wijzen de onroerende zaken, aangeduid op de grondtekening die ingevolge artikel 78 van de onteigeningswet in de gemeente Emmen en bij Rijkswaterstaat Corporate Dienst te Utrecht ter inzage heeft gelegen en die zijn vermeld op de bij dit besluit behorende lijst.

Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is belast met de uitvoering van dit besluit, dat in de Staatscourant zal worden geplaatst en waarvan afschrift zal worden gezonden aan de Afdeling advisering van de Raad van State.

Wassenaar, 14 mei 2018

Willem-Alexander

DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES, K.H. Ollongren

LIJST VAN DE TE ONTEIGENEN ONROERENDE ZAKEN

ONTEIGENINGSPLAN: Verdubbeling N34 Emmen

VERZOEKENDE INSTANTIE: Provincie Drenthe

 

Van de onroerende zaak, kadastraal bekend, gemeente Emmen

Grondplan nr.

Te onteigenen grootte

Als

Ter grootte van

Sectie en nr.

Ten name van

ha

a

ca

ha

a

ca

1

0

21

72

terrein (grasland)

5

06

18

U 384

Antonius Johannes Stokman, Noord-Sleen;

                 

Opstalrecht nutsvoorzieningen: Saranne B.V., Arnhem.

3

0

11

11

terrein (akkerbouw)

8

02

45

U 404

Geert Roelof Gruppen, gehuwd met Lubberdina Visser, Emmen.

5

0

10

87

terrein (akkerbouw)

5

42

80

U 103

Geert Roelof Gruppen, gehuwd met Lubberdina Visser, Emmen.

6

0

08

87

terrein (akkerbouw)

1

30

05

U 505

Hendrik Reinders, gehuwd met Johanna Meijer, Emmen.

8

0

24

49

terrein (akkerbouw)

1

26

30

U 509

Luchien Strating, gehuwd met Hinderika Scheve, Emmen;

Opstalrecht nutsvoorzieningen: Saranne B.V., Arnhem.

9

1

02

70

terrein (akkerbouw)

2

02

90

U 508

Noorderdierenpark B.V., Emmen;

Opstalrecht nutsvoorzieningen: Saranne B.V., Arnhem.

11

0

19

85

terrein (akkerbouw)

2

15

90

U 188

Hendrik Reinders, gehuwd met Johanna Meijer, Emmen.

14

0

05

66

terrein (grasland)

5

94

23

U 400

Antonius Johannes Stokman, Noord-Sleen;

Zakelijk recht als bedoeld in art.5, lid 3,onder b, van de belemmeringenwet privaatrecht: Nederlandse Aardolie Maatschappij B.V., Assen, zetel: ’s-Gravenhage;

Zakelijk recht als bedoeld in art.5, lid 3,onder b, van de belemmeringenwet privaatrecht: EBN B.V., Utrecht;

Opstalrecht nutsvoorzieningen Nederlandse Aardolie Maatschappij B.V., Assen, zetel: ’s-Gravenhage;

Opstalrecht nutsvoorzieningen op gedeelte van perceel: Nederlandse Aardolie Maatschappij B.V., Assen, zetel: ’s-Gravenhage;

Opstalrecht nutsvoorzieningen op gedeelte van perceel: EBN B.V., Utrecht.

18

0

76

32

terrein (grasland)

7

69

33

U 389

Gerhardus Strating, Emmen;

Opstalrecht nutsvoorzieningen: Saranne B.V., Arnhem.

20

0

95

73

terrein (grasland)

12

85

49

U 392

Gerhardus Strating, Emmen;

Opstalrecht nutsvoorzieningen: Saranne B.V., Arnhem;

Opstalrecht nutsvoorzieningen op gedeelte van perceel: Nederlandse Aardolie Maatschappij B.V., Assen, zetel: ’s-Gravenhage;

Opstalrecht nutsvoorzieningen op gedeelte van perceel: EBN B.V., Utrecht.

22

0

32

16

terrein (akkerbouw)

2

37

40

U 192

Luchien Strating, gehuwd met Hinderika Scheve, Emmen;

Opstalrecht nutsvoorzieningen op gedeelte van perceel: Saranne B.V., Arnhem.

Naar boven